NL8006391A - Hooibouwmachine. - Google Patents

Hooibouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8006391A
NL8006391A NL8006391A NL8006391A NL8006391A NL 8006391 A NL8006391 A NL 8006391A NL 8006391 A NL8006391 A NL 8006391A NL 8006391 A NL8006391 A NL 8006391A NL 8006391 A NL8006391 A NL 8006391A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
axis
rotation
machine according
hay
rake
Prior art date
Application number
NL8006391A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8006391A priority Critical patent/NL8006391A/nl
Publication of NL8006391A publication Critical patent/NL8006391A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/12Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis the tines having an additional movement superimposed upon their rotary movement
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/12Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis the tines having an additional movement superimposed upon their rotary movement
    • A01D78/125Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis the tines having an additional movement superimposed upon their rotary movement by a guiding track

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

41 i. 4 / Λ C. van der Lely N.V.,
Weverskade 10,
Maasland.
"H o oibouwmachine "
De uitvinding heeft "betrekking op een hooibouw-machine met ten minste één in een gestel gelegerd, door middel van een trekker aandrijf baar harkorgaan, waarvan de tanden met behulp van een om de opwaarts gerichte draaiings-5 as van het harkorgaan gelegen verstelorgaan verstelbaar zijn.
Een bekende machine van deze soort (DE-AS 1.184.136) omvat een ringvormig verstelorgaan, dat langs de omtrek van het de tanden dragende deel van het harkorgaan is opgesteld.
Een nadeel van dit verstelorgaan wordt gevormd door het feit, 10. dat.de tanden slechts met tijdens bedrijf overanderlijke standen kunnen worden ingesteld.
De uitvinding beoogt dit nadeel te ondervangen doordat het verstelorgaan door axiale verschuiving langs de draaiingsas verschuifbaar is.
15 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren:
Pig. 1 is een bovenaanzicht van de machine volgens de uitvinding.
Pig. 2 is een aanzicht van de gestelbalk volgens de 20 lijn II - II in fig. 1, onder weglating van de overige delen van de machine. * .. ..
Pig. 3 is een aanzicht en gedeeltelijk een doorsnede volgens de lijn III - III in fig. 2.
Pig. 4 is een doorsnede van een deel van één der 25 harkorganen volgens de lijn IV - IV in fig. 1.
Pig. 5 is een onderaanzicht en gedeeltelijk een doorsnede van een deel van het harkorgaan volgens de lijn V - V in fig. 4.
- Pig. 6 - - 8-046 3 9 1------- - 2 -
Fig. 6 is een bovenaanzicht van een harkorgaan gezien in de richting van de draaiingsas, waarbij bijbehorende gestelbalkdelen duidelijkshalve zijn weggelaten·
Fig. 7 is een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een 5 harkorgaan gezien in doorsnede volgens de lijn Γ7-ΙΥ in fig. 1.
Hg. 8 is een bovenaanzicht van de machine in een stand geschikt als zijaanvoerhark.
Fig. 9 is in bovenaanzicht een schematische aan-10 duiding van de machine in een stand als schudder· .22 Fig· 10 is in bovenaanzicht een schematische aan- ^ duiding van de machine in een tweede stand als schudder·
Fig· 11 is in bovenaanzicht een schematische aanduiding van de machine in een stand waarbij een zwad wordt 15 afgelegd.
Fig. 12 is in bovenaanzicht een schematische aanduiding van een machine waarbij een compact zwad wordt afgelegd met behulp van een zwadvorainrichting.
Fig· 13 is in bovenaanzicht een schematische aan-20 duiding van een machine in een stand geschikt als zijaanvoerhark waarbij met behulp van een zwadbord een zv/ad kan - worden afgelegd.
Fig. 14 is in bovenaanzicht een schematische aanduiding van een machine in een stand die overeenkomt met C 25 die in fig. 8.
Fig. 15 is een bovenaanzicht van een schematische aanduiding van een machine waarbij twee zwaden worden gekeerd en in de vorm van een groot zwad wordt afgelegd.
Fig. 16 is in bovenaanzicht een schematische aan-30 duiding van de machine waarbij twee zwaden worden gekeerd.
Fig. 17 is een bovenaanzicht van een deel van één der harkorganen met een speciale tandvorm.
Fig. 18 is een schematische aanduiding van een constructie voor de tandverstelling van de tandgroepen van 35 een harkorgaan, gedeeltelijk in doorsnede en gedeeltelijk 8 0 06 39 1 '3β2ΰτ ΛΛ«/*»νν>· ΛΙ —- — , 3 4 • 3 ” in aanzicht.
Pig. 19 is een bovenaanzicht van de constructie volgens fig. 18.
Pig. 20 is een schematische aanduiding van een 5 instellingsmogelijkheid van de constructie volgens de fig.
18 en 19·
Fig. 21 is een bovenaanzicht van de instelling volgens fig. 20.
Fig. 22 is een schematische aanduiding van een 10 volgende eonstructiemogeljjcheid voor de tandverstelling van de tandgroepen van een harkorgaan.
( Fig. 23 is een schematische aanduiding van een instellingsmogelijkheid van de constructie volgens fig. 22.
Fig. 24 is een bovenaanzicht van de constructie 1$ volgens fig. 23-
De hooibouwmachine omvat een gestel 1, dat is opgebouwd uit een zich in ongeveer horizontale richting uitstrekkende gestelbalk 2 en een daaraan star bevestigde, zich ten opzichte van de rijrichting A naar voren uit-20 strekkende trekarm 3· 2e verbinding tussen de trekarm 3 en een deel van de gestelbalk 2 is verstijfd door nabij hm - verbindingspunt in een zich.nagenoeg horizontaal vlak uit strekkende schetsplaten 4. De trekarm 3 is in bovenaanzicht ^ symmetrisch gevormd ten opzichte van een langssymmetrievlak ^ 25 en wel zodanig, dat de begrenzingen van althans een deel ~:*Λ2 van deze trekarm ten opzichte van de rijrichting A convergeren. De trekarm 3 is om een opwaarts gelegen, in dit uit-voeringsvoorbeeld ongeveer verticaal gerichte zwenkas 5 verzwenkbaar ten opzichte van een bok 6 (Fig. 1). De bok 6 30 is gezien in de rijrichting A op bekende wijze uitgevoerd in de vorm van een omgekeerde ïï. Nabij de vrije uiteinden van de bok 6 zijn bevestigingspunten 7 voor de onderste armen van de driepmtshefinrichting van een de machine voortbewegende trekker 8 aangebracht, terwijl nabij het 35 bovenste punt van de bok een bevestiging voor de bovenste -- 8 0 0 6 3 9 1 - 4 .
hefana van de genoemde driepuntshefInrichting is aangebracht·
Aan de boh 6 is een uithouder 9 aangebracht, welks achterste uiteinde is voorzien van een gat 10. Op korte afstand van het voorste van de trekarm 3 zijn twee op enige 5 afstand boven elkaar gelegen bevestigingsplaten 11 aangebracht, die beide zijn voorzien van gaten 12. Een stelarm 13 is verzwehkhaar om een door de gaten 12 stekende zwenkas 12A en is nabij het van de zwenkas 12A af gelegen einde van twee gaten 14 voorzien. De hartlijnen van de zwenkas 10 12A, het gat 10 en de gaten 14 zijn opwaarts gericht en evenwijdig aan elkaar gelegen. Door het gat 10 en, naar ( keuze, één van beide gaten 14, is een grendelpen 1QA steek- baar.
Ten opzichte van de rijrichting A gerekend achter 15 de bok 6 en ongeveer ten hoogte van de onderste uiteinden ervan is een tandwielkast 15 aangebracht (fig. 1). In de tandwielkast 15 zijn vier met elkaar in aangrijping zijnde, om ongeveer horizontale in de rijrichting A gelegen draai-ingsassen draaibare tandwielen 16, 1?» 18 en 19 gelegerd.
20 De draaiingsassen van de tandwielen 16-19 zijn alle in een ongeveer horizontaal vlak gelegen. Ten opzichte van de rijrichting A gerekend, steekt de draaiingsas van het tandwiel 16 achter de tandwielkast 15 uit en vormt een uit-gaande as 20, de draaiingsas van het tandwiel 18 steekt v 25 zowel aan de voorzijde van de tandwielkast 15 uit (ingaande •M . « as 21) als aan de achterzijde (uitgaande as 22), terwijl de draaiingsas van het tandwiel 19 aan de achterzijde van de tandwielkast uitsteekt en de uitgaande as 23 vormt.
De uitstekende aseinden van de assen 20-23 zijn voorzien 30 van spiebanen waarop de uiteinden van tussenassen aanbreng-baar zijn. De ingaande as 21 is aandrijfbaar door de met de aftakas van de trekker 8 koppelbare tussenas 24.
Habij de uiteinden van de gestelbalk 2 zijn ver-plaatsings- of harkorganen 25 en 26 draaibaar gelegerd om 35 draaiingsassen 27 die, gerekend ten opzichte van de rij- 1 % 8006391 t 't?5 022292^-24 * - ' t ♦ - 5·- richting A, schuin naar voren en naar boven zijn gericht» en evenwijdig aan elkaar zijn gelegen*
De lengte van de gestelbalk 2» en daarmee de onderlinge afstand tassen de beide draaiingsassen 27 is verander-5 baar en in meerdere waarden instelbaar. De gestelbalk 2 is daartoe in hoofdzaak opgebouwd uit twee onderling verschuifbare staafvormige delen 28 en 29 (fig. 2» 3)» waarbij het deel 29 althans ten dele boven het deel 28 is gelegen. Het deel 28 bestaat uit een buis met een cirkelvormige door-10 snede; het deel 29 uit een buis met een vierkante doorsnede* -Μ Aan het deel 28 zijn aan weerszijden van de trekana 3 steun- ( platen 30 en ¥\ aangebracht» die zich beide evenwijdig aan een verticaal» zich in voorwaartse richting uitstrekkend oppervlak uitstrekken* De beide rechthoekige steunplaten 15 30 en 31 zijn nabij hun bovenzijde onderling verbonden door een met deze platen star verbonden verbindingsbalk 32» die in de vorm van een omgekeerde ïï is opgesteld* In de beide steunplaten 30 en y\ zijn vierkante opendagen aangebracht waarvan de afmetingen zodanig zijn» dat het gestelbalkdeel 20 29 juist passend door de beide gaten in de platen 30 en 3Ί schuifbaar is. Op de bovenzijde van de verbindingsbalk 32 is nabij de steunplaat 3*1 een van een inwendige schroefdraad voorzien geleidingsblok 33 star bevestigd. Op het van het gestelbalkdeel 28 afgekeerde einde van het gestelbalkdeel ( 25 29 is een spindelsteun 34- star bevestigd waarin een spindel 35 verdraaibaar maar niet axiaal verschuifbaar is aangebrscki;·.. De spindel 35 is over. zijn aan de zijde van het blok 33 buiten de spindelsteun 34- stekend gedeelte voorzien van een schroefdraad» die overeenstemt met de in het geleidings-30 blok 33 aangebrachte schroefdraad. De spindel 35 is door het geleidingsblok 33 heengevoerd.
Nabij de van elkaar afgelegen einden van de beide gestelbalkdelsn 28 en 29 zijn tandwielkasten 36 bevestigd.
De beide tandwielkasten 36 zijn voorzien van in voorwaartse 35 richting uitstekende ingaande assen 37 én 38 die beide van 3 8006391 ·* o w spiegleuven zijn voorzien waarop uiteinden van tussenassen schuifbaar zijn. In elk van de tandwielkasten 36 is een overbrengingsmechanisme aangebracht, door middel waarvan een draaiing van de ingaande as 37 resp. 38 wordt omgezet in een 5 draaiing van de harkorganen 25 resp. 26. De uitgaande as 20 van de tandwielkast 15 is althans tijdens bedrijf met de ingaande as 37 door middel van een telescopische tussenas 39 verbonden.
