NL8007085A - Werkwijze en inrichting voor het verpakken van een materiaal of een voorwerp. - Google Patents

Description

« * f

Werkwijze en inrichting voor het verpakken van een materiaal of een voorwerp.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het verapkken van een materiaal of een 5 voorwerp in een kist met een voorafbepaal de vaste omtreksvorm.

In het kader van de onderhavige beschrijving dient onder het begrip "kist" te worden verstaan een houder , zoals een container» een laadbak van een motorvoertuig, een laadruimte in een schip of een vliegtuig, een reservoir, een silo 10 enzovoorts en meer in het algemeen elke houder, welke geschikt is voor het opnemen van een te verpakken voorwerp met een vaste vorm of een te verpakken materiaal in verdeelde of min of meer vloeibare vorm. Onder een "kist met een voorafbepaal de stijve omtreksvorm" dient hierbij te worden verstaan een der-15 gelijke houder, waarvan tenminste de ribben stijf zijn en een vaste stand ten opzichte van elkaar innemen.

In de tot dusver gebruikelijke uitvoeringsvorm bezitten dergelijke kisten bovendien stijve wanden,die eveneens een vaste stand ten opzichte van elkaar innemen en een con-20 stant volume begrenzen, waarin het te verpakken materiaal of voorwerp kan worden aangebracht.

Het is bekend, dat het vastzetten van een materiaal of een voorwerp in het inwendige van een dergelijke kist in vele gevallen problemen oplevert, wanneer het materiaal of 25 het voorwerp niet de gehele ruimte in de betreffende houder in beslag neemt. Anderzijds is het vastzetten van het materiaal of het voorwerp in de houder absoluut noodzakelijk, wanneer moet worden voorkomen, dat dit zich tijdens het vervoer in de houder verplaatst, aangezien dit laatste tot een bescha-30 diging van het materiaal of het voorwerp kan leiden en bovendien het gevaar kan opleveren, dat het evenwicht van de lading tijdens het vervoer wordt verstoord.

Wanneer het te verapkken voorwerp een vaste vorm bezit wordt dit gewoonlijk vastgezet met behulp van stroppen 35 of koorden, die aan de wanden van de kist worden bevestigd, hetgeen een tijdrovend en vaak moeilijk uitvoerbaar werk is, terwijl hiertoe bovendien bevestigingspunten in de kist moeten zijn aangebracht. Wanneer een kist met een korrelig of min of meer vloeibaar materiaal moet worden gevuld kan 40 dit in het geheel niet onbewegelijk in een deel van de 8007085 * <* - 2 - ruimte daarvan worden opgesloten.

Voorts zijn de tot dusverre bekende verpakkings-kisten niet geschikt om door het evacueren daarvan een materiaal of een voorwerp daarin te verpakken onder een druk, 5 welke lager is dan de atmosferische druk.

Meer in het bijzonder is het enerzijds moeilijk om dergelijke kisten in voldoende mate te evacueren, terwijl anderzijds op grond van het feit, dat de wanden van dergelijke kisten gewoonlijk een stevigheid bezitten, die juist vol-10 doende is om de door het in de kist verpakte materiaal of voorwerp daarop uitgeoefende statische en dynamische krachten te weerstaan, teneinde het eigen gewicht van de kist tot een minimum te beperken, deze kisten niet bestand zijn tegen de krachten, die bij het evacueren op de wanden daarvan worden 15 uitgeoefend. Voorts bezitten houders met stijve wanden , die wel kunnen worden geëvacueerd in het algemeen een zeer groot gewicht, omdat de wanden daarvan een voldoend grote dikte moeten bezitten om de daarop uitgeoefende atmosferische druk te kunnen weerstaan, welke naarmate het volume van de houder 20 groter is ook een grotere kracht op de wanden daarvan zal veroorzaken. Ondanks het feit, dat het voor de houdbaarheid van bepaalde producten van belang kan zijn om deze onder vacuum te verpakken is het in de praktijk vrijwel ondoenlijk om houders met een voldoend grote sterkte voor dit doel te 25 vervaardigen, aangezien als gevolg van hun grote gewicht deze vrijwel onhandelbaar zijn en dit gewicht tevens de transportkosten aanzienlijk verhoogt.

De onderhavige uitvinding beoogt, een oplossing voor de genoemde bezwaren van de bekende houders te verschaffen.

