NL8007087A - Vloeistofafstrijker. - Google Patents

Description

*) £ i VO 1368

Vloèistofafstrijker.

De uitvinding heeft betrekking op een vloeistofafstrijker voor een staaf, aan het oppervlak waarvan een vloeistof hecht.

Het controleren van de vloeistofstand in een gesloten vat of een reservoir met een meetstaaf, is alleen dan mogelijk, wanneer 5 de vloeistofmarkering op de meetstaaf goed afleesbaar is.

Wanneer echter, zoals bij het controleren van de oliestand bij motorvoertuigen, de vloeistof vooraf in beweging was, moet voor het meten de oliefilm vooraf van de meetstaaf verwijderd worden.

Een voor het controleren geschikte vloeistofmarkering wordt pas bij 10 een opnieuw steken van een gereinigde meetstaaf verkregen.

Het reinigen van de meetstaaf geschiedt in de regel door afwissen met een doek of door het langs een uitstekend deel van de motor afstrijken van de meetstaaf. Beide reinigingsmethoden worden als onbevredigend ondervonden.

15 Daarom, omdat de van de uitgetrokken meetstaaf afdruppe- lende olie verontreiniging van de kleding, resp. bij het gebruik van een doek en verontreiniging van de handen praktisch niet uitsluit. Anderzijds wordt, wanneer de uitgetrokken meetstaaf door het afstrijken langs een motorwiel gereinigd wordt, ook de motor zelf verontreinigd 20 en anderzijds, doordat de uit de motorruimte neerdruppelende, afgestreken olie de omgeving extra verontreinigd.

In het bijzonder echter hebben tot nog toe alle bekende reinigingsmethoden het nadeel, dat de van de meetstaf afgestreken olie niet weer in de oliebak teruggevoerd wordt. Deze op zichzelf kleine 25 oliehoeveelheden kunnen echter bij een veelvuldige controle van de oliestand, zoals dit bij toenemende leeftijd ook in toenemende mate noodzakelijk is, zich tot aanzienlijke hoeveelheden sommeren. Hetzelfde geldt ook voor nieuwe voertuigen, bijv. sterk opgevoerde motoren, waarbij uit veiligheidsgronden een controle van de oliestand 30 praktisch elke dag eenmaal moet plaatsvinden.

Het doel van de uitvinding is een handig apparaat te verschaffen, waarmee de de meetstaaf bevochtigende olie zonder gevaar tot vervuiling verwijderd en gelijktijdig weer in de oliebak teruggevoerd kan worden.

35 Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, door dat op elk van twee benen, welke onderling beweeglijk met elkaar ver- 8007087 -2-.

4 * » tonden zijn, een naar tiet andere been toegekeerde afatrijklaag aanwezig is, welke bet oppervlak van de staaf bij bet af strijken beïnvloedt .

Met een aldus uitgevoerde vloeistofafstrijker kan con-5 trole van de oliestand zonder problemen' plaatsvinden. Hiertoe worden de beide benen in een de .meetstaaf daartussen’opsluitende wijze precies op die plaats van de meetstaaf geperst,.waar deze buiten de standbuis naar buiten steekt. Wanneer nu de.meetstaaf uit oliebak wordt getrokken, strijkt de olie automatisch bij het doortrekken van de meet-. 10 staaf onder de benen af. Gelijktijdig loopt de afgestrekèn olie op grond van de keuze van bet afstrijkpunt door de standbuis weer terug naar de oliebak. De uitgetrokken staaf is dus schoon en verontreinigingen door afdruppelende olie aan banden en kleding zijn dus uitge-' sloten.

15 Voorts kan de vloeistofafstrijker op grond van zijn vorm gemakkelijk door leken gehanteerd worden. Hierbij is vooral de beves-tigingsplaats van de vloeistofafstrijker' voordelig.

Dit voordeel ontstaat, doordat de vloeistofafstrijker met slechts een hand zowel om de meetstaaf zelf' als op de opening van 20 de standbuis geperst kan worden. Als gevolg van deze mogelijkheid van het uitoefenen van druk in twee richtingen, wordt wegglijden van de vloeistofafstrijker ook dan vermeden, wanneer de meetstaaf met de nog vrije hand tussen de benen afgestreken wordt. Door het persen op de standbuisopening wordt verhinderd, dat afgestreken olie niet buiten 25 de standbuisopening kan komen.