De met het harkorgaan 26 corresponderende ingaande 10 as 3S is door middel van een telescopische tussenas 40 verbindbaar met, naar keuze, óf de uitgaande as 23, óf de ( uitgaande as 22 van de tandwielkast 15. Aangezien de uit gaande assen 22 en 23 corresponderen met de rechtsstreeks met elkaar in aangrijping zijnde tandwielen 18 en 19 hebben 15 de uitgaande assen 22 en 23 tijdens bedrijf een tegengestelde draaiingsrichting. Indien het harkorgaan 25 via de uitgaande as 20 wordt aangedreven en het harkorgaan 26 via de uitgaande as 23, hebben de harkorganen 25 en 26, zoals in fig. 1 is aangegeven een tegengestelde draaiingsrichting C, maar indien 20 het voorste uiteinde van de tussenas 40 op de uitgaande as 22 wordt aangesloten hebben de harkorganen 25 en 26 dezelfde draaiingsrichting (fig. 8).
De beide harkorganen 25 en 26 zijn op dezelfde wijze opgebouwd. Het harkorgaan 25 (fig. 4 en 6) omvat een naaf 41, Si5 die co-axiaal om de as 27 is gelegen en draaibaar is om de draaiingsas 42 die door de hartlijn van de as 27 wordt ge- -vormd. De as 27 is zelf vast met de tandwielkast 36 en het gestel 1 verbonden en is daarmee niet roteerbaar. Het harkorgaan 25 is eveneens voorzien van een velg 43 die eveneens 30 co-axiaal om de as 27 ligt. De velg 43 wordt op de naaf 41 afgesteund door middel van ten opzichte van de draaiingsas 42 in radiale richting opgestelde spaken 44 die uit stukken plaatijzer zijn opgebouwd en zich vanaf de naaf 41 in neerwaartse richting naar de velg 43 uitstrekken. De velg 43 is 35 in doorsnede L-vormig en zodanig opgesteld, dat het lange j 8006391 , ««»: -¾¾ !)22292*-24 — - « *· teen van een doorsnede zich. ongeveer horizontaal uitstrekt.
De harkorganen omvatten elk acht tandgroepen 45. Elke tand-groep 45 bezit twee op ongeveer boven elkaar gelegen, buitenwaarts gerichte, ongeveer evenwijdige tanden 46 en 47 5 die elk met behulp van groepen windingen 48 aan een tussen de beide groepen windingen 48 gelegen bout 49 aan een bus 50 zijn bevestigd. De beide groepen windingen 48 zijn om de bus 50 gelegen. De bus 50 is star bevestigd aan een tand-houder 5*1 die in verticale doorsnede.L-vormig is (fig. 4).
10 Het lange been van de tandhouder 5’1 dat zich evenwijdig •M aan de hartlijn van de bus 5° uitstrekt wordt gevormd door Q een vlakke rechthoekige plaat 52 die in gemonteerde toe stand tegen een vlakke plaat 5$ aanligt, welke laatste deel uitmaakt van een houder 54* De hartlijn van de bus 50 15 en de beide platen 52 en 53 ai ja evenwijdig gelegen aan een vlak dat ten opzichte van de draaiingsas 42 in opwaartse richting divergeert. Aan de plaat 52 is een bout 55 vastgelast, die door een gat in de plaat 53 steekt. De tandhouder 51 samen met de daaraan bevestigde tandgroep 45 is aan de 20 houder 54 bevestigbaar door middel van een aan de binnenzijde van de plaat 53 gelegen op de bout 55 aanbrengbare vleugelmoer 56· Aan de plaat 53 is een pen 57 vast bevestigd, waarvan de hartlijn zich loodrecht op de plaat 53 uitstrekt. De pen 57 is onder en op enige afstand van de bout ^ 25 55 gelegen. De pen 57 steekt door een in de plaat 52 aange- bracht gat 58 waardoor rotatie' van de tandhouder 5"1 ten opzichte van het overige deel van het harkorgaan wordt voor-komen. Boven de bout 55 is iu de plaat 5^ eveneens een gat 59 aangebracht. De hartlijnen van de gaten 58 eu 59 en de 30 bout 55 liggen in één vlak. De afstand tussen de hartlijn van het gat 58 en de hartlijn van de bout 55 is gelijk aan de afstand tussen de hartlijn van het gat 59 en die van de bout 55· Door de vleugelmoer 56 los te nemen en de tandhouder 51 samen met de tandgroep 45 naar buiten te trekken 35 en daarna ten opzichte van de hartlijn van de bout 55 over j 8006391 - δ- 180° om te draaien en daarna opnieuw door liet aanbrengen van de vleugelmoer 56 te bevestigen, zodanig dat de pen 57 nu in bet gat 59 steekt, is de tandgroep 45 zodanig aan te brengen, dat de tand 46, die in fig. 4 aan de bovenzijde 5 is gelegen nu aan de: onderzijde van de tandgroep 45 ligt, terwijl de tand 47 dan aan de bovenzijde aanwezig is. De houder 54 is aan zijn bovenzijde vast bevestigd aan een die holle as 60, waarvan de hartlijn/ samenvalt met een zwenkas 61, evenwijdig aan de draaiingsas 42 is gelegen· De as 60 10 is verzwenkbaar gelegerd in een bus 62 die vast aan de velg 43 is bevestigd. Een boven de velg 43 uitstekend deel van Q de as 60 wordt omsloten door een bus 63 die vast aan de as 60 is bevestigd. De onderzijde van de bus 63 vormt een borst waarmee de bus 63 samen met do as 60 op de bovenzijde 15 op de velg 43 rust.
De houder 54 omvat verder aan zijn onderzijde een een hoek met de plaat 55 insluitende flens 64, die even-wijdig aan een loodrecht op de draaiingsas 42 gelegen vlak is gelegen. In een gat nabij het meest buitenwaarts gelegen 20 deel van de flens 64 is een penvoraige, vast op een plaat 66 bevestigde taats 65 ingelaten, waarvan de hartlijn met de zwenkas 61 samenvalt en waarom de houder 54 aan zijn onderzijde in de bevestigingsplaat 66, die aan een in bovenaanzicht ronde buis 67 vast is aangebracht, zwenkbaar C 25 is afgesteund. De als stootrand dienst doende buis 67 is hol en heeft een cirkelvormige doorsnede. De hartlijn van de buis 67 is gelegen in een vlak loodrecht op de richting van de draaiingsas 42. De diameter van de buis 67 is groter dan die van de buitenste rand van de velg 43.
30 Aan de buitenste, opwaarts gerichte rand van de velg 43 i3 een plaat 68 bevestigd die zich vanaf deze velg in neerwaartse richting uitstrekt en waarvan het buitenoppervlak cylindrisch is en wel zodanig, dat de hartlijn van dit cstlindrieche oppervlak ongeveer samenvalt met de 35 draaiingsas 42. De cylindrische plaat 68 is aan zijn onder- I 8006391 022^2··24 * - - 9 .
zijde althans gedeeltelijk bevestigd aan de buis 67· In de plaat 68 zijn acht rechthoekige openingen 69 aangebracht die op gelijke afstanden van elkaar zijn gelegen. De onderste begrenzingslijn van deze openingen valt samen met 5 de bovenzijde van de buis 67· Deze openingen 69 zijn asnge-bracht teneinde de acht tandengroepen 45 met hun tandhou-ders 51 aan de, gezien in radiale richting en naar de draaiingsas 42 toe, achter de openingen 69 gelegen houders 54 te kunnen bevestigen.
10 Aan de bovenzijde van de bus 63 is vast aan deze bus en dus ook vast aan de as 60 een stuurorgaan 70 aange-( bracht. Het stuurorgaan 70 heeft in bovenaanzicht (fig. 6) een in hoofdzaak rechthoekige vorm, waarbij twee van de hoeken zijn af geschuind. Het orgaan 70 omvat twee evenwijdig 15 aan elkaar gelegen platen 71 en 72 die evenwijdig aan een loodrecht op de draaiingsas 42 gelegen vlak zijn gelegen.
De beide platen 71 en 72 zijn onderling verbonden door een verbindingsstuk 73 dat ongeveer evenwijdig aan een evenwijdig aan de draaiingsas 42 gelegen vlak ligt. De onderste plaat 20 71 Is vast met de bus 63 verbonden. In beide platen 71 QIL
72 zijn drie paren gaten 74, 75 en 76 aangebracht (fig. 5, 6), die zodanig zijn opgesteld dat de hartlijnen van de tot een paar behorende gaten met elkaar samen vallen waarbij het ene gat van een paar in de plaat 71 is gelegen en het ^ 25 andere gat in de plaat 72. De drie hartlijnen strekken zich evenwijdig aan de draaiingsas 42 uit. De drie paren gaten worden verder met verwijsingscijfers 74, 75 resp. 76 aangeduid. Door elk van de gaten 74, 75 en 76 kan een pen 77 worden gestoken die aan de bovenzijde is voorzien van een 50 handgreep 73* De pen 77 is gelegerd in een bus 79 die passend tussen de naar elkaar toe gelegen zijde van de platen 71 en 72 ligt resp. aanbrengbaar is. Een stuurstang 80 is star aan de bus 79 bevestigd. Door het losnemen van de pen 77 kan de stuurstang 80 naar keuze verzwehkbaar in 55 elk van de gaten 74, 75 of 76 worden aangebracht, uiteraard i 8006391 - ΊΟ - door de pen 77 door liet gekozen gat en de "bus 79 te steken.
De ingaande as 37 is voorzien van een konisch tandwiel 81 dat in aangrijping is met een oa de as 27 draaibaar konisch tandwiel 82 dat vast verbonden is met de naaf 41.
3 De naaf 41 is door middel van legers 83 om de as 2? draaibaar , waarbij de binnenring van bet onderste leger 83 op een op de as 27 aangebrachte borst 84 steunt. ïTabij de buitenzijde van de naaf 41 zijn pennen 85 aangebracht waarvan de hartlijnen evenwijdig aan de draaiingsas 42 zijn ge-10 legen. Er zijn acht pennen 85 aanwezig die op gelijke af-standen van elkaar zijn aangebracht en die elk met een der C tandgroepen 45 corresponderen. De pennen 85 strekken zich vanuit de naaf 41 in hoofdzaak in neerwaartse richting uit en dragen aan hun onderzijde elk een geleidingsblok 86 dat 15 door een legerbus 87 op afstand onder de naaf 41 wordt gehouden. De legerbus 87 is vast aan de naaf 41 bevestigd terwijl het geleidingsblok 86 samen met de pen 85 in de legerbus 87 verzwenkbaar is. Sik geleidingsblok 86 omvat een inwendige boring 88 die deel uitmaakt van een in het ge-20 leidingsblük 86 aangebrachte bus 89 (fig- 4). De boring 88 van de bus 89 is geschikt om de door het geleidingsblok 86 gevoerde steunstang 80 ia zijn axiale richting verschuifbaar te legeren. Eet geleidingsblok 86 is tussen het naar s de as 27 gekeerde uiteinde van de stuurstang 80 en het ^ 25 buitenste uiteinde (de bus 79) van deze stuurstang 80 ge- legen. - 1
Aan elk naar de as 27 gekeerde einden van elke stuurstang 80 is een legerbus 90 bevestigd, waarin een een rol 92 dragende as 91 is gelegerd. De hartlijn van de draai-30 ingsas van elke rol 92 loopt evenwijdig aan de draaiingsas 42. De symmetrievlakken van alle rollen 92 liggen in één zelfde, loodrecht op de draaiingsas 42 gelegen vlak. Alle rollen 92 zijn in een gootvormige rollenbaan 93 gelegen.
