NL8006832A - Stofhercirculatiesysteem voor een warmtewisselaar met een gefluidiseerd bed. - Google Patents

Description

N/30.029-tM/f. *

Stofhercirculatiesysteem voor een warmtewisselaar met een gefluïdiseerd bed.

De uitvinding heeft betrekking op een warmtewisselaar met een gefluïdiseerd bed en meer in het bijzonder op een dergelijke warmtewisselaar, waarbij uitstromende gassen uit het bed worden gevoerd over een aantal warmtewissel-5 buizen om warmte toe te voeren aan het water dat door de buizen stroomt.

De toepassing van gefluïdisëerde bedden is al lang erkend als een aantrekkelijk middel om warmte op te wekken. Bij deze inrichtingen wordt lucht gevoerd door een 10 bed van deeltjesmateriaal, dat is voorzien van een mengsel van inert materiaal, een brandstofmateriaal, zoals bitumineuze kool met een hoog zwavelgehalte en gewoonlijk absor-. berend materiaal voor het zwavel, dat vrijkomt als resultaat van de verbranding van de kool. Als resultaat van de lucht, 15 die door het bed passeert, wordt het bed gefluïdiseerd, hetgeen de verbranding van de brandstof bevordert. De voornaamste voordelen van een dergelijke inrichting zijn talrijk en omvatten een betrekkelijk hoge warmte-overdrachtsnelheid, een althans nagenoeg gelijkmatige bedtemperatuur, verbran-20 ding bij betrekkelijk lage temperaturen, gemakkelijke hantering van de brandstofmaterialen, een reductie in corrosie en ketelvervuiling en een reductie in ketelafmeting.

Er is voorgesteld een pijpengroep aan te brengen in verband met hét. bovenbeschreven type gefluïdiseerd 25 bed, welke pijpengroep normaal zich uitstrekt tussen twee trommels om water daartussen te circuleren, zodat wanneer het mengsel van de verbrandingsgassen uit het gefluïdiseerde bed en de luchtovermaat die passeert door het gefluïdiseerde bed (welk mengsel hierna wordt aangeduid als "uitstromende 30 gassen") wordt gevoerd over de pijpengroep, warmte uit de uitstromende gassen wordt toegevoegd aan het water in de pijpen. Bij dit type inrichtingen wordt echter een aanzien-lijke hoeveelheid brandbaar materiaal en/of ander reagerend materiaal in de vorm van vaste stofdeeltjes normaal afge-35 voerd als deeltjes in de uitstromende gassen. Dit levert problemen op in verband met de toepassing van pijpgroepen daar het vaste deeltjesmateriaal de neiging heeft zich te verzame- 8006832 ί» * -2- len en zich. op te hopen op de pijpen, waardoor erosie en een verminderd rendement worden veroorzaakt.

Hoewel is voorgesteld dit deeltjesmateriaal af te scheiden uit de uitstromende gassen, wordt dit vaak 5 gedaan door uitwendige cycloonafschelders of dergelijke, die behalve dat ze betrekkelijk duur zijn moeten worden geplaatst buiten de warmtewisselaar en dus een systeem vereisen voor het afvoeren van de uitstromende gassen buiten de warmtewisselaar naar de cycloonafscheider.

10 Derhalve is een doel van de onderhavige uitvinding het verschaffen van een warmtewisselaar met een gefluïdiseerd bed, die is voorzien van een inwendig systeem voor het afscheiden van de vaste deeltjes uit de uitstromende gassen.

15 Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een warmtewisselaar van het bovengenoemde type, waarin de bovengenoemde afscheiding wordt uitgevoerd door betrekkelijk goedkope constructies, die Zijn toegevoegd aan het systeem.

20 Weer een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een warmtewisselaar van het bovengenoemde type, waarin de afgescheide deeltjes worden verzameld en teruggeinjecteerd in het gefluïdiseerde bed.

Om deze en andere doelen te bereiken omvat 25 het systeem van de onderhavige uitvinding een bed van brand-stofbevattend deeltjesmateriaal, .dat is aangebracht in een huis, waarbij lucht wordt gevoerd door het bed om het materiaal te fluïdiseren en de verbranding van de brandstof te bevorderen. Een watercirculatiesysteem is aangebracht in het 30 huis bij het bed en omvat een serie watèrcircuiatiefcuizen, die zijn verbonden met ten minste één trommel. De uitstromende gassen uit het bed worden gericht over de buizen om warmte toe te voeren aan het water in de buizen. Een lei-platensysteem is aangebracht in de baan van de gassen, ter-*· 35 wijl de gassen passeren van het bed over de buizen om het vastedeeltjesmateriaal af te scheiden uit de gassen. Een ^ stortbak is aangebracht bij het gefluïdiseerde bed om het afgescheiden deeltjesmateriaal te verzamelen en een injecteur is aangebracht om het afgescheiden deeltjesmate-40 riaal terug te injecteren in het bed.

8006832 -3-

De bovenstaande beschrijving alsmede verdere doelen, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden met verwijzing naar de volgende beschrijving van een tegenwoordig bij voorkeur maar niettemin 5 als voorbeeld bedoelde uitvoering volgens de onderhavige uitvinding in samenhang genomen met de bijgaande tekening, waarin: fig. 1 is een schematische dwarsdoorsnede van de warmtewisselaar volgens de onderhavige uitvinding; 10 fig. IA is een aanzicht op grotere schaal van het deel van de constructie van fig. 1, dat is opgenomen binnen de cirkel IA; fig. 2 is een doorsnede volgens de lijn 2-2 van fig. 1; en 15 fig. 3 is een gedeeltelijk perspectivisch aan zicht op grotere schaal van een deel van de onderdelen, die zijn afgebeeld in fig. 1.

Meer in het bijzonder verwijzend naar fig. 1 van de tekeningen verwijst het verwijzingscijfer 10 in het 20 algemeen naar de warmtewisselaar met een gefluïdiseerd bed volgens de onderhavige uitvinding, die bij wijze van voorbeeld is afgebeeld in de vorm van een stookgenerator. De generator omvat een buitenste omhulsel met een bovenwand of dak 12, een bovenste voorwand 14a, een onderste voorwand 25 14b, een achterwand 16 en twee zijwanden, waarvan er één is afgebeeld bij het Verwijzingscijfer 18.

Een paar op afstand van elkaar liggende scheidingswanden 20 en 22 strekken zich evenwijdig aan de achterwand 16 en tussen de zijwanden 18 uit om twee kamers 30 24 en 26 te vormen. Een zich horizontaal uitstrekkende luchtverdeelplaat 28 strekt zich uit tussen de scheidingswand 22 en de achterwand 16 tussen de twee zijwanden 18 bij het onderste deel van elke kamer 24 en 26 en ligt op een afstand van de vloer van het omhulsel om luchtverdeelkamers ♦ 35 30 resp. 32 te vormen. Twee bedden van deeltjesmateriaal, die in het algemeen zijn afgebeeld bij de verwijzingscijfers w 34 en 36 zijn aangebracht in de kamers 24 resp. 26 en worden ondersteund door de plaat 28. Elk bed van deeltjesmateriaal omvat een mengsel van fijn gemalen kool en een inert mate-40 riaal zoals in de handel verkrijgbaar hematitisch ijzererst.

8006832 is % , -4-

Ook kan fijne kalksteen of dolomiet worden opgenomen voor toepassing als een absorberend middel voor de zwavel, die vrijkomt tijdens de verbranding van de brandstof zoals gebruikelijk is. , 5 Twee als spreider uitgevoerde kooltoevoerin richtingen 38 en 40 zijn gemonteerd op een zijwand 18 om de fijngemalen kool toe te voeren aan de bedden 34 resp. 36, terwijl een kalksteentoevoerpijp 42 is gemonteerd in de wand 16 om de kalksteen toe te voeren aan het bed 36 en een kalk-10 steentoevoerpijp 44 is gemonteerd door de wand 22 om kalksteen toe te voeren aan het bed 34. Een afvoer 46 is aangebracht voor elk van de bedden 34 en 36 en strekt zich uit door de plaat 28 om het afgewerkte deeltjesmateriaal te kunnen afvoeren uit het bed, zoals later in detail zal worden 15 beschreven.

Zoals ook is afgebeeld met verwijzing naar fig.

2 is elk van de wanden 18 en 22 gevormd door een aantal buizen met twee zich in langsrichting uitstrekkende vinnen 47, die zijn verbonden aan diametraal tegenovergestelde delen 20 daarvan, waarbij de vinnen van aangrenzende buizen aan elkaar ............. zijn gelast om een gasdichte constructie te vormen. Hoewel niet afgebeeld in fig. 2 zal het duidelijk zijn, dat de wanden 16 en 20 op gelijke wijze zijn gevormd. Zoals is afgebeeld in fig. 1, strekt een buitenste laag van isolatiema-25 teriaal 48 zich uit om en omsluit deze de achterwand 16 en de zijwanden 18 en vormt deze oök het dak 12 en de bovenste en onderste voorwanden 14a en 14b van het omhulsel.

