NL8006779A - Inrichting voor het regelen van de afvoer van een verbrandingsinrichting. - Google Patents

Description

t '4

Inrichting voor het regelen van de afvoer van een vexfarandingsinrich-ting.

Met gas en olie gestookte verwarmingsinrichtingen, zoals ovens, waterverwarmingsinrichtingen en boilers, zijn voorzien van een afvoer voor het verwijderen van de verbrandingsproducten.

Tijdens standby en uit-perieden stroomt de warme lucht van de inrich-5 ting en zijn omgeving naar de buitenzijde, waardoor warmte verliezen worden teweeggebracht.

Automatische afvoer- afsluitorganen zijn aangebracht in de afvoeren van dergelijke inrichtingen om door het sluiten van de afvoer de warmteenergie vast te houden, wanneer de inrichting IQ zich bevindt in de uit-stand of in de standby stand.

Enkele van deze af voer-af sluitorganen worden electrisch bediend. Deze afsluitorganen worden gewoonlijk in de ene richting bekrachtigd door een spoel of door een electromotor met een tandwielreductie, en in de andere richting door middel van een veer.

15 De onderhavige uitvinding beoogt het aanvoeren van de motorische kracht voor beide richtingen, namelijk het openen en sluiten van het afsluitorgaan, door middel van één orgaan.

Voorts beoogt de onderhavige uitvinding de constructie en het vervaardigen van electrisch bediende afvoer-afsluit-20 organen te vereenvoudigen en het aantal bestanddelen, de bewegende delen en in het bijzonder de wrijvingsvlakken nodig voor het openen, het sluiten, het vertraagd sluiten en de veiligheids functies als ook het aannemen en instandhouden van de geopende stand bij het wegvallen van het vermogen of bij het wegnemen van de afsluiter-bekrachtigings-25 eenheid te verminderen.

Voorts beoogt de uitvinding de werking en de betrouwbaarheid van de electrisch bediende afvoer- afsluitorganen te verbeteren.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht 30 aan de hand van de beschrijving en bijgevoegde tekening, waarbij: fig. 1 een vooraanzicht is van het aandrijfhuis voor het afvoer- afsluitorgaan, waarbij het deksel is weggenomen, ter- 8006779

N

2 wijl de bedrading van de afsluiterregeling en de bijbehorende regeling schematisch is weergegeven; een fig. 2 «verticale doorsnede is over het afsluit-orgaan volgens de lijn II-II in fig. 1; 5 fig. 3 een vooraanzicht is van een tweede uit voeringsvorm aangevend het afsluitorgaan- aandrijfhuis, waarvan het deksel is weggenomen, terwijl de bedrading van de afsluiter-regeling en de bijbehorende regeling schematisch is weergegeven; fig. 4 een verticale doorsnede is over de 10 tweede uitvoeringsvorm volgens de lijn 1V-IV in fig. 3.

De figuren 1 en 2 tonen een electrisch bediend afvoer-afsluitorgaan overeenkomstig de uitvinding, waarbij het huis 10 dient als een leiding voor de vexbrandingsproducten afkomstig van de verwarmingsinrichting en stromende in de afvoerpijp, die aan een 15 kraag 12 is bevestigd. Op de as 14 is een afsluiterplaat 16 bevestigd, die in een gesloten stand is weergegeven. De omtrek van de afsluiterplaat in de geopende stand 16' is gestippeld weergegeven. De as 14 strekt zich uit door het aandrijfhuis 17 voor de afsluiter. Een af-sluiter-bedianingsorgaan 18, weergegeven in de vorm van een spiraal, 20 is bevestigd aan de wand 20 van het aandri jfhuis 17 en een tussenge-legen isolerende plaat 27 door middel van de bouten 22 en 26. Het vrije eind 28 van de spiraal 18 grijpt met een nauwe passing in een boring van de as 14.

De spiraal 18 bestaat uit een vormgeheugenmateri-^5 aal zoals nitinol, dat na verwarming en bijgevolg door een mechanische vervorming thermoelastisch martensitisch kan ontkeren, ook wel genoemd omkeerbaar vormgeheugen. De spiraal 18 wordt zodanig vervaardigd en behandeld, dat beneden de vormveranderingstemperatuur deze de vorm weergegeven in de figuren 1 en 2 behoudt, waarbij de afsluiter 16 is ^ gesloten. In deze stand is de hefboom 30 in aanraking met de aanslag 32.,

Wanneer de thermostaat 34, die de kamerthermostaat voor een kachel of voor een waterverwarming kan zijn, warmte vraagt, verbindt deze de transformator 36 met de vermogensaanvoer 38. De secundaire wikkeling van de transformator 36, ontworpen voor het ver- 8006779 35 it -4 3

warmen bij een lage spanning en verbonden met de spiraal ter plaatse van de b cut 26 en de verbindingsklem 40, begint de spiraal 18 te verwarmen. Wanneer de spiraal 18 verwarmd is tot de deformatie tempera-O

tuur, bijv. 80 C, vervormt deze, zodat het vrije eind 28 hiervan over 5 90°C in de richting van de wijzers van de klok draait totdat de hef boom 30, die bevestigd is aan de as 14, de normaal geopende eindscha-kelaar 42 raakt, die eveneens dient als een aanslag voor de beweging van de hefboom 30. De afsluiter 16 bevindt zich thans in de geopende stand 16'. Door het sluiten van de eindschakelaar 42 wordt de spoel IQ van de gasklep 44 bekrachtigd. De gasklep gaat open en de niet weergegeven hoofdbrander ontsteekt.

Wanneer er voldoende warmte is gaat de thermostaat 34 open en onderbreekt het circuit naar de spoel van de gasklep 44 en de transformator 36. De gasklep gaat dicht en de hoofdbrander 15 houdt op te werken. De thans niet verwarmde spiraal 18 koelt af.

Wanneer de temperatuur van de spiraal de omkeertemperatuur, bijvoorbeeld 70°C, bereikt, in de praktijk na ongeveer 10 sec., vervorst deze en keert terug in zijn oorspronkelijke vorm, waarbij het vrije eind 28 tegsa de wijzers van de klok over 90° draait en het afsluit-20 orgaan 16 sluit. Door het tijdsverloop txssen het sluiten van de gasklep en het sluiten van de afsluiter kunnen de restproducten van de verbranding ontwijken..Het tijdsverloop kern bepaald worden door de mate waarin de spiraal 18 verwarmd wordt boven de vormveranderings-temperatuur, door de grootte van de ventilatieopeningen 46 en 48, 25 of door de vorm van de spiraal 18f of door een combinatie van voorgaande. De openingen 46 en 48 hebben bepaalde afmetingen, waardoor een luchtstroom gevormd wordt door het huis 17 waardoor de spiraal gecontroleerd gekoeld wordt en de werkcyclus van de afsluiter geregeld wordt.

30 De bedrading, die schematisch in fig. 1 is weer gegeven, voorziet in bepaalde veiligheidsmaatregelen. Se hoofdbrander, die gestuurd wordt door de gasklep 44, kan alleen starten nadat de afsluiterplaat 16 zich bevindt in de geopende stand 16' en de hefboom 30 de eindschakelaar 41 bekrachtigt* Indien om één of andere reden 35 de as 16 weg draait van de volledig geopende stand, wordt de stroom 8006779 4 naar da spoel van de gasklep 44 onderbroken en houdt de aanvoer van het gas naar de hoofdbrander op.

Tussen het huls 10 en het huls 17 Is een warmte*· schild 52 aangebracht. Door het warmte-schild wordt de warmteoverdracht 2 naar het huls 17 afkomstig van de afvoergassen stromende door het huls 10 verminderd. De meeste twee-weg vormgeheugenmaterialen ontwikkelen gewoonlijk meer kracht bij vervorming van koud naar warm dan omgekeerd van warm naar koud. De spiraal 18 is zo ontworpen dat een voldoend koppel voor alle werkingseisen zowel in de opening· als in de sluit-1Q richting wordt uitgeoefend. Indien echter het draaien van de as 14 een ongebruikelijke weerstand ondervindt, zal de afsluiter niet in de geopende stand komen, omdat de kracht voor het openen van de afsluiter groter is dan de twee krachten. Hierdoor wordt een extra veiligheid bij een niet goed functioneren verkregen.

15 De bovenbeschreven uitvoeringsvorm vereist geen aandrijfmotor, tandwielen, een vertragingsmechanisme voor het sluiten en een terugstelveer.

Indien de afsluiter bestemd is voor een installs· tie, waarbij vereist is dat de afsluiter opengaat bij het wegvallen 20 van de stroom, kan de in de figuren 3 en 4 weergegeven uitvoeringsvorm worden gebruikt.

Het huis 60 voor de afsluiter dient als een leiding voor de verbrandingsproducten afkomstig van de inrichting en stromende in de afvoerpijp die bevestigd is aan een kraag 62. Op de 25 as 64 is een afsluiterplaat 66 weergegeven in zijn gesloten stand aangebracht. De omtrek van de afsluiterplaat in zijn geopende stand is met de stippellijn 66' aangegeven. Het eind van de as 64 gericht naar het aandrijfhuis is hol en is voorzien van een sleuf 102, die losmaakbaar is gekoppeld met de aandrijfas 68 , die voorzien is van 30 een pen 70. De spiraal 72 is door middel van de bouten 76 en 78 bevestigd aan de ondersteuningsarm 74. Het vrije eind 80 hiervan grijpt met een nauwe passing in de boring van de aandrijfas 68. De spiraal 72 is gemaakt van een vormgeheugenmateriaal en is ontwikkeld met een verwarmingsketel 82, zoals aangegeven is in fig. 3. Ter verduidelijking 35 is deze in fig. 4 weggelaten, in de gesloten stand van de afsluiter 8 0 0 6 77 9 5 weergegeven in de figuren 3 en 4 gaat de stroom afkomstig van de aanvoer 84/ in dit geval 24 volt wisselspanning, door een aftakleiding, waarin de thermostaat 86, de verwarmingskabel82 en het gesloten kcn-takt 88 van het relais 90 zijn opgenomen. De spiraal 72 wordt verwarmd ^ hoven de vervormingstemperatuur en behoudt zijn vorm.

Wanneer de thermostaat 92, die de kamer-thermostaat voor een kachel of een waterverwarming kan zijn, warmte vraagt, wordt het relais 90 bekrachtigd via een werk circuit, dat werkzaam kan zijn tussen verschillende manieren voor het onderbreken van het circuit £Q voor de verwarmingskabel bij 88 en het verbinden van het circuit met de eindschakelaar 94 en de spoel van de gasklep 96. Daar de eind-schakelaar 94 normaal open staat, gaat er nog geen stroom door dit circuit. De thans niet verwarmde spiraal 72 koelt af en vervormt naar een veranderde vorm, waarbij het vrije eind 80 in de richting van ^5 de wijzers van de klok over 90° draait, waarbij de aandrijfas 68 en via de pen 70 eveneens de as 64 gedraaid worden waardoor de afsluiter 66 opengaat.

Bij deze uitvoeringsvorm wordt om economische of andere redenen een vormgeheugen materiaal gekozen voor de spiraal 72, 20 did tijdens zijn vormverandering van warm naar koud slechts een klein gedeelte van het draaimoment uitoefent, dat van koud naar warm ontwikkeld wordt. Om de krachten in beide richtingen in evenwicht te houden helpt een veer 98 bij de openingsbeweging van het afsluitorgaan.

Cp de aandrijfas 68 bevindt zich een vrij draai-25 ende naaf 100, waarvan het verlengde grijpt in de sleuf 102 van de as 64 en aldus nauwkeurig meedraait met de as 64. De naaf 100 is vrij aangebracht op het eind met een verkleinde diameter van de aandrijfas 68.

De roterende beweging van de spiraal 72, de 30 aandrijfas 68 en de as 64 naar de geopende stand zoals boven is beschreven wordt als een terugkoppeling overgebracht op de naaf 100' .

Aan de naaf 100 is een hefboom 104 bevestigd en wordt de naaf bewogen waardoor deze in aanraking komt met en de normaal geopende eindschakelaar 94 sluit, die eveneens dient als een aanslag voor de openings-35 beweging. Door het circuit van de eindschakelaar 94 en de spoel van 8006779 6 de gasklep 96 gaat thans een stroom. Da gasklep gaat open en de brander begint te werken. Het circuit door de eindschakelaar 94 wordt verbonden met het aftakcircuit door de verwarmingskabel 82, zodat aan de klep 96 alleen een stroom geleverd wordt, wanneer het relais 90 zo-2 danig bediend wordt, dat het contact 88 geopend wordt en de stroom naar de kabel 82 wordt afgesloten.

Banneer aan de vraag naar warmte is voldaan, gaat de thermostaat 92 open en wordt door het relais 90 de stroom naar de spoel van de klep 96 onderbroken, die sluit en aldus de werking van de IQ hoofdbrander stilzet. Tegelijkertijd verbindt het relais 90 de verwarmingskabel 82 met de stroomaanvoer, waardoor het verwarmen van de spiraal 72 begint. Wanneer de spiraal de vervormingstemperatuur bereikt, draait het vrije eind 80 hiervan de gekoppelde assen 68 en 64 tegen de wijzers van de klok over 90°, totdat de hefboom 104 in aanraking komt 15 met de aanslag 106. Het tijdsverloop tussen het sluiten van de gasklep 96 en het verwarmen van de spiraal 72 tot de vervormingstemperatuur, in de praktijk ongeveer 10 sec., stelt de restverbrandingsproducten in staat te ontsnappen. Wanneer de spiraal 72 de gekoppelde assen tegen de wijzers van de klok draait, wikkelt deze eveneens de veer 20 98 op.

De bovenbeschreven uitvoering heeft een aantal veiligheidskenmerken en praktische voordelen in verband met zijn werking en onderhoud. Het aandrijfhuis bestaat uit een frame 108, terwijl het aandrijfmechanisme en het deksel 110 als een eenheid kun-25 nen worden weggenomen dit in verband met beproeving, reparatie of vervanging. Zodra de bouten 112 en 113 zijn weggenomen en het aandrijfhuis is opgetild van de voetplaat 114, komen de assen 68 en 64 vrij en draait de veer 98 de as 64..met de afsluiter 66 naar eb geopende stand, waarbij een niet weergegeven hefboom, bevestigd ean de achter-30 zijde van de as 64, in aanraking komt met de aanslag 116. Door de veerdruk tegen de aanslag 116 wordt de afsluiter in de geopende stand gehouden, totdat de aandrijfeenheid ophieuw is geïnstalleerd.

Bij het uitnemen van de aandrij feenheid heeft men de keus uit het normaal laten werken door het verbinden van de 35 thermostaat 92 en de spoel van de gasklep 96, of de inrichting niet te 8006779 7 laten werken, in dit laatste geval zelfs indien alle bedrading naar de aandrijfeenheid nog steeds op zijn plaats is, zal de inrichting niet werken, omdat de vrij roterende naaf 100 niet drukt tegen en de eind-schakelaar 94 bekrachtigt, ongeacht de stand van de spiraal 72 en de 2 aandrijfas 68.

De veer 98 dient daarom een dubbel doel bij het helpen van de spiraal 72 om de afsluiter te bekrachtigen en om de afsluiter te openen en deze in de geopende stand vast te houden , wanneer de aandrijfeenheid wordt uitgenomen.

IQ Ook in het geval dat de stroom uitvalt, neemt de afsluiter de geopende stand aan. Zonder stroom voor het verwarmen van de spiraal 72 koelt de spiraal af en geholpen door de veer 98 draait deze de gekoppelde assen 68 en 64 met de afsluiter 66 naar de geopende stand 661.

15 De boven beschreven terugkoppeling van de roteren de beweging van de as 64 via de naaf 100 en de hefboom 104 naar de eindschakelaar. 94 zorgt ervoor dat de gasklep 96 alleen geopend kan worden, wanneer de afsluiter 66 zich bevindt in de geopende stand 66' en de verbrandingsproducten vrij kunnen stromen door de afvoer.

20 De eindschakelaar 94 kan natuurlijk ook a an ge bracht worden buiten het aandrij fhuis nabij de voetplaat 114 en kan bekrachtigd worden door een hefboom, die direct bevestigd is aan de as 64, echter het verdient de voorkeur de regelorganen en de bedrading gezamelijk onder te brengen in de beschermende wegneembare af-25 sluiting.

De verwarmingskabel 82 brengt een bepaalde temperatuursstijging boven de omgevingstemperatuur in de spiraal 72 teweeg. Deze temperatunrsstijging moet boven het gebied van de vormverandering, bijvoorbeeld 70 tot 80°C van de vormgeheugen legering 30 liggen, zelfs wanneer de omgevingstemperatuur van de inrichting laag is, bijvoorbeeld 10°C. Anderzijds behoeft de spiraal 72 niet verwarmd te worden tot een temperatuur veel hoger dan de vormveranderingstem-peratuur, die kan optreden, indien de omgevingstemperatuur van de inrichting hoog is, bijvoorbeeld 45°C. Om een onnodig verwarmen van de 35 spiraal 72 te voorkomen, is de thermosstaat 86 opgesteld nabij de 8006779 δ sjiraal 72 zo ontworpen, dat bij een vooraf bepaalde temperatuur, bijvoorbeeld bij 130°C de verwarmingskabel geen stroom krijgt toegevoerd.

De energie nodig voor het verwarmen van de spiraal 72 kan verminderd worden door isolatiemateriaal 116 aan te 5 brengen op de binnenwanden van het deksel 110 en door de ventilatieopeningen 118 en 120 klein te houden.

De in de twee uitvoeringsvormen weergegeven spiralen kunnen gemaakt zijn van verschillend gevormde legeringen zoals massief^ond, buisvormig, vierkantig of plat.

10 In plaats van een spiraal kan de vormgeheugen- legering eveneens gevormd worden als een platte spiraal veer, een torsiestaaf of een torsiepijp.

Het verwarmen van de vormgeheugen lege ring kan plaats vinden door een ohmse weerstand of door een verwarmingskabel, 15 zoals weergegeven is met de twee uitvoeringsvormen, of door straling afkomstig van een verwarmingselement in de nabijheid van de legering.

Bepaalde maatregelen weergegeven bij de ene uitvoeringsvorm kunnen bij de andere gebruikt worden. De thermostaat 86 voor het begrenzen van de hoge temperatuur en weergegeven in fig. 3 20 kan bijvoorbeeld ook bij de uitvoeringsvorm weergegeven in fig. t worden gebruikt.

800 6 77 9

Claims (15)

1. Bekrachtigingsorgaan voor een afsluiter bij een verwarmingsinrichting voorzien van een afsluiter voor het regelen van de stroom van da uitlaatgassen door een afvoer, welk bekrachtigingsorgaan bestaat uit een materiaal met een vormgeheugeneffect 2 waardoor een bekrachtigingskracht uitgeoefend kan worden om de afsluiter te bewegen tussen een eerste en tweede stand binnen de afvoer, wanneer het orgaan vervormt tussen een eerste en tweede vorm, waarbij het orgaan zijn eerste vorm aanneemt wanneer dit zich bevindt op een temperatuur boven de vervormingstenperatuur, en een tweede vorm aan-!q neemt, wanneer het zich bevindt op een temperatuur beneden de vervor-mingstemperatuur, terwijl een orgaan aanwezig is om het bekrachtigingsorgaan te verwarmen boven de vervormingstenperatuur waardoor dit vervormt naar de eerste vorm en de afsluiter beweegt naar zijn eerste stand, 15

2, Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het orgaan bestaat uit een materiaal met een twee-wegvormgeheugen, waardoor het orgaan een kracht uitoefent op de afsluiter wanneer het vervormt naar zijn eerste of tweed· vorm.

3. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 1 met 20 het kenmerk, dat het orgaan bij het vervormen naar zijn eerste vorm een zodanige kracht uitoefent, dat de afsluiter beweegt naar zijn eerste stand tesamen met het orgaan voor het aanwenden van een opgeslagen kracht om de afsluiter terug te brengen naar zijn tweede stand, wanneer het orgaan vervormd wordt tot zijn tweede vorm.

4. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat het orgaan voor het aanwenden van dé opgaslagen kracht op de afsluiter bestaat uit een veer.

5. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de afsluiter gericht is naar zijn eerste stand voor 30 het sluiten van de afvoer en dat een regelorgaan aanwezig is om het vezwaxmingsorgaan te bekrachtigen reagerend op het stilzetten van de verwarmingsinrichting, waarbij het bekrachtigingsorgaan zijn eerste vorm inneemt wanneer de afsluiter zich in zijn eerste stand bevindt, 8006779 waarbij het regelorgaan de bekrachtiging van het verwarmingsorgaan wegneemt ,reagerend op het verwarmen van de inrichting, waarbij het bekrach-tigingsorgaan zijn tweede vorm aanneemt en de afsluiter beweegt naar zijn tweede stand voor het openen van de af voer.

6. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de afsluiter gericht is naar zijn eerste stand voor het openen van de afvoer terwijl het regelorgaan het verwarmingsorgaan bekrachtigt reagerend op het verwarmen van de inrichting, waarbij het bekrachtigingsorgaan zijn eerste vorm aanneemt, wanneer de afsluiter IQ zich in zijn eerste stand bevindtr waarbij het regelorgaan het vermogen voor het verwarmingsorgaan wegneemt reagerend op het stilzetten van de inrichting, waarbij het bekrachtigingsorgaan xLjn tweede vorm aanneemt terwijl de afsluiter zich bevindt in zijn tweede stand voor het sluiten van de afvoer.

7. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 5 of 6 met het kenmerk, dat het regelorgaan een electrisch circuit omvat voor het verwarmen van het bekrachtigingsorgaan door middel van een dhmse weerstand.

8. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 1 met 2Q het kenmerk, dat de afsluiter een stijve plaat is.

9. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het orgaan bij het vervormen naar zijn eerste vorm een kracht uitoefent voor het bewegen van de «fstluitemnaar zijn eerste stand voor het sluiten van de afvoer te samen met een orgaan 25 voor het losneembaar koppelen van het bekrachtigingsorgaan met de afsluiter, dat een orgaan gekoppeld met de afsluiter een opgeslagen kracht uitoefent voor het doen terugkeren van de afsluiter naar zijn tweede stand voor het openen van de afvoer, wanneer het orgaan wordt vervormd tot zijn tweede vorm, waarbij het orgaan de opgeslagen kracht 30 uitoefent voor het verder bewegen van de afsluiter naar de stand voor het openen van de af voer, wanneer het bekrachtigingsorgaan is ontkoppeld van de afsluiter bij het ontbreken van een veilige stroom van de uitlaatgassen door de afvoer.

10. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 1 met 35 het kenmerk, dat de afsluiter gericht is naar zijn eerste stand voor 8006779 • w' het sluiten van de afvoer en naar zijn tweede stand voor het openen van de afvoer tesamen met het regelorgaan omvattende een electrisch circuit voor het bekrachtigen van het verwarmingsorgaan reagerend op het stilzetten van de verwarmingsinridating, waarbij dit circuit 5 een werkcircuit omvat werkzaam tussen een eerste en tweede manier om de verwarmingsinrichting aan en af te zetten tesamen met een terug-koppe lor gaan gekoppeld met de afsluiter om het bedieningscircuit van de inrichting te bekrachtigen en de verwarmingsinrichting aan te zetten reagerend op de geopende stand van de afsluiter.

11. BekraChtigingsorgaan volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat Bet electrisch circuit een aftakcircuit omvat, dat verbonden is met het werkcircuit voor het aanzetten van de inrichting alleen wanneer het aftakcircuit open is.

12. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 1 15 met het kenmerk, dat een doosvormige omsluiting aanwezig is die een kamer vormt, waarin het verwarmingsorgaan staat opgesteld en dat afvoeren zijn aangebracht in de omsluiting voor het regelen van de r stroom van de omgevende luCht door de kamer in een warmte uitwisselend contact met het verwarmingsorgaan om het verwarmingsorgaan gecon-20 troleerd te koelen en de cyclus tijd voor het bedienen van de afsluiter te regelen.

13. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 1 gekenmerkt doordeen doos vormige omsluiting die een kamer vormt, waarin het verwarmingsorgaan staat opgesteld en een regelorgaan omvatten- 25 de een aftakcircuit voor het verwarmen van het bekrachtigingsorgaan, waarbij het aftakcircuit een begrenzingsschakelaar voor de hoge temperatuur omvat voor het openen van het circuit reagerend op de temperatuur in de kamer boven een bepaald niveau.

14. Bekrachtigingsorgaan volgens conclusie 1 30 gykanmerkt door een orgaan voor het direct koppelen van; het bekrachtigingsorgaan met de afsluiter om de afsluiter te openen, de afsluiter te sluiten, een vertraagd sluiten en veiligheids functies door middel van een minimum aantal bestanddelen en bewegende delen, waarbij het bekrachtigingsorgaan gekoppeld is met de afsluiter om deze 35 te bewegen naar zijn tweede stand voor het openen van de afvoer, 8006779 wanneer het bekrachtigingsorgaan zijn tweede vorm aanneemt wanneer het beneden de vervormingstenperatuur ligt, zodat de afsluiter gehouden wordt in zijn geopende stand na het wegvallen van de stroom of bij het loskoppelen van het bekrachtigingsorgaan van de afsluiter.

15. Bekrachtigingsorgaan in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekeningen. 8006773