De bovenste rand van de rollenbaan 93 ligt, gerekend in de 35 richting van de draaiingsas 42, onder het onderste punt J 8006391 32S2K*-24 - - - 11 - van de geleidingsblokken 86 ·
Be rollenbaan of bet stuurorgaan 93 omvat twee cy-lindrisch gevormde plaatvormige wanden 94 en 95» waarbij de diameter van het buitenste oppervlak van de wand 94 kleiner 5 is dan de diameter van het binnenvlak van de cylindrische wand 95· De cilindrische wanden 94 en 95 zijn onderling eo-axiaal gelegen terwijl de hartlijn van deze cylindrische oppervlakken zich evenwijdig aan de draaiingsas 42 uitstrekt. De ruimte tussen de wanden 94 en 95 is aan de bovenzijde 10 open en wordt aan de onderzijde begrensd en afgedicht door ^ een loodrecht op de draaiingsas 42 gelegen cirkelvormige s plaat 96· De rollen 92 steken van boven af in de ruimte tussen de cylindrische wanden 94 en 95» en hebben een zodanige diameter dat zij goed passend tussen de beide wanden 15 94 en 95 kunnen rollen.
Aan de onderzijde van de plaat 96 zijn twee aan weerszijden van de plaat 27 en evenwijdig aan elkaar lopende strippen 97 bevestigd (fig. 4 en 5)· ‘Tussen de beide strippen 97 is een rechthoekige plaat 98 nauw passend aan-20 gebracht. De plaat 98 ligt met zijn vlakke bovenzijde nauw passend tegen de cirkelvormige plaat 96 aan. De plaat 98 is tussen de strippen 97 ten opzichte van de plaat 96 en tevens evenwijdig aan deze plaat verschuifbaar. Aan de onderzijde van de plaat 98 zijn symmetrisch ten opzichte C 25 van de as 27 twee cirkelvormig gebogen strippen 99 beves-tigd. De beide strippen 99 .strekken zich elk ongeveer over een omtrekshoek van 90° uit en hebben elk een lengte, die, gezien evenwijdig aan de richting van de strippen 97» iets kleiner is dan de afstand tussen deze strippen 97* De naar 30 de as 27 toegekeerde binnenvlakken van de strippen 99 vormen een deel van een cylinderoppervlak, waarvan de hartlijn met de draaiingsas 42 samenvalt. De dikte van de plaat 98 is gelijk aan de hoogte van de beide strippen 97- Aan de onderzijde van de plaat 98 is een cirkelvormige stelplaat 35 100 aanwezig, die nauw passend tussen de beide strippen 99 % 8006391 - 12 - ligt en ten opzichte van deze strippen en dus tevens ten opzichte van de plaat 98 verdraaibaar en in meerdere standen vastzefbaar is. De diameter van de cirkelvormige stelplaat 100 is zodanig dat zij zich nog ten dele onder de beide 5 strippen 97 uitstrekt. De stelplaat 100 is vast, bijv. door middel van lassen, aan de as 27 bevestigd. In de stelplaat 100 zijn twee symmetrisch ten opzichte van de draai in gs as 42 gelegen co-axlaal om de as 27 aangebrachte sleuf gaten 101 aangebracht die zich elk over een omtrekshoek van onge-10 veer 90° uitstrekken. Aan de plaat 98 zijn pennen 102 be- vestigd, die zich vanaf de plaat 98 in neerwaartse richting ^ uitstrekken en waarvan de hartlijnen evenwijdig aan de draaiingsas 42 zijn gelegen. De pennen 102 steken door de in de stelplaat 100 aangebrachte sleuf gaten 101, en zijn 15 eventueel aan hun onder de stelplaat 100 uitstekende deel voorzien van een schroefdraad waarop een moer kan worden bevestigd zodanig dat, de stelplaat 100 tegen de plaat 98 kan worden geklemd.
De cirkelvormige plaat 96 is voorzien van een sleuf-20 gat 103 dat zodanig is gelegen dat zijn langssymmetrievlak het middelpunt van de plaat 96 omvat. De as 27 van het hark-orgaan steekt door het sleuf gat 103 heen, terwijl de breedte van het sleufgat zodanig is dat de as 27 ten opzichte van de plaat 96 in de langsrichting van het sleufgat 103 beweeg-C. 25 baar is indien de plaat 96 evenwijdig aan een loodrecht op "*”2 de draaiingsas 42 gelegen vlak’ zou worden bewogen.
De plaat 98 is in het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 5 voorzien van een uithouder 104 aan welks uiteinde een leger 105 is bevestigd waarin een schroefspindel 106 50 draaibaar, maar niet axiaal verschuifbaar is aangebracht.
Aan de stelplaat 100 is een spindelhuis 107 zwenkbaar bevestigd, dat is voorzien van een inwendige schroefdraad die correspondeerd met de schroefdraad van de schroefspindel 106 die in het spindelhuis 107 steekt. De plaat 98 is tevens 55 voorzien van een tweede uithouder 108 nabij welks uiteinde j 8006391 Ö2K92V4 - - » * - 13- een leger 109 Is bevestigd, waarin een tweede schroef spindel 110 draaibaar maar niet axiaal verschuifbaar is aangebracht· Aan de onderzijde van de cirkelvormige plaat 96 is een spindelblok 111 bevestigd, dat voorzien is van een inwendige 5 schroefdraad die correspondeert met de schroefdraad van de door het spindelblok 111 stekende schroefspindel 110. Het spindelblok 111 is ten opzichte van de cirkelvormige plaat 96 verzwenkbaar om een evenwijdig aan de draaiingsas 42 gelegen zwenkas· De hartlijnen van de beide schroef spindels 10 106 en 110 zijn op afstand van de as 27 gelegen, liggen beide ongeveer in een loodrecht op de draaiingsas 42 gelegen Q vlak, en liggen beide onder het ondervlak van de stelplaat 100. Indien zoals in fig. 5 ter verstelling van de tand-groepen 45 de beide schroefspindels 106 en 110 zijn aange-15 bracht, steken de onderste uiteinden van de beide pennen 102 niet onder het onderste vlak van de stelplaat 100 uit.
De constructieve opbouw van de verstelinrichting 96*111 is in het laatste gedeelte van de beschrijving besproken, uitgaande van de rollenbaan 93· Duidelijkheids-20 halve en uitgaande van de stelplaat 100 wordt resumerend het volgende opgemerkt.
De stelplaat 100 is vast aan de as 27 bevestigd.
De plaat 98, geleid door de cirkelvormige gebogen strippen 99» is om de stelplaat 100 en daarmee om de as 27 verzwenk-^ 25 baar. Daar de plaat 98 opgesloten ligt tussen de strippen 97» die op hun beurt weer bevestigd zijn aan de cirkelvormige plaat 96 ver zwenken de strippen 97 en de plaat 96» bij rotatie van de plaat 98 om de stelplaat 100, mee. Deze beweging wordt mede geleid door het bewegen van de pen 102 50 in de sleuf gat en 101. Anderzijds is de plaat 96 samen met de strippen 97 ten opzichte van de plaat 100, de plaat 98 en ten opzichte van de as 27 liniair verschuifbaar door het aanwezig zijn van het sleuf gat 105· Daan de schroefspindel 106 verzwenkbaar is verbonden met de stelplaat 100 wordt 35 bij verdraaiing van de schroefspindel 106 de plaat 98 ten 5 ft o o 6 3 9 1 - 14 - opzichte van de stelplaat 100 ver zwenkt. Bij het verdraaien van de schroef spindel 110 ondergaat de plaat 96 samen met de strippen 97 een translatie ten opzichte van de plaat 98 en de stelplaat 100. Bij een verdraaiing van de schroef spindel 5 110 kan dus de grootte van de excentriciteit van de plaat 96 ten opzichte van de draaiingsas 42 worden ingesteld, en in principe, in oneindig veel standen worden vast ge zet, terwijl bij verdraaiing van de schroefspindel 106 de richting van de grootste excentriciteit van de plaat 96 ten 10 opzichte van de draaiingsas 42 resp. de as 27 of wel ten .¾¾ opzichte van het gestel 1 in principe eveneens in oneindig Q veel waarden kan worden ingesteld en vastgezet· De in een hoekmaat uitdrukbare ligging van de grootste excentriciteit van de plaat 96 ten opzichte van de as 27 of ten opzichte 15 van het gestel 1 \iordt in het vervolg de “fase” van de excentriciteit genoemd. Uiteraard kan door verdraaiing van de schroefspindel 110 de excentriciteit ten opzichte van de as 27 tot nul worden teruggebracht (waarbij de as 27 midden in het sleuf gat 103 ligt), ia welke stand het genoemde be-20 grip ’’fase” geen betekenis meer heeft, maar in welke stand door verzwenking van de plaat 96 om de as 42 wel degelijk de stand van de tandgroepen 45 ten opzichte van het overige deel van het harkorgaan kan worden beinvloed, zij het voor alle tandgroepen in gelijke mate.
C. 25 Uabij het onderste uiteinde van de as 27 is een, -** ten opzichte van de rijrichting A, vanaf de as 27 naar achteren uitstekende sector-vormige stelplaat 112 aangebracht waarin nabij de draaiingsas 27 een zwenkas 113 is gelegerd. De hartlijn van de zwenkas 113 ligt loodrecht op 30 een vlak dat evenwijdig aan de plaat 112 ligt. Om de zwenkas 113 is een naar voren en schuin naar beneden gerichte drager 114 zwenkbaar. Aan zijn voor sta uiteinde is de drager 114 voorzien van een evenwijdig aan de zwenkas 113 gelegen draaiingsas, waarom een loopwiel 115 draaibaar is.
35 Nabij de zwenkas 113 is een stelara 116 star aan de drager j 80 06 39 1 '<5 — - - 15 - 114 "bevestigd, welke stelara zich loodrecht op ds zwenkas 113 uitstrekt. In de stelplaat 112 zijn een aantal gaten 117 aangebracht waarvan de hartlijnen liggen op de cirkelboog, waarvan het middelpunt door de hartlijn van de zwenk-5 as 113 wordt gevormd. De stelara 116 bevat eveneens een gat waarvan de hartlijn op dezelfde afstand van de zwenkas 113 is gelegen als de hartlijnen van deg=tten 117, zodat een grendelpen 118 door het gat in de stelara 116 en één van de gaten 117 steekbaar is. Hiermee is de hoogte van de draai-10 ingsas van het loopwiel 115 ten opzichte van het gestel 1 ^ in meerdere standen instelbaar. De sectorvormige stelplaat 112 is bevestigd aan een om de as 27 verswenkbare bus 119· C. de vóórzijde van de bus 119 en de as 27 is sen sector vormige plaat 120 aan de bus 119 bevestigd, die zich even-15 wijdig aan een loodrecht op de draaiingsas 42 gelegen vlak uitstrekt. De plaat 120 is eveneens voorzien van een aantal gaten waarvan de hartlijnen evenwijdig aan de draaiingsas 42 liggen en alle op dezelfde afstand daarvan. Eoven de sectorvormige plaat 120 is een plaatvormige ara 121 aange-20 bracht die eveneens evenwijdig aan een loodrecht op de draaiingsas 42 gelegen vlak ligt en tegen de plaat 120 aanligt. De arm 121 heeft een gat die op dezelfde afstand vanaf de draaiingsas 42 ligt als de gaten in de plaat 120, zodat een grendelpen 122 door het gat in de arm 121 en één £ 25 van de gaten van de plaat 120 steekbaar is. Hiermee is de •ï richting van de draaiingsas van het loopwiel 115 ten opzich te van het gestel 1 in meerdere standen instelbaar en vast-zetbaar, waarbij de bus 119 ten opzichte van de as 27 ver-zwenkt.
30 Terwijl in de fig. 4, 5 en 6 het stuur- en instel- mechanisme 80-111 (met uitzondering van de onderdelen 81-83) onder de naaf 41 zijn aangebracht is het stuur- en instel-mechanisme volgens het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 7 boven de naaf 41 aanwezig. In de fig. 4, 5 en- 6 aangegeven 35 onderdelen die eveneens in fig. 7 voorkomen hebben dezelfde i 8006391 - 16 - verwijzingsci jf ers.
Set konische tandwiel 82 is bevestigd aan een coaxiaal om de as 27 gelegen bus 125. De bus 125 is 021 de as 127 draaibaar door middel van legers 124 waarvan de 5 binnenring van bet onderste leger afsteunt op een om de as 2? aangebrachte borst 125· Aan de onderzijde van de bus 125 is een cirkelvormige en plaatvormige naaf 126 aangebracht die zich evenwijdig aan een loodrecht op de draaiingsas 42 gelegen vlak uitstrekt. De acht pennen 85 zijn nu groten-10 deels boven de naaf 86 gelegen evenals de legerbussen 87 en de geleidingsblokken 86 (vergelijk fig. 4) waarin de .-.Λ * acht stuurstangen 80 axiaal verschuifbaar zijn. De aan de ^ zijde van de as 27 op de stuurstangen 80 aangebrachte . rollen zijn nu boven de bovenste punten van de geleidings-15 blokken 86 gelegen. De rollenbaan 95 heeft dezelfde vormgeving als die in fig. 4 en 5 maar is vergeleken met de laatstgenoemde ondersteboven opgesteld, echter, gerekend in de richting van de draaiingsas 42, zodanig dat het onderste begrensingsvlak van de rollenbaan 93 hoger ligt dan de 20 hoogste punten van de geleidingsblokken 86. De rollen 92 liggen weer in de gootvormige ruimte die gevormd wordt door de beide cilindrische wanden 94 en 95· Eeu plaat 127 is vast aan de onderzijde van de tandwielkast 56 en daarmee tevens vast ten opzichte van het gestel 1 van de machine ( 25 bevestigd, en is evenwijdig aan een loodrecht op de draai-·.-* ingsas 42 gelegen vlak. Aan de· onderzijde van de plaat 127 is een cirkelvormige gestelplaat 128 gelegen, die vast aan de plaat 127 is bevestigd en zich co-axiaal ten opzichte van de draaiingsas 42 uitstrekt. De stelplaat 128 wordt 30 aan zijn omtrek nauw omsloten door twee cirkelvormig gebogen strippen 129, die ten opzichte van de stelplaat 128 dezelfde opstelling en vormgeving bezitten als de strippen 99 volgens de fig. 4 en 5· De strippen 129 zijn vast bevestigd aan een onder deze strippen gelegen rechthoekige plaat 130 die be-35 weegbaar aan de plaat 128 aansluit. De rechthoekige plaat j 8006391 C222S2*-24 - 17- 130 die vergelijkbaar is met de rechthoekige plaat 98 van de fig- 4 en 5» is vast aan de strippen 129 "bevestigd en samen met deze strippen om de stelplaat 128 verzwenkbaar. Hiertoe zijn aan de plaat 130 een tweetal diametraal tegen-5 over elkaar gelegen pennen 131 aangebracht, die door in de stelplaat 128 aangebrachte co-axiaal om de draaiingsas 42 gelegen sleuf gaten steken, welke sleuf gaten vergelijkbaar zijn met de sleufgaten 101 in de stelplaat 100 (fig. 5)·
Aan de bovenzijde van de cirkelvormige plaat 96, die deel 10 uitmaakt van de rollenbaan 93, zijn weer evenwijdig aan elkaar en aan weerszijden van de as 27 gelegen rechte . strippen 132 aangebracht, analoog aan de strippen 97 is.
'· fig· 4 en 5· Aan de rollenbaan 93 (fig* 7) en wel aan de cylindrische wand 95 is een stelbeugel 133 bevestigd die 15 zich vanaf de wand 95 im buitenwaartse richting uitstrekt en om de plaat 127 heengrijpt. De stelbeugel 133 is nabij zijn meest vanaf de as 127 gelegen deel voorzien van een evenwijdig aan de draaiingsas 42 gelegen pen 134 die een handgreep vormt· Uabij het meest nabij de as 27 gelegen 20 einde van de stelbeugel 133 en wel aan de bovenzijde van deze stelbeugel is een klembout 135 aangebracht, die voorzien is van een vast aan de bout 135 bevestigde vleugelmoer. De bout 135 is aangebracht in een van schroefdraad voorzien gat in de stelbeugel 133, zodat bij aandraaien van de ζ 25 vleugelmoer 136 de bout 135 zich op de plaat 127 kan klem-· ·*· men· De plaats waar de bout 135 op de plaat 127 wordt ge kiemd is bepalend voor de ligging van de rollenbaan 93 ten opzichte van de draaiingsas 42, zowel wat betreft de grootte van de excentriciteit van de rollenbaan 93, ais wat be-30 treft de ligging van deze grootste excentriciteit (de "fase”) ten opzichte van het gestel 1. Als alternatieve oplossing is het mogelijk in de plaat 127 oen aantal gaten aan te brengen (waarvan de ligging ten opzichte van de as 27 van te voren zijn vastgesteld) en door een niet getekende pen 35 door een in de bovenzijde van de stelbeugel 33 aangebracht j 8006391 - 18 - gat en één van de gaten in de plaat 127 te steken, kunnen op deze wijsa een aantal van tevoren geprogrammeerde en op de plaat 127 ziet merktekens aangednide liggingen van de rollenbaan 93 ten opzichte van het gestel worden ingesteld.
5 Indien de stelheugel 135 ia radiale richting wordt "bewogen ondergaat de rollenbaan een translatie ten opzichte van het gestel 1, waarbij de cirkelvomige plaat 96 en de strippen 132 langs de rechthoekige plaat 130 schuiven.
Indien de stelbeugel 133 langs de ontrek van een cirkel, 10 waarvan het middelpunt op de as 42 ligt wordt bewogen, ver-.:.H zwenkt de plaat 96 van de rollenbaan 95 samen met de strip- ^ pen 152 om de draaiingsas 42, waarbij de pennen 151 door de in de stelplaat 128 aangebrachte sleuf gaten (analoog aan de sleuf gat en 101) schuiven. Bij de eerstgenoemde beweging van 15 de stelbeugel 153 wordt de grootte van de excentriciteit van de rollenbaan 93 gewijzigd (en kan eventueel tot nul worden gereduceerd), terwijl bij de tweede genoemde beweging van de stelbeugel 133 de ligging van de grootste excentriciteit van de rollenbaan 93 wordt gewijzigd. Boor het aan-20 brengen van de bovengenoemde pennen in de in de plaat 127 aangebrachte gaten, resp. door het klemmen van de bout 135 van ae op de plaat 127 kan zowel de grootte/excentriciteit als de ligging van de excentriciteit ten opzichte van het gestel in meerdere standen worden ingesteld.
C 25 Be opstelling, ligging en bevestiging alsmede de verstelling van de tandengroèp' 4? (fig. 7) is volkomen analoog aan die van fig. 4.
In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 7 wordt het harkorgaan 25 niet ondersteund door een loopwiel, maar 30 door een ringvormige plaat 137· 2e plaat 137 is rotatie-symmetrisch en is in doorsnede nabij zijn buitenste rand opwaarts gekromd. De bovenste rand van het meest buitenwaarts gelegen deel van de plaat 137 Is op korte afstand onder de onderste zijde van de taats 65 gelegen en tevens 35 - op korte afstand onder een in doorsnede l-vormige velg 138 - gg 022292*-24 8006391 - 19 - die in dit uitvoeringsvoorbeeld de buis 67 volgens fig. 4 vervangt. 2e plaat 137 is gezien in doorsnede zodanig gebromd dat zijn laagste punt (gerekend ten opzichte van de richting van de draaiingsas 42) op ongeveer 1/10 a 2/10 5 vanaf zijn buitenste rand en gerekend ten opzichte van de grootste straal van de schijfvormige plaat 137* is gelegen*
De diameter van de ring 137 is gelijk aan of iets groter dan die van de cylindervormige plaat 68. Aan de binnenzijde van het zoeven genoemde diepste punt van de doorsnede van 10 de schijfvormige plaat 137 is deze plaat weer opwaarts ge-» bogen en strekt zich, gerekend vanaf de as 42, in radiale . richting tot ongeveer 6/10 van zijn buitenstraal uit. Gezien ^ in de richting van de draaiingsas 42 is de plaat 137 dus ringvormig. Bij een alternatieve, niet getekende constructie-15 vorm strekt de plaat 137 zich vanaf zijn buitenomtrek geheel tot aan de as 27 uit en is dus schotsivormig. Aan de bovenzijde van de plaat 137 zijn uithouders 139 bevestigd, die, gezien in de richting van de draaiingsas 42, in eikaars verlengde liggen en nabij de as 27 o vergaan in een de as 20 27 omsluitende bus 140. In de as 27 zijn een aantal gaten 141 aangebracht, terwijl in de bus 140 één gat aanwezig is. Boor dit laatste gat en één van de gaten 141 in de as 27 kan een grendelpen 142 worden gestoken waarmee de stand van de schijfvormige plaat 137 gerekend ten opzichte van de 25 richting van de draaiingsas, en daarmee de werkhoogte van het harkorgaan 25 kan worden ingesteld.
ïïijdens bedrijf, waarbij de as 42 een scherpe hoek met het horizontale vlak insluit, rust de ring 137 alleen nabij zijn voorzijde op de grond. Bij een alternatief, 30 niet getekend uitvoeringsvoorbeeld is de ring 137 los om de as 27 draaibaar, waarbij de bus 140 uiteraard tenminste aan zijn bovenzijde door een ten opzichte van de lengterichting van de as 27 instelbare en vasts etbare bus wordt begrensd. Indien een dergelijks schijf of ring 137 tijdens 35 _ bedrijf over de grond glijdt worden de stoppels vlakge- j 8006391 '“’ι - 20 - wreven, waardoor, zoals onderzoekingen hebben aangetoont, de uittreding van vocht uit de grond wordt verminderd; dit bevordert de droging van het op de grond liggend gewas· Opgemerkt wordt dat in het uitvoeringsvoorbeeld 5 volgens fig. 7 de cylindrische plaat 68 aan de bovenzijde is voorzien van een omgebogen rand 143 die vergelijkbaar is met de velg 43. De rand 143 is evenwijdig aan een loodrecht op de draaiingsas 42 gelegen vlak gelegen, terwijl zijn bovenzijde gerekend in de richting van de draaiingsas 10 42 op dezelfde hoogte ligt als de bovenzijde van de naaf 126. De naaf 126 is met de rand of velg 143 verbonden door , een viertal spaken 144, die zich in radiale richting uit strekken en zodanig zijn opgesteld, dat, gezien in de richting van de draaiingsas 42 twee naast elkaar gelegen 15 spaken 144 onderling een hoek van 90° insluiten.
Zoals uit de voorgaande beschrijving blijkt heeft de rollenbaan van elk harkorgaan 25, 26 twee instelmogelijkheden, nl. de instelling van de grootte van de excentriciteit en de instelling van de in een hoekmaat uitgedrukte 20 plaats tijdens één omwenteling van het harkorgaan, en gerekend bijv. ten opzichte van de gestelbalk 1, waarop deze grootste excentriciteit optreedt. Daar alle tandengroepen 45, die verzwenkbaar zijn om de zwenkassen 61 en door middel van stuurstangen 80 met de rollenbaan 93 zijn verbonden ( 25 bezitten de tandengroepen 45 eveneens instelmogelijkheden ""J met twee vrijheidsgraden. . : ·
De werking van één van de harkorganen 25 of 26 is als volgt.
De ingaande as 37 resp. 38 wordt aangedreven door 30 middel van de tussenas 24 van de trekker, de tandwielen 16, 17 en 18 resp. 18 en 19 (bij het harkorgaan 26 eventueel rechtsstreeks via de uitgaande as 22) en de tussenas 39 resp. 40. De draaiing van de ingaande as 37 resp. 38 wordt via de met elkaar in aangrijping zijnde konische tandwielen 35 81 en 82 in een draaiing van de naaf 41 (fig. 4) resp. de ?, 8 0 0 6 39 1 • «* -·# ;'S 022292*-24 . . ..
- 21 - naaf 126 (fig* 7) omgezet. De draaiende naaf 41 resp. 126 neemt via de spaken 44 resp. 144, de velg 43 resp. 143, de cylindrische platen 68 en de tandgroepen 45 met hun bevestigingen mee, waarbij de draaiingsas 42 schuin naar voren 5 en naar boven is opgesteld en de hoogte van het loopwiel 115 resp. de ringvormige plaat 137 zodanig zijn dat, de vrije uiteinden van de onderste tand 47 van elke tanden-groep 45 op het laagste punt van het door dit uiteinde beschreven baanvlak juist boven het bodemoppervlak ligt.
10 Tijdens bedrijf staat de rollenbaan 93 gefixeerd ten opzichte van de as 27$ zodanig dat de door de wanden , 94 en 95 gevormde cirkelvormige goot een bepaalde excen- triciteit ten opzichte van de draaiingsas 42 bezit of indien gewenst, zonder excentriciteit is opgesteld. Indien de 15 rollenbaan 93 een bepaalde excentriciteit bezit is de ligging van deze grootste excentriciteit ten opzichte van het gestel 1 tijdens bedrijf eveneens gefixeerd. Daar de rollen 92 geleid worden door de rollenbaan 93 verschuiven de stuurstangen 80 door de bijbehorende bussen 89 van de ge-20 leidingsblokken 86 in axiale richting. Gezien in de richting van de draaiingsas 42 kruisen de hartlijnen van de stuurstangen 80 de bijbehorende zwenkassen 61 van de bijbehorende tandengroepen 45 ongeveer loodrecht, zodat de axiale verschuiving van de stuurstangen 80 wordt omgezet ( 25 in een ver zwenking van de stuurorganen 70, de daaraan vast-' - . bevestigde zwenkassen 60 en daarmede van de tandengroepen 45. De hoogte van de harkorganen 25 en 26, en daarmede de hoogte van het vrije uiteinde van de onderste tand 47 in het laagste punt van zijn baan ten opzichte van de bodem, 30 kan worden ingesteld door de grandelpen 118 in één van de gaten 117 van de sectorvormige stelplaat 112 te steken, of de grendelpen 142 door één van de gaten 141 in de as 27 te steken, waarbij de hoogte van de tijdens bedrijf stilstaande of los draaibare ring 137 ten opzichte van het 35 ... overige deel van het harkorgaan wordt ingesteld.
8006391 - 22 -
De werking van het instel- en vastzetmechanisme 95-1Ή (fig. 4) en de analoge constructie volgens fig. 7 is reeds in de hiervoorgaande figuurbeschrijving opgenomen.
Opgemwerkt wordt dat, teneinde de heste resultaten 5 te verkrijgen voor de verschillende hewerkingssoorten en vooral hij toepassing van twee naast elkaar gelegen samenwerkende harkorganen, het buitenste uiteinde van de stuurstangen 80 voor het voimen van zwaden in het gat 74 (fig.5) van het stuurorgaan 70 bevestigd kan worden, voor de werking 10 als zijaanvoerhark in het gat 75 an voor het schudden van is* het gewas in het gat 76· Deze verstelling kan op eenvoudige ^ wijze worden uitgevoerd door het losnemen van de pen 77 ^ door middel van de handgreep 78 en,na corresponderende verplaatsing van de bus 79 ten opzichte van stuurorgaan 70, 15 deze pen 77 daarna in het gewenste gat te steken.
In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig, 6 is het buitenste uiteinde van elke stuurstang 80 zwenkbaar bevestigd in het bijbehorende gat 74 van het stuurorgaan 70.
In dit uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de werking van êên 20 harkorgaan (met weglating van bijbehorende gesteldelen) wordt getoond, is de rollenbaan 95 ten opzichte van de draaiingsas 42 zodanig opgesteld, dat het harkorgaan geschikt is voor het voimen van een zwad. Gerekend ten opzichte van de rijrichting A is de ligging van de grootste ( 25 excentriciteit van de rollenbaan 93 zodanig dat gerekend ‘ in de richting van de draaiing volgens de pijl B over ongeveer 90° v66r het ten opzichte van de rijrichting A voorste punt van de velg 43 is gelegen. De grootte van de excentrieeiteit van de rollenbaan 93 en de afstand tussen 30 de hartlijn van een stuurstang 80 ten opzichte van de kruisende zwenkas 61 (welke laatste afstand vastgelegd wordt door de keuze van het gat 74* 75 of 76) is in fig. 6 zodanig, dat gezien in de richting van de draaiingsas 42, een tandengroep 45, gerekend in de richting van de draaiing 55 ...volgens de pijl B, 90° vóór het voorste punt van de velg 43 s 8006391 . .* >5 022292*-24 -23 - ongeveer radiaal of iets slepend is, terwijl de richting van de tanden van een tandgroep 45 op een plaats 90° na het voorste punt van de velg 45 ongeveer tangentiaal gericht is, waarbij de tanden zich aldaar gerekend vanaf het beves-5 tigingspunt tegen de draairichting B in uitstrekken* In de tussenliggende standen van de tandengroepen 45 bevinden 'de tanden zich in standen die tussen de beide uiterste standen in liggen* Hoewel in het laatst beschreven uit-voeringsvoorbeeld een radiale en een tangentiale stand van 10 de richting van de tanden van een tandengroep 45 wordt be-reikt, is dit in het geheel niet noodzakelijk· Door ver-✓ stelling van de grootte van de excentriciteit van de rollen» v baan 93 kan worden bereikt * dat de richting van de tanden nooit een radiale of tangentiale stand bereikt en tussen 15 deze beide standen heen en weer blijft zwenken* Dit uit-voeringsvoorbeeld toont de mogelijkheden van een machine met slechts één harkorgaan.
In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 1 is de grendelpen 10A in het gat 10 van de uithouder 9 gestoken, 20 welke stand correspondeert met een ligging van de gestel— balk 2 die loodrecht staat op de rijrichting A. Ia dit uitvoeringsvoorbeeld is de rollenbaan 93 van beide harkor-ganen 25 en 26 zonder excentriciteit opgesteld en zijn de buitenste uiteinden van de stuurstangen 80 zwenkbaar be-( 25 vestigd in het gat 76 van het bijbehorende stuurargp.aa 70, - welke instelling geschikt is·, voor het schudden van gewas·
In deze opstelling zijn en blijven de tanden van elke tandengroep radiaal, of ten opzichte van de draairichting 0 iets slepend gericht* Ih dit uitvoeringsvoorbeeld (fig.1) 50 is de tussenas 40 verbonden met de uitgaande as 23, zodat de harkorganen 25 en 26 een tegengestelde draaiingsrichting hebben.
In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 8 is de grendelpen 10A door het gat 10 van de uithouder 9 en het 35 _ meest buitenwaarts gelegen gat 14 in de stelarm 13 gestoken, , 8006391 - y - 24- zodat de richting van de gestelbalk 2 in een bovenaanzicht een hoek insluit met de rijrichting A. De tussenas 40 is verbonden met de uitgaande as 22 van de tandwielkast 15 zodat de beide harkorganen 25 en 26 dezelfde draairichting 5 B bezitten. Boor middel van een verdraaiing van de spindel 35 (fig* 2) zijn de beide gestelbalkdelen 23 en 29 in axiale richting zodanig ten opzichte van elkaar verschoven, dat gerekend ten opzichte van de onderlinge opstelling van de harkorganen 25 en 26 volgens fig. 1, waarbij de door de iO uiteinden van de tanden beschreven banen van de beide ...¾ harkorganen elkaar overlappen, de onderlinge afstand van de ✓ beide draaiingsassen 42 van de beide harkorganen 25 en 26 ^ zodanig is vergroot, dat de door de uiteinden van de tanden van de beide harkorganen omschreven banen elkaar niet overig lappen· Hierbij wordt nog het volgende opgemerkt·
Be bevestiging van de tanden 45 en 46 volgens fig· 4 is afgebeeld gezien in de richting van de draaiing van het harkorgaan· Be bevestiging van deze tanden nabij hun nabij de bus 50 gelegen einden is zodanig dat de tanden met be-20 hulp van de vindingen 4S ten gevolge van de door het gewas uitgeoefende krachten en/of krachten die ontstaan door aanraking met bodemoneffenheden, gerekend in de draairichting, naar achteren kunnen uitwijken. Indien nu, zoals in fig. 3 is afgebeeld de draairichting van het harkorgaan ( 25 26 wordt omgekeerd door de tussenas 40 met de uitgaande “'* as 22 te verbinden, zouden.de tanden ten gevolgen, van de genoemde krachten in de andere richting moeten uitwijken waarbij de verende bevestiging van de tanden 46 en 47 aanzienlijk in waarde zouden verminderen· Bovendien staan de 30 tanden van een tandengroep 45 in bovenaanzicht meestal enigszins slepend opgesteld, zodat bij omkering van de draairichting de tanden op meestal ongunstige wij se stekend zouden zijn opgesteld. Teneinde dit bezwaar te ondervangen kan elke tandengroep 45 van tenminste het 35 ...harkorgaan 26 om een lijn die samenvalt met de hartlijn van j 022292**24 8006391 -25 - de bout 55 over 180° worden omgedraaid* waarbij, zoals reeds is beschreven (fig. 4)* de pen 57 in liet gat 59 wordt gestoken. Hierdoor staan de tanden van elke tandengroep gerekend ten opzichte van de draaiingsriehting D (fig. 8) 5 weer op dezelfde wijze opgesteld als de tanden volgens fig. 1 en gerekend ten opzichte van de draairichting 0; gerekend ten opzichte van de draaiingsriehting en gezien in de richting van de hartlijn van de bus 50 is het bevestigde einde van elke tand achter de bus 50 gelegen.
10 In de voor schudden geschikte stand volgens fig. 1 zijn alle tandgroepen van de harkorganen 25 en 26 in de-C zelfde stand ten opzichte van het overige deel van het bijbeh-orende harkorgaan opgesteld* d.w.z. in ongeveer radiale richting of enigszins slepend ten opzichte van 15 de draaiingsriehting C. Se afstand tussen de beide draai-ingsassen 4-2 is zodanig ingesteld dat de door de vrije einden van de tanden beschreven cirkelvormige banen elkaar overlappen. Sezelfde situatie is schematisch in fig. 9 voorgesteld waaruit blijkt dat het door de harkorganen 20 verplaatste gewas over een brede strook grond wordt uitgespreid. Se beide rollenbanen 95 zijn hierbij niet excentrisch opgesteld.
In de in fig. 10 schematisch aangegeven situatie ζ zijn de beide rollenbanen iets excentrisch opgesteld* d.w.z.
' 25 ten opzichte van de hartlijn .van de trekarm 3 op symmetische wij ze (spiegelbeeldig). Deze excentriciteit van de rollen-baan 95 is zodanig dat de landengroepen tijdens de draaiing van de harkorganen (die weer in tegengestelde sin draaien)* op een plaats die ongeveer het verst van het langssymmetrie-30 vlak van de machine is gelegen, ongeveer radiaal of iets slepend staan opgestsld* terwijl de tanden in het gebied dat tussen de beide harkorganen in is gelegen in relatief sterkere mate slepend staan opgesteld, zodat het aan de buitenzijden van de harkorganen opgenomen gewas in het —x 8006391 -26 - gebied waar de tanden elkaar overlappen relatief gemakkelijk van de tanden kunnen af glijden. Op deze wijze wordt bereikt dat de strook grond waarop het gewas wordt uitgebreid smaller is, dan de strook waarop bet gewas wordt 5 uitgebreid bij de tandinstelling volgens fig. 9· Zowel in de situatie in fig. 9 als die in fig. ΊΟ is de gestel-balk 2 loodrecht op de rijrichting A gericht. Opgemerkt wordt dat zowel in de situatie in fig. 9 als die volgens fig. 10 de breedte van de strook grond waarop het gewas 10 wordt uitgebreid kan worden gevarieerd door de afstand ^ tussen de draaiingsassen 42 te wijzigen. Ook in de situatie -Λ4Λ y die schematisch in fig. 11 is af geheeld hebben beide hark- ^ organen een tegengestelde draairichting C terwijl de richting van de gestelbalk 2 weer loodrecht op de rijrich-15 ting A is gericht. In deze fig. is de grootte van de excentriciteit en de ligging van deze grootste excentriciteit van het gestel zodanig, dat bij beide harkorganen de tanden-groepen ongeveer radiaal of iets slepend staan opgesteld op een plaats die het verst verwijderd is van het langs-20 synmetrievlak van de machine, terwijl de tandengroepen op een plaats die ongeveer het dichtst bij het langs-symme trie vlak van de machine is gelegen een vrijwel tangentiale stand innemen. Op deze plaats glijdt het gewas direct van de tanden af, zodat als het ware een zwad wordt C 25 gevormd waarvan de breedte wordt bepaald door de kleinste afstand tussen de beide velgen-van beide harkorganen. De breedte van dit zwad kan weer worden gevarieerd door de grootte van de excentriciteit van de rollenbaan 93 ta veranderen, waardoor de tanden in het meest nabij de langs-30 symmetrieas van de machine gelegen punt niet geheel tangentiaal staan opgesteld maar bijvoorbeeld iets buitenwaarts zijn gericht, terwijl de zwadbreedte uiteraard ook kan worden gewijzigd door wijziging van de onderlinge afstand van de draaiingsassen 42 van beide harkorganen-c 35 ..„Een dergelijk zwad kan dus worden gevormd zonder extra j 8006391 ...jij 022282··» - 27- hulpmiddelen zoals geleldingsorganen en is geschikt om te verhinderen dat het gewas tijdens vochtige atmosferische omstandigheden te veel vocht zal opnemen· Se zwadbreedte kan hierbij zodanig worden ingesteld dat het zwad geschikt 5 is om door bijv. een opraapwagen te worden opgenomen·
Se opstelling en instelling van de machine die schematisch in fig· 12 is aangegeven is dezelfde als die in. fig· 11. Se machine is gerekend ten opzichte van de rijrichting A aan zijn achterzijde voorzien van een ge-10 leidingsorgaan voor het gewas dat gezien in zijaanzicht althans ten dele achter de achterste punten van de tanden» . banen ligt en is opgebouwd uit twee in achterwaartse rich» ^ ting convergerende opwaarts gerichte zijvlakken die nabij • hun bovenzijden geleidelijk overgaan in een de zijvlakken 15 verbindend bovenvlak dat in achterwaartse richting neerwaarts verloopt. Sit geleidingsorgaan 145 bezit dus in een doorsnede die loodrecht op de rijrichting A is gelegen, een ïï-voraige doorsr.ode die in achterwaartse richting steeds kleiner wordt. Xndien het noodzakelijk is dat het 20 door de machine gevormde zwad (fig. 11) wordt "gecomprimeerd" ten einde het door bijv. een balenpers te kunnen opnemen en tevens een halfcirkelvormige doorsnede dient te bezitten om de opname van vocht zoveel mogelijk te verminderen, wordt het door de machine gevormde zwad door ( 25 dit geleidingsorgaan gevoerd waarbij het in de vorm van een "«s gewasstreng uit het geleidingsorgaan treedt. Se zijwanden en de bovenwanden van het orgaan 145 zijn bij voorkeur opgebouwd uit aan hun voorzijde ingeklemde en vrij naar achteren uitstekende verende stalen staven.
30 In de situatie die in fig. 13 schematisch is af- gebeeld, is de richting van de gestelbalk 2 weer ongeveer loodrecht op de rijrichting A gelegen, waarbij echter de draairichtingen van de beide harkorganen dezelfde zijn (draairichting S). Elke tandengroep 45 van het harkorgaan 35 _26 is echter in deze situatie, zoals hierhoven beschreven, .j3 8006391 - 23 - over 180° gedraaid* De "buitenste uiteinden van de stuurstangen 80 van "beide harkorganen 25 en 26 zijn bij deze opstelling verbonden met zwenkassen die gevormd worden door de hartlijnen van de gaten 75 (fig· 5)· De grootte 5 van de excentriciteit van de rollenbanen 93 en de fase ervan ten opzichte van het gestel van de machine van beide harkorganen 25 en 26 zijn hier niet gelijk. De beide laatstgenoemde vrijheidsgraden van de tandengroepen van het hark-orgaan 25 zijn zodanig ingesteld, dat de tanden van dit 10 harkorgaan een ongeveer radiale of iets slepende stand ..ta ten opzichte van de draairichting D innemen op een plaats ✓ - die ongeveer het verst verwijderd is van de trekarm 3· Op een plaats die ten opzichte van de rijrichting A het meest naar voren is gelegen bezitten de tanden een slepende stand 13 waarbij de richting van de tanden een hoek van ongeveer 45° insluit met een raaklijn aan de velg ter plaatse van de tandbevestiging, zodat het gewas op deze plaats van de tanden begint af te glijden en daarbij een relatief grote tangentiële snelheid bezit, zodat het gewas ten gevolge 20 van de centrifugaalkracht relatief ver in de richting van het harkorgaan 26 wordt weggeworpen· De genoemde vrijheidsgraden van de instelling van de tandengroepen van het harkorgaan 26 is zodanig, dat de tanden van dit harkorgaan een bijna radiale stand bereiken op een plaats die onder C 25 de gestelbalk 2 is gelegen terwijl de richting van de tanden tangêntiaal is op een: plaats die het verst verwijderd is van de trekarm 3* Het door het harkorgaan 25 vóór het harkorgaan 26 geworpen gewas, alsmede het door het harkorgaan 26 rechtstreeks van de bodem opgenomen gewas 30 wordt tezamen door de tanden van het harkorgaan 26 in een richting van de trekarm 3 af verplaatst en glijdt op een plaats die ongeveer het verst gelegen is van de trekarm 3 (waarin de tanden tangêntiaal zijn gericht) of op een plaats die iets achter de gestelbalk ligt (waarbij de 35 —richting van de tanden weer iets buitenwaarts is en waarbij j ij 8 0 0 6 39 1 I "Is - 022292*-24 - __ - 29 - de centrifugaalkracht aeewerkt bij het afglijden van het gewas vanaf de tanden) in een zwad afgelegd· De machine werkt hier als het ware als een zijaanvoerhark. Afhankelijk van de instelling van de ligging van de grootste excentri-5 citeit van het gestel kan desgewenst aan de zijde waaraan het zwad wordt afgelegd en op enige af stand van de tanden-hanen van het harkorgaan 26 (fig. 13) een aan het gestel 1 bevestigd zwadbord 146 worden toegepast, die de van de machine afgelegen zijde van'het zwad een scherpe begrenzing 10 geeft· Hierbij wordt opgemerkt, dat ook de aan de kant van .jds de machine gelegen zijde van het zwad een scherpe begrenzing , kan bezitten doordat de tanden, die hier ten opzichte van ^ het harkorgaan 26 ongeveer tangeatiaal staan opgesteld het . zwad als het ware glad strijken. Opgemerkt wordt nog, dat 15 in de situatie volgens fig. 13 de onderlinge afstand van de draaiingsassen 42 zodanig is ingesteld dat de tandenbanen van dè beide harkorganen elkaar niet overlappen. Tevens kan het gewenst zijn dat tijdens deze werkomstandigheden de draaisnelheid van de beide harkorganen 23 en 26 kleiner 20 is dan die in de fig. 1, 9j 10» 11 en 12. Hiertoe kan de machine op bekende wijze worden uitgerust met een naar wens inschakelbaar of uitschakelbaar vertragingsmechanisme dat vóór de tandwielkast 15 is gebouwd en op de ingaande as 21 aansluit. Het al of niet gebruiken van een dergelijk 25 vertragingsmechanisme is afhankelijk van de omstandigheden zoals bijv. de wgewenste rijsnelheid van de machine. Bij normale rijsnelheid kan bijv. het vertragingsmechanisme worden ingeschakeld,bij langzaam rijden kan met het normale toerental van de harkorganen worden gewerkt.
30 Be in fig. 14 schematisch aangeduide situatie komt overeen met die in fig. 8. Hierbij sluit de richting van de trekarm 3 een hoek in met de rijrichting A. De harkor-ganen 25 en 26 bezitten dezelfde draairichting D, terwijl de grootte van de excentriciteit alsmede de ligging van de 35 „ grootste excentriciteit ten opzichte van de gesteldelen * 8006391 - 30 - 2, 3 dezelfde zijn, dus anti-symmetrisch. Be richting van de tanden van een harkorgaan 25 is radiaal of iets slepend ten opzichte van de draairichting B op een punt dat het verst gelegen is vanaf de trekarm 3 terwijl deze richting 5 tangsntiaal is op een punt dat het dichtst hij de trekarm 3 is gelegen· Be richting van de tanden van het harkorgaan 26 is radiaal of iets slepend op een punt dat het dichtst hij de trekarm 3 is gelegen en ongeveer tangentiaal op een punt dat het verst van de trekarm 3 is gelegen· Bet door *10 de tandgroepen van het harkorgaan 25 opgenomen gewas glijdt ^ op een punt dat ongeveer op de grootste afstand vóór de C gestelhalk 2 is gelegen van de tanden af en wordt dan door v zijn tangentiele snelheid onder de trekarm 3 door vóór de aldaar enigszins slepend opgestelde tandgroepen van het 15 harkorgaan 26 geworpen en door deze meegenomen en op een punt van dit harkorgaan dat het verst verwijderd is van de trekarm 3 afgelegd doordat de richting van de tanden aldaar ongeveer tangentiaal is. Boor de schuine ligging van de verbindingslijn tussen de draaiingsasseu 42 volgens de op-20 stelling volgens fig· 14 .ten opzichte van de rijrichting A wordt ia dit geval het door het harkorgaan 25 weggeworpen gewas gerekend ten opzichte van de situatie volgens fig· 13 op grotere afstand vóór het harkorgaan 26 geworpen·
Be opstelling en de instelling van de machine C 25 volgens fig· 15 is gelijk aan die volgens fig. 14. Be ze • situatie betreft het geval waarin twee zwaden E en 1 op het veld liggen, waarbij met de loopwielen van de de machine voortbewegende trekker juist aan weerszijden van zwad E wordt gereden. Be zwaden E en P worden verzameld 30 in een groot zwad G waarbij beide zwaden ten opzichte van hun oorspronkelijke ligging worden verplaatst, zodat het dubbele zwad G op een strook grond komt te liggen dat niet de vochtigheid bezit van de grondstroken onder de zwaden E en 3?· 35 __ Be schematische aanduiding volgens fig. 16 betreft j 8 0 06 39 1 /Jg 0222S2*-24 - 31 -
eveneens de machine met eenzelfde opstelling en instelling van de harkorganen als die van fig. 14 en 15» echter met dit verschil dat de onderlinge afstand van de draaiings-assen 42 van de harkorganen ten opzichte van die in de 5 heide voorgaande figuren zodanig is vergroot dat het door het harkorgaan 25 verplaatste zwad F (zwad J) niet door de tanden van het harkorgaan 26 wordt geraakt· Het zwad E
wordt eveneens verplaatst en komt door een op door H aange- * duide strook grond te liggen· „ Be in fig· 17 ia bovenaanzicht afgebeelde vorm van de tanden van een tandgroep 45 wordt speciaal geschikt C geacht voor het harkorgaan 25 voor de opstelling als z±J- aanvoerhark volgens de fig. 8» 11, 13-16. Een dergelijke tand bezit ia bovenaanzicht een vorm, waarbij het gedeelte 15 dat zich vanaf het bevestigingspunt aan het harkorgaan uitstrekt volgens een cirkelboog gekromd is, waarvan de straal ongeveer- correspondeert met die van een cirkel met een straal die gelijk is aan ongeveer de straal van het buitenoppervlak van de cylindrische plaat 68, zodat dit gedeelte 20 in zijn meest binnenwaartse stand, althans in bovenaanzicht, tegen de plaat 68 kan aanliggen. Aan dit gedeelte sluit - het einddeel van de tand aan dat in bovenaanzicht recht is en dat ter plaatse van het overgangspunt tussen beide ^ tanddelen een hoek van 100 a 110° insluit met de raaklijn ..-:4 25 ter plaatse van het overgangspunt aan het cirkelboogvormig gekromde deel van de tand. Het gewas zal zich in de stompe hoek tussen de beide tanddelen van de als het ware schep-voraige tand verzamelen en op een punt dat ongeveer het verst vóór de gestelbalk 2 is gelegen uit deze verzamel-30 plaats in de richting van het harkorgaan 26 worden geslingerd zonder dat het gewas op een reeds ten opzichte van de draairichting D hiervoor gelegen punt ten gevolge van de reeds sterk slepende stand van de tand te vroeg het harkorgaan zal verlaten waardoor het niet ia het bereik 35 -van het harkorgaan 26 zou kunnen, komen.
j 8006391 - 32 -
Met betrekking tot de fig. 4 en 7 wordt nog opgemerkt dat in plaats Tan de daar getoonde geleiding Tan de binnenste uiteinden Tan de stuurstangen 80 door de rollen-baan 93 ook een oplossing kan worden gekozen waarbij de 5 binnenste einden Tan de stuurstangen 80 beTestigd zijn aan een om de cirkelTormige plaat 96 roteerbare ring, die op dezelfde hoogte kan zijn gelegen als die Tan de plaat 96, waardoor de totale constructiehoogte Tan elk harkorgaan kan worden Texminderd.
10 Een altematiTe Terstellingsmogelijkheid Tan de tandgroepen 45, zoals die in de fig. 18 en 19 is voorge— s- steld, betreft een uitroering Tan het harkorgaan, waarbij ^ de as 27 hol is uitgeToerd en waarbij in deze as een in de lengterichting Tan de as 27 liggend sleufgat 14-7 is aange-15 bracht. In de holle as 27 is een in axiale richting gelegen Ter st els tang 148 aangebracht, die aan zijn onderzijde is voorzien van een geleidingspen 149, die de draaiingsas 42 loodrecht snijdt en die nauw-passend in het sleufgat 147 steekt en bij axiale verschuiving van de verstelstang 148 20 in het sleufgat 147 door middel van niet verder aangeduide middelen in axiale richting van de stang 27 beweegbaar is. Een axiaal ten opzichte van de draaiingsas verschuifbare bus, die om deze as 27 draaibaar is, is met het verwijzings-cijfer 150 aangegeven. Aan de beide buiten de as 27 uit-( 25 stekende uiteinden van de geleidingspen 149 is zwehkbaar ten opzichte van de pen 149 ëén ringvormig stuurorgaan 151 aangebracht, die gezien in de lengterichting van de draaiingsas 42 co-axiaal om de as 42 kan liggen en om de as 27 draaibaar is. Opgemerkt wordt, daï? het stuurorgaan 30 niet ringvormig behoeft te zijn, maar, loodrecht op zijn vlak gezien, ook bijv. ellipsvormig of anderszins kan zijn.
Op acht punten van het besturingsorgaan 15Ί zijn stuurstangen 152 aangebracht, die elk aan hun naar de as 27 gekeerde einden door middel van een.kogelscharnier 153 35 _ venzwenkbaar met het besturingsorgaan 151 zijn verbonden 3 8006391 -r /fjf 022292*-24 * - 33 - en aan hun nabij de velg 43 gelegen einden eveneens door middel van een kogelschamier 154 zijn verbonden met stuurarmen 155 (fig· 19) die elk om een evenwijdig aan de as 42 gelegen zwenkas 156 in de velg 43 zwenkbaar zijn ge-5 legerd. Aan de zwenkas 156 zijn door middel van windingen weer tandgroepen 45 bevestigd·
Aan bet stunrorgaan 151 is een stelsegment 157 star bevestigd9 welk stelsegment halfcirkelvormig is uit-gevoerd, plaatvormig is, buiten de bus 150 ligt en zich 10 evenwijdig aan een vlak dat loodrecht is gelegen op het •sa de omtrek van het orgaan 151 bevattend symmetrievlak van / het besturingsorgaan 151 uitstrekt. Het stelsegment 157 is voorzien van een cirkelboogvormig sleuf gat 158, dat gezien in de richting van de pen 149 (fig. 18) co-axiaal is ge-15 legen ten opzichte van de hartlijn"van de pen 149· Het stelsegment 157 is door middel van een door het sleuf gat 158 stekend klemmiddel 159» door middel waarvan het stel-segaeht 157 tegen de bus 150 kan worden geklemd, in meerdere standen instelbaar en vastzetbaar, zodat daarmee te-20 vens het besturingsorgaan 151 in meerdere schuine standen ten opzichte van de draaiingsas 42 kan worden ingesteld en vastgezet (vergelijk fig. 20)·
De werking van deze tandbesturingsinrichting (fig. 18-21) is als volgt. Wanneer de verst elstang 148 ( 25 ten opzichte van de as 27 door middel van een niet gete- kende inrichting opwaarts wordt bewogen, zal de geleidings-pen 149 door het sleuf gat 147 in de as 27 zich in opwaartse richting bewegen, waardoor tevens het cirkelvormig be-sturingsorgaan 151 met de bus 150 zich ten opzichte van de 30 as 27 opwaarts beweegt ten opzichte van de velg 43· De stuurstangen 152 zullen dan de in fig. 18 met stippellijnen aangeduide stand 152A innemen, zodat alle nabij de kogel-schamleren 154 gelegen einden van de stuurarmen 155 zich in de richting van, de as 27 zullen bewegen en alle tand-35 _ groepen 45 (fig* 19) zullen verzwenken naar de met stippel- j 8006391 -34 lijnen aangegeven stand 45A. Hierdoor is de mogelijkheid aanwezig om alle tand groepen 4-5 tegelijkertijd zodanig te verswenken, dat de tandgroepen 45 alle ten opzichte van de draairichting K (fig. 19) meer slepend worden opgesteld.
5 Deze verstelmogelijkheid kan worden gecombineerd met de hierna beschreven verstelmogelijkheid die bij zelfde constructie mogelijk is.
Wanneer het klemaiddel 159 wordt losgenomen kan het besturingsorgaan 151 zwenkend om de hartlijn van de ge-10 leidingspen 149 ten opzichte van de draaiingsas 42 worden •33 verzwenkt en in meerdere standen worden vastgezet, waarbij ^ het klemmiddel door het cirkelboogvormig gekromde sleufgat 158 beweegt. In de gewenste schuine stand van het besturingsorgaan 151 ten opzichte van de as 27 wordt het klem-15 middel 159 weer vastgezet (fig. 20 en 21) ten opzichte van de bus 150. De verstelling van, de tandgroepen 45 (fig* 20 en 21) is dan zodanig, dat de tandgroepen 45 die verbonden zijn met stuurstangen 152, die ongeveer in het verlengde liggen van de geleidingspen 149 niet of nauwelijks worden 20 verzwenkt, terwijl de tandgroepen 45 die verbonden zijn met stuurstangen 152 die een hoek insluiten met de gelei-j dingspen 149 wel worden verzwenkt en daarbij een meer slepende stand ten opzichte van de draaiingsriehting K innemen. Hierbij ontstaat op eenvoudige wijze de mogelijk-C 25 heid dat gerekend ten opzichte van de voortbewegingsrich- ting L van de inrichting (fig. 21) de tanden aan de voor- .....
zijde van het hnrkorgaan in de juiste stand staan opgesteld om het gewas van de grond op te nemen, terwijl zij aan die zijde van het harkorgaan waar het gewas de tanden dient 50 te verlaten (in fig. 21 aan de rechterzijde) sterk slepend of tangentiaal ten opzichte van de velg 43 staan opgesteld zodat het gewas gemakkelijk van de tanden kan afglijden·
De keuze van de laatstgenoemde stand van de tanden, waarbij het gewas de tanden dient te verlaten, wordt bepaald door 35 — de nader te kiezen en vast te leggen verhouding van de j 8006391 3¾ 022292‘-24 - .35.
lengte van de stuurstang 152, en de afstand tussen de zwenkassen 15^ en ^56·
Opgemerkt wordt, dat indien tevens in de situatie volgens fig. 20 de pen 149 ia axiale richting wordt bewogen 5 de tandgroep(en) aan de linkerzijde in fig* 21 een andere verzwenking ondergaan, dan die aan de rechterzijde in fig* 21, daar in het ene geval de afstand van scharnieren 154 tot de as 42 groter moet worden en in het andere geval kleiner. Dit biedt een extra vrijheidsgraad voor de ge-10 wenste tandgroepinstelling.
Het de constructie volgens de fig. 18-20 wordt ook > bereikt, dat van een instelling waarin de tanden niet ^ worden bestuurd tijdens een omwenteling van het harkorgaan (fig. 18, 19) naar een instelling waarbij de tanden tijdens 15 een omwenteling wel worden bestuurd (fig. 20 en 21) de verbinding tussen de tandengrpepen en het besturingsorgaan niet behoeft te worden losgenomen. Dit geldt uiteraard eveneens voor de in alle voorgaande figuren getoonde constructies.
20 la fig. 22 is op schematische wijze een ander uit- voeringsvoorbeeld voor het besturen van tanden aangegeven. Het om de as 27 draaibare besturingsorgaan 160 is in principe kegelvormig uitgevoerd en is ten opzichte van de as 2? verzwenkbaar om de de as 27 doorborende pen 149 ( 25 analoog aan het uitvoeringsvoorbeeld in fig. 18, waarbij - de pen 149 weer door middel van een in de as 27 aangebracht sleufgat (niet getekend) in axiale richting beweegbaar is. Opgemerkt wordt, dat in plaats van een in hoofdzaak kegelvormig stuur orgaan een stuurorgaan met een anders gevormd 30 oppervlak, bijv. een boldeel of een deel van een hyper-bolorde kan worden gekozen. De naar de as 27 toegekeerde einden van de stuurstangen 152 zijn weer voorzien met de kogelschamieren 153, die bevestigd zijn aan het oppervlak van het kegelvormig stuurorgaan 160. De bevestigings-35 . ..punten van alle acht kogelschamieren 153 aan het bestu- I 8006391 - 36 - ringsorgaan 160 zijn gelegen tn een vlak» dat loodrecht staat op de as van de kegel 160, terwijl het laatstgenoemde vlak gelegen is op enige afstand onder de zwenkas 149·
Het stuurorgaan 160 is weer ten opzichte van de as 27 ver-5 zwenkbaar door middel van het stelsegment 157» het daarin aangebrachte sleuf gat 158, het kleamiddel 159 en de in fig. 22 niet getekende bus 150 (vergelijk fig. 18 en 19). Opgemerkt wordt, dat de bevestigingspunten van de kogelschar-nieren 153 aan het kegelvormig besturingsorgaan 160 elk 10 afzonderlijk langs een beschrijvende lijn van het kegel-3 oppervlak 160 verplaatsbaar is, zodat het bevestigingspunt , van de kogelschamieren 153 aan het besturingsorgaan 160 een verschillende afstand kunnen hebben ten opzichte van de zwenkas in de vorm van de geleidingspen 149* 15 ' Indien het besturingsorgaan 160 om de zwenkas 149 ten opzichte van de as 27 wordt verzwenkt (fig. 23) zullen alle bevestigingspunten van de stuurstangen 152 aan het besturingsorgaan 160 ten opzichte van de draaiingsas 42 een verplaatsing ondergaan, omdat deze bevestigingspunten, 20 gezien loodrecht op de richting van de draaiingsas 42 en gerekend in axiale richting van deze as, op afstand van de zwenkas 149 zijn gelegen· Dit in tegenstelling met het uitvoeringsvoorbeeld volgens- fig. 18, waarbij twee punten van het besturingsorgaan 151, namelijk die punten, die in ( 25 het verlengde van de hartlijn van de geleidingspen 149 ~-H liggen, bij verzwenking van het besturingsorgaan 151 geen verplaatsing ten opzichte van de draaiingsas 42 ondergaan.
De uit de verzwenking van het besturingsorgaan 160 voortkomende verzwenking van de tandengroepen 45 is in fig. 50 24 weergegeven. Gerekend ten opzichte van de draaiings- richting II en ten opzichte van de voortbewegingsrichting ÏT nemen de tandengroepen 45 reeds 90° voor het bereiken van • het laagste punt van de door hun uiteinden beschreven baan reeds een ongeveer radiale stand in, handhaven deze stand 35 _tot voorbij het laagste punt van de door hun uiteinden 8 0 06 39 1 .Μ - 022282*44 , · „ ..
- 37- beschreven "baan on ver zwenken daarna ten opziciite van de velg 43 gerekend terug tot een ongeveer, ten op ziekte van de velg 43 gerekend, tangentiale stand, waarbij het gewas gemakkelijk van de tanden afglijdt. Het zal duidelijk 5 zijn, dat een machine, uitgerust met één dergelijk harkor-gaan bij deze instelling geschikt is voor het afleggen van zwaden.
Door ket verstellen van de hoek, die wordt ingesloten door de draaiingsas 42 en de as van de kegel 160 10 (waarop de zwenkas 149 is gelegen) is ket aogelijk om. de 7% uiterste standen van de tandengroepen (gezien in bovenaan-» ^ ziek) naar wens in te stellen, waarbij de grootte van de verzwenking van de tanden tussen deze uiterste standen dezelfde blijft* Door de bevestigingspunten van de kogel-15 scharnieren 153 aan. ket besturingsorgaan 160 in de richting van de top van de kegel of in tegengestelde richting te verplaatsen, waarbij deze bevestigingspunten alle in hetzelfde loodrecht op de as van de kegel gelegen vlak blijven, is ket mogelijk om de grootte van de hoekverdraaiing van de 20 tanden groepen tussen kun uiterste standen te variëren* Sevens is nog een derde vrijheidsgraad mogelijk, waarbij de afstand tussen de bevestigingspunten van de kogelsckar-nieren 153 aan ket besturingsorgaan 160 en de top van de kegel verschillende waarden te geven. Hierbij zijn zowel C. 25 de liggingen van de uiterste standen van elke tandengroep 45 afzonderlijk verschillend-in te stellen. Door de as van. de kegel 160 te laten samenvallen met de as 42 en de bevestigingspunten van de kogelschamieren 153 in- eenzelfde loodrecht op de as 42 gelegen vlak aan te brengen wordt 30 de situatie verkregen waarbij de tanden in ket geheel niet worden bestuurd en gedurende een omwenteling steeds dezelfde stand blijven innemen (bijv. schudden).
Het blijkt, dat volgens de constructie volgens de fig. 22-24 zeer vele tandinstellingen mogelijk zijn, zowel 35 - wat betreft de uiterste standen van de tandengro epen tijdens 3 80 06 39 1 f - 38 - een omwenteling» de grootte Tan de hoekverzwehking van de tandengroepen tussen deze uiterste standen als belde laatstgenoemde instelmogelijkheden voor elke tandengroep afzonderlijk, waardoor de gebruiksmogelijkheden bij 5 machines met één harkorgaan, twee harkorganen (in gelijke zowel als in tegengestelde zin draaibaar) en bij machines met meerdere groepen harkorganen in grote mate wordt uitgebreid· Opgemerkt wordt, dat de omstelling Tan de stuur-armen 80 naar één Tan de zwenkassen 7^, 75 resp. 76 10 (fig. 6) ter aanpassing aan de Terschillende bedrijfsdoel--:é einden, bij de constructies Tolgens de fig· 18-24 oTerbodig s is·
Verder wordt opgemerkt, dat de uitvinding niet beperkt is tot aan een velg bevestigde tancLgroepen. De . 15 tandgroepen kunnen elk in principe (zonder velg) rechtstreeks aan spaken zijn bevestigd.
Hoewel in alle beschreven uitvoeringsvoorbeelden sprake.was, van .een buitenwaarts gerichte tandengroep zal aiide±:yk zijn het /dat de aangeduide besturingsmogeli jkheden eveneens 20 toepasbaar zijn voor tanden of tandengroepen die in hoofdzaak vanaf hun bevestigingspunten aan het overige deel van het harkorgaan neerwaarts zijn gericht. Dit vergt uitsluitend een eenvoudige aanpassing van de overbrenging tussen de stuurstangen en de tandengroepen.
( 25 De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat in de beschrijving en/of in de conclusies is vermeld, maar heeft ook betrekking op de details van de figuren, al dan niet beschreven.
-conclusies- j 8006391
• ΐ® 022292*·24 * ' J

Claims (21)

1. Hooibouwmachine met ten minste één in een gestel gelegerd, door middel van een trekker aandrijf baar harkor-gaan, waarvan de tanden met behulp van een om de opwaarts gerichte draaiingsas van het harkorgaan gelegen verstelor- 5 gaan verstelbaar zijn, met het kenmerk, dat het verstelor-gaan door axiale verschuiving langs de draaiingsas verschuifbaar is.
2. Hooibouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tanden door middel van stangen met het ver- 10 stelorgaan zijn gekoppeld, en de stangen in bovenaanzicht ongeveer radiaal zijn opgesteld.
3. Hooibouwmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de stangen zowel met het verstelorgaan als met de tanden ten minste in opwaartse richting verzwenkbaar 15 zijn gekoppeld.
4. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verstelorgaan door middel van een bus om een coaxiaal van de draaiingsas gelegen as axiaal verschuifbaar is.
5. Hooibouwmachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het verstelorgaan door middel van een loodrecht op de draaiingsas gelegen pen met de bus is verbonden.
6. Hooibouwmachine volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat de pen door de as heen steekt.
7. Hooibouwmachine volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de as een axiaal gericht sleufgat bezit waardoor de pen steekt.
8. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 4 - 7* met het kenmerk, dat het verstelorgaan ten opzichte van de 30 bus vastzetbaar is.
9. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 4-8 met het kenmerk,dat de as hol is uitgevoerd en een axiale stelstang omgeeft die ten opzichte van de as axiaal verschuifbaar en in meerdere standen vastzetbaar is.
10. Hooibouwmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de stelstang met de pen is verbonden.
11. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande con- ------- clusies, met het kenmerk, dat het verstelorgaan met betrek- 8006391 - 40 - king tot de draaiingsas verzwenkbaar is.
12. Hooibouwmachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de zwenkas van het verstelorgaan door de pen wordt gevormd.
13. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 8 - 12, met het kenmerk, dat het vastzetorgaan een halfcirkelvormig grendelorgaan is die ten opzichte van de bus in meerdere verzwenkte standen vastzetbaar is.
14. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat de tanden door axiale verschuiving van het verstelorgaan gezamenlijk verstelbaar zijn.
15· Hooibouwmachine volgens conclusie 14» met het kenmerk, dat de stand van de tanden ten opzichte van het 15 overige deel van het harkorgaan onveranderlijk is.
16. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 11 - 15» met het kenmerk, dat de tanden ten opzichte van het overige deel van het harkorgaan bij een verzwenkte stand van het verstelorgaan tijdens bedrijf periodiek verzwenken.
17. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verstelorgaan vlak, cirkelvormig en ringvormig is, en twee delen omvat, waarbij een buitenste ring om een binnenste ring vrij draaibaar is, welke ringen coaxiaal om de draaiingsas kunnen worden inge-25 steld.
18. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het middelpunt van het cirkelvormige verstelorgaan op de draaiingsas ligt.
19· Hooibouwmachine volgens een der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat de tanden buitenwaarts zijn gericht·
20. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verstelorgaan slechts in het gebied van de draaiingsas en zijn omtrek op afstand 35 van de tandbevestigingen is gelegen.
21. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 2-20, met het kenmerk, dat de stangen en hun bevestigingen binnen een velg zijn gelegen die de tandbevestigingen draagt. ------- ---------------—_______________ —o—o—o—o—o— 8006391 9C69S61C * _
NL8006391A 1980-11-24 1980-11-24 Hooibouwmachine. NL8006391A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8006391A NL8006391A (nl) 1980-11-24 1980-11-24 Hooibouwmachine.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8006391 1980-11-24
NL8006391A NL8006391A (nl) 1980-11-24 1980-11-24 Hooibouwmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8006391A true NL8006391A (nl) 1981-02-27

Family

ID=19836228

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8006391A NL8006391A (nl) 1980-11-24 1980-11-24 Hooibouwmachine.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8006391A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3896613A (en) Implements for the displacement of crop or like material lying on the ground
DE2418210C2 (de) Kreiselheuwerbungsmaschine
NL8104871A (nl) Hooibouwmachine.
DE2462931C2 (de) Kreiselheuwerbungsmaschine
NL193967C (nl) Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
US4128987A (en) Agricultural implements
US3946544A (en) Rotary rake members
NL8006391A (nl) Hooibouwmachine.
DE2517651A1 (de) Kreiselheuwerbungsmaschine
NL8400715A (nl) Landbouwmachine.
EP0290059A2 (en) An implement for displacing crop
IE44390B1 (en) Improvements in or relating to haymaking machines
US4263774A (en) Haymaking machine
DE202018107313U1 (de) Landwirtschaftliche Erntemaschine
DE2715200A1 (de) Kreiselheuwerbungsmaschine
NL8006087A (nl) Hooibouwmachine.
DE2150555A1 (de) Heuwerbungsmaschine
NL8006392A (nl) Hooibouwmachine.
GB1599603A (en) Agricultural implements
US4062173A (en) Hay-making machines
EP1493321B2 (de) Heuwerbungsmaschine
AT258009B (de) Landwirtschaftliche Maschine zum Bearbeiten bzw. Versetzen von Halm und Blattgut
DE1907337C2 (de) Kreiselzettwender
EP1031269B1 (de) Heuwerbungsmachine
GB2037136A (en) Hay harvesting machine

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed