NL8007086A - Rolvasthouder voor een remsamenstel. - Google Patents

Description

* i /4 vo 129k

Betr.: Rolvasthouder voor een remsamenstel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een voertuigrem-mechanisme en meer in het bijzonder op een rolvasthouder voor een nok bediend remsamenstel.

De uitvinding is in het bijzonder bruikbaar bij een remsamenstel 5 van de soort, zoals beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 791*368, ingediend op 27 april 1977. Dat remsamenstel is voorzien van een paar remschoenen met aangrenzende einden, die zwenkbaar zijn gemonteerd op een ondersteuning, waarbij een roteerbaar aandrijfbare nok geplaatst is tussen de andere uiteinden van de remschoenen. Een nokvolger 10 van het roltype is aanwezig tussen elk van die andere uiteinden van de remschoenen en de bedieningsnok. De nokvolgers van het roltype bevinden zich in sleuven met open uiteinden aangebracht in de remschoenen. Ro-tatieve beweging van de bedieningsnok wordt overgebracht op de nokvolgers van het roltype, waardoor de respectievelijke remschoenen naar 15 buiten toe worden gezwenkt rond hun zwenk- of ankerpennen teneinde in contact te komen met het naar binnen gerichte wrijvingsoppervlak van een remtrommel.

De nokvolgers van het remtype bestaan uit een getrapte, cyün-drische, stalen pen met een centraal gedeelte, dat steunneemt tegen de 20 bedieningsnok, en met einddelen met kleine diameter, welke dienst doen als draaitappen gezeten in de uitsparing met open uiteinde aangebracht aan de op afstand gelegen lijven van een dubbellijf remschoen. Onder normale omstandigheden zit de nokvolger van het roltype opgesloten tussen de uitsparingen met open uiteinden aangebracht bij de dubbellijf-χ25 remschoen en het draagoppervlak van de bedieningsnok en wordt in dat samenstel vastgehouden door de remterugsteiveer. Het remsamenstel bestaat evenwel uit een aantal verschillende delen en het is derhalve voordeel biedend om de nokvolgers in de uitsparingen ,voorzien aan de remschoenen,te houden gedurende monteren en demonteren van het rem-30 mechanisme voor reparatiedoeleinden. Dit beperkt het aantal onderdelen waarmee de monteur te maken heeft op een gegeven ogenblik alsmede de daarmee gepaard'gaande mogelijkeheid van laten vallen of kwijtraken van de relatief kleine nokvolgerroliën.

Verder is gebleken dat middelen voor het vasthouden van een rol 35 tussen de bedieningsnok en de open uitsparingen aangebracht aan de 8007036 * v - -2- uiteinden van de remschoen eveneens voordeel biedend is in gevallen waarbij het remsamenstel niet op de juiste wijze wordt samengehouden, zoals . in het bijzonder zich kan voordoen gedurende extreem koude weersomstandigheden. In dergelijke omstandigheden hebbaizich rollen verplaatst vanuit 5 hun positie in de uitsparingen met open uiteinden van de remschoenlijven, hetgeen uiteraard een nadelig effect heeft op de werking van het remsamenstel.

Tevens verdient het ten behoeve van montage- en onderhoudsdoeleinden de voorkeur, dat de rolvasthoudmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, 10 dat de nokvolgrollen kunnen worden geplaatst en verwijderd zonder gebruik te maken van gereedschappen.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 3.11^.^37 is een wijze bekend voor het vasthouden van een nokvolger van het roltype in uitsparingen met open einde aangebracht bij remschoenen. Bij die constructie is de 15 mond van de open uitsparing zodanig gevormd, dat de uiteinden van de rollen worden vastgehouden en een gereedschap, zoals een schroevendraaier, vereist is voor het verwijderen van de rollen uit de remschoenen.

Verder is ook een veer toegepast voor het vasthouden van een rol in zijn remschoen gedurende het overbrengen en monteren. Deze veer hield 20 de rol op bevredigende wijze vast, maar de rol kon niet uit het remsamenstel worden verwijderd zonder dat de monteur de kans liep zijn hand te verwonden. De afstand vereist om de vasthoudveer vrij te maken van andere elementen van het remsamenstel' .is zodanig, dat een schroevendraaier of ander gereedschap vaak werd gebruikt als rolkoevoet voor het uitrekken 25 van de terugstelveer.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een rolvasthouder voor een voertuigremsamenstel omvattende een element, dat zodanig is gevormd, dat voorzien is in twee in hoofdzaak evenwijdige benen met een • haak aan het uiteinde van elk been, een handgreep gevormd in het element 30 tussen de benen en tenminste een deel van het element tussen de haken en de greep zodanig is gevormd, dat dit zich uitstrekt in de ene richting antreksgevijs om een deel van een rol, waarbij de benen van het element zich tangentiaal vanaf de rol in de andere cmtreksrichting uitstrekken.