Ha het afstrijken is slechts dat deel van de afstrijkkant met olie bezet, dat de standbuisopening tijdens het uittrekken van de meetstaaf heeft afgedekt.

Deze aan de afstrijkkant hechtende vloeistof kan gemakke-30 lijk worden verwijderd, doordat men de benen van de vloeistofafstrijkers samenperst en deze over de rand van. de opening van de standbuis trekt. Hierdoor wordt ook het door de afgestreken olie bevochtigde deel van de vloeistofafstrijker gereinigd. Met behulp van deze vloeistofafstrijker wordt dus het oorspronkelijke door de vochtige oliemeetstaaf veroorzaak-35 te gevaar voor verontreiniging niet op de reinigende inrichting overgedragen. Meer nog wordt dit door een gelijktijdig terugvoeren'van de afgestreken olie in hoge mate verminderd.

8007087 4> t -3-

Volgens een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de benen onderling zwenkbaar in een draaipunt gelegérd.

Op grond van deze uitvoeringsvorm van de vloeistofafstrijker kan door bet zwenken van de benen ten opzichte van elkaar 5 een klemverking tussen de benen bereikt worden.

Deze klemverking is voldoende om ook een taaie vloeistof •van de meetstaaf af te strijken. Bovendien wordt door de zwenkbare uitvoeringsvorm van de benen de vloeistofafstrijker klein, licht en goedkoop in fabricage.

10 _ Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder verwijzing naar de tekening nader- besproken. Daarin zijn enkele uitvoeringsvormen weergegeven. In de tekeningen toont: figuur 1 een bovenaanzicht van een vloeistofafstrijker, figuur 2 een zijaanzicht van de vloeistofafstrijker, 15 figuur 3 een zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de vloeistofafstrijker, figuur h een zijaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van een afstrijker.met afloopnok, figuur 5 een bovenaanzicht van een vloeistofafstrijker 20 met vingerbeveiliging, figuur 6 een zijaanzicht van een vloeistofafstrijker met vingerbescherming, « figuur T een bovenaanzicht van een vloeistofafstrijkecmet een afstrijklaag op de bevestigingsknop, 25 figuur 8 een bovenaanzicht van een vloeistofafstrijker met dubbele afstrijklaag, figuur 9 een bovenaanzicht van een vloeistofafstrijker met tweeeverschillende afstrijklagen, figuur 10 een bovenaanzicht van een eenarmige vloeistof- 30 afstrijker en figuur 11 een zijaanzicht van een eenarmige vloeistofafstrijker.

Een vloeistofafstrijker, zoals deze in figuur 1 is weergegeven, bestaat in hoofdzaak uit twee benen 1,2, welke om een draai-35 punt 3 onderling zwenkbaar gelegerd zijn.

De beide benen 1,2 worden in het bereik van een heves-tigingskop 16 door een veer k onderling belast.

8007087 -k-

De veer ^ is als een spiraalveer uit gevoerd, welke zich met de spiraal 17 door een verdieping 18 uitstrekt. Deze verdieping 18 verloopt dwars op de langsas van de henen 1, 2 in het bereik van het draaipunt 3 en bestaat uit twee halve schalen, die elk in een been 5 1,2 tegenover elkaar liggend, zijn gevormd.

Vanaf elk einde van de spiraal 17 strekt zich een veer-been 19, 20 uit langs tegenover elkaar gelegen flanken 21, 22 van de benen 1,2. Aan hun einden zijn de veerbenen 19, 20 van haken 23, 2U voorzien, welke zich vanaf de veerbenen 19, 20 naar elkaar toe uitstrek-10 ken.

•prik van de haken 23, 2k belast een van de benen 1, 2 in groeven 25, 26, welke aanwezig zijn op de van elkaar afgekeerde oppervlakken 27, 28 van de benen 1, 2 en dwars op de langsrichting daarvan. De groeven 25, 26 zijn in het bereik van de bevestigingskop 15 16 in de oppervlakken 27, 28 van de benen 1, 2 gevormd.