Twee luchtverdeelleidingen 50 en 52 zijn aangebracht onmiddellijk onder de luchtverdeelkamers 30 resp.

30 32 om lucht te verdelèn aan de laatstgenoemde kamers en in de bedden 34 resp. 36. De lucht stroomt door de leidingen 50 en 52 onder de regeling van kleppen 54 resp. 55, die liggen in de leidingen en dan omhoog door de kamers 30 en 32 en de plaat 28 om de bedden 34 en 36 te fluïdiseren en de verbran-* 35 ding van het deeltjesvormige brandstofmateriaal te bevorderen.

Nadat de lucht is gepasseerd door de bedden 34 en 36 en deel heeft genomen aan de verbrandingsreacties, combineert de lucht zich met de gasvormige verbrandingsproduCten en treedt deze uit de kamers 24 resp. 26 op een wijze, die later 40. in detail zal worden beschreven. Een water/stoomcirculatie- 8006832 -5- 6 t* systeem is aangebracht tussen de scheidingswand 22 en de bovenste voorwand 14a en omvat een bovenste stoomtrommel 56 en een onderste water- of moddertrommel 58. Een ketelgroep 60 is ook aangebracht en bestaat uit een groot aantal op afstand 5 van elkaar geplaatste buizen, die de stoomtrommel 56 en de watertrommel 58 verbinden om deze in fluïdumcommunicatie te plaatsen. De stoomtrommel 56 is ondersteund door een uitwendige steunconstructie (niet afgebeeld) en de watertrommel 58 is ondersteund door de stoomtrommel via de ketelgroep 60.

10 Twee paar daalhuizen 62 en 64 strekken zich omlaag vanaf de stoomtrommel 56 uit, waarbij één daalhuis van elk paar is afgebeeld in fig. 1. De daalhuis 62 is verbonden met een serie horizontale voedingpijpen 65 en 66, die liggen aan het onderste deel van het omhulsel, waarbij één voeding-15 pijp van elke serie is afgebeeld in fig. 1. De voedingpijpen 65 zijn verbonden in fluïdumcommunicatie met twee horizontale verdeelstukken 68 en 70, die op hun beurt zijn verbonden in fluïdumcommunicatie met de ondereinden van de buizen, die de scheidingswand 22 vormen resp. de voorste helft van de zij-20 wanden 18. Op soortgelijke wijze zijn de voedingpijpen 66 verbonden met een horizontaal verdeelstuk 72, dat is verbonden in fluïdumcommunicatie met de ondereinden van de buizen, die de scheidingswand 20 vormen. De daalhuizen 64 zijn verbonden met een serie voedingpijpen 74 en 76, waarvan er tel-25 kens één is afgebeeld in fig. 1, waarbij de voedingpijpen 74 zijn verbonden in fluïdumcommunicatie met een verdeelstuk 77, dat op zijn beurt is verbonden met de ondereinden van 'de buizen, die de achterwand ;16 vormen. Hoewel dit niet uit de tekeningen blijkt zal het duidelijk zijn, dat de voedingpij-30 pen 76 zijn verbonden met een verdeelstuk (niet afgebeeld), dat in fluïdumcommunicatie is met de ondereinden van de buizen, die de achterhelft van de zijwanden 18 vormen.

Een bovenste verdeelstuk 78, dat ligt bij het dak 12 is verbonden met de boveneinden van de buizen, die 35 de zijwanden 18 volgens fig. 1 vormen voor het opnemen van „ het fluïdum uit deze laatste. Een aantal stijgbuizen 79 is verbonden tuseen het verdeelstuk 78 en de stoomtrommel 56 om het fluïdum terug te voeren naar de stoomtrommel. Het zal duidelijk zijn, dat een ander verdeelstuk gelijk aan het ver-40 deelstuk 78 is aangebracht in verbinding met de buizen, die 80 0 6 8 3 2 » _ » ' . -g- de andere zijwand 18 vormen en via aanvullende buizen is verbonden met de stoomtrommel 56.

