NL8006783A - Inrichting voor het verpompen van uit twee fasen bestaande fluida. - Google Patents

Inrichting voor het verpompen van uit twee fasen bestaande fluida. Download PDF

Info

Publication number
NL8006783A
NL8006783A NL8006783A NL8006783A NL8006783A NL 8006783 A NL8006783 A NL 8006783A NL 8006783 A NL8006783 A NL 8006783A NL 8006783 A NL8006783 A NL 8006783A NL 8006783 A NL8006783 A NL 8006783A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
blades
axis
fluid
measured
section
Prior art date
Application number
NL8006783A
Other languages
English (en)
Other versions
NL186924C (nl
Original Assignee
Inst Francais Du Petrole
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Inst Francais Du Petrole filed Critical Inst Francais Du Petrole
Publication of NL8006783A publication Critical patent/NL8006783A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL186924C publication Critical patent/NL186924C/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D29/00Details, component parts, or accessories
    • F04D29/18Rotors
    • F04D29/22Rotors specially for centrifugal pumps
    • F04D29/2261Rotors specially for centrifugal pumps with special measures
    • F04D29/2277Rotors specially for centrifugal pumps with special measures for increasing NPSH or dealing with liquids near boiling-point
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D3/00Axial-flow pumps
    • F04D3/02Axial-flow pumps of screw type
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D31/00Pumping liquids and elastic fluids at the same time

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structures Of Non-Positive Displacement Pumps (AREA)
  • Electrical Discharge Machining, Electrochemical Machining, And Combined Machining (AREA)

