NL8006910A - Een verbrandingsmotor en een daardoor aangedreven inrichting omvattend stationair aggregaat. - Google Patents

Een verbrandingsmotor en een daardoor aangedreven inrichting omvattend stationair aggregaat. Download PDF

Info

Publication number
NL8006910A
NL8006910A NL8006910A NL8006910A NL8006910A NL 8006910 A NL8006910 A NL 8006910A NL 8006910 A NL8006910 A NL 8006910A NL 8006910 A NL8006910 A NL 8006910A NL 8006910 A NL8006910 A NL 8006910A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fuel
inlet
gas
combustion engine
gasification boiler
Prior art date
Application number
NL8006910A
Other languages
English (en)
Original Assignee
J W G Ind En Handelsondernemin
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by J W G Ind En Handelsondernemin filed Critical J W G Ind En Handelsondernemin
Priority to NL8006910A priority Critical patent/NL8006910A/nl
Priority to EP81201310A priority patent/EP0054991A1/en
Priority to ZA818334A priority patent/ZA818334B/xx
Priority to JP56205041A priority patent/JPS57146026A/ja
Publication of NL8006910A publication Critical patent/NL8006910A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02BINTERNAL-COMBUSTION PISTON ENGINES; COMBUSTION ENGINES IN GENERAL
    • F02B43/00Engines characterised by operating on gaseous fuels; Plants including such engines
    • F02B43/08Plants characterised by the engines using gaseous fuel generated in the plant from solid fuel, e.g. wood
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02GHOT GAS OR COMBUSTION-PRODUCT POSITIVE-DISPLACEMENT ENGINE PLANTS; USE OF WASTE HEAT OF COMBUSTION ENGINES; NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F02G3/00Combustion-product positive-displacement engine plants
    • F02G3/02Combustion-product positive-displacement engine plants with reciprocating-piston engines
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T10/00Road transport of goods or passengers
    • Y02T10/10Internal combustion engine [ICE] based vehicles
    • Y02T10/30Use of alternative fuels, e.g. biofuels