Als gevolg van de door de spiraal 17 uitgeoefende veerkracht worden de benen 1,2 in het bereik van de bevestigingskop 16 tegen elkaar gedrukt. Op deze wijze liggen de benen 1, 2 met steunvlakken 29, 30 die gevormd zijn op de tegenover elkaar gelegen vlak-20 ken van een been 1, 2 tegen elkaar.

In het bereik van de steunvlakken 29, 30 zijn in de benen 1, 2 uitsparingen 31, 32 gevormd, reik voor de helft in een been 1, 2 gelegen zijn. Beide uitsparingen 31, 32 hebben de vorm van een linze. Een grotere uitsparing 31 grenst aan het vooreinde 33 van de 25 benen 1,2, terwijl voor wat betreft zijn lengte en doorlaat kleinere afmeting 32 nabij het draaipunt 3 ligt.

Tussen de beide uitsparingen 31, 32 zijn delen van de steunvlakken .29, 30 aanwezig, zodat de beide uitsparingen 31, 32 niet in elkaar overgaan.

30 Ten opzichte van het vooreinde 33 is de grote uitsparing 31 door een gedeelte van de oplegvlakken 29, 30 gescheiden. In de richting van het vooreinde 33 loopt de grote uitsparing 31 spits toe.

Terwijl de bevestigingskop 16 door beendelen 8, 9 wordt gevormd, welke in de richting van het vooreinde 33 voor het draaipunt 35 3 liggen, zijn achter het draaipunt 3 beendelen 6, 7 gevormd, welke met hun aan het vooreinde 33 afgekeerde eind 10, 11 van elkaar afstaan. De beendelen 6, 7 zijn van, naar elkaar toegekeerde binnenvlakken 12, 8007087 J t -5- / 13 voorzien, waarop afstrijkvlakken 34, 35 gevormd zijn. Deze afstrijkvlakken kunnen uit een zacht materiaal bestaan,dat in staat is, een bijv. als staaf 3 6 uit gevoerd lichaam licht te omsluiten, wanneer de afstrijkvlakken 34, 35 in de richting van deze staaf 36 bewogen 5 worden. Daarbij wordt doelmatig een materiaalsoort gebruikt, welke in staat is, enerzijds vloeistof van de staaf 36 af te strijken en anderzijds vloeistofresten op te zuigen. In het bijzonder moet in dit verband aan rubber en schuimstof gedacht worden.

De afstrijkvlakken 34, 35 strekken zich op de binnenvlak-10 ken 12, 13 in de richting van het draaipunt 3, uit. De beide binnenvlakken 12, 13 lópen onder een scherpe hoek vanaf de beide einden 10,.

11 naar elkaar toe en vormen in het bereik van de delen van de opleg-vlakken 29, 30, dat zich vanaf het draaipunt 3 in de richting van de einden 10, 11 uitstrekt, een hoekpunt 37. In. dit hoekpunt 37 komen de 15 afstrijkvlakken 34, 35 uit. Op deze wijze vormen de afstrijkvlakken 3^, 35 eveneens een scherpe hoek, zodat af te strijken staven 36 van;, verschillende diameter zonder moeite tussen de beide afstrijkvlakken 34, 35 een plaats kunnen vinden.

Voor het afstrijken wordt een staaf 36, welke aan een 20 uiteinde 38 met een vloeistof, bijv. olie bevochtigd is en aan zijn overliggende einde als greep 38 kan zijn uitgevoerd, tussen de beide afstrijkvlakken 34, 35 gevoerd. Daarbij loopt de staaf 36 met de langsas ongeveer haaks op de langsas van de benen 1, 2.

De staaf 36 wordt doelmatig in de richting van het 25 greepeinde 39 boven het bevochtigde einde 38 tussen de afstrijkvlakken 34 en 35 gebracht. Vervolgens worden de beide einden,IQ,. 11 van de benen 1, 2 naar elkaar toe gedrukt, zodat de afstrijkvlakken 34, 35 het oppervlak van de staaf 36 gelijkmatig omsluiten.