30 De uitvinding verschaft een dergelijke oplossing in de vorm van een verpakkingskist met tenminste stijve en vaste standen ten opzichte van elkaar innemende ribben, die inwendig tenminste gedeeltelijk is voorzien van een dubbele wand, welke wordt gevormd door tenminste een, gas- en/of vloeistof-35 dicht vervormbaar membraan, dat door het opwekken van een drukverschil aan weerszijden daarvan tegen het in de kist aangebrachte te verpakken materiaal of voorwerp kan worden aangedrukt. Hierdoor kan enerzijds het materiaal of het voorwerp op eenvoudige wijze in de kist worden vastgezet en wel 40 8 0 0 7 0 8 5 - 3 - in het bijzonder in het geval, dat bepaalde delen van het membraan aan bepaalde delen van de wand of de ribben van de kist zijn bevestigd. Voorts wordt door het behulp van het membraan en eventueel bepaalde delen van de wand van de kist 5 vormen van een gas- en/of vloeistofdichte ruimte om het te verpakken materiaal of voorwerp, hetgeen veel eenvoudiger is dan een dergelijke ruimte door gas- en/of vloeistofdichte afdichtingen tussen de stijve wanden van een kist te vormen de mogelijkheid geboden om door het evacueren van de aldus 10 gevormde ruimte enerzijds het membraan tegen het te verpakken materiaal of voorwerp aan te drukken en anderzijds gelijktijdig een verpakking van dit materiaal of dit voorwerp onder vacuum te realiseren. Voorts is het mogelijk, het vacuum na het verpakken gedurende langere tijd te handhaven met behulp van voor 15 dit doel geschikte middelen, die vast in een opslagruimte kunnen zijn opgesteld op het transportmiddel voor het vervoeren van de kisten kunnen zijn aangebracht ofwel kunnen worden gevormd door een in of aan de kist of houder zelf bevestigde vacuumpomp met een bijbehorend drukdetector voor het besturen 20 daarvan in afhankelijkheid van het vacuum in de houder. Wanneer het aldus in stand gehouden vacuum voldoende hoog is zal de pomp bovendien een geleidelijke onttrekking van vocht aan het verpakte materiaal bewerkstelligen en wel door verdamping van het vocht, waardoor het schimmelen van het verpakte mate-25 riaal, zelfs al is dit daar bijzonder gevoelig voor, zoals bijvoorbeeld het geval is bij cacao wordt voorkomen.

Ondanks deze mogelijkheden kan de kist worden uitgevoerd met een gering gewicht, aangezien deze alleen behoeft te zijn voorzien van door profielen gevormde stevige ribben 30 en een stevige bodem voor het ondersfceunen/.van het materiaal of het voorwerp, dat door het membraan op deze bodem wordt vastgedrukt. Meer in het bijzonder behoeven bij deze kist niet zoals bij de bekende kisten voor het onder vacuum verpakken van materialen en voorwerpen dikke en zware wanden te 35 worden toegepast, omdat de door het evacueren opgewekte druk-krachten hierbij door het soepele membraan en de bodem van de kist worden opgenomen.

Desondanks zal de kist volgens de uitvinding een nauwkeurig bepaalde omtreksvorm bezitten, welke de mogelijkheid 40 8 0 0 7 0 8 5

* V

- 4 - biedt om meerdere van dergelijke kisten op de gebruikelijke wijze te stapelen.

Voorts wordt opgemerkt, dat bestaande verpakkings-kisten met een voorafbepaalde en stijve omtreksvorm op een-5 voudige en weinig kostbare wijze in overeenstemming met de uitvinding kunnen worden uitgevoerd.

De uitvinding verschaft voorts een werkwijze voor het verpakken van een materiaal of een voorwerp, welke is gekenmerkt,doordathetmateriaal of het voorwerp wordt aange-10 bracht op de bodem van een kist met een voorafbepaal de vaste omtreksvorm en tussen het materiaal of het voorwerp enerzijds en de stijve wanden van de kist anderzijds tenminste een gasen vloeistofdicht vervormbaar membraan wordt aangebracht en vervolgens tussen de beide zijden van dit membraan een zoda-15 nig drukverschil wordt opgewekt, dat het materiaal of het voorwerp door het membraan op de bodem van de kist wordt vastgedrukt.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden, welke zijn weerge-20 geven in de bijgaande tekening, waarin is: fig. 1 een afbeelding in perspectief en gedeeltelijk in doorsnede van een volgens de uitvinding uitgevoerde container.

fig. 2 een dwarsdoorsnede van de gevulde, doch nog 25 niet geëvacueerde container.

fig. 3 eenzelfde dwarsdoorsnede als in fig. 2 na het evacueren van de container.

fig. 4 eenzelfde afbeelding als in fig. 3 , waarbij echter in de container een voorwerp met een vaste omtreksvorm 30 is aangebracht.

figuren 5 en 6 overeenkomstige afbeeldingen als weergegeven in de figuren 2 en 3 van varianten van de uitvinding.