De rolvasthouder is bij voorkeur gevormd uit een stuk veer staaldraad 35 en wordt gebruikt in combinatie met een remschoen met een dubbellijf- Ώ ’ Λ Λ -? Λ - X * , . ! - * · «ν W* Ijl 'V * - „ £ i -3- structuur, waarbij de lijven gevormd zijn met gelijke en zijdelings in lijn gelegen -uitsparingen met open uiteinde en een opening nabij elke uitsparing. De haken gevormd aan het uiteinde van elk been van de vasthouder grijpen in een van de uitsparingen en een deel van elk been 5 gelegen tussen de handgreep en de haak strekt zich gedeeltelijk rond een van de roldraaitappen uit en keert terug rond dat zelfde deel van de" roldraaitap, zodat de handgreep en de haken zich aan dezelfde zijde van een referentievlak evenwijdig aan de benen bevinden en lopen door de hartlijn van de rol. Deze opstelling maakt het mogelijk de vast-10 houder te roteren rond de openingen, waardoor de rol op veilige wijze uit de remschoen kan worden verwijderd, terwijl de schoen in het samenstel blijft zonder gebruik te maken van enig gereedschap.

Onder verwijzing naar een in de tekening weergegeven uitvoe-ringsvoorbeeld zal de rolvasthouder volgens de uitvinding thans nader 15 worden besproken en toegelicht.

Fig. 1 is een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een remsamenstel volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 is een aanzicht op vergrote schaal van een gedeelte van fig. 1 en toont de rolvasthouder volgens de onderhavige uitvinding; 20 fig. 3 is een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 2; fig. 1+ geeft een soortgelijk aanzicht als fig. 2 maar dan van een bekende rolvasthouder; fig. 5 toont een bovenaanzicht van de rolvasthouder volgens de onderhavige uitvinding; 25 fig, 6 toont een zijaanzicht van de rolvasthouder volgens de onderhavige uitvinding; en fig. 7 toont een vooraanzicht van de rolvasthoudervolgens de onderhavige uitvinding.

In de tekening is een nok bediend remsamenstel in zijn tota-30 liteit aangeduid met verwijzingscijfer 10. Het remsamenstel 10 wordt ondersteund door een centerstuk 11 dat vast is verbonden met een voer-tuigashous 12. Het remsamenstel 10 omvat een paar remschoenen it, die elk zvenkbaar gemonteerd zijn via een uitsparing 16 aan een uiteinde op een ankerpen 15 gedragen door het centerstuk 11. Een nok 19 is 35 draaibaar gemonteerd tussen de aangrenzende uiteinden van de remschoenen 3 0 0 7 D 9 6 -k- lU gelegen tegenover de ankerpennen 15. De remschoenen ik zijn elk voorzien van een nokvolger 20 van het roltype. De nok is draaivast bevestigd op een ndkas, die roteerbaar door gebruikelijke middelen op het centerstuk is gemonteerd voor het kloksgewijs verdraaien van de nok 19 5 over een hoek in het gebied tussen 10-30°. De nok 19 oefent een buitenwaarts gerichte kracht uit op de rollen 20 en de remschoenen lU, hetgeen tot gevolg heeft dat de remschoenen rond de ankerpennen 15 zwenken. Deze verplaatsing drukt wrijvingsbekledingen 2k gedragen door de remschoenen lU tegen een naar binnen toe gericht wrijvingsoppervlak 26 van een 10 remtrammel 25, die door gebruikelijke middelen bevestigd is aan een wiel, dat roteerbaar gemonteerd is op een as bij het buiteneinde van het ashuis 12. Wanneer de remmen ontlast worden worden de remschoenen 1^ en de wrijvingsbekledingen 2b teruggetrdeken tot buiten contact met het remtremmeloppervlak 26 door een terugstelveer 28, die aan zijn uiteinden 15 bevestigd is aan de remschoenlijven.