Description

----------ί-------------- t , i\ /ϊ Τ tJ/EA/2 ....................~...................-1- , \ EEN VERBRANDINGSMOTOR ΕΝ EEN DAARDOOR AANGEDREVEN INRICHTING OMVATTEND STATIONAIR AGGREGAAT.
De uitvinding heeft betrekking op een stationair aggregaat omvattende een gestel, een aan het gestel gemonteerde, van een brandstofinlaat en een verbrandingsluchtinlaat voorziene verbrandingsmotor en een met de verbrandings-5 motor gekoppelde, aangedreven inrichting.
Een dergelijk aggregaat, waarvan de aangedreven inrichting bijvoorbeeld een elektrische generator of een waterpomp is, wordt veelal toegepast op afgelegen plaatsen, waar 'geen elektriciteitsaansluitingen aanwezig zijn. Met name voor 10 ontwikkelingsgebieden kunnen deze aggregaten een uitkomst bieden. De opgewekte elektriciteit wordt daarbij bijvoorbeeld gebruikt voor elektrische irrigatiepompen of in plaats daarvan kan het aggregaat zelf een door de verbrandingsmotor aangedreven pomp omvatten. Het nadeel van het in afgelegen ge-^ bieden toepassen van een dergelijk aggregaat is, dat wel voor een regelmatige toevoer van benzine of dieselolie gezorgd moet worden. Dit houdt vaak in een transport van de brandstof 'over grote afstand, hetgeen hoge kosten met zich mee kan brengen en bovendien een grote kans op storingen in de toe-20 voer inhoudt.
Het doel van de uitvinding is dit nadeel op te heffen.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, met een aggregaat van de in de aanhef omschreven soort, die een, ,25 een van een luchtinlaat en een met de brandstofinlaat verbon-i den gasafvoerleiding voorziene vergassingsketel, en een in de gasafvoerleiding opgenomen gasreinigingsinriching omvattende ! gasgenerator en een parallel met de brandstofinlaat aan de gasafvoerleiding aangesloten opstartventilator omvat. Hier-30 door is een goede werking van het aggregaat niet meer afhankelijk van de riskante toevoer over grote afstand van benzine of dieselolie, maar kan gewerkt worden met zich direct in de omgeving bevindend brandbaar materiaal zoals in het bijzonder hout, maar ook ander organisch afvalmateriaal zoals bladeren, 35 gedroogde mest en eventueel houtskool, bruinkool of turf.
-----------8iro ener..................—.....-......
¥ i \ .
- 2 -
Met de uitvinding wordt een aggregaat verkregen dat niet alleen zinvol toegepast kan worden in die omstandigheden, waarin de toevoer van brandstof problemen oplevert.
Ook in geïndustrialiseerde landen kan het aggregaat volgens 5 de uitvinding gunstig worden toegepast. Bijvoorbeeld bij houtzagerijen of dergelijke, waar veel waardeloos houtafval vrijkomt, is het gunstig om een aggregaat volgens de uitvinding toe te passen, om met het houtafval elektriciteit op te wekken, waarmee dan weer machines van de houtzagerij aange-*0 'dreven kunnen worden. Behalve bij houtzagerijen wordt natuurlijk ook bij andere houtverwerkende industrieën afvalhout geproduceerd, dat op geschikte wijze toegepast kan worden in het aggregaat volgens de uitvinding. Ook op andere plaatsen komt nog veel brandbaar afval vrij, zoals bijvoorbeeld bij 15 het onderhoud van bossen, en bij tuinderijen waar het gedroogde afvalloof een geschikte brandstof zou kunnen vormen. Het is mogelijk om met één gasgenerator meerdere verbrandingsmotoren, bijvoorbeeld afhankelijk van de elektriciteitsbehoefte, aan te drijven. Ook kunnen twee gasgeneratoren ge-2° bruikt worden bij één verbrandingsmotor, waarbij de verbran-. dingsmotor volcontinu kan werken, doordat de gasgeneratoren afwisselend worden gebruikt en in de periode dat de ene gasgenerator werkt, de andere gereinigd en gevuld kan worden.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van het aggregaat 25 volgens de uitvinding is de vergassingsketel kantelbaar om een horizontale aslijn met het gestel verbonden. Hierdoor kan de vergassingsketel eenvoudig worden gereinigd, doordat zich eventueel onderin de ketel verzamelde slakken door het kante-| ien van de ketel via de vulopening kunnen worden verwijderd.
30 §' Verdere voordelen en kenmerken van de uitvinding blijken uit de volgende beschrijving aan de hand van figuren van uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding.
Pig. 1 toont in perspectivisch aanzicht een aggregaat volgens de uitvinding met gedeeltelijk weggebroken de-35 len.
Fig. 2 is een schema van de schakeling van de verschillende onderdelen van het aggregaat van figuur 1.
——rmrnr-------- ------------------------ ------- - - - · -- - '·" l ''· '·' · Ar * - 3 -
Pig. 3 toont in perspectivisch aanzicht, met gedeeltelijk weggebroken delen een voorkeursuitvoeringsvorm van een vergassingsketel.,
Fig. 4 toont in perspectivisch aanzicht, met ge-5 deeltelijk weggebroken delen een koeler en een cycloon van een aggregaat volgens de uitvinding.
Pig. 5 toont schematisch de wijze, waarop een re-gelklep.in de gasinlaat en een regelklep in de luchtinlaat zijn gekoppeld.
10 ’ :-r Pig. 6 toont een met figuur 5 overeenkomend aan- ‘ ; zicht van een andere uitvoeringsvorm daarvan, i. : Pig. 7 toont een perspectivisch aanzicht van weer .een andere uitvoeringsvorm.
Pig. 8 toont de in het aggregaat volgens de uitvin-15 ding toegepaste opstartventilator.
Pig. 9 toont in perspectivisch aanzicht, met ge-1 · deeltelijk weggebroken delen een brandstofhouder voor het aggregaat volgens de uitvinding.
Pig. 10 toont een gedeeltelijk doorgesneden zijaan-20 zicht van een vergassingsketel volgens de uitvinding.
„ Pig. 11 toont schematisch een van een brandstoftoe- voerinrichting voorziene vergassingsketel.