In fig. 1 is een container van het gebruikelijke 35 type voor het vervoer per schip, per trein en per auto weergegeven. Deze container bezit een rechthoekige vorm met een genormaliseerde lengte van zes of twaalf meter, doch het zal duidelijk zijn, dat de uitvinding ook bij containers met een andere vorm kan worden toegepast.

40 8 0 0 7 0 8 5 «n- * - 5 -

De in fig.1 weergegeven container is voorzien van een rechthoekige horizontale en stijve bodem 1, op de omtrek waarvan een stijf gestel 2 is bevestigd, dat is samengesteld uit met elkaar verbonden profielen, welke de horizontale en 5 verticale ribben van de container vormen. De ruimten tussen de profielen van het gestel 2 zijn aan elke zijde van de container afgesloten door stijve wanden 3, die zijn voorzien van openingen 4, welke een vrije luchtcirculatie mogelijk maken, doch in plaats hiervan kunnen de wanden van de contai-10 ner ook worden gevormd door zeildoek, roosters of tralies , omdat deze wanden alleen dienen om de daarbinnen aangebrachte elastisch rekbare en ondoordringbare membranen 5 tegen beschadiging te beschermen. Deze membranen 5, die zich bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld over vrijwel het gehele opper-15 vlak van de zijwanden aan de binnenzijde van de container uitstrekken kunnen bijvoorbeeld zijn vervaardigd uit rubber, welk materiaal tegen een verlenging tot 800% bestand is.

De membranen 5 zijn met hun omtreksranden aan het de ribben van de container vormende gestel 2 en nabij de 20 omtrek van de bodem 1 aan de wanden van de 'container bevestigd. Het gestel 2 strekt zich voorts uit tot om een opening 6 voor het vullen en een opening 7 voor het ledigen van de container, welke zijn aangebracht in een van de wanden 3 daarvan, terwijl het membraan 5 ook ter plaatse van deze openingen 25 aan het de omtrek daarvan begrenzende gestel 2 is bevestigd. Wanneer zij niet in gebruik zijn voor het vullen of ledigen van de container zijn de openingen 6 en 7 op gas- en/of vloeistofdichte wijze afgesloten door middel van deksels 8 • of door een klep 9, die bij voorkeur zijn vervaardigd uit 30 een stijf materiaal en aan hun omtreksranden van pakkingen voor het afdichten van de openingen zijn voorzien.

Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn de vulopeningen 8 in de bovenzijde van de container aangebracht, teneinde deze met losgestort materiaal te kunnen vullen, 35 terwijl de opening 7 nabij de onderzijde van de container in een van de kleine verticale wanden daarvan is aangebracht, teneinde de container door het kantelen daarvan te kunnen ledigen. Deze container is meer in het bijzonder bestemd voor het transport van poeder- of korrelvormige materialen, doch 40 8007085 * * - 6 - het beschreven uitvoeringsvoorbeeld kan vanzelfsprekend zonder buiten het kader van de uitvindingsgedachte te treden ook worden aangepast voot het verpakken van andere soorten materialen of voorwerpen.

5 De verbindingen tussen de verschillende membranen 5 onderling, eventueel door middel van bepaalde delen van het gestel 2 en van deze membranen met de gasdichte bodem 1 zijn eveneens gasdicht uitgevoerd, zodat de membranen 5, de bodem l,desdeksels 8 en de klep 9 in de container een gas- en/of 10 vloeistofdichte ruimte 10 voor het opnemen van het te verpakken materiaal of voorwerp begrenzen.

Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt het te verpakken materiaal door de openingen 6 in de ruimte 10 aangebracht, waarbij de klep 9 is gesloten, terwijl vervolgens, 15 wanneer al het te verpakken materiaal zich in de ruimte 10 bevindt, die daarbij al dan niet geheel kan zijn gevuld de deksels 8 op de openingen 6 worden aangebracht en de ruimte 10 wordt geëvacueerd. Daar de naar de stijve wanden 3 gekeerde zijden van de membranen 5 als gevolg van de in deze wanden 3 20 aangebrachte openingen aan de atmosferische druk blijven blootgesteld zullen deze membranen bij het evacueren van de ruimte 10 tussen de plaatsen, waarop zij aan het gestel 2 zijn bevestigd naar binnen worden verplaatst, waarbij het te verpakken materiaal daardoor op de stijve bodem 1 van de con-25 tainer wordt vastgedrukt.

Fig. 2 toont de toestand, nadat het te verpakken materiaal 11 in de ruimte 10 is aangebracht.

Fig. 3 toont de toestand, welke ontstaat, nadat de ruimte 10 in voldoende mate is geëvacueerd om de membranen 30 5 tegen het materiaal 11 aan te drukken en dit laatste op de bodem 1 van de container vast te drukken.

De ruimte 10 kan worden geëvacueerd door een opening ter plaatse waarvan de membranen 5 aan het gestel 2 is bevestigd of door de deksels 8 of de klep 9 van de container. De 35 voor het evacueren van de ruimte 10 gebruikte pomp kan los van de container zijn opgesteld en bijvoorbeeld zijn aangebracht op een voertuig voor het transporteren van de container of deel uitmaken van een vaste of verplaatsbare installatie. De pomp kan ook met voordeel aan de container zelf 40 8007085 - 7 - worden bevestigd, zoals het geval is bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de container is voorzien van een aangebouwde zuigpomp 12, die in het gestel 2 nabij een van de uiteinden van de container en buiten de ruimte 10 is 5 aangebracht.

Op deze wijze kan het na het aanbrengen van het te verpakken materiaal 11 in de ruimte 10 opgewekte vacuum automatisch in stand worden gehouden door in deze ruimte 10 een drukdetector aan te brengen, welke de werking van de pomp 12 10 bestuurt. Hierdoor zal het zich eventueel nog in het materiaal 11 in de ruimte 10 bevindende gas uit dit materiaal worden verwijderd, waardoor het volume van het materiaal 11 zal afnemen en de membranen 5 nog verder naar binnen zullen worden gezogen. In dit verband wordt opgemerkt, dat ook een stevige 15 aandrukking van de membranen 5 op het materiaal 11 en van dit materiaal 11 op de bodem 1 van de container zal worden verkregen wanneer de ruimte 10, alvorens deze wordt geëvacueerd niet geheel met het materiaal 11 is gevuld. De uit rubber of een ander rekbaar materiaal vervaardigde membranen 5 bezitten 20 een zodanig grote rekbaarheid, dat deze ook wanneer de ruimte 10 slechts voor de helft met materiaal wordt gevuld dit materiaal stevig op de bodem van de container aan zullen drukken.

Verder wordt opgemerkt, dat als gevolg van het feit, dat de membranen 5 het materiaal 11 met grote kracht op de 25 bodem 1 van de container aandrukken een grotere stevigheid . van deze bodem wordt verkregen, zodat deze bodem veel minder zwaar behoeft te worden uitgevoerd dan in het geval van een container met stijve gas- en/of vloeistofdichte wanden, welke aan een grote inwendige onderdruk weerstand moeten bieden.

30 Bij proefnemingen met een volgens de uitvinding uitgevoerde container zijn goede resultaten verkregen met een vacuum in de ruimte 10 in de orde van grootte van ongeveer 1 mmHg, waarbij echter wordt opgemerkt, dat deze waarde slechts bij wijze van voorbeeld wordt genoemd en niet als 35 beperkend dient te worden opgevat.

Voor het ledigen van de container wordt het vacuum in de ruimte 10 verbroken, waarbij de membranen 5 hun oor-spronkelijke, in fig. 2 weergegeven vorm weer zullen innemen, waarna de klep 9 kan worden geopend en het in de container 40 8007085 - 8 - aanwezige materiaal door het kantelen van de container kan worden uitgestort.

Volgens een verdere uitwerking van de uitvindings-gedachte kunnen ook uit een niet rekbaar materiaal vervaar-5 digde membranen 5 worden toegepast, die op dezelfde wijze als de bovenbeschreven rekbare membranen aan het ge tel 2 van de container zijn bevestigd, doch een zodanige vorm en zodanige afmetingen bezitten, 'dat zij bij het opwekken van een vacuum in de ruimte 10 in de container naar binnen worden 10 getrokken.

De in het voorgaande beschreven container kan niet alleen worden gebruikt voor het verpakken van losgestorte materialen, zoals bij het in de figuren 2 en 3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, doch ook voor het verpakken van voor-15 werpen met een vaste omtreksvorm, zoals machines, standbeelden enzovoorts.

Daar de vorm van dergelijke, uit een geheel bestaande voorwerpen zich in bepaalde gevallen niet leent om deze voorwerpen alleen door middel van de membranen 5 vast te zetten 20 kan in dergelijke gevallen met voordeel gebruik worden gemaakt van de oplossing, zoals weergegeven in fig. 4. In deze figuur 4 zijn de verschillende onderdelen van de container aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers als in de figuren 1 t/m 3, daar deze container op geheel dezelfde wijze kan 25 zijn uitgevoerd als de container volgens fig. 1, behoudens de afmetingen van de klep 9, die in dit geval voldoende groot moeten zijn om het te verpakken voorwerp 13, dat bijvoorbeeld uit een standbeeld kan bestaan in zijn geheel in de container te kunnen aanbrengen en daaruit te ikunnen verwijderen.

30 In dit geval wordt, nadat het voorwerp 13 door de klep 9 op de bodem 1 van de container is aangebracht en de klep 9 weer is gesloten de ruimte 10 door de openingen 6 geheel of gedeeltelijk gevuld met een verdeeld materiaal 14. Nadat de openingen 6 hermetisch zijn afgesloten wordt de 35 ruimte 10 geëvacueerd, waardoor het materiaal 14 door de membranen 5 zal worden samengedrukt en het voorwerp 13 door het materiaal 14 op de bodem 1 van de container zal worden vastgedrukt, zodat dit niet meer kan verschuiven.

Volgens een andere variant, welke is weergegeven in 40 8 0 0 7 0 8 5 - 9 - de figuren 5 en 6 kan het vulmateriaal 14 worden vervangen door balonnen 15 van soepel en rekbaar materiaal, welke gasdicht zijn afgesloten en ofwel zijn gevuld met een gas met een druk van minder dan 1 atm ofwel met een vloeistof met een 5 hoge dampspanning. Wanneer deze balonnen onder atmosferische druk tezamen met het te verpakken voorwerp 13 in de ruimte 10 worden aangebracht zullen deze een klein volume bezitten, terwijl zij bij het evacueren van de ruimte 10 zullen expanderen en de vrije ruimten tussen het voorwerp 13 en de mem-10 branen 5 in de ruimte 10 zullen opvullen, waardoor het voorwerp in de container wordt vastgezet.

In de beide gevallen, zoals weergegeven in de fig. 4 enerzijds en de figuren 5 en 6 anderzijds kan de onderdruk in de ruimte binnen de container worden opgewekt en in stand 15 worden gehouden door een in de container zelf opgenomen pompaggregaat 12, waardoor het voorwerp 13 dan zowel tijdens opslag als bij transport van de container in deze op zijn plaats zal worden gehouden. Hierdoor zal in het bijzonder bij de container volgens fig. 4 bij het eventueel vrijkomen 20 van gas uit het materiaal 14 worden voorkomen, dat het voorwerp 13 gaat verschuiven, omdat dit gas zal worden afgezogen en het materiaal 14 door een verdere uitrekking van de membranen 5 nog sterker zal worden samengedrukt.

Vanzelfsprekend kan de werkwijze volgens de uitvin-25 ding .op nog andere wijzen worden gerealiseerd zonder daarbij buiten het kader van de uitvindingsgedachte te treden.

Zo kunnen bijvoorbeeld containers met een andere vorm worden toegepast, terwijl in afhankelijkheid van deze vorm en de afmetingen van de container ook op andere wijze 30 gevormde membranen 5 kunnen worden toegepast en wel in het bijzonder een uitvoeringsvorm, waarbij een enkel membraan 5, dat aan het gestel 2 en/of de stijve bodem 1 van de container is bevestigd de ruimte 10 eventueel tezamen met de bodem 1 begrenst.

35 Voorts kunnen andere middelen voor het tot stand brengen van een drukverschil aan weerszijden van de membranen worden toegepast, teneinde het verkleinen van de door de membranen begrensde ruimte 10 tot stand te brengen.

Met name kan de hiertoe noodzakelijke vervorming van de mem- 40 8007085 - 10 - branen tot stand worden gebracht met behulp van tussen deze membranen 5 en de wanden 3 van de container aangebrachte opblaasbare organen al dan niet in combinatie met een evacu-ering van de ruimte 10.

8007085

Claims (13)

1. Werkwijze voor het verpakken van een materiaal of een voorwerp, met het kenmerk, dat het materiaal of het voorwerp wordt aangebracht op de bodem van een kist met een voorafbepaal de vaste omtreksvorm en tussen het 5 materiaal of het voorwerp enerzijds en de stijve wanden van de kist anderzijds tenminste een gas- en vloeistofdicht vervormbaar membraan wordt aangebracht en vervolgens tussen de beide zijden van dit membraan een zodanig drukverschil wordt opgewekt, dat het materiaal of het voorwerp door het membraan 10 op de bodem van de kist wordt vastgedrukt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat met het membraan een gas- en vloeistofdichte ruimte om het materiaal of het voorwerp wordt gevormd en het drukverschil door het evacueren van deze ruimte wordt 15 opgewekt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat door het membraan een gas- en vloeistofdicht volume buiten het materiaal of voorwerp wordt begrensd en het membraan door expansie van dit volume tegen het mate- 20 riaal of het voorwerp wordt aangedrukt.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat om het membraan en het materiaal of het voorwerp een gas- en vloeistofdichte ruimte wordt gevormd, terwijl in de door het membraan omgeven ruimte een gas met 25 een lagere druk dan de atmosferische druk en/of een vloeistof met een hoge dampspanning wordt aangebracht en de expansie van het door het membraan begrensde volume door het evacueren van de ruimte buiten het membraan en het materiaal of het voorwerp tot stand wordt gebracht.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat alvorens een drukverschil aan weerszijden van het membraan wordt opgewekt de ruimte tussen het membraan en een te verpakken voorwerp met een fijnverdeeld materiaal wordt opgevuld.

6. Inrichting voor het verpakken van een materiaal of een voorwerp in de vorm van een container met tenminste een stijve bodem en stijve ribben, met het 8007085 - 12- kenmerk, dat de inrichting tenminste een gas- en vloeistofdicht vervormbaar membraan bevat, dat het inwendige van de container in twee ruimten verdeelt, waarvan de ene ruimte tevens door de bodem van de container wordt begrensd 5 en voor het opnemen van een te verpakken materiaal of voorwerp dient, terwijl voorts middelen zijn aangebracht om tussen de door het membraan van elkaar gescheiden ruimten een zodanig drukverschil op te wekken, dat het volume van de ruimte binnen het membraan wordt verkleind en het membraan 10 tegen het materiaal of het voorwerp wordt aangedrukt.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat tenminste een deel van het membraan aan tenminste een stijf gedeelte van de container is bevestigd.

8. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het 15 kenmerk, dat de container van een gas- en/of vloeistofdichte bodem is voorzien en het membraan gas- en/of vloeistofdicht aan de omtrek van deze bodem is bevestigd, terwijl voorts middelen zijn aangebracht door welke de ruimte tussen het membraan en de bodem van de container voor het daarin aan- 20 bréngen en daaruit verwijderen van een te verpakken materiaal of voorwerp toegankelijk is en deze ruimte gas- en/of vloeistofdicht kan worden afgesloten.

9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t h e t kenmerk, dat de middelen voor het opwekken van het 25 drukverschil tussen de ruimten aan weerszijden van het membraan uit een inrichting voor het evacueren van de ruimte binnen het membraan bestaan.

10. Inrichting volgens een der conclusies 6 t/m 9, met het kenmerk, dat het membraan in het inwen- 30 dige van de container een gas- en vloeistofdicht volume begrenst, dat van de ruimte voor het opnemen van het te verpakken materiaal of voorwerp is gescheiden.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de container inwendig een gas- en/of vloei- 35 stofdichte ruimte bevat, in welke een of meer, een gas- en/of vloeistofdicht volume begrenzende membranen zijn aangebracht, die elk een gas met een druk, lager dan de atmosferische druk en/of een vloeistof met een hoge dampspanning bevatten, terwijl voorts middelen voor het evacueren van de ruimte 40 binnen d^ ^oij.tainer zijn aangebracht. - 13 “

12. Inrichting volgens conclusie 9 of 11, met het kenmerk, dat de middelen voor het evacueren van de ruimte binnen het membraan of de container in de container zelf zijn aangebracht.

13. Inrichting volgens een der conclusies 6 t/m 12, met het kenmerk, dat door het evacueren tevens het vocht uit het verpakte materiaal wordt verwijderd. 10 ..... 8007035