De daarbij ontwikkelde druk op de e-nden 10, 11, moet' 30 zodanig bemeten zijn, dat de afstrijkvlakken 34, 35 tegen het oppervlak van de staaf aanliggen, dat echter de staaf 36 niet tussen de binnenvlakken 12, 13 wordt vastgeklemd.

Vervolgens wordt de staaf 36 aan het greepeinde 39 aangevat, en in de langsrichting gtrokken. Daarbij strijken de afstrijk-35 vlakken 34, 35 over het oppervlak van de staaf 36, zodat de op het .

vlak van de staaf hechtende vloeistof delen daardoor afgestreken worden.

De op deze wijze schoon gemaakte staaf 36 kan nu voor 8007087 -6- het meten van de oliestand worden gebruikt, ’ welke bijv. van de olie in een oliebak. Daartoe is aan het vochtige uiteinde 38 van de staaf 36 een meetstaaf 1*0 gevormd, welke bij een bepaalde insteekdiepte van de staaf 36 de hoogste van de vloeistof stand bijv. in de oliebak aan-5 geeft. Voor het meten van deze oliestand wordt de door de afstrijk-vlakken 3^·, 35 schoongemaakte staaf 36 nogmaals in een daartoe aanwezige geleiding in de olie van de bak gestoken en weer naar buiten getrokken. Het daarbij opnieuw bevochtigen van de staaf is een maat voor de hoogte van de in de oliebak aanwezige oliestand. In het geval 10 dat door deze wijze uitgevoerde *i.; ..„· meting nog geen bevredigend resultaat geeft, dan kan de.:staaf 36 opnieuw tussen de afstrijkvlakken 3b t 35 op reeds beschreven wijze schoongemaakt en opnieuw in de olie van de oliebak gestoken worden.

Ha het beëindigen van de meting wordt., de staaf 36 weer 15 ia de oliebak gstoken. Het greepeinde 39 reikt buiten de niet weergegeven oliebak, zodat dit voor een nieuwe meting aangevat kan worden. Op dit greepeinde 39 kan de vloeistofafstrijker bevestigd worden, doordat de beide benen 1,2 door druk op de einden 10,11. om een draaipunt 3 gezwenkt worden. Daarbij bewegen de beide benen 1, 2 in het bereik 20 van het vooreinde 33 van elkaar af, zodat tenminste, de grootste van de beide uitzwaaien 31, 32 een doorlaat verkrijgt, waarin het greepeinde 39 een plaats kan vinden. In deze geopende toestand van de vloeistofafstrijker kan het greepeinde 39 tussen de beide benen 1, 2 gevoerd worden. Nauhet sluiten van de vloeistofafstrijker drukken de 25 beide benen 1, 2 als gevolg van de door de veer b geleverde kracht het greepeinde 39 in het bereik van de uitsparingen 31, 32.

Op deze wijze bestaat de zekerheid, dat de vloeistofafstrijker altijd daar te vinden is, waar deze bij een volgende meting van de vloeistofstand nodig is. Wanneer de staaf 36 een kleine 30 diameter heeft, dan wordt de kleinste van de beide uitsparingen 31, 32 voor het bevestigen van de vloeistofafstrijker aan de staaf 36 gebruikt .

Om de kracht, waarmede de beide benen 1,-2 naar elkaar toe gezwenkt moeten worden, doelmatig over de beide benen 1, 2 te ver-35 delen, is het mogelijk, de einden 10, 11 van een drukvlak 1*1 voor de vingers te voorzien. Dit drukvlak 1*1 kan rond zijn uitgevoerd. Bovendien kan de uitsparing een verdieping hebben, welke in overeenstemming 8007087 * * * -7- zijn met de vingertoppen, velke op de drukvlakken i+1 werken.

Bovendien is het ook mogelijk de drukvlakken 1+1 als halfcirkelvormige vlakken l+2 uit te voeren, velke -uitsluitend uit een van de heide flanken 21, 22 van elk heen 11, 2...naar huiten reiken.

5 De uitvoeringsvorm als halfcirkelvormig vlak i+2 heeft het voordeel, • dat de vloeistofafstrijker slechts hoven die flank 22 moet vorden aangehracht, vaar hij het afstrijken van de staaf 36 de afgestreken vloeistof naar omlaag vloeit. Het gevaar, dat de gebruiker van de vloeistofafstrijker hij het afstrijken van de vloeistof vuil vordt, 10 is daardoor hetrekkelijk klein.

De vloeistofafstrijker kan ook aan die flank 22, vaarde afgestreken vloeistof tijdens het afstrijken naar omlaag vloeit, van een geleidingsprofiel 33 zijn voorzien. Dit geleidingsprofiel is hij v. uit gevoerd als een afdruipnok, velke dient dat de af gestreken 15 vleoistof in een bepaalde richting vegdruppelt. Met dit profiel 1+3 kan de vleoistof af strijker bijv. over de opening van een niet veer-gegeven tank vorden gehouden, zodat de van de staaf 3 6 af gestreken vloeistof met. zekerheid in de opening van die tank druppelt.

Doelmatig kan het afstrijkvlak 3^, 35 op die vijze zijn 20 uitgevoerd, velke het gemakkelijker maakt, het oppervlak van de staaf 36 geheel te omsluiten, vanneer de henen 1, 2 in het bereik van hun einden 10, 11 naar elkaar toe hevogen vorden. Voor dit doel kunnen in de afstrijkvlakken 3*+, 35 verdiepingen 1+1+, 1*5 aanvezig zijn, velke bijv. in elk van de afstrijkvlakken 3^, 35 halfrond uitgevoerd kunnen 25 zijn. Andere uitvoeringsvormen zijn echter ook naargelang de vorm van de staaf 36, mogelijk,

De verdiepingen 1+1+, 1+5 kunnen aan het profiel van de staaf 36 zijn aangepast. Zij kunnen echter ook kleiner of groter zijn, naargelang de keuze van het voor de afstrijkvlakken 3*+, 35 toegepaste 30 . materiaal. Het is ook mogelijk een aantal verdiepingen 1+1+, 1+5 in het bereik van de afstrijkvlakken 3*+, 35 naast elkaar aan te brengen. Deze verdiepingen bh, 1+5 kunnen naargelang de verschillende profielen van de staaf 36 groter of kleiner uitgevoerd zijn. Van beslissende betekenis is echter, dat het aanbrengen van verdiepingen kb, 1+5 in de beide 35 tegenover elkaar gelegen benen 1, 2 zodanig plaatsvindt, dat zij bij \ het zvenken van de beide benen 1, 2 een met de staaf 36 overeenstemmend profiel aanvullen.

8007087 -8-

De2e uitvoeringsvorm kan doelmatig met die verenigd worden, waarbij een geleidingsprofiel k3 aanwezig is, met behulp waarvan de afgestreken vloeistof in een bepaalde richting kan worden gestuurd. Doelmatig worden dergelijke geleidingsprofielen b3 in het bereik van 5 de verdiepingen M-, h-5 aangebracht, zodat de van de verdiepingen Ml, U5 afgestreken vloéistofhoeveelheden door het geleidingsprofiel in een bepaalde richting gevoerd worden.

Om de gebruiker van de vloeistofafstrijker tegen verontreinigingen te beschermen, steken in de regel de drukvlakken Ul,.

10 resp. halfcirkelvormige vlakken k2 uit. Bij sterk spattende of agressieve vloeistoffen zal het daarenboven doelmatig zijn, beschermkap-pen ké, ^7 te gebruiken. Deze beschermkappen welven over de drukvlakken Ml in een hoogte, welke het mogelijk maakt, vingers voor het bedienen van de vloeistofafstrijker in een holte 1*8 te brengen, welke 15 door de beschermkappen b6, Vf enerzijds en de drukvlakken M,.resp. halfcirkelvormige vlakken k2 anderzijds gevormd worden. Van'.de beschermkappen k6, kj lopen de vloeistofdruppels weg, zonder dat de binnen de holte U8 gestoken vingers daardoor bevochtigd worden. De beschermkappen k6, h-7 kunnen als opsteekeinden uit gevoerd zijn, welke 20 met een mof h-9 op de benen 1, 2 geschoven worden. Daarbij kan als beschermkappen b6, bj elk materiaal worden gebruikt. In het bijzonder moet hier worden gedacht aan kunststof of rubber, welke materialen betrekkelijk bestand zijn tegen agressieve vloeistof.