Weer verwijzend naar fig.1 zijn de bovenste delen van de buizen, die de wanden 16, 20 en 22 vormen, 5 gebogen in een horizontale vorm, zoals is afgebeeld en zijn ze verbonden met de stoomtrommel 56 om het stromingscircuit te completeren. In dit verband wordt opgemerkt, dat de van vinnen voorziene delen van de buizen, die de wanden 20 en 22 vormen eindigen bij de punten, die zijn afgebeeld bij de 10 verwijzingscijfers 20a resp. 22a, maar dat de buizen, diè deze wanden vormen verder omhoog lopen èn zijn gebogen, zoals is afgebeeld voor verbinding met de stoomtrommel 56. Als resultaat kunnen de lucht en gasvormige verbrandingsproducten uit de bedden 34 en 36 passeren door de ruimte, die aldus is 15 gevormd tussen de bovenste delen van de buizen, die de wanden 20 en 22 vormen, wanneer deze uit de kamers 24 resp. 26 treden, zoals later in detail zal worden beschreven.

Een aanvullend circuit voor de passage van het water en dë stoom is gevormd door twee series bedbui-20 zen 80 en 82, die aan hun ondereinden zijn verbonden met de verdeelstukken 77 resp. 72, en die omhoog passeren op althans nagenoeg vertikale wijze door de luchtverdeelkamers 30 en 32 en in de onderste delen van de bedden 34 resp. 36. De bedbui-zen 80 en 82 zijn dan gebogen volgens een hoek met het boven-25 vlak van de bedden 34 resp. 36 en strekken zich diagonaal over de bedden uit waardoor ze weer zijn gebogen, zodat ze zich vertikaal omhoog uitstrekken door de overige delen van de kamers 24 resp. 26, voordat ze weer in een althans nagenoeg horizontale vorm zijn gebogen voor verbinding met de stoom-30 trommel 56.

Sett #asu±tlaat 90 is gevonnd; in de bovenste voorwand 14a voor de afvoer van de lucht en de gasvormige verbrandingsproducten uit de kamers 24 en 26. Bij het passeren uit de laatste kamers passeren de lucht en de gasvormige 35 verbrandings-producten over de ketelgroep 60 om warmte toe te voeren aan het water/de stoom in de buizen, die de ketel-groep vormen, zoals later in detail zal worden beschreven.

Een stoomuitlaat 92 is aangebracht in de stoomtrommel 56 voor het afvoeren van de stoom naar een andere eenheid, zoals een 40 stoomturbine, of.dergelijke.

8006832 -7- <3 U\

Zoals in fig. 1 is afgebeeld, zijn drie leiplaten 94, 96 en 98 gemonteerd op verschillende buizen, die de huizengroep 60 vormen. De leiplaten strekken zich uit over de gehele breedte van het huis 10 in een richting lood-5 recht op het vlak van de tekening en kunnen door lassen of op andere wijze zijn bevestigd aan de buizen. De leiplaat 94 is gemonteerd op de achterste rij buizen onmiddellijk. bij de gefluidiseerde bedden, terwijl de leiplaat 98 is gemonteerd op de voorste rij buizen en de leiplaat 96 is gemon-10 teerd op een tussenliggende rij buizen. De leiplaat 96 is op een afstand omlaag aangebracht van de leiplaten 94 en 98 en strekt zich omhoog uit van de trommel 58.

Een aanvullend leiplaatsysteem 100 is afgebeeld in het algemeen in fig. 1 en speciaal in verband met 15 fig. IA, 2 en 3. In het bijzonder bestaat het leiplaatsysteem 100 uit een aantal kanaalvormige stalen balken 102, die zich uitstrekken vanaf het onderste deel van de leiplaat 94 en volgens een hoek omlaag naar de scheidingswand 22. Zoals beter in fig. 3 is afgebeeld, zijn afwisselende balken 102 20 iéts omhoog geplaatst ten opzichte van hun twee aangrenzende balken om betrekkelijk kleine ruimten te vormen voor de passage van gassen. De banden 102 zijn in dwarsdoorsnede althans nagenoeg U-vormig en als zodanig verzamelen ze stof uit de gassen als deze laatste opbotsen tegen hun bovenvlakken op 25 een wijze, die later in detail zal worden beschreven.