De remschoenen ik zijn dubbellijf-remschoenen. D.w.z. elke remschoen bevat een paar axiaal gescheiden lijven 31 bevestigd aan een tafel 32. De lijven 31 zijn in radiale richting vlak uitgevoerd en in langs- of amtreksrichting gekromd. De remschoentafel 32 is in cmtreks-20 richting gekramd en de lijven 31 zijn aan het inwendig gekromde deel van de tafel gelast. Hierdoor wordt een in het algemeen stijf samenstel van delen verkregen, waaraan de wrijvingsbekledingen 2b kunnen worden bevestigd door middel van klinknagels of een chemische binding.

Elk der remschoenlijven 31 is voorzien van een open uitsparing 25 3^ gelegen tegenover de nokvolger 20 en een opening 36 daaraan grenzend.

De uitsparing 3^ heeft de vorm van een gleuf, hetgeen een inwendig gebogen lageroppervlak of steun 35 betekent, alsmede·een mond gevormd door integrale remschoendelen. De uitsparingen zijn identiek en zijdelings in lijn gelegen. De lageroppervlakken 35 zijn halfcirkelvormige lager-30 vlakken en geschikt cm samen te werken met een complementair gebogen oppervlak van het in het algemeen cylindrisch eindgedeelte 22 van de nokvolgerrol. Zoals het beste blijkt uit de fig. 2 en 3 bestaat elke nokrolvolger 22 uit een cylindrisch roloppervlak 21 gelegen tussen de remschoenlijven 31 en gedragen door coaxiale schachtdelen of draai-35 tappen 22 met verminderde diameter, die op het gebogen lageroppervlak 35 rusten.

8007036 -5 * ' ·*

Elke nokvolger 20 van het roltype wordt in zijn respectievelijke uitsparing 3U vastgehouden door een rolvasthouder Uo. Zoals het heste blijkt uit de fig. 5-7 is de rolvasthouder Uo hij voorkeur gevormd uit een zékere lengte veerstaaldraad. Uitgegaan wordt van een lengte van 5 ongeveer 30 cm, dat zodanig wordt cmgezet, dat een U-vormige handgreep Ul wordt gevormd alsmede twee in hoofdzaak evenwijdige henen U2 en UU met aan hun respectievelijke uiteinden telkens een haak U6, U8, De rolvast-houdbenen U2, UU worden elk respectievelijk gebogen in een U-vorm of bocht, van het haarspeldtype alsmede boogvormig cmgezet bij 50 en 52 ten-10 einde omtreksgewijs rond een deel van een nokvolgerrolastap 22 te kunnen uitstrekken en te kunnen terugkeren gedeeltelijk rond datzelfde cmtreks-gedeelte met telkens een haak U6, U8 gelegen in een opening 36.

Zoals blijkt uit de fig. 5-7 zijn de tussengelegen gedeelten 50, 52 van de benen U2, bh tangentiaal gebogen bij x teneinde in de ene 15 richting weg te buigen van een referentievlak m gedefinieerd door de handgreep Ui, vrij scherp gebogen in de vorm van een haarspeldbocht om zodoende terug te keren in de richting van het referentievlak m en tangentiaall gebogen bij y teneinde wederom weg te buigen vanaf dezelfde zijde van het referentievlak m. De tussengelegen gedeelten 50, 52 van 20 de benen U2, Uil· verlopen bij voorkeur boogvormig tussen x en y teneinde ten dele rondlopend nauw aansluitend te passen op en veerkrachtig aan te grijpen op de astappen 22 van een rolnokvolger 20.

De rolvasthouder Uo is gevormd als hierboven beschreven, zodat de handgreep Ul en de haken U6, U8 gevormd aan de einden van de 25 benen U2 en U6 beide geplaatst zijn in het remsamenstel aan dezelfde zijde van een referentievlak n, zie fig. 2, evenwijdig aan de benen U2, UU en lopen door de hartlijn van de nokvolger 20 van het roltype.

Dit wordt bereikt door heir vormen van de tussengelegen gedeelten 50, 52 van elk been U2, UU op zodanig wijze, dat deze zich omtreksgewijze in 30 êen richting uitstrekken, d.w.z. kloksgewijs zoals getoond in de fig. 2 en 6, gedeeltelijk rond de astap 22 van een nokvolger en terugkerend met de benen U2, UU zich tangentiaal van de astap weg in de andere om-treksrichting uitstrekkend,

De rolvasthouder Uo met de haken U6, U8 bevestigd in de ope-35 ningen 36 borgt de astappen 22 tegen de lagervlakken 35· De handgreep Ul 8 0 0 7 0 8 6 -6- is lang wan vorm en wijd genoeg cm geen problemen te veroorzaken met betrekking tot de rotatiebeweging van de nok 19 en wordt gebruikt voor het terugtrekken van de rolvasthouder 1+0, als het remsamenstel 10 ten behoeve van. onderhoud wordt gedemonteerd.