‘ Het aggregaat 1 omvat een gestel 2 waarin een, in ‘ figuur 1 schematisch weergegeven verbrandingsmotor 3 is ge-25 monteerd. De verbrandingsmotor 3 is gekoppeld met een aange-i dreven inrichting 4, die bijvoorbeeld een elektrische genera-| tor of een waterpomp kan zijn. In het gestel 2 is eveneens h een motorkoeler 5 gemonteerd. De brandstofinlaat 14 van de I verbrandingsmotor 3 is verbonden met een gasafvoerleiding 9 30 van eejp gasgenerator 7. De gasgenerator 7 omvat een vergas-singsketel 8, die aan de bovenzijde voorzien is van een vul-deksel 16 en aan de onderzijde van de eerder genoemde gasafvoerleiding 9. In de getoonde uitvoeringsvorm is de vergassingsketel 8 aan de buitenzijde van het gestel van het aggre-35 gaat 1 gemonteerd. In de gasleiding 9 is verder een, een eerste cycloon 10 en een tweede cycloon 11 omvattende reini-gingsinrichting opgenomen. Tussen de eerste cycloon 10 en de ——nrorrro-----------------------------
* V
- 4 - tweede cycloon 11 is nog een gaskoeler"12 aangebracht. De cyclonen 10, 11 en de gaskoeler 12 zijn vast in het gestel 2 gemonteerd. De uitlaat van de tweede cycloon 11 is direct verbonden met een verdeelstuk 17, dat enerzijds een aanslui-5 ting met de gasinlaat van de motor 3 en anderzijds een aansluiting met de opstartventilator 13 heeft. Deze aansluiting wordt gevormd door de leiding 18. Het aggregaat 1 omvat verder nog een in het gestel gemonteerd bedieningspaneel 15, dat de organen bevat waarmee de motor 3 gestart kan worden, en de 10 werking van deze motor 3 en, eventueel de elektrische generator 4 gecontroleerd kan worden. Het gestel is aan de buitenzijde voorzien van een beplating 19, waarin op geschikte plaatsen van roosters voorziene openingen zijn aangebracht, voor het doorlaten van koellucht en dergelijke.
.15 In het schema van figuur 2 is te zien hoe de ver schillende onderdelen van het aggregaat 1 volgens de uitvinding met elkaar zijn gekoppeld. De luchtinlaat 22 van de ver-gassingsketel 8 omvat een van een deksel 25 voorziene inlaat-buis 24, die gedeeltelijk wordt omgeven door een luchtkast 20 23. In de luchtkast 23 is een van een terugslagklep 26 voorziene- inlaatopening gevormd. Door middel van gaten 40 in de inlaatbuis 24 staat deze laatste in verbinding met het inwendige van de luchtkast 23. Via de opening in de luchtkast 23 en de-openingen 40 in de inlaatbuis 24, kan dus lucht in de 25 vergassingsketel 8, en met name in de verbrandingszone 28 daarvan terecht komen. De vergassingsketel 8 is eveneens voorzien van een. watertoevoerinrichting 30, die een waterreservoir 31 omvat en een water gedoseerd in de inlaatbuis 24 . r * ; brengende regelkraan 32. De regelkraan 32 is via een vacuum-30 leiding 33 gekoppeld met het inlaatspruitstuk 34 van de verbrandingsmotor 3, en regelt op deze wijze de toegevoerde hoeveelheid water in afhankelijkheid van de onderdruk in het inlaatspruitstuk 34. In de vergassingsketel 8 is een rooster 27 aanwezig waarop de brandstof rust. De werking van de gas-35 generator wordt verderop uiteen gezet. De met de uit de vergassingsketel 8 komende gasstroom 29 meegesleepte as- en vuildeeltjes, worden in de de eerste cycloon 10 en de tweede ------8 0 0 6 9 ΐ 0................................................ —
'J*.ii9A»aLC
i -i - 5 - cycloon 11 omvattende reinigingsinrichting uit het gas verwijderd. De grovere vuildeeltjes verzamelen zich onder in de cycloon 10, in de vanreen deksel 46 voorziene askast 45. Het '«t deksel 46 kan van de kast 45 worden afgenomen om het daarin 5 verzamelde vuil en de as daaruit te verwijderen. De koeler 12 omvat behalve de aansluitingen voor het gascircuit een koel-middelinlaat 47 en een koelmiddeluitlaat 48. Bovendien zijn volgens de uitvinding op de koeler 12 spoelaansluitingen 49 aangebracht, die in verbinding staan met het gascircuit, en 10 waarmee vuil dat zich in de koeler heeft afgezet weggespoeld kan worden. De tweede cycloon 11 is eveneens van spoelaansluitingen 50 voorzien. In het verdeelstuk 17 is nog een i laatste reinigingselement 39 in de vorm van een filter van houtwol of dergelijke opgenomen. De opstartventilator 13 is 15 aan zijn uitlaat 51 voorzien van een klep 44, waarvan de functie later uiteengezet zal worden. Met het inlaatspruit-stuk 34 van de verbrandingsmotor 3 is een gasinlaat 14 en een van een luchtfilter 36 voorziene luchtinlaat 35 verbonden. De verbrandingsmotor 3 is via een drijfwerk 38 en een koppeling 20 37 gekoppeld met de aangedreven inrichting 4.
De werking van het aggregaat 1 is als volgt. In de vergassingsketel 8 wordt via de normaal door het vuldeksel 16 i afgesloten vulopening brandstof, zoals hout, houtskool of dergelijke gebracht. De brandstof komt daarbij te rusten op 25 het rooster 27. Vervolgens wordt de klep 44 van de uitlaat 51 : van de opstartventilator 13 opengezet en de klep 40 in de I brandstofinlaatleiding gesloten^ Door de opstartventilator 13 j nu in te schakelen, wordt via de luchtinlaat 22 lucht door de ; j : ï - 1 • vergassingsketel 8, de cycloon 10, de koeler 12 en de cycloon 30 11 nasfr de opstartventilator 13 gezogen. Door het deksel 25 van de inlaatbuis 24 af te nemen, kan via de inlaatbuis 24 een stuk brandend papier of een lont. of dergelijke in de ketel 8 worden gebracht, waardoor de brandstof in de ketel 8 wordt ontstoken. Het deksel 25 kan daarna weer op de inlaat-35 buis 24 worden aangebracht, waarbij verder de lucht wordt aangezogen via de terugslagklep 26 en de gaten 40 in de inlaatbuis 24. Men laat nu de opstartventilator 13 zolang in 8T0 6 9 1 0 " .....