Het is ook mogelijk, een van de beide uitsparingen 33,-32 25' in het bereik van de naar elkaar toe gekeerde vlakken 5Q, 51 van een afstrijkmateriaal 52 te voorzien. Dit afstrijkmateriaal 52 is doelmatig anders uitgevoerd dan dat van de afstrijkvlakken 3^, 35·

Zo is het bijv. denkbaar, in het bereik van de uitsparing 31 een grof af strijken te doen plaatsvinden, waarbij bijv. ook 30 vuil van het oppervlak van een staaf 36 afgestreken kan worden. Vervolgens wordt tussen de afstrijkvlakken 3^, 35 een fijne afstrijkhan-deling uitgevoerd, waarbij ook kleine vloeistofdeeltjes bijv. in de uit sterk opzuigend materiaal uitgevoerde afstrijkvlakken 3^, 35 blijven hangen.

35 Het is ook mogelijk de vloéistofafstrijker zodanig uit te voeren, dat ter weerszijden van het draaipunt 3 afstrijkvlakken 3^, 35s resp. 3^a, 35a aanwezig zijn. In dit geval wordt er bewust van af- 8007087 • . -.-9- gezien, deuvloeistofafstrijker van een bevestigingsknop 16 te voorzien. Meer nog lopen ter weerszijden van Het draaipunt 3 de benen 1, 2 in de einden 10, 11, resp. IQa, resp. 11a uit. Ter weerszijden van Het draaipunt vormen de benen 1, 2 scherphoekig naar elkaar toe lopende 5 binnenvlakken 12, 13, resp. 12a, 13a. Op deze scherphoekig naar elkaar toelopende binnenvlakken zijn de afstrijkvlakken 34, 35» resp. 34a 35a bevestigd.

Deze afstrijkinridating wordt op een andere plaats dan die voor het gebruik bewaard. De inrichting kan in het bijzonder dan 10 worden toegepast, wanneer een aantal vloeistofmeetstaven chronologisch achter- elkaar bekeken moeten worden. In dit geval komt het er in het bijzonder op aan, zo veel mogelijk afstrijkvlakken 34, 35 ter beschikking te hebben, terwijl de plaatsen van gebruik voortdurend wisselen.- Het is echter ook mogelijk, ter weerszijden van het draaipunt 3 15 afstrijkvlakken 34, 35 uit verschillend materiaal te gebruiken. Zo kan bijv. aan de ene zijde van het draaipunt 3 een afstrijkvlak 34, 35 van grove samenstelling 53 aanwezig zijn, terwijl aan de andere zijde van het draaipuntmateriaal 54 van een fijnere samenstelling wordt gebruikt. De verschillende afstrijkmaterialen dienen voor het af-20 strijken van verschillende soorten vloeistof. Het is ook mogelijk, de afstrijkvlakken eenzijdig voor het af strijken van verontreinigde vloeistof te gebruiken, terwijl de andere afstrijkvlakken 34a, 35a worden gebruikt om minder verontreinigde vloeistof van de staaf 36 af te strijken. In deze gevallen wordt de afstrijkinrichting allereerst 25 in het bereik van de einden 10, 11 door de voor het zwenken van de benen 1, 2 noodzakelijke kracht belast. Daarbij omsluit het materiaal van grove samenstelling 53 de staaf 36, zodat een grove zuivering plaatsvindt. Alsdan wordt de staaf tussen de afstrijkvlakken 34a, 35a van fijne samenstelling 54 gehouden en de vloeistofafstrijker in het 30 bereik van zijn einden 10a, 11a op druk belast.

De met zijn oppervlak door de afstrijkvlakken 34a, 35a glijdende staaf 36 wordt nu goed schoongemaakt.

Tenslotte is het denkbaar, de benen 1,2 slechts als eenarmige hefboom uit te voeren. Zij eindigen bijv. in het bereik van 35 het draaipunt 3. Dit wordt door een bladveer 55 overspannen, welke ertoe leidt, dat de beide, als eenarmige hefboom uitgevoerde benen 1, 2 naar elkaar toe gedrukt .worden. Ook deze benen 1, 2 zijn aan hun bin- 8007087 -10- nenvlakken 12, 13 van afstrijkvlakken 3^, 35 voorzien. Door deze afstrijkvlakken 3^s 35 wordt de schoon te maken staaf 36 getrokken.

Deze uitvoeringsvorm kan aan zijn einden 10, 11 evenzo uitgevoerd zijn, als andere uitvoeringsvormen. Zó'kunnen bijv. druk-5 vlakken b-1 aanwezig zijn, welke de voor het bedienen van de vloeistof afstrijker noodzakelijke druk gelijkmatig over de beide benen 1, 2 verdelen. De bladveer 55 kan langs een dwars op de langsas van de benen 1, 2 verlopende groef 56 in de benen 1, 2 bevestigd zijn.

. ’ Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel, dat deze klein en handig is.

10 Bovendien is de fabricage zeer goedkoop, zodat steeds een groot aantal van deze vloeistofafstrijkers over een voor het afstrijken van de vloeistof bedoelde plaats in een bedrijf verdeeld kan worden.

15 8007087

Claims (28)

1. Vloeistofafstrijker voor een staaf, aan het oppervlak waarvan een vloeistof hecht, met het kenmerk, dat aan elk van twee benen (1, 2), welke onderling beweegbaar verbonden zijn, een naar het 5 andere been (1, 2) toegekeerd afstrijkvlak (34, 35) aanwezig is, dat een tussen de afstrijkvlakken (34, 35) gebracht oppervlak van een staaf (36) bij het afstrijken beïnvloedt.

2. Vloeistofafstrijker volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de benen (1, 2) onderling verzwenkbaar in een draaipunt 10 (3) gelegerd zijn.

3. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1,2, met het kenmerk, dat de benen (1, 2) als tweearmige hefboom uitgevoerd zijn.

4. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-3* met het kenmerk, dat de benen (1, 2) ter weerszijden van het draaipunt (3) 15 onderling evenwijdig verlopende oplegvlakken (29, 30) hebben, welke in niet bediende toestand tegen elkaar drukken.

5. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat aan een zijde van het draaipunt (3) de benen (1, 2) naar elkaar toegekeerde binnenvlakken (12, 13) hebben, waarop de af- 20 strijkvlakken (34, 35) bevestigd zijn en welke aan de tegenover het draaipunt (3) gelegen einden (10, 11) in de richting van het draaipunt (3) onder een scherpe hoek naar elkaar lopen.

6. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de afstrijkvlakken (34, 35) uit een zacht, het oppervlak 25 van de staaf (36) omvattend materiaal bestaan. T. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de afstrijkvlakken (34, 35) opneemplaatsen voor de staaf (36) hebben.

8. Vloeistofafstrijker volgens conclusie 7, met het ken- 30 merk, dat de opneemplaatsen als verdiepingen (44, 45) uitgevoerd zijn.

9· Vloeistofafstrijker volgens conclusie 7 en 8, met het kenmerk, dat de verdiepingen (44, 45) een met de diameter van de staaf (36) overeenkomende diepte hebben.

10. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 7-6, met het 35 kenmerk, dat de verdiepingen (44, 45) een grotere diepte hebben, dan met de diameter van de staaf (36) overeenstemt.

11. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 7 en 8, met het kenmerk, dat de verdiepingen (44, 45) een kleinere diepte hebben 8007087 .. . -12- dan met de diameter van de staaf (36) overeenstemt.

12. Vloeistofafstrijker volgens conclusie 7-11, met het kenmerk, dat een aantal verdiepingen (Uk, U5) naast elkaar op het' binnenvlak (12, 13) aanwezig is.

13. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-.12., met het kenmerk, dat het materiaal van de afstrijkvlakken (3k, 35) een grove·-samenstelling heeft. 1U. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-13, met het kenmerk, dat het materiaal van de afstrijkvlakken (3k, 35) een fijne 10 samenstelling heeft.

15. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-1U, met het kenmerk, dat het materiaal van de afstrijkvlakken (3k, 35)' een vloeistofopzuigende eigenschap heeft.

16. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-15, met 15 het kenmerk, dat de afstrijkvlakken (3U, 35) verwisselbaar op de binnenvlakken (12, 13) bevestigd zijn.

17· Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-16, met het kenmerk, dat aan de van de afstrijkvlakken (3k, 35) afgekeerde zijde van het draaipunt (3) een bevestigingskop (16) aanwezig is.

18. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-17, met het kenmerk, dat in het bereik van de bevestigingskop (16) de benen (.1, 2) langs de oplegvlakken (29, 30) door een veer (U) tegen elkaar aan gedrukt worden. 19» Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1—18, met het 25 kenmerk, dat in de bevestigingskop (16) uitsparingen (31, 32) aanwezig zijn, welke elk voor de helft in een oplegvlak (29, 30)van het ene op het andere been (1; 2) ingelaten zijn.

20. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-19, met het kenmerk, dat tenminste een van de uitsparingen (31, 32) op het hoven- 30 vlak met af-strijkmateriaal (52) bekleed is.

21. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-20, met het kenmerk, dat het afstrijkmateriaal (52) een andere samenstelling heeft dan dat van de afstrijkvlakken (3k, 35).

22. Vloeistofafstrijker volgens conclusies l-l6, met het 35 kenmerk, dat ter weerszijden van het draaipunt (3) afstrijkvlakken (3k, 35,; 3ka, 35a) aanwezig zijn, welke de naar elkaar toe gekeerde binnenvlakken (12, 13; 12a, 13a) bevestigd zijn en welke vanaf de tegenover elkaar gelegen einden (10, 11; 10a, 11a) van de benen (1,2) 8007087 A -13- in de richting van het draaipunt (3) paarsgewijs onder een scherpe hoek naar elkaar toelopen,

23. Vloeistofaf strijker volgens conclusie 22, net het kenmerk, dat de aan verschillende zijden van het draaipunt (3)" ge-5 legen afstrijkvlakken (3l, 35* 3la, 35a) uit hetzelfde materiaal hestaan. 2k. Vloeistof af strijker volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de aan verschillende zijden van-het draaipunt (3)' liggende afstrijkvlakken (3l, 35; 3la, 35a) uit verschillend materiaal be- 10 staan.

25· Vloeistofafstrijker volgens conclusie l6, met het kenmerk, dat de henen (1,2) uit eenarmige hefbomen hestaan, welke in hun draaipunt (3) doorheen hladveer (55) tegen elkaar .aangedrukt worden.

26. Vloeistofafstrijker volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de afstrijkvlakken (3l, 35) op de binnenvlakken (12, 13. bevestigd zijn, welke vanaf het draaipunt (3) onder een scherpe hoek naar het einde (10,11) van de benen (1, 2) naar elkaar toelopen.

27. Vloeistofafstrijker volgens concusies 1-26, met het 20 kenmerk, dat aan tenminste een zijde van het draaipunt (3) de benen (1, 2) van een geleidingsprofiel (13) voor het leiden van de afgestreken vloeistof aanwezig is.

28. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-27, met het kenmerk, dat het gelei dingsprof iel (13) als druppelkant is uitgevoerd.

29. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-28, met' het kenmerk, dat het geleidingsprofiel (1*3)" in het bereik van de verdiepingen (11, ^5) is gevormd.

30. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-29, met het kenmerk, dat de einden (10, 11) van drukvlakken (ll) voorzien zijn, 30 welke in overeenstemming met de vingertoppen zijn uitgevoerd.

31. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-29, met het kenmerk, dat aan de einden (10, 11) halfcirkelvormige vlakken (1*2) zijn gevormd, welke slechts aan een flank (21, 22) van de benen (1,2) uitsteken.

32. Vloeistofafstrijker volgens conclusies 1-31,-met het kenmerk, dat de einden (10, ll) van beschermkappen (16, I7) voorzien zijn, welke met de drukvlakken (11) holtes (18) voor het opnemen van de vingertoppen vormen. 8007087