Weer verwijzend naar fig. 1, is een stortbak 104 gevormd bij de onderste voorwand 14b van het huis 10 en deze verzamelt het afgescheiden deeltjesmateriaal, dat 1 afkomstig is van het leiplaatsysteem 100. Een pneumatisch 30 werkende injeöteur 106 is aangebracht onmiddellijk onder de stortbak 1Θ4 en neemt het deeltjesmateriaal uit de stortbak op wanneer de mesklep 108 open is. De injecteur 106 staat in verbinding met het onderste deel van het gefluïdiseerde bed in de kamer 26 en werkt om het deeltjesmateriaal in het 35 laatste bed te injecteren. Daar de injecteur 106 en de klep 108 op een gebruikelijke wijze werken zullen ze niet verder in detail worden beschreven. „

Tijdens de werking wordt het deeltjesvor-mige brandstofmateriaal in de bedden 34 en 36 aangestoken 40 door ontstekers of dergelijke (niet afgebeeld), die zijn 8006832 -8- aangebracht in een ontstekingszone aan de einden van de bedden, op gebruikelijke wijze. Lucht wordt gevoerd door de luchtleidingen 50 en 52 onder regeling van de kleppen 54 en 55 in de luchtverdeelkamers 30 resp. 32 en passeert omhoog door de 5 plaat 28 in de bedden 34 resp. 36 om het deeltjesvormige bedmateriaal te fluïdiseren en de verbranding van het brand-stofmateriaal te bevorderen. De luchtovermaat passeert door de bedden en combineert zich met de gasvormige verbrandings-producten van het brandstófmateriaal en stroomt omhoog in de 10 bovenste delen van de kamers 24 en 26 alvorens uit de kamers te treden in de zone, die de ketelgroep 60, de leiplaten 94, 96 en 98 en het leiplaatsysteem 100 bevat.

Een groot deel van deze uitstromende gassen zal aanvankelijk ophotsen tegen de leiplaat 94 of de 15 balken 102 van het leiplaatsysteem 100, waardoor het door de gassen meegevoerde deeltjesmateriaal daaruit wordt afgescheiden en door de zwaartekracht van de einden van de balken 102 en door de door de balken gevormde ruimten in de stortbak 104 valt. Na passage door het leiplaatsysteem 100 zullen de gassen 20 dan passeren naar links in fig. 1 en omhoog in de richting, die is aangegeven door de pijl tussen de leiplaten 94 en 96.

De gassen passeren verder in de richting, die is aangegeven door de pijl over de bovenzijde van de leiplaat 96 en omlaag tussen de leiplaten 96 en 98. De gassen keren dan omhoog en 25 treden uit het Omhulsel via de uitlaat 90. Het afgescheiden deeltjesmateriaal, dat is verzameld in de stortbak 104 wordt toegevoerd aan de pneumatische injecteur 106 via de mesklep 108 en wordt naar behoefte door de injecteur geïnjecteerd in het onderste deel van de kamer 26 om verder te worden toege-30 past ih het verbrandingsproces.

stater wordt gecirculeerd uit de stoömtrom-mei 56 door de ketelgroep 60 in de watertrommel 58 en terug naar de stoomtrommel 56 en uit de daalhuizen 62 en 64 naar de bedbulzen 80 en 82 en de buizen, dié de wanden 16, 18, 20 35 en 22 vormen, zoals eerder beschreven is. Dé warmte, die wordt opgewekt door de gefluïdiseerde bedden 34 en 36 wordt ,, toegevoerd aan het water, dat stroomt door de bedbuizen 80 en 82 en de wanden 16, 18, 20 en 22 in de kamers 24 en 26 en in het bijzonder de delen daarvan die zijn ondergedompeld in 40 de geflu'idiseerde bedden 34 en 36 en de hete uitstromende gas- 8006832 -9·*" Λ -¾ sen die in een kronkelweg passeren over de ketalgroep 60 op de bovenstaande wijze voeren aanvullende warmte toe aan het water, dat passeert door de buizen van deze laatste. Als resultaat wordt een deel van het water omgezet in stoom, 5 waarbij het water/stoommengsel stijgt in de buizen door natuurlijke convectie en terug passeert in de stoomtrommel 56. Set zal duidelijk zijn, dat de stoomtrommel 56 kan zijn voorzien van scheiders om de stoom te scheiden van het water op een gebruikelijke wijze voordat de stoom uittreedt uit 10 de stoomuitlaat 92. Het deel van het water, dat niet wordt omgezet in stoom zal hercircüleren op de bovenstaande wijze en aanvullend voedingwater wordt toegevoerd aan de trommel 56 via een inlaat (niet afgebeeld) om het water aan te vullen dat is omgezet in stoom.

15 De voordelen van de bovenstaande inrich ting zijn talrijk. De toepassing van het lelplatensysteem 100 maakt het mogelijk, dat het deeltjesmateriaal wordt afgescheiden uit de uitstromende gassen op een goedkope, simpele en efficiënte wijze met een minimum aan constructieve 20 toevoegingen aan de warmtewisselaar. Ook vermijdt dit een opbouw van de deeltjes, speciaal die met een relatief grote impuls, op de buitenvlakken van de buizen in de ketelgroep 60 en beschermt dus de buizen tegen erosie. Verder wordt het afgescheiden deeltjesmateriaal opgevangen op een betrekkelijk 25 Simpele wijze en kan het laatste materiaal gemakkelijk terug worden geïnjecteerd in een gefluïdiseerd bed, hetgeen natuurlijk verder het rendement van de werking verhoogt.

_ Het,:?al duidelijk zijn, dat verschillende variaties kunnen worden gemaakt in het bovenstaande zonder 30 het kader van de uitvindingte verlaten. Bijvoorbeeld is de onderhavige uitvinding alleen als voorbeeld in verband met een bijzondere warmtewisselaar beschreven, waarbij het duidelijk zal zijn, dat deze kan worden benut in andere toepassingen in overeenstemming met het voorgaande.

35 Ook kan het bijzondere ontwerp van de leiplaten 94, 96 en 98 worden gevarieerd zonder het kader van de uitvinding te verlaten. Bijvoorbeeld kunnen de leiplaten 94, 96 en 98 inplaats van te zijn gevormd als massieve scheidingswanden, zijn gevormd door het vormen van vinnen op de 40 bijzondere buizen op de bijzondere afgebeelde plaats en de 8006832 Λ t' -10- ribben van aangrenzende buizen met elkaar te verbinden voor het vormen van de leiplaten.

8006832

Claims (9)

1. Warmtewisselaar, gekenmerkt door een huis, middelen, die ten minste één bed van deeltjes-materiaal met brandstof in het huis vormen, middelen om lucht door het bed te voeren om het materiaal te fluïdiseren 5 en de verbranding van de brandstof te bevorderen, een water-circulatiesysteem, dat in het huis ligt bij het bed en is voorzien van een serie watercirculatiebuizen, die zijn verbonden met ten minste één trommel, middelen om de uitstromende gassen uit het gefluïdiseerde bed te richten over 10 buizen om warmte toe te voeren aan het water in de buizen, leiplaatmiddelen, die zijn aangebracht in het huis en liggen in de baan van de uit het bed over de buizen passerende gassen om de vaste deeltj esmateriaal af te scheiden uit de gassen, middelen, die in het huis liggen bij het bed om het af-15 gescheide deeltjesmateriaal te verzamelen, en middelen om het afgescheiden deeltjesmateriaal terug te injecteren in het bed.

2. Warmtewisselaar volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat uitlaatmiddèlen zijn verbon- 20 den met het huis om de gassen uit het huis af te voeren.

3. Warmtewisselaar volgens conclusie 1, met het kenmer k, dat de leiplaatmiddelen zijn voorzien van ten minste één scheidingswand, die over de huizengroep is aangebracht. 25

4.Warmtewisselaar volgens conclusie 1, met het k e n m e r k> dat de leiplaatmiddelen zijn voorzien van een aantal vinnen, die zijn gevormd op de buizen, waarbij de vinnen van aangrenzende buizen met elkaar zijn verbonden.

5. Warmtewisselaar vólgens conclusie 1, 3 of 4, m et het k e n m er k, dat de leiplaatmiddelen de vorm hebben van drie afzondelijke leiplaten, die over de huizengroep zijn aangebracht, welke leiplaten op afstand van elkaar op zodanige wijze zijn aangebracht, dat de gassen „ 35 in een kronkelweg over de huizengroep worden gericht.

6. Warmtewisselaar volgens conclusie 1, 3 ^ 4 of 5,met het kenmerk, dat de leiplaatmiddelen zijn voorzien van een aanbal kanaalvormige stalen balken, die zich vanaf de buizen naar het bed uitstrekken en die op 8006832 «X ΐ. -12- afstand van elkaar zijn geplaatst, zodat de gassen daar tussendoor kunnen passeren.

7. Warmtewisselaar volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de verzamelmiddelen bestaan 5 uit een stortbak, die onder de kanaalvormige stalen balken ligt.

8. Warmtewisselaar volgens conclusie 7, met hetkenmerk, dat de injectiemiddelen bestaan uit een injecteur, die onder de stortbak ligt en een klep om 10 het afgescheiden deeltjesmateriaal uit de stortbak toe te voeren aan de injectiemiddelen.

9. Warmtewisselaar volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de leiplaatmiddelen zijn uitgevoerd om de gassen in een kronkelweg over de buizen te 15 richten. * 8006832