5 Wanneer het remsamenstel 10 moet worden gedemonteerd wordt de trommel 25 weggetrokken en een van de remschoenen (bij voorkeur de onderste schoen) lit met de hand geroteerd rond zijn anker-pen 15 teneinde de terugstelveer 28 te laten uitzetten. De handgreep 1+1 van de vasthouder 1+0 wordt dan radiaal buitenwaarts geroteerd rond de openingen 36 10 teneinde de nokvolger van het roltype vrij te geven. De nokvolger wordt vervolgens uit de remschoen genomen. De andere remschoen ll+ wordt dan met de hand rond zijn ankerpen gedraaid. De handgreep van de rolvaat-houder verbonden met die remschoen wordt dan geroteerd voor het vrijgeven van de nokvolger, die verwijderd wordt. De remschoenveer 28 is 15 spanningsvrij als de nokvolgers van het roltype verwijderd zijn, zodat de veer 28 met de hand kan worden verwijderd. Een remschoen, bij voorkeur de onderste schoen, wordt dan over ongeveer l80° gedraaid ten behoeve van het ontspannen en het kunnen verwijderen van de ankereind-vasthoudveren 17. De remschoen kan dan met de hand van de ankerpen worden 20 afgetrokken en worden voorzien van een nieuwe bekleding. Behalve het verwijderen van de remtrcmmel kan het demonteren van het remsamenstel met de hand worden uitgevoerd zonder gebruik te maken van enig gereedschap en zotider wezenlijk gevaar voor verwonding van de monteur.

Fig. 1+ toont een bekende rolvasthouder 60 gebruikt voor het 25 borgen van een nokvolger 20 in een uitsparing gevormd aan het uiteinde van een remschoenlijf 31. De bekende vasthouder 60 is voorzien van een U-vormige handgreep 6l alsmede haken 66, 68 gevormd aan de eidden van de benen 62, 5^+. De benen 62, 61+ zijn'zodanig gevormd, dat deze gedeeltelijk rond de astappen 22 van de nokvolger lopen met de handgreep 6l 30 radiaal binnen de nokvolger 20 geplaatst en de haken radiaal buiten de nokvolger 20. Dit veroorzaakt grote problemen bij een poging om het remsamenstel te demonteren aangezien de handgreep 6l rond de openingen 36 moet worden geroteerd voor het vrijgeven van de nokvolger 20. Dit vereist, dat de remschoen ll+ over een aanzienlijke afstand t.o.v. de nok 19 35 moet worden verplaatst teneinde de handgreep 6l toe te staan de nok 19 8007036 7- vrij te geven. Ben dergelijke verplaatsing betekent het uitoefenen van een grote trekkracht op de terugstelveer 28. Deze kracht is zo groot, dat deze een wezenlijk risico voor het verwonden van de vingers van een monteur betekent wanneer deze het roteren van de handgreep 6l. tussen 5 de nokvolger 20 en de nok 19 uitvoert.

De rolvasthouder Uo, zoals bovenstaand beschreven, en in de hiernavolgende conclusies neergelegd, brengt een dergelijk risico niet met zich mee, aangezien de handgreep hl en de haken h6, hQ aan dezelfde zijde van het referentievlak n zijn gelegen en de boogvormig verlopende 10 tussengelegen gedeelten 50, 52 gemakkelijk kunnen worden teruggetrokken met een aanzienlijk lagere trekkracht op de terugstelveer 28 en zonder dat de vasthouder met de hand tussende nokvolger en de nok moet worden verplaatst. De rolvasthouder volgens de onderhavige uitvinding voorziet zo· doènde· in een gemakkelijk monteren en demonteren onder vermijding 15 van de kans op persoonlijk letsel, zoals dat het geval is bij het .toepassen van een bekende rolvasthouder van het in fig. k weergegeven type.

De uitvinding kan eveneens worden toegepast in andere specifieke uitvoeringsvormen zonder dat het kader van de uitvinding wordt verlaten. 20 De rolvasthouder kan worden vervaardigd uit een synthetisch materiaal, geponst uit dunne staalplaat of worden vervaardigd als een combinatie van afzonderlijke elementen.- De voorgaande beschrijving moet derhalve slechts als illustratief worden beschouwd en niet als restrictief, waarbij de beschermingsomvang wordt gedefinieerd door de bijgaande 25 conclusies, en alle wijzigingen en varianten vallende binnen het kader van die conclusies als door de uitvinding omvat meet worden beschouwd.