« * - 6 - werking, totdat aan de uitlaat 51 van de opstartventilator 13 in voldoende mate brandbaar gas wordt geleverd. Dit wordt op eenvoudige wijze gecontroleerd, door het gas aan te steken.
Met enige ervaring kan men aan de vorm en de kleur van de 5 vlam de hoeveelheid en kwaliteit van het gas beoordelen.
Het gevormde gas bevat hoofdzakelijk koolmonoxide. Het in de brandstof aanwezige water of, indien de brandstof erg droog is het via de watertoevoerinrichting 30 toegevoerde water, reageert met de koolmonoxide en vormt daarbij water-10 stof..
Wanneer op de bovenbeschreven wijze geconstateerd is, dat de verbranding in de ketel 8 goed is, wordt de klep 44 van de opstartventilator 13 gesloten, wordt de opstartven-tilartor 13 uitgeschakeld, en wordt de klep 40 in de brand-15 stofinlaatleiding van de motor 3 opengezet. De motor 3 kan nu op de normale manier met een startmotor worden gestart. Wanneer de verbrandingsmotor 3 loopt, oefent deze zelf de voor de gasvorming noodzakelijke zuigwerking uit. De gasproduktie in de gasgenerator 7, past zich zeer snel aan de behoefte van 20 de verbrandingsmotor· 3 aan, omdat de via de luchtinlaat 22 in de vergassingsketel 8 toegevoerde lucht evenredig is met deze behoefte van de motor 3„ Wanneer de motor 3 wordt uitgeschakeld, wordt geen gas meer aangezogen, en sluit de terugslagklep 26 zich.. Hierdoor komt geen lucht meer in de verbran-25 dingszona 28 van de ketel 8, en is het vuur in korte tijd gedoofd. De met de watertoevoerinrichting 30 toe te voeren hoeveelheid water, wordt volgens de uitvinding geregeld afhankelijk van het vacuum in het inlaatspruitstuk 34 van de verbrandingsmotor 3. Wanneer namelijk éénmaal voor een ze-30 kere brandstof is bepaald hoeveel water toegevoegd moet wor-den bij een bepaalde belastingtoestand van de motor 3, is verder de benodigde hoeveelheid water evenredig met het koppel van de motor en dus met de inlaatspruitstukdruk.
In figuur 3 wordt getoond hoe het deksel 16 van de 35 vergassingsketel 8 is uitgevoerd. Het deksel 16 omvat een klepplaat 55 die zodanig door middel van bouten 57 en veren 56 met een kap 54 is verbonden, dat deze klepplaat 55 van de kap 54 wordt weggedrukt. De bouten 57 zijn zodanig aange- 800691Ö ~ - 7 - bracht, dat wanneer het deksel 16 met behulp van de bajonet-slüiting 58 op de ketel 8 wordt vastgezet, de klepplaat 55 verend op de vulopening van de ketel 8 wordt gedrukt. Wanneer nu zich in de ketel 8 brandbaar gas zou verzamelen dat bij-5 voorbeeld bij het doorbranden van het vuur, wanneer de brandstof nagenoeg op is, ontstoken zou worden, kan dit tot een explosie leiden. Door de constructie van het deksel 16, kan de ontstane druk veilig afgevoerd worden tussen de klepplaat 25 en de vulopening door.
10 De vergassingsketel 8 van figuur 3 omvat een door een cilindrische buitenwand 59 en de ketel gevormde lucht-voorverwarmingskamer 60. Aan de zijde tegenover de luchtin-laatbuis 24 is in de wand 59 een terugslagklep 61 aange- . bracht, die dezelfde functie heeft als de terugslagklep 26.
15 van de inrichting van figuur 2. Doordat de via de openingen 40 in de inlaatbuis 24 aangezogen lucht langs de ketel strijkt, wordt deze lucht voorverwarmd. Dit heeft een hoger rendement van de ketel tot gevolg, omdat de verbrandingstem-peratuur in de verbrandingshaard evenredig hoger wordt. Even-20 eens is in figuur 3 te zien, dat het kegelvormige ondereinde van de ketel 8 voorzien is van een vuurbestendige bekleding 65. Verder omvat in een voorkeursuitvoeringsvorm de vergas-singsketel 8 een slakverwijderaar 63, die vanaf de buitenzijde van de ketel, in dit geval door middel van een handwiel 64 25 bedienbaar is en zich voor de inlaatbuis 24 ophopende sintels kan verwijderen. Volgens de uitvinding omvat de luchtinlaat-buis 24 een verwisselbare sproeierkop van hittebestendig ma-j teriaal» Dit materiaal kan zijn corund, chamottesteen of cor- ’ tenstaal of dergelijke. De vergassingsketel 8 is onder het i . " :30 rooster 27 voorzien van een gaskamer 62, waarop de gasafvoer-leiding 9 is aangesloten. In de gaskamer 62 kunnen zich asdeeltjes en dergelijke verzamelen.
Volgens een ander aspect van de uitvinding is de vergassingsketel 8 om een horizontale aslijn kantelbaar met 35 het gestel verbonden. In een voorkeuruitvoeringsvorm wordt deze.horizontale aslijn bepaald door de gasafvoerleiding 9.
8 0 0 6 9 1 0
3'J6iHöLC
- 8 -
Dit wordt bereikt met de lagerconstrucfcie 66 die het mogelijk maakt dat het met de vergassingsketel 8 verbonden gedeelte van de gasafvoerleiding 9 ten opzichte van een vast r deel 70 van de gasafvoerleiding 9 kan verdraaien. De lager-5 constructie 66 omvat een vast met het gestel 2 verbonden la-gersteun 67, een tegen het van de ketel 8 afgekeerde vlak van de lagersteun 67 aanliggende drukveer 68, en een met de gasafvoerleiding 9 verbonden klemring 69, waartegen het andere einde van de drukveer 68 aanligt. Door de veer 68 wordt de ketel 8 dus in de richting naar het vaste deel 70 van de gasafvoerleiding 9 toe belast. Op het vaste deel 70 van de gasafvoerleiding 9 is een nauw over dat vaste deel 70 en het beweegbare deel van de gasafvoerleiding 9 passende mof aangebracht r die met één van beide delen vast is verbonden. Verder 15 is nog tussen het vaste deel 70 en het beweegbare deel van de gasafvoerleiding 9 een afdichtingsring 72 aangebracht, die bijvoorbeeld van'messing of koper kan zijn. Door de belasting van de veer 68, worden de twee delen van de gasafvoerleiding 9 stevig tegen de afdichtingsring 72 aangedrukt, waardoor een 20 gasdichte verbinding wordt gevormd. De vergassingsketel 8 kan in de rechtopstaande stand worden vergrendeld door middel van de grendelinrichting 75. De grendelinrichting 75 omvat een op het met de-ketel 8 verbonden deel van de gasleiding 9 aangrijpende grendelplaat 76, die door een bladveer 77 in een 25 richting wordt belast, waarin de grendelplaat 76 in aangrij-ping wordt gehouden. Door de grendelplaat 76 in de richting van de j?ijl 78 omhoog te bewegen, wordt de vergrendeling op-. geheven en kan de ketel 8 in de richting van de pijl 73 of in : de tegengestelde richting om de horizontale aslijn 79 worden 30 gekanteld, om de inhoud via de vulopening uit de ketel te verwijderen.