Description

* _ 4 803385/KeijSer
Korte aanduiding! Inrichting voor het verpompen van uit twee fasen bestaande fluxda.
Door aanvraagster wordt als uitvinder genoemd! Marcel ABNAUDEAU.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verpompen van uit twee fasen bestaande fluxda, dat wil zeggen fluïda die voor het verpompen en onder de beschouwde omstandigheden van druk en temperatuur, gevormd worden door een mengsel van een 5 vloeistof en een niet in de vloeistof opgelost gas, waarbij de vloeistof al of niet met gas verzadigd kan zijn.
Het verpompen van een uit twee fasen bestaand fluïdum, bijvoorbeeld een uit twee fasen bestaand aardolie-effluent dat een mengsel vormt van olie en gas, stelt problemen die moeilijker op-10 losbaar zijn naarmate, onder de thermodynamische omstandigheden van het fluïdum vóór het verpompen, de waarde van de volumeverhouding tussen het gas en de vloeistof groter is.
De verhouding van de volumina van het gas en de vloeistof, hierna verkort aangeduid als "volumeverhouding*' wordt gedefinieerd 15 als de verhouding tussen het volume van het fluïdum in gasvormige staat ten opzichte van het volume van het fluïdum in vloeibare staat, waarbij de waarde van deze verhouding afhangt van de thermö-dynamische omstandigheden van het uit twee fasen bestaande fluïdum.
Ongeacht de opzet van de gebruikte pompen (afwisselende 20 pompen, roterende pompen of pompen met hoorneffekt) worden goede resultaten verkregen wanneer de waarde van de volumeverhouding nul is, want het fluïdum gedraagt zich dan als een uit een enkele vloeibare fase bestaand fluïdum. Dit materieel is nog bruikbaar wanneer de werkomstandigheden ervan geen verschijnselen laten op-25 treden waardoor verdamping mogelijk is van een aanzienlijk deel van het in de vloeistof opgeloste gas, of wanneer de waarde van de volumeverhouding aan de ingang van de pomp hoogstens gelijk is aan 0,2. Uit de ervaring blijkt dat bij hogere waarde het nuttige effek·; van deze inrichtingen snel afneemt en dat ze praktisch niet 30 meer bruikbaar zijn.
Ter verbetering van de werking van de bestaande apparaten wordt de gasfase vóór het verpompen gescheiden van de vloeibare fase en worden ze elk gescheiden behandeld in afzonderlijke pomp-ketens. De toepassing van gescheiden pompketens is niet steeds mo-35 gelijk en maakt in ieder geval de handelingen van het pompen - 2 - ingewikkelder·
Om deze reden is gepoogd pompinrichtingen te ontwikkelen die niet alleen geschikt zijn voor het verhogen van de totale energie van het uit twee fasen bestaande fluïdum, maar die een uit twee 5 fasen bestaand fluïdum kunnen produceren waarvan de volumeverhou-ding aan de uitgang van de inrichting een waarde heeft die lager is dan die van het fluïdum vd6r het verpompen.
Zo worden bijvoorbeeld verschillende pulsschoepbladen beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3 299 821 en 3 951 565 10 en in de Franse octrooiaanvragen 2 137 ^37 en 2 333 139·
De onderhavige uitvinding betreft een inrichting waarin speciale schoepvormen worden gebruikt waarmee het nuttige effekt van het verpompen van uit twee fasen bestaande fluïda, waarvan de volumeverhoudingen groter zijn dan 0,2, wordt verhoogd. In het bij-15 zonder maakt de inrichting volgens de uitvinding het mogelijk om uit twee fasen bestaande vloeistoffen te behandelen die een volume-verhouding hebben met een waarde die gelijk kan zijn of groter dan 1,2, met een rendement dat groter kan zijn dan è0%.
De inrichting volgens de uitvinding heeft een eenvoudige, 20 robuuste en ekonomisch rendabele opzet. Deze opzet is omschreven in de toegevoegde conclusies en de voordelen ervan zullen blijken uit . de hierna volgende beschrijving van enkele uitvoeringsvoorbeelden die in de tekening zijn weergegeven.
Fig. 1 toont schematisch en in axiale doorsnede een uitvoe-25 ringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding om, in een put, een uit twee fasen bestaand effluent te verpompen; fig. 2 toont perspektivisch een pulseerinrichting; fig. 3 is een uitslag van de lijn van de doorsnijding tussen een blad en een cilindervlak; 30 fig. 3A toont het verloop van de hoek langs het binnenwelf- vlak en het buitenwelfvlak; fig. k en 5 tonen een redresseerinrichting, en fig. 6 toont een andere uitvoeringsvorm van een blad van de redresseerinrichting.
35 In het onderstaande zou onder ''fluldum1' worden verstaan of wel een uit éên vloeibare fase bestaand fluïdum waarin een gas volledig is opgelost, of wel een uit twee fasen bestaand fluïdum 8006783 * * - 3 - gevormd door een vloeibare fase en een gasfase.
Fig. 1 toont schematisch en in axiale doorsnede een uitvoe-ringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding, bestemd voor het verpompen van een uit twee fasen bestaand aardolie-efflu-5 ent.
Deze inrichting is ontworpen ter aanpassing aan het bestaande boormaterieel en om te kunnen worden ingebracht tot onder in een in produktie zijnde aardolieput.
De pompinrichting omvat een hol huis 1 dat in deze uitvoe-10 ringsvorm cilindrisch is om gemakkelijk in een put te kunnen worden gebracht. Het huis 1 is voorzien van tenminste een inlaatopening 2 voor het uit twee fasen bestaande fluïdum en een afvoeropening 3 die in verbinding staat met de stroomketen van het verpompte fluïdum, welke keten schematisch wordt aangeduid door een leiding *t-, 15 aan het uiteinde waarvan het huis 1 is bevestigd met een geschikt middel zoals schroefdraad dat aangeduid wordt door 5*
In het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld worden de ingangsopeningen 2 gevormd door gaten die aangebracht zijn in de wand van het huis 1 en omvat de pompinrichting ter hoogte van die 20 openingen een afbuigplaat 14 die vast met het huis verbonden is om het fluïdum na binnenkomst ervan in het huis af te buigen en er een snelheid aan te geven met een in hoofdzaak axiale richting, dat wil zeggen evenwijdig aan de as van de pomp.
Binnen in het huis is een rotor geplaatst bestaande uit een 25 as 6 die in draaiing wordt gebracht door een motor 7» zoals bijvoorbeeld een elektromotor, waarvan de voedingskabels niet zijn weergegeven, en eventueel een overhrengingsinrichting die schematisch aangeduid is door 8, om de draaisnelheid van de as van de motor aan te passen aan de draaisnelheid waarmee de as 6 moet wor-30 den aangedreven.
Het orgaan 8, dat van elk bekend type kan zijn en voorzien kan zijn van tandwielen, zal niet in bijzonderheden worden beschreven omdat de opbouw ervan binnen het bereik van de vakman ligt.
De as 6 wordt in de juiste stand gehouden door tenminste 35 twee afzonderlijke lagers 9 en 10. Het eerste van deze lagers, dat zich aan de zijde van de motor 7 bevindt, heeft tenminste êên axiaal druklager, zoals een kogellager, dat in staat is om de op de r n o 6 7 8 3 - k - pompinrichting uitgeoefende axiale krachten op. te vangen, en tenminste een centreerorgaan, zoals een kogellager of een lager met kegelvormige of cilindrische rollen·
Het lager 10 is vastverbonden met het huis 1 door radiale 5 armen 11, waarbij het fluïdum in de ruimten tussen deze radiale armen kan doorstromen in de door de pijl F aangeduide richting. Bij voorkeur is een kogellager 12 geplaatst tussen de as 6 en het lager 10· De binnenste ring van dit lager is axiaal bevestigd op de as 6, terwijl de buitenste ring zich axiaal kan verplaatsen ten opzichte 10 van het lager 10, om elke verandering van de lengte van de as 6 mogelijk te maken, bijvoorbeeld als gevolg van een dilatatie.
Eventueel, en afhankelijk van de aard van het verpompte fluïdum, kan het kogellager 12 een gesloten rollager zijn, maar het is mogelijk om een normaal kogellager te gebruiken door aan weers-15 zijden van het lager 10 kransen toe te passen die zorgen voor de afdichting van het lager, terwijl dit laatste bij de montage wordt gevuld met een smeermiddel zoals vet.
Het lager 9 omvat verder een afdichtingsinrichting 13 en staat in verbinding met een smeerinrichting 15, bijvoorbeeld met 20 een oliereservoir waarvan tenminste een deel van de wand vervormbaar is voor het in evenwicht brengen van de druk van de olie en de hydrostatische druk op de plaats waar de pompinrichting is geplaatst·
Eventueel kan, als dat nodig is, een tweede oliereservoir 16 25 aanwezig zijn voor de smering van de motor 7 en/of het transmissie-orgaan 8.
Het geheel van de aandrijfinrichting is bevestigd in het verlengde van het huis 1, bijvoorbeeld met behulp van een bevesti-gingsbeugel 17a· 30 Tussen de toe- en afvoeropeningen van de pompinrichting en binnen het huis 1 is tenminste één element of trap geplaatst die bestemd is voor het verhogen van de totale energie van het fluïdum.
In fig.' 1 zijn drie elementen zichtbaar die aangeduid zijn door 17 tot 19· Dit aantal is niet beperkend en is afhankelijk van de druk-35 verhoging die men wenst te bereiken.
Deze elementen, die hierna in verdere bijzonderheden worden beschreven, zijn bevestigd aan de as 6 waarop ze bijvoorbeeld met 8006783 - 5 - # i , kracht zijn geperst, waarbij de afstand tussen de elementen gehand haafd wordt door tussenstukken 20 tot 33·
Bij voorkeur is een redresseerinrichting, zoals de inrichtingen 2b tot 26, geplaatst aan de uitgang van elk drukelement, 3 welke redresseerinrichting bevestigd is aan het huis 1, bijvoorbeeld met behulp van bevestigingsschroeven 27 (in de tekening symbolisch voorgesteld door streep-stippellijnen).
Voor de duidelijkheid van de tekening is de speling tussen de dwarsstukken en de redresseurs, tussen de drukelementen en het 10 huis, en tussen de drukelementen en de redresseurs, aanzienlijk groter weergegeven, maar uiteraard wordt de speling op deze plaatsen teruggebracht tot de minimale waarde die toelaatbaar is voor het mechanisch funktioneren van de pomp, zodat de fluxdumlek minimaal is en bij de werktemperatuur de uitzettingen van de verschil-15 lende onderdelen van de pompinrichting geen aanleiding geven tot vastlopen.
Fig. 2 toont perspektivisch een uitvoeringsvoorbeeld van een pulselement of pulstrap, in hoofdzaak omvattend een naaf 28 die bevestigd is aan de as 6 die, wanneer de inrichting werkt, in draai-20 ing wordt gebracht in de door de pijl r aangegeven richting. Deze naaf is voorzien van tenminste êên schroefblad waarvan de eigenschappen nader zullen worden vermeld. Er zijn twee bladen 29 en 30 weergegeven in fig. 2, maar dit aantal is niet beperkend. In het algemeen wordt een aantal bladen gekozen dat het tot stand brengen 25 van statisch dynamisch evenwicht van de rotor vergemakkelijkt. De hoogte van de bladen is zodanig dat de erdoor bepaalde vorm tijdens de rotatie complementair is aan de boring in het huis 1 die in de weergegeven uitvoering cilindrisch is.
Deze bladen kunnen worden aangebracht op en door lassen be-30 vestigd aan de naaf 28, maar het verdient de voorkeur om het geheel van naaf en bladen door gieten te vervaardigen.
Fig. 3 toont het uitgeslagen verloop van de doorsnijding van een schroefblad met een cilindervlak dat een straal R heeft. Zoals blijkt uit deze figuur is volgens de uitvinding gebleken dat, om de 35 gestelde oogmerken te bereiken, het profiel van een schroefblad op de volgende wijze moet verlopen, beginnend bij de voorste rand A en gaande naar de aflooprand F: 8 0 0 6 78 3 - 6 - 1) De hoek die het buitenwelfvlak E maakt met een referentie-vlak loodrecht op de draaias van de naaf is in hoofdzaak konstant en gelijk aan een waarde over een eerste gedeelte AB van het bui-tenwelfvlak dat een fraktie 1^ van de naaf omvat dat ongeveer over-5 eenkomt met tweederde van de lengte L van de pulseerinrichting, gemeten evenwijdig aan de draaias ervan, terwijl over het resterende gedeelte BP van het buitenwelfvlak de hoek van dat vlak ten opzichte van het referentievlak of wel konstant kan blijven en gelijk aan de waarde , of wel op kontinue wijze kan toenemen of afnemen van-10 af de waarde t met een bedrag dat ten hoogste gelijk is aan 20# van de waarde van de hoek 2) De hoek die het binnenwelfvlak maakt met het referentie- vlak: a) neemt 'op kontinue wijze of stapsgewijs af vanaf een maximale 15 waarde bij de voorste rand A tot een waarde die groter is dan de waarde , over een eerste gedeelte AC van het binnenwelfvlak dat een fraktie 1^ omvat welke gelijk is aan ongeveer een derde van de lengte L van de naaf, welke maximale waarde hoogstens gelijk is aan 150# van de waarde van de hoek ; 20 b) is in hoofdzaak konstant en gelijk aan de waarde over een tweede gedeelte CD van het binnenwelfvlak in het verlengde van het eerste en een lengte 1^ omvattend welke 30 è. kO% voorstelt van de lengte L van de naaf; c) neemt vervolgens op kontinue wijze toe van de waarde tot een 25 maximale waarde die hoogstens gelijk is aan het dubbele van de vaarde van de hoek over een derde gedeelte DG van het binnenwelfvlak dat een lengte 1^ omvat die 10 a 20# voorstelt van de lengte L van de naaf, en is tenslotte d) over het resterende gedeelte GP van het binnenwelfvlak zodanig 30 dat het profiel van het binnenwelfvlak en dat van het buitenwelfvlak elkaar snijden in het aflooppunt P.
3) De hoek die wordt gevormd tussen het eerste gedeelte van het buitenwelfvlak E en het tweede gedeelte van het binnenwelfvlak I heeft een lengte die ligt tussen 0 en 10°, en bij voorkeur om- 35 streeks 3°, terwijl de bissectrice van die hoek met het referentie-vlak een hoek vormt die wordt bepaald door de betrekking:
tg _K
8006783 « * - 7 - waarin de hoeksnelheid is van de naaf uitgedrukt in rad/sec, E (in m) de straal is van de cilinder waarop het verloop van het schroefblad wordt beschouwd, en V (in m/sec) de component van de snelheid langs de draaias of de axiale snelheid van het fluïdum 5 voordat dit de pulstrap binnentreedt.
De krommen I en II in fig# 3A stellen respektievelijk het verloop voor van de hoeken van het binnenwelfvlak en van het buiten-welfvlak als funktie van de lengte van de naaf.
Zoals blijkt uit deze figuur kan de hoek van het binnenwelf-10 vlak op kontinue wijze of stapsgewijze veranderen over het eerste gedeelte AC en over het laatste gedeelte GF.
Op dezelfde wijze kan over het laatste gedeelte BF van het buitenwelfvlak de hoek afnemen, konstant gelijk aan zijn, of toenemen.
15 In het algemeen verdient het de voorkeur om de naaf aan te drijven met een zodanige draaisnelheid dat, ondanks de variaties in de axiale snelheid Vz van het fluïdum aan de ingang van de pulstrap, de waarde van de verhouding _2 weinig verandert.
V
z 20 De lengte L van de naaf is bij voorkeur kleiner dan de maxi male straal E van de schroefbladen, gemeten in het vlak loodrecht m op de draaias gaande door de voorste rand.
De diameter van de naaf 28 kan konstant zijn, maar bij voorkeur zal men een naaf gebruiken waarvan de diameter toeneemt in de 25 richting van de stroming van het fluïdum, zoals weergegeven in fig.
2, over tenminste 80# van zijn lengte.
De diameter verandering wordt zo gekozen dat de waarde van de doorsnede tussen twee schroefbladen in een vlak loodrecht op de draaias S bedraagt aan de ingang van de pulsinrichting, dat wil e 30 zeggen ter plaatse van de voorste rand A, en S aan de uitgang van de pulsinrichting, dat wil zeggen ter plaatse van de aflooprand F, welke waarden zodanig zijn dat de verhouding S /S minstens gelijk is aan 1, en bij voorkeur ligt tussen 2 en 3*
Aan de uitgang van een pulstrap krijgt het fluïdum een snel-35 heid die minstens een axiale component en een omtrekscomponent heeft. Zoals de vakman bekend is kan door het gebruik van een re-dresseur de statische druk worden verhoogd terwijl de omtreks- Λ Λ Λ * *7 O 7 - 8 - component van de stroomsnelheid van het fluïdum verdwijnt of minstens wordt gereduceerd. Deze redresseur kan van elk bekend type zijn, met eigenschappen die aangepast zijn aan die van de pulstrap, zoals in het onderstaande uiteengezet aan de hand van fig· ^ en 5· 5 Fig. k toont in doorsnede een inrichting die bestaat uit een pulsinrichting (met een gebroken lijn getekend) en een redresseur (met getrokken lijnen getekend).
Fig. 5 toont schematisch het uitgeslagen verloop van de doorsnijding van een blad van de redresseur met een cilindervlak 10 dat een straal R heeft.
De redresseur wordt gevormd door-een mof 31 die tenminste twee bladen 32 draagt. Door middel van een ring 33 die aan de bladen 32 bevestigd is kan de redresseur worden vastgehouden ten opzichte van het huis 1 bijvoorbeeld met behulp van schematisch door 13 27 aangeduide schroeven*
De uitwendige middellijn van de mof 31 neemt geleidelijk af vanaf de ingang naar de uitgang over een eerste gedeelte MN dat minstens 30# voorstelt van de totale lengte van de redresseur, gemeten evenwijdig aan de as, en die zelf gelijk is aan minstens 30# 20 van de gemiddelde middellijn Dm van de schroefbladen aan de ingang van de redresseur» Zo neemt de doorsnede van de doorlaat voor het fluïdum toe volgens een formule van de eerste of van de tweede orde wanneer men de stroomrichting beschouwd die aangegeven wordt door de pijlen.
25 De bladen 32 hebben een geschikt profiel waardoor het re- , dresseren van de fluïdumstroming mogelijk is. Aan de ingang van de redresseur raakt dit profiel in hoofdzaak aan de stroming, terwijl aan het einde van het eerste gedeelte MN het profiel van de bladen in hoofdzaak raakt aan een vlak dat gaat door de as van de inrich-30 ting, terwijl de hellingshoek over dit eerste gedeelte geleidelijk toeneemt.
Ter vereenvoudiging van de vervaardiging van de redresseur wordt aan het eerste gedeelte MN van de bladen een konstante kromtestraal gegeven.
35 Het resterende gedeelte NP van het blad is axiaal aange bracht, en over dit gedeelte is de naaf cilindrisch.
De ingangsdwarsdoorsnede van een redresseur S wordt groter 8006783 - 9 - m v gekozen dan de uitgangsdoorsnede S van de pulstrap die aan de re- s dresseur vooraf gaat, zodat de verhouding S /S een waarde heeft β s die ligt tussen 1 en 1,2, en bij voorkeur tussen 1,1 en 1,15» terwijl de verhouding Sjg/Se tussen de dwarsdoorsneden tussen de uit-5 gang en de ingang van de redresseur groter is dan 1, en bij voorkeur ligt tussen 2 en 3·
In het bovenstaande is een geringe axiale speling getekend tussen de achterrand van de bladen van de pulsinrichting en de voorste rand van de bladen van de redresseur, maar het is mogelijk 10 om ze. op grotere afstand van elkaar te brengen; deze afstand zal door de technicus worden ingesteld wanneer hij probeert te starten, in afhankelijkheid van de gebruiksomstandigheden van de inrichting·
Binnen het kader van de uitvinding kunnen wijzigingen worden ✓ aangebracht. Zo kan bijvoorbeeld, zoals weergegeven wordt in fig. 6, 15 het buitenwelfvlak van elke vleugel van de redresseur worden verkregen door het bewerken van delen van elkaar snijdende vlakken.
Een andere uitvoeringsvorm van de opbouw van de pomp bestaat hieruit dat men de as 6 trekkend laat werken, terwijl hij bovenaan in de juiste stand wordt gehouden door hydrodynamische en/of hydro- 20. statische lagers, terwijl alle pulsinrichtingen op de as vastgezet zijn en op hun plaats worden gehouden door tussenstukken met geschikte afmeting en door blokkering op het onderste gedeelte van de as 6.
Op verschillende plaatsen zullen hydrodynamische lagers de 25 as radiaal vasthouden Cter hoogte van Bepaalde geschikt gekozen re-dresseurs) zodat de rotor een kritische snelheid heeft die ligt boven de maximale draaisnelheid van de pomp tijdens de werking. De smering van deze lagers wordt verkregen door geschikt geplaatste olieleidingën.
30 De bladen van de redresseur kunnen dik zijn in de hydrodyna- mische betekenis van het woord.
In alle gevallen kan het aantal kombinaties van pulsinrichting en redresseur door de technicus worden gekozen in afhankelijkheid van de waarde van de volumeverhouding van het te behandelen 35 fluïdum.
De hierboven beschreven inrichting is ontworpen om te worden gebruikt in een aardolieput, en het is om deze reden dat de 8006783 -10- buitenzijde van de inrichting cilindrisch is. Binnen het kader van de uitvinding kan echter ook een kegelvormig uitwendig verloop worden gekozen en/of cilindrische of kegelvormige naven, mits de hierboven volgens de uitvinding omschreven eigenschappen worden ge-5 respekteerd· i 8006783

Claims (4)

  1. 2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat over het tweede gedeelte van het buitenwelfvlak dat ongeveer een derde omvat van de lengte van de naaf, de hoek tussen het bui-10 tenwelfvlak en het referentievlak konstant gelijk is aan de genoemde eerste waarde» 3» Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat over het tweede gedeelte van het buitenwelfvlak dat ongeveer een derde van de lengte van de naaf omvat, de genoemde hoek tussen 15 het buitenwelfvlak en het referentievlak op kontinue wijze varieert met een bedrag dat ten hoogste gelijk is aan + 20$6 van de genoemde eerste waarde. *f. Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de lengte van de naaf gemeten evenwijdig aan de draaias ervan 20 ten hoogste gelijk is aan de maximale straal van de schroefbladen gemeten in het referentievlak.
  2. 5· Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de straal van de naaf van de rotor toeneemt over minstens 80% van de lengte ervan. 25 6» Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de verhouding tussen de ingangsdoorsnede die ligt binnen het referentievlak tussen twee achtereenvolgende schroefbladen en de uitgangsdoorsnede die ligt in een vlak loodrecht op de as van de naaf en gaande door de aflooprand minstens gelijk is aan 1, en bij 30 voorkeur ligt tussen 2 en 3» 7* Inrichting volgens conclusie 6, omvattend benedenstrooms van de uitgangsdoorsnede, gesproken ten opzichte van de stromingsrich-ting van het fluïdum, een statisch redresseerorgaan met vaste bladen die bestemd zijn voor het reduceren van de omtrekssnelheid van 35 het fluïdum, welke bladen aan éen uiteinde dat wordt gevormd door de voorste rand een profiel hebben dat in hoofdzaak tangentiaal is 800 6 78 3 - 13 - aan de stromingssnelheid van het fluïdum en met aan het andere einde, dat de aflooprand vormt, een profiel dat in hoofdzaak raakt aan een rechte evenwijdig aan de as, met het kenmerk, dat de verhouding tussen de doorsnede van de doorlaat voor het 5 fluïdum gemeten in een vlak loodrecht op de as en gaande door de voorste rand van de bladen van de redresseur, en de doorsnede van de fluïdum doorlaat gemeten in een vlak loodrecht op de as, en gaande door de aflooprand van de bladen van de rotor, een waarde heeft die ligt tussen 1 en 1,2, en bij voorkeur tussen 1,1 en 1,15· 10 8. Inrichting volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat de verhouding van de doorsnede van de fluïdum doorlaat gemeten in een vlak loodrecht op de as en gaande door de aflooprand van de bladen van de redresseur, en de doorsnede gemeten in een vlak loodrecht op de as en gaande door de voorste rand van de bladen van de 15 redresseur, een waarde heeft die groter is dan 1, en bij voorkeur ligt tussen 2 en 5·
  3. 9· Inrichting volgens conclusie 8,met het kenmerk, dat de doorsnede die wordt begrensd tussen twee opeenvolgende schroefbladen en gemeten in een vlak loodrecht op de as van de in-20 richting geleidelijk toeneemt over tenminste een derde van de lengte van de redresseur te beginnen bij de voorste rand ervan.
  4. 10. Inrichting volgens conclusie 9,met het kenmerk, dat de lengte van de redresseur minstens gelijk is aan 30# van de . gemiddelde middellijn van de bladen gemeten bij de voorste rand van - 25 de redresseur. 800 6 78 3
NLAANVRAGE8006783,A 1979-12-17 1980-12-15 Inrichting voor het verpompen van uit twee fasen bestaand fluidum. NL186924C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
FR7931031A FR2471501A1 (fr) 1979-12-17 1979-12-17 Dispositif de pompage de fluides diphasiques
FR7931031 1979-12-17

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL8006783A true NL8006783A (nl) 1981-07-16
NL186924C NL186924C (nl) 1991-04-02

Family

ID=9232906

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8006783,A NL186924C (nl) 1979-12-17 1980-12-15 Inrichting voor het verpompen van uit twee fasen bestaand fluidum.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4365932A (nl)
JP (2) JPS5698594A (nl)
ES (1) ES8200447A1 (nl)
FR (1) FR2471501A1 (nl)
GB (1) GB2066898B (nl)
IT (1) IT1134688B (nl)
NL (1) NL186924C (nl)
NO (1) NO152182C (nl)

Families Citing this family (24)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ZA8234B (en) * 1981-01-05 1982-11-24 Alsthom Atlantique A turbine stage
FR2552173B1 (fr) * 1983-09-19 1987-07-24 Inst Francais Du Petrole Dispositif de stabilisation d'un ecoulement polyphasique
FR2557643B1 (fr) * 1983-12-30 1986-05-09 Inst Francais Du Petrole Dispositif d'alimentation d'une pompe de fluide diphasique et installation de production d'hydrocarbures comportant un tel dispositif
FR2563288B1 (fr) * 1984-04-19 1986-08-22 Borea Corrado Systeme nouveau de pompe rotative a helice
US5600759A (en) * 1989-03-20 1997-02-04 Fanuc Ltd. Robot capable of generating patterns of movement path
US5375976A (en) * 1990-07-27 1994-12-27 Institut Francais Du Petrole Pumping or multiphase compression device and its use
FR2670539B1 (fr) * 1990-12-14 1994-09-02 Technicatome Pompe multi-etagee destinee particulierement au pompage d'un fluide multiphasique.
US5447413A (en) * 1992-03-31 1995-09-05 Dresser-Rand Company Stator endwall for an elastic-fluid turbine
FR2743113B1 (fr) * 1995-12-28 1998-01-23 Inst Francais Du Petrole Dispositif de pompage ou de compression d'un fluide polyphasique a aubage en tandem
FR2748533B1 (fr) * 1996-05-07 1999-07-23 Inst Francais Du Petrole Systeme de pompage polyphasique et centrifuge
FR2748532B1 (fr) * 1996-05-07 1999-07-16 Inst Francais Du Petrole Systeme de pompage polyphasique et centrifuge
FR2774136B1 (fr) 1998-01-28 2000-02-25 Inst Francais Du Petrole Dispositif de compression-pompage monoarbre associe a un separateur
FR2782755B1 (fr) 1998-09-02 2000-09-29 Inst Francais Du Petrole Turmomachine polyphasique a melange de phases ameliore et methode associee
FR2787837B1 (fr) * 1998-12-28 2001-02-02 Inst Francais Du Petrole Impulseur diphasique avec canal incurve dans le plan meridien
FR2787836B1 (fr) 1998-12-28 2001-02-02 Inst Francais Du Petrole Impulseur diphasique helico-radio-axial avec carenage incurve
US7347223B2 (en) * 2003-07-21 2008-03-25 The Metraflex Company Pipe flow stabilizer
FR2860442B1 (fr) * 2003-10-01 2006-01-27 Inst Francais Du Petrole Utilisation d'une turbine diphasique dans un procede de traitement de gaz
NO333314B1 (no) 2009-07-03 2013-04-29 Aker Subsea As Turbomaskin og impeller
GB2482861B (en) 2010-07-30 2014-12-17 Hivis Pumps As Pump/motor assembly
WO2017047110A1 (ja) * 2015-09-14 2017-03-23 株式会社Ihi インデューサ及びポンプ
EP3312432B1 (en) 2016-10-19 2021-06-23 IFP Energies nouvelles Diffuser for a fluid compression device, comprising at least one vane with opening
FR3102685B1 (fr) 2019-11-06 2021-10-29 Ifp Energies Now Procédé d’oligomérisation d’oléfines dans un réacteur d’oligomérisation
FR3117127A1 (fr) 2020-12-07 2022-06-10 IFP Energies Nouvelles Procédé d’hydrotraitement d’un flux liquide comprenant des hydrocarbures avec un flux gazeux comprenant de l’hydrogène
FR3126423A1 (fr) 2021-08-26 2023-03-03 IFP Energies Nouvelles Procédé d’hydroconversion de charges hydrocarbonées

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE447809C (de) * 1924-06-29 1927-07-29 Waggon Und Maschb Akt Ges Goer Beschaufelung fuer Dampf- und Gasturbinen
US3299821A (en) * 1964-08-21 1967-01-24 Sundstrand Corp Pump inducer
GB1409714A (en) * 1971-10-16 1975-10-15 Rolls Royce Rotary impeller pumps
US3784321A (en) * 1972-12-15 1974-01-08 Jacuzzi Bros Inc Pump impellers
FR2333139A1 (fr) * 1975-11-27 1977-06-24 Inst Francais Du Petrole Dispositif perfectionne pour le pompage des fluides
DE2625818A1 (de) * 1976-06-09 1977-12-22 Rockwell International Corp Intensivsauglaufrad
JPS5385503A (en) * 1977-01-05 1978-07-28 Inst Francais Du Petrole Device for sucking and discharging liquid

Also Published As

Publication number Publication date
NO152182B (no) 1985-05-06
JPS5698594A (en) 1981-08-08
US4365932A (en) 1982-12-28
GB2066898B (en) 1983-11-16
IT8026586A0 (it) 1980-12-12
JPH02141693U (nl) 1990-11-29
FR2471501B1 (nl) 1983-11-18
JPH0355837Y2 (nl) 1991-12-12
ES497822A0 (es) 1981-11-01
ES8200447A1 (es) 1981-11-01
NO152182C (no) 1985-08-14
FR2471501A1 (fr) 1981-06-19
NL186924C (nl) 1991-04-02
GB2066898A (en) 1981-07-15
NO803795L (no) 1981-06-18
IT1134688B (it) 1986-08-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8006783A (nl) Inrichting voor het verpompen van uit twee fasen bestaande fluida.
US3433163A (en) Pump
KR940021939A (ko) 원추형 대수 나선 점성 유체용 펌프
US6854517B2 (en) Electric submersible pump with specialized geometry for pumping viscous crude oil
DE2246265A1 (de) Pumpe mit taumelbarem laeufer
EA024660B1 (ru) Усовершенствованный насос
US2030560A (en) Screw pump
GB1567938A (en) Centrifugal pump
EP3268616B1 (de) Selbstansaugende pumpe
DE1728005C3 (de) Rotorkörper für Kreiselpumpe
GB1561454A (en) Devices for pumping a fluid comprising at least a liquid
WO2005090792A1 (de) Pumpe
US20040096320A1 (en) Multistage submersible axial-flow pump
EP0597815A1 (en) A pump housing device
EP0221300B1 (de) Kreiselpumpenaggregat
US4629395A (en) Fluid-powered rotary motor
EP3056737A1 (en) Vane pump
JPS629760B2 (nl)
DE2514970A1 (de) Rotodynamische fluidmaschine
DE4406338C2 (de) Doppelt gekrümmte Laufschaufel für Francis Wasserturbinen
GB2140507A (en) Fluid-powered rotary motor
DE4205542A1 (de) Selbstansaugende seitenkanalpumpe
DE3513832A1 (de) Kreiseleintauchpumpe
SU1016561A1 (ru) Центробежный насос
RU2079720C1 (ru) Рабочий орган лопастной машины

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BK Erratum

Free format text: CORRECTION TO PAMPHLET

V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20001215