8 0 0 7 0 8«

Claims (12)

1. Rolvasthouder voor een voertuigremsamenstel omvattende een element met twee "benen, een haak aan het uiteinde van elk "been, een handgreep gèlegen tussen de henen en tenminste een gedeelte van het element gelegen tussen de haken en de handgreep, dat zich voorwaarts uitstrekt in de ene 5 richting antreksgewijs rond een deel van een roloppervlak, waarbij de benen,zich hoofdzakelijk tangentieel in de andere aatreksrichting van die rol weg uitstrekken.

2. Rolvasthouder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste een deel van het element gelegen tussen de haken en de handgreep zodanig 10 is gevormd, dat dit veerkrachtig het bedoelde deel van het roloppervlak angrijpt.

3. Rolvasthouder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het genoemde ene deel van het element is vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal. 15 b. Rolvasthouder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het genoemde ene deel van het element is vervaardigd uit verend staal.

5. Rolvasthouder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het element is vervaardigd uit een continue lengte veren staaldraad, de benen in hoofdzaak evenwijdig lopen, en een deel van elk been gelegen tussen de 20 haak en de handgreep zodanig is gevormd, dat dit zich antreksgewijs uitstrekt rond een deel van de rol en gedeeltelijk rond datzelfde cm-treksdeel van de rol terugkeert, waardoor het tussengelegen deel van elk been zich cmtreksgewijs in de ene richting gedeeltelijk rond de rol uitstrekt en de haakeinden van de benen zich in de andere omtreksrichting 25 van de rol weg zullen uitstrekken.

6. Rolvasthouder voor een nok bediend voertuigremsysteem gekenmerkt door een verend staaldraad, welke zodanig is vervormd, dat deze een handgreep vormt met in hoofdzaak evenwijdige benen, waarbij elk van de benen een tussengelegen gedeelte heeft, dat op een eerste plaats 30 is gevormd teneinde zich in de ene richting vanaf een referentievlak gedefinieerd door de handgreep weg. uit te strekken en terug te keren in de richting van dat vlak en wederom zich vanaf een tweede plaats in dezelfde richting t.o.v. het vlak uit te strekken,waardoor élk einde van de veren staaldraad zich vanaf dezelfde zijde van het referentievlak 35 zal uitstrekken. 8007036 -9-

7. Rolvasthouder volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk einde van de veren staaldraad is voorzien van een haak.

8. Rolvasthouder volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tussen-gelegen delen van de henen hoogvormig zijn uitgevoerd hij de eerstge- 5 noemde plaats teneinde zich in een tangentiale relatie t.o.v. het re-ferentievlak uit te strekken en terug te keren op een plaats gelegen tussen de eerste en. de tweede plaats in een tangentiale relatie t.o.v. het referentievlak.

9. Rolvasthouder volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tussen-10 gelegen delen van de henen’ hoogvormig zijn uitgevoerd tussen de eerste en de tweede plaats teneinde een cylindervormig oppervlak van een rol te cmgrijpen.

10. Rolvasthouder volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de einden van de veren staaldraad zich in hoofdzaak loodrecht op het genoemde re- 15 ferentievlak uitstrekken.

11. Remsamenstel voorzien van tenminste een remschoen met een dubbel-lijfstructuur, waarbij de lijven voorzien zijn van overeenkomstige en zijdelings in lijn gelegen uitsparingen met open uiteinde en een opening nahij elk der uitsparingen, een nokvolger voorzien van een rol gelegen 20 tussen de lijven alsmede van axiaal starre, cylindrische draaitappen ondersteund in de uitsparingen en een rolvasthouder voorzien van een handgreep en een paar daarop aansluitende veerhenen, een haak gevormd aan het uiteinde van elk heen en ondergehracht in een van de openingen en een deel van elk heen tussen de handgreep en de haak, dat zodanig is gevormd, 25 dat dit zich gedeeltelijk rond een der roldraaitappen uitstrekt en terugkeert rond datzelfde deel van de rolastap, waardoor de handgreep en de haken geplaatst zijn aan dezelfde zijde van een referentievlak èvenwijdig aan de henen en lopend door de hartlijn van de rol.

12. Samenstel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de rolvast-30 houder is vervaardigd uit een continue lengte veren staaldraad.

13. Samenstel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de rolvasthouder is gevormd uit een continue lengte veren staaldraad en de handgreep bestaat uit een U-vormig deel van de draad. 80 u 70 8 $