Figuur 4 toont een mogelijke uitvoeringsvorm van de koeler 12. De koeler 12 omvat een cilindrische mantel 82, die aan de onderzijde voorzien is van een gasinlaat 83 en aan de 35 bovenzijde van een gasuitlaat 84. De koeler 12 is in vertika-le richting door drie platen 86 in vier ruimten onderverdeeld. De bovenste en onderste ruimte vormen respectievelijk de gasinlaat- en gasuitlaatruimte, terwijl de twee middelste 8 0 0 6910 ' : - % - 9 - ruimten respectievelijk een eerste koelruimte 88 en een tweede koelruimte 87 vormen. Tussen de bovenste en de onderste plaat 86 is een aantal buizen 85 aangebracht, waardoor het gas uit de irilaatruimte naar de uitlaatruimte kan 5 stromen. De eerste en de tweede koelruimte zijn voorzien van tussenaansluitingen 89 die met elkaar kunnen worden doorverbonden, zodanig dat door de twee koelruimten een koelmedium stroomt, dat toegevoerd wordt via de koelmiddelinlaat 47 en afgevoerd wordt via de koelmiddeluitlaat 48. Ook is het moge-10 lijk om de eerste koelruimte 88 bijvoorbeeld op te nemen in het koelcircuit van de verbrandingsmotor 3 en voor de tweede koelruimte 87 een koelmedium met een lagere temperatuur te gebruiken. Het is namelijk noodzakelijk, dat het gas, wanneer dit de verbrandingsmotor 3 bereikt, een temperatuur heeft die 15 maximaal ongeveer 30° bedraagt. Bij een hogere temperatuur wordt de vullingsgraad van de verbrandingsmotor 3 onvoldoende, waardoor deze niet voldoende vermogen meer kan leveren.
De koeler 12 omvat, zoals eerder werd opgemerkt, spoelaan-sluitingen 49, waarmee de door het gas doorstroomde ruimten 20 schoongespoeld kunnen worden. In de koeler 12 kunnen zich bijvoorbeeld teerprodukten afzetten, die uit het hete gas condenseren. De gasuitlaat 84 van de koeler 12 is verbonden met de gasinlaat 90 van de tweede cycloon 11. De gasinlaat 90 staat zowel in radiale als in axiale richting onder een hoek 25 op de cycloon 11, zodat de binnenkomende gasstroom zich gelijkmatig in spiraalvorm, zoals met pijl 93 is aangegeven, langs de binnenwand van de cycloon 11 beweegt. De op bekende wijze door de centrifugaalkracht uitgescheiden deeltjes komen . in de verzamelruimte 92 terecht, üit de verzamelruimte 92 30 kunneij;zij via een niet getoonde, afsluitbare opening, of bij het doorspoelen van de cycloon 11, verwijderd worden. Voor het doorspoelen van de cycloon 11 omvat deze, zoals ook reeds eerder is opgemerkt, spoelaansluitingen 50.
De verbrandingsmotor 3 zuigt behalve gas ook ver-35 brandingslucht aan. Om de gewenste verhouding van verbrandingslucht en gas in het uiteindelijke mengsel dat aan de motor 3 wordt toegevoerd te verkrijgen, omvat de brandstofin-laat 14 van de motor 3 een gasregelklep 96, de verbrandings- ~ 8006910 .
«Τ' - - - 10 - luchtinlaat 35 een luchtregelklep 95 en. zijn beide kleppen 95 , 96 via een een instelbare openingsverhouding in stand houdende overbrenging met elkaar gekoppeld. In de in figuur 5 getoonde uitvoeringsvorm wordt de overbrenging gevormd door 5 een kabel 99, waarmee bedieningsarmen 97, 98 van respektieve-lijk de kleppen 95, .96 zijn verbonden. De armen 97, 98 hebben een verschillende lengte, zodat bij een bepaalde axiale beweging van de kabel 99 verschillende openingshoeken van de re-gelkleppen 95, 96 worden verkregen. De verbrandingswaarde van 10 het door de gasgenerator geleverde gas hangt veelal af van de soort brandstof die wordt toegepast. Dit houdt in, dat bij een andere brandstof vaak de mengverhouding tussen gas en verbrandingslucht moet worden gewijzigd. Bij de uitvoeringsvorm van figuur 5 kan dit worden bereikt, door de bedienings-15 armen 97, 98 te verwisselen, wanneer op een andere brandstof wordt overgeschakeld. Het is ook mogelijk om de kabel 99 op verschillende plaatsen van de bedieningsarmen 97, 98 vast-klembaar te maken. De constructie van figuur 5 omvat nog een veer 102, die de regelkleppen 95, 96 in de sluitrichting be-20 last.
In figuur 6 wordt een andere opstelling van de regelkleppen getoond. Bij deze uitvoeringsvorm is eveneens in de luchtinlaat 35 een luchtregelklep 95 aangebracht, die verbonden is met de bedieningsarm 97. De tweede regelklep 104 is 25 echter in de direkt met het spruitstuk 34 van de motor 3 verbonden leiding aangebracht. Deze mengselklep 104 is met een bedieningsarm 105 gekoppeld. De bedieningsarmen 97 en 105 kunnen op met figuur 5 overeenkomende wijze zijn gekoppeld.
In figuur 6 wordt ook nog de vacuumleiding 33 voor het bedie-- 30 nen va(n de watertoevoerinrichting getoond.
Figuur 7 toont een uitvoeringsvorm van de overbrenging tussen de regelkleppen 95, 96 die een eenvoudige instel-baarheid van de overbrengingsverhouding mogelijk maakt. Met de luchtregelklep 95 is een bedieningswiel 111 verbonden, 35 waarmee de kabel 99 in aangrijping is. De kabel 99 is tegen slippen op het wiel 111 geborgd door middel van een bevesti-gingsorgaan 112. De gasregelklep 96 is door middel van een stervormige koppeling 108 gekoppeld met een spiraalvormig ---------8 0 0 69ΪΌ------------------------------------------------------- .. ' Jr -v - 11 - wiel 107. In de omtrek van het spiraalvormige wiel 107 is een aantal uitsparingen 110 gevormd, waarin een aangrijpingsor-gaan 109 aan het einde van de kabel 99 aan kan grijpen. Door de spiraalvorm van het wiel 107 bevinden de openingen 110 5 zich dus elk op een verschillende radiale afstand van de hartlijn van de regelklep 96. De overbrengingsverhouding tussen de regelklep 95 en de regelklep 96 wordt bepaald door de verhouding tussen de diameter van het wiel 111 en de radiale afstand van de betreffende opening 110, waarin het aangrij-10 pingsorgaan 109 van de kabel 99 aangrijpt. Door middel van de stervormige koppeling 108 kan het spiraalvormige wiel 107 in een zodanige stand op de as van de regelklep 96 worden geplaatst, dat de gewenste opening 110 zich aan de zijde bevindt, waar de kabel 99 zich uitstrekt.
15 Behalve een mechanische koppeling van de twee re- gelkleppen, is het ook mogelijk om de kleppen door bijvoorbeeld electrische organen te laten bedienen, die bestuurd worden door een regelinrichting. De regelinrichting kan de overbrengingsverhojuding tussen de kleppen dan bijvoorbeeld 20 regelen in afhankelijkheid van het gehalte aan brandbaar gas in het door de gasgenerator geleverde gas. Hiertoe wordt op een geschikte plaats in de gasafvoerleiding 9 een detector aangebracht.
Figuur 8 toont de opstartventilatoi/van het aggre- * 25 gaat volgens de uitvinding. De ventilator 13 omvat een electromotor 115, die bij voorkeur met dezelfde spanning werkt als de accu 6 van de verbrandingsmotor 3. Op de uitlaat 51 van de opstartventilator 13 is de klep 44 aangebracht, waarvan de funktie reeds eerder werd beschreven.
30 . ji*.· De brandstofhouder 117 van figuur 9 omvat een droogkamer, waarin via de vulklep 123 brandstof 118 wordt gebracht. In de brandstofhouder 117 is onderin een rooster 120 aangebracht, waar de brandstof 118 op rust. De brandstofhouder 117 is bovendien voorzien van een inlaat 121 en een 33- uitlaat 122. De inlaat 121 wordt verbonden met de uitlaat van de verbrandingsmotor 3. De uitlaatgassen van de verbrandingsmotor 3 hebben een hoge temperatuur, en door deze verbrandingsgassen door de brandstofhouder 117 te leiden, wordt de 8 0 0 6 9 1 0 - 12 - daarin opgenomen brandstof 118 gedroogdv'Het is namelijk nodig, dat voor een goede werking van de gasgenerator, het vochtgehalte van de brandstof niet hoger dan ongeveer 10% is. De gedroogde brandstof kan via de afvoerklep 124 uit de hou-5 der 117 worden- -genomen. Doordat het uitlaatgeluid in de brandstof 118 dempt, is het niet nodig om in de uitlaat van de motor 3 een afzonderlijke demper op te nemen. In een eenvoudiger uitvoeringsvorm kan de brandstofhouder 117 ook aan de bovenzijde geheel open zijn.
iO Een andere mogelijkheid om de brandstof vooraf te drogen, wordt in figuur 10 getoond. Hierbij is in de vergassingsketel 126 een extra cilindrische wand 127 aangebracht, waardoor twee ruimten worden gevormd, namelijk een vergas-singsruimte 129 en een droogruimte 128. De vergassingsruimte 15 129 is op bekende wijze door middel van een deksel afgesloten. De droogruimte 128 staat aan de bovenzijde in verbinding met de buitenlucht, zodat de gevormde waterdamp uit de droogruimte 128 kan ontwijken, en de brandstof daarin wordt gedroogd.
20 De hierboven getoonde uitvoeringsvorm van het ag gregaat 1 omvat een gasgenerator 7 met een vergassingsketel 8r die een bepaalde hoeveelheid brandstof op kan nemen, en wanneer, deze brandstof opgebruikt is, opnieuw gevuld moet worden. Om een continu bedrijf, of in ieder geval een bedrijf 25 over een langere periode achtereen mogelijk te maken, kan, zoals in figuur 11 wordt getoond, de vergassingsketel 131 worden voorzien van een vulinrichting 132. Deze vulinrichting 132 omvat hierbij een vultrechter 133, een brandstoftoevoerbuis 134 en een daarin aangebrachte transportschroef 135. De transportschroef 135 kan door middel van de zwengel 136 worden geroteerd, waardoor brandstof uit de vultrechter 133 in de vergassingsketel 131 wordt getransporteerd. De brandstof in de schroefgangen van de transporteur en in de vultrechter 133 vormt een voldoende afdichting voor de vergassingsketel 35 131. De ketel 131 is verder voorzien van een op zich zelf bekende kruisklep 137, waarmee de in de gaskamer 140 terechtgekomen as kan worden verwijderd, zonder dat via deze klep 137 valse lucht wordt aangezogen. Ook de cycloon 141 is van
-•.it-SoLT
8006910 i -13- een dergelijke kruisklep 138 voorzien, waarmee de in de cy- .. ______ cloon 141 afgescheiden as- en vuildeeltjes in de ashouder .139 kunnen worden gebracht. Behalve een in figuur 11 getoonde vulinrichting 132 is het ook mogelijk om in de ketel 131 zelf 5 een transportschroef aan te brengen, of, zoals met stippellijnen is aangegeven, een vaste schroef, mits de helling van de schroefgangen voldoende groot is om een ongehinderde doorstroming van de brandstof naar beneden mogelijk te maken. Een andere mogelijkheid is, dat de ketel 131 wat betreft zijn 10 diameter en hoogte zodanig wordt gedimensioneerd, dat de daarin aanwezige brandstof zelf een voldoende afsluiting vormt, zodat de bovenzijde open kan blijven.
- - . i - ! : -~ I - . : , . \ - , . ! ! * 5* i ~ 80065 10- ..... .

Claims (11)

1. Stationair aggregaat, omvattende een gestel, een aan het gestel gemonteerde, van een brandstofinlaat en een verbrandingsluchtinlaat voorziene verbrandingsmotor en een met de verbrandingsmotor gekoppelde, aangedreven inrichting, 5 gekenmerkt door een, een van een luchtinlaat en een met de brandstofinlaat verbonden gasafvoerleiding voorziene vergas-singsketel, en een in de gasafvoerleiding opgenomen gasreini-gingsinrichting omvattende gasgenerator, en door een parallel 'met de brandstofinlaat aan de gasafvoerleiding aangesloten 10 opstartventilator.
2. Aggregaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vergassingsketel kantelbaar om een horizontale aslijn met het gestel is verbonden.
3- Aggregaat volgens conclusie 2, met het kenmerk, 15 dat de horizontale-aslijn bepaald wordt door de gasafvoerleiding.
4. Aggregaat volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de luchtinlaat verbonden is met een zich ten minste gedeeltelijk om de vergassingsketel uit- 20 strekkende -en van een inlaatorgaan voorziene luchtvoorverwar-mingskamer.
5. Aggregaat volgens een van de voorgaande conclusies r gekenmerkt door een water in de luchtinlaat toevoerende, een de hoeveelheid toegevoerd water regelend regelorgaan 25 omvattende watertoevoerinrichting, welk regelorgaan een door de onderdruk in. de motorinlaat gestuurde regelklep omvat. - 6. Aggregaat volgens een van.de voorgaande conclu- -- . sies, met het kenmerk, dat althans de gasreinigingsinrichting spoelaansluitingen voor het schoonspoelen daarvan omvat.
30 T. Aggregaat volgens een van de voorgaande conclu sies, gekenmerkt door een, een met de uitlaat van de verbrandingsmotor verbonden brandstofdroogkamer omvattende brandstof houder.
8. Aggregaat volgens een van de conclusies 1-6, met 35 het kenmerk, dat de vergassingsketel een tussen een binnenwand en een buitenwand daarvan gevormde brandstofdroogkamer omvat. 8006910 -15-
9. Aggregaat volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de brandstofinlaat een regel-klep en in de verbrandingsluchtinlaat van de verbrandingsmotor een regelklep is gemonteerd en dat beide regelkleppen via 5 een, een instelbare openingsverhouding in stand houdende overbrenging met elkaar zijn gekoppeld.
10. Aggregaat volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vergassingsketel een uitwendig hiervan bedienbare, langs de luchtinlaat beweegbare sintel- 10 verwijderaar omvat.
11. Aggregaat volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de luchtinlaat van de vergassingsketel een verwisselbare sproeierkop van hittebestendig materiaal omvat.
12. Aggregaat volgens een van de voorgaande conclu sies, gekenmerkt door een met de vergassingsketel verbonden • automatische brandstoftoevoerinrichting. i i [ » i t ! . : { . · I .. • I > * ' < f : «f · 8W69TÖ K*63dóuC
NL8006910A 1980-12-19 1980-12-19 Een verbrandingsmotor en een daardoor aangedreven inrichting omvattend stationair aggregaat. NL8006910A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8006910A NL8006910A (nl) 1980-12-19 1980-12-19 Een verbrandingsmotor en een daardoor aangedreven inrichting omvattend stationair aggregaat.
EP81201310A EP0054991A1 (en) 1980-12-19 1981-11-25 Stationary aggregate comprising a combustion engine and a device driven thereby
ZA818334A ZA818334B (en) 1980-12-19 1981-12-01 Stationary aggregate comprising a combustion engine and a device driven thereby
JP56205041A JPS57146026A (en) 1980-12-19 1981-12-17 Fixed type combination apparatus including internal combustion engine and means to be drive thereby

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8006910A NL8006910A (nl) 1980-12-19 1980-12-19 Een verbrandingsmotor en een daardoor aangedreven inrichting omvattend stationair aggregaat.
NL8006910 1980-12-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8006910A true NL8006910A (nl) 1982-07-16

Family

ID=19836351

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8006910A NL8006910A (nl) 1980-12-19 1980-12-19 Een verbrandingsmotor en een daardoor aangedreven inrichting omvattend stationair aggregaat.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0054991A1 (nl)
JP (1) JPS57146026A (nl)
NL (1) NL8006910A (nl)
ZA (1) ZA818334B (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3834000A1 (de) * 1988-10-06 1990-04-12 Manfred Dipl Ing Gauchel Gasmotoraggregat

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB116746A (en) * 1917-06-15 1918-06-17 James William Parker Improvements in or relating to Gas Generators for use in the Propulsion of Automobile Vehicles.
GB270269A (en) * 1926-04-30 1928-02-16 Deutsche Erdoel Ag Improvements in or relating to producer-gas power plant for vehicles
FR48649E (fr) * 1936-08-12 1938-04-19 Dispositif à gazogène, applicable notamment aux véhicules routiers, permettant defaire fonctionner les moteurs à explosions à l'aide d'un gaz de houille ou de charbon de bois
CH204190A (de) * 1937-04-22 1939-04-30 Gertsch Heinrich Durch Generatorgas betriebene Kraftanlage.
FR897378A (fr) * 1942-08-11 1945-03-20 Brown Procédé et dispositif pour le fonctionnement d'installations de propulsion de véhicules avec gazogène et suralimentation
US3841851A (en) * 1974-02-12 1974-10-15 E Kaiser Process and apparatus for the gasification of organic matter
DE2412563A1 (de) * 1974-03-15 1975-09-25 Kiener & Borst Ohg Verfahren zur verwertung von muell und anderen brennbaren abfallstoffen sowie anlage zur durchfuehrung des verfahrens
GB1587696A (en) * 1977-07-29 1981-04-08 Fiat Spa Self-contained unit for the combined production of electrical energy and heat

Also Published As

Publication number Publication date
EP0054991A1 (en) 1982-06-30
ZA818334B (en) 1982-10-27
JPS57146026A (en) 1982-09-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN107726332A (zh) 一种环保型焚烧净化炉
US3489109A (en) Apparatus for burning combustible products in exhaust gases and removing fly ash therefrom
US3738289A (en) Counter-flow sludge burner
US3728976A (en) Portable incinerator
NL8006910A (nl) Een verbrandingsmotor en een daardoor aangedreven inrichting omvattend stationair aggregaat.
US3858533A (en) Trash incinerator with after burner
US4550669A (en) Burning apparatus with means for heating and cleaning polluted products of combustion
EP0019635B1 (en) Exhaust gas cleaning system for a diesel engine installed in a building
US3838651A (en) Incinerators
CN212157226U (zh) 一种生物质锅炉阻火器布袋除尘器
KR20000032736A (ko) 열매체 보일러
US3877400A (en) Incinerators
EP0040265B1 (en) Apparatus for converting garbage into a fuel gas
RU49954U1 (ru) Мобильная установка для утилизации горючих отходов методом сжигания
FR2722868A1 (fr) Incinerateur d&#39;usage general a ordures menageres et residus d&#39;hydrocarburea
US1368809A (en) Garbage-incinerator
SU31544A1 (ru) Газогенератор дл моторных повозок
FR2696817A1 (fr) Incinérateur à déchets combustibles polluants destiné aux navires, collectivités, entreprises, hôpitaux, etc..
US3476062A (en) Incinerator for burning combustible waste and method
JP2540829Y2 (ja) ガス発生装置およびガス発生装置用除じん装置
FR2460445A1 (fr) Dispositif permettant la substitution de charbon de bois pulverise a une partie du fuel-oil brule par les chaudieres de chauffage individuel ou collectif
CZ293431B6 (cs) Zařízení na zplynování fytomasy
JPH09287722A (ja) 焼却炉
US251492A (en) Ezra w
US752676A (en) John w

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed