NL8006369A - Inrichting voor het strijken van broeken. - Google Patents

Description

- 1 - ~ -φ**

Inrichting voor het strijken van broeken.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het strijken van broeken, waarbij bovenaan een dwarsarm inrichtingen voor het inspannen van de broekband, die een klem en een vrij uitstekende spanvinger omvatten, zijn aangebracht, 5 daaronder persplaten, die twee paren vormen, in vertikale richting lopen, die in een gesloten toestand telkens paarsgewijze brede zijden naar elkaar keren, die zijn voorzien van sproeiopeningen, en een inlegplaat tussen elkaar opnemen, waarbij perseenheden voor het paarsgewijze tegen elkaar druk-10 ken van de persplaten zijn aangebracht en een inrichting voor het spannen van de broek door middel van verschuiving van platen in horizontale richting ten opzichte van elkaar is aangebracht.

Bij een bekende (Duitse Offenlegungsschrift 22 50 640) 15 inrichting van deze soort zijn de beide persplaten van elk paar op een afstand tegenover elkaar aangebracht en in horizontale richting evenwijdig aan het vlak van de opgehangen broek niet verplaatsbaar. Aan ieder van de persplaten is een perseenheid toegevoegd, die is uitgevoerd als zuiger-cilinder-20 inrichting, en door middel van deze perseenheid tegen de daartussen aangebrachte inlegplaat persbaar. De beide inleg-platen zijn voor het spannen van de broek in horizontale richting in het vlak van de broek ten opzichte van elkaar verschuifbaar en gezamenlijk tussen de beide paren persplaten 25 uit verplaatsbaar. Het spannen van de broek vindt plaats in horizontale richting in het vlak van de broek om de langsnaden van de broek beter te kunnen strijken. Het naar buiten brengen is nodig om de broek te kunnen ophangen.

* Daarbij moet de bedienende persoon bij het ophangen van 30 de broek zowel aan de voorzijde als ook aan de achterzijde van de inrichting werkzaam zijn. De broek moet namelijk met de band in een kleïtiworden geleid, die zich aan de voorzijde van de ene inlegplaat bevindt, en in een klem, die zich aan de achterzijde van deze inlegplaat bevindt. In het bijzonder 35 moeten echter voor het spannen van de broek in de broekspijpen van onder bouten worden naar binnen geleid, die zich niet slechts aan de voorzijde maar ook aan de achterzijde van de inlegplaten bevinden; daardoor is het brengen van de broek 8 o o 6 3 6 9 - 2 - in de inrichting tijdrovend en omslachtig.

Aan de uitvinding ligt daarom het probleem ten grondslag een inrichting van de bovengenoemde soort te verschaffen, die op eenvoudige wijze slechts van de voorzijde af kan wor-5 den bediend respectievelijk waarbij de broek op eenvoudige wijze slechts van de voorzijde af kan worden naar binnen gebracht. Voor het oplossen van dit probleem is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de beide voorste persplaten en de beide inlegplaten ten opzichte van de ach-terste persplaten op de wijze van een kastvleugel naar buiten klapbaar aan de achterste persplaten zijn aangebracht, de perseenheden buiten het zwenkgebied van de voorste persplaten en van de inlegplaten zijn aangebracht, voor het spannen van de broek verschuiving van de ene achterste persplaat ten op-zichte van de andere in horizontale richting mogelijk is en de klem is toegevoegd aan de brede zijde van de ene achterste persplaat, die is voorzien van sproelopeningen.

Wanneer de inrichting is geopend, d.w.z. wanneer de voorste persplaten en de inlegplaten zijn opgeklapt, zijn de 20 brede zijden van de achterste persplaten, die zijn voorzien van sproeiopeningen, toegankelijk zonder dat perseenheden in de weg staan. De klem, die het vooreinde van de band moet opnemen, is ongehinderd door een persplaat of inlegplaat van voren toegankelijk. De broek wordt na het inspannen van de 25 band tussen de persplaten geperst, waarna de beide paren persplaten voor het spannen van de broek in het vlak van de broek in horizontale richting zich iets uit elkaar bewegen; het is dus niet nodig de pijpen van de broek afzonderlijk in de bout te hangen en daartoe ook aan de achterzijde van de in-30 richting werkzaam te zijn.

De constructie van de inrichting volgens de uitvinding is ook in het geheel kleiner, waardoor deze goedkoper wordt.

De kleinere bouwwijze hangt enerzijds samen met het afzien van de vers chuifbaatfieid van platen in horizontale richting, die 35 dientvoor het openen van de inrichting, en anderzijds doordat voor het persen slechts nog twee persplaten moeten worden bediend, d.w.z. slechts nog voor twee persplaten perseenheden nodig zijn. De achterste persplaten zijn in de persrichting gezien onbeweegbaar gelegerd en zijn betrekke-40 lijk smal. gehouden, omdat met de broekbreedte door het ver- 80 06 36 9 af - 3 - stellen van de ene achterste persplaat rekening te worden gehouden. Door het instellen van deze ene achterste persplaat worden tevens ook de bijbehorende inlegplaat en de bijbehorende voorste persplaat in de stand aan de broekbreedte aangepast.

5 Bijzonder gunstig is het, wanneer het ondereinde van de verschuifbare persplaat in een spleet van een freemvoet steekt en is verbonden met een zuiger-cilinder-inrichting, die is aangebracht in de freemvoet. Daarbij verstoort de zuiger-cilinder-inrichting, die nodig is voor het verschuiven respec-10 tievelijk instellen van de achterste persplaat, niet de toegankelijkheid naar de open inrichting.

Bijzonder gunstig is het ook, wanneer telkens de voorste persplaat over het klapscharnier met een verlengarm steekt en de perseenheid enerzijds aan de achterste persplaat is 15 aangebracht en anderzijds aangrijpt op de verlengarm. Daarbij zijn de perseenheden aangebracht achter de persplaten, zodat de toegankelijkheid bij gesloten toestand van de inrichting op zeer eenvoudige wijze is bereikt. Het is niet noodzakelijk voor het klappen van de voorste persplaten aan 20 de voorzijde van de inrichting aangebrachte perseenheden terzijde te bewegen.

Bijzonder gunstig is het verder, wanneer een wagen, die aan de dwarsarm in horizontale richting verplaatsbaar is gelegerd, via een tussensstuk de verschuifbare achterste 25 persplaat draagt. Dit is een eenvoudige en ruimtebesparende mogelijkheid voor het vormen van de verschuifbaarheid resp, instelbaarheid van de ene achterste persplaat.

Bijzonder gunstig is het daarbij, wanneer de spanvinger is toegevoegd aan het tussenstuk en aan de verschuifbare 30 achterste persplaat en de klem is toegevoegd aan de andere achterste persplaat. Dit vereenvoudigt de bouwwijze, omdat nu de beide beweegbare delen, spanvinger en verstelbare achterste persplaat, zijn afgescheiden van de andere delen, klem en tweede achterste persplaat.

' 35 Bijzonder gunstig is het verder, wanneer de klem is ge vormd door de ene achterste persplaat en een klemvinger, die ten opzichte van deze persplaat beweegbaar is. Daarbij wordt met de slechts ene klem het voorste, in vouwen gelegde eindstuk van de band gehouden, dat wegens de vier lagen bijzonder 40 dik is. Aan de rugzijde van de persplaat is geen verdere Q η Λ A 0 - 4 - klem aangebracht.

Hoewel het onder omstandigheden voordelig zijn kan de beide achterste persplaten verstelbaar te legeren, is het ook bijzonder doelmatig en gunstig, wanneer de tweede achter-5 ste persplaat aan het freem onverschuifbaar is aangebracht. Dit een bijzonder eenvoudige constructie.

Een de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding is ook aanwezig, wanneer de tweede achterste· persplaat aan het vrije einde van een dwarsarm is aangebracht, 10 die afsteekt van een stijl, terwijl de verstelbare achterste persplaat dichter bij de stijl aan de dwarsarm is gelegerd. Daarbij is niet slechts een eenvoudig galgvormig freem aangebracht, maar ook de verschuifbare legering van de ene achterste persplaat op gunstige wijze aan de dwarsarm aangebracht.

15 Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is aanwezig, wan neer de verstelbare achterste persplaat aan het ondereinde verschuifbaar is gelegerd en met het boveneinde via een scharnier aan een wagen is aangebracht, die in horizontale richting verschuifbaar is. De verstelbare achterste pers-20 plaat kan nu bijzonder eenvoudig worden aangepast aan verschillend gevormde broeken, doordat het ondereinde ten opzichte van het scharnier in horizontale richting wordt versteld.

Er is ook een voorkeursuitvoeringsvorm, wanneer telkens 25 de inlegplaat en de bijbehorende klapbare persplaat om dezelfde zwenkas klapbaar zijn en door dicht bij elkaar aangebrachte scharnieren worden gedragen. Hierbij is er op een ruimte besparende, eenvoudige wijze rekening mede gehouden, dat de inlegplaat en de klapbare persplaat onafhanke-30 lijk van elkaar worden gezwenkt en het scharnier van de persplaat zodanig moet zijn, dat de inlegplaat tussen deze klapbare persplaat en de andere persplaat kan worden opgenomen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een 35 uitvoeringsvorm van de inrichting voor het strijken van broeken volgens de uitvinding is weergegeven. Daarin toont: fig. 1 een vooraanzicht van een inrichting voor het strijken van broeken in de "geopende" toestand; fig. 2 een bovenaanzicht van de inrichting völgens fig.

40 l en 80 06 36 9 - 5 - fig. 3 een zijaanzicht van de machine volgens fig. 1 in de."gesloten" toestand.

De inrichting volgens de tekening heeft onder een voet 1, waarop een vertikaal lopende stijl 2 staat, die boven een 5 dwarsarm 3 draagt, die over de voet 1 uitsteekt. Aan dit freem zijn twee aan het freem aangebrachte persplaten 4,5, twee inlegplaten 6,7 en twee klapbare persplaten 8,9 aangebracht, zoals hieronder is beschreven.

De ehe vaststaande persplaat 4 is stijf bevestigd aan 10 het vrije einde van de dwarsarm 3 en is ook stijf bevestigd aan de voet 1. De andere persplaat 5 is onderin een spleet 10 van de voet 1 in horizontale richting verstelbaar en wel door middel van een zuiger-cilinder-inrichting 11, die in een de spleet 10 voortzettende holle ruimte van de voet 1 is 15 aangebracht. Het boveneinde van deze persplaat 5 is met het vrije einde van een been van een U-vormige beugel 12 bij 20 scharnierend verbonden, waarvan het andere been is bevestigd aan een wagen 13, die bovenop een geleidingsstang 14 in een uitsparing 15 van de dwarsarm 3 in horizontale richting ver-20 plaatsbaar is·. De wagen 13 is door een kogellegering 16 op de geleidingsstang 14 bijzonder gemakkelijk verschuifbaar.

De verschuiving vindt plaats door middel van een zuiger-cilinder- inrichting 17, die is aangebracht in de dwarsarm 3.

Met de (in fig. 1)rechterzijde van de vaststaande pers-25 plaat 4 en met de linkerzijde van de verstelbare persplaat 5 is telkens door middel van de scharnieren 18,19 êên van de inlegplaten 6,7 en één van de klapbare persplaten 8,9 scharnierend verbonden. De ene inlegplaat 6,7 en de ene klapbare persplaat 8,9 bevinden zich telkens op dezelfde twee schar-30 nierparen 18,19, waarbij de inlegplaat of tussenplaat (volgens fig. 1) in de geopende toestand voor is aangebracht en de klapbare persplaat daarachter is aangebracht. Eerst kunnen met de hand de inlegplaten 6,7 op de vaststaande resp. de verstelbare persplaat 4,5 om een vertikale as klappen; daarna 35 kunnen de persplaten 8,9 met de hand om een vertikale as op de inlegplaten klappen.

De klapbare persplaten 8,9 hebben ter hoogte van de scharnieren 18,19 een over deze scharnieren heengaande verlengings-arm 21. Op de hoogte van de scharnieren 18,19 is aan de vaste 40 en de instelbare persplaat 4,5" telkens door middel van een

Rn 06 36 9 - 6 - drager 22 een zuiger-cilinder-inrichting 23 aangebracht. De klepstoter 24 daarvan wordt tegen de bijgevoegde verlengarm 21 geschoven, wanneer de klapbare persplaten 4,5 "gesloten" zijn om de persplaten paarsgewijze tegen elkaar te drukken.

5 Aan het boveneinde van de vaste persplaat 4 is een klem- vinger 25 draaibaar bevestigd om een horizontale as 26. Een rechthoekig van de klemvinger 25 afbuigende hefboomarm 27 is aangebracht aan een zuiger-cilinder-inrichting 28, die aan de dwarsarm 3 is bevestigd en door middel waarvan de klem-10 vinger 25 wordt gedrukt tegen de persplaat 4. Volgens fig. 1 is links naast de vaste persplaat 4 en de klemvinger 25 een paar veerdraadstangen 29 aangebracht, die bevestigd zijn bovenaan de dwarsarm 3, vrij naar omlaag steken en waarvan het verloop in het bijzonder in fig. 3 zichtbaar is. Links 15 daarnaast is aan de wagen 13 een naar onder stekende krachtige spanvinger 30 aangebracht. Deze spanvinger begint bij het vrije einde van het bovenste been van de U-vormige beugel 12 en eindigt op een afstand van het andere been.

Tussen de beide veerdraadstangen 29 strekt zich een ka-20 naai 31 uit, dat door de dwarsarm 3 heen is geleid. Dit kanaal 31 is via een voorkamer 32, die is aangebracht op de dwarsarm,aangesloten op een ventilator 33, waarbij in de voorkamer een elektrische verwarmingsinrichting 34 is aangebracht. In het kanaal 31 mondt van bovenaf een toevoerbuisje 35 uit 25 voor oververhitte stoom, dat via een bestuurbare klep 36 is aangesloten op een niet-weergegeven leiding voor oververhitte stoom.

Iedere inlegplaat 6,7 of tussenplaat bestaat uit kunststof. Iedere persplaat 4,5,8,9 is een in dwarsdoorsnede rechthoe-30 kige buis, die aan zijn ene brede zijde over een in de tekening zichtbare lengte is voorzien van een groot aantal sproei-openingen 37. Aan de andere brede zijde van iedere persplaat loopt over de lengte van het gebied, dat is voorzien van de sproeiopeningen, telkens een stoomkamer 38, die telkens is 35 aangesloten op een niet-weergegeven leiding voor oververhitte stoom en steeds is gevuld met oververhitte stoom. Tussen iedere stoomkamer 38 en de bijbehorende persplaat is een stuurbare klepinrichting 39 aangebracht. Onder het gebied, dat is voorzien van sproeiopeningen 37, heeft iedere persplaat 4,5, 40 8,9 een buisstuk 40, dat via een niet-weergegeven leiding is 80 06 36 9 - 7 - 'aangesloten op een niet-weergegeven vacuumpomp.

In de volgens fig. 1 gesloten machine wordt een in vouwen gelegde broek met de band gehangen, doordat de band met zijn voorste deel over het paar veerdraadstangen 29 en het 5 voorste eindstuk van het kanaal 31 wordt geschoven. Dan wordt de band in het verlengde van de beide voorste vouwen door de klemvinger 25 tegen de vaststaande persplaat 4 geklemd. De band wordt ook over de spanvinger 30 geschoven, die zich naar links beweegt tot de band spant, die wordt geleid over de 10 veerdraadstang 29 en voor door de klemvinger 25 wordt gehouden. Wanneer nu de broekspijpen en vouwen nog iets worden gladgestreken, is de broek volledig opgehangen. Dan worden de inlegplaten 6,7 gesloten en de klapbare persplaten 8,9 gesloten, waarna door middel van de zuiger-cilinder-inrichtingen wordt 15 geperst. Voor het spannen van de broek volgens de breedte wordt hetzij slechts de onderste'zui er-cilinder-inrichting 11 of ook additioneel de bovenste zuiger-cilinder-inrichting 17 bediend. Het inklemmen is dan voltooid.

Dan laat men ongeveer 10 seconden oververhitte stoom 20 door de sproeiopeningen 37 van de persplaten 4,5,8,9 naar buiten treden. Daarna wordt de toevoer van oververhitte stoom naar de persplaten afgebroken en via de buisstukken 40 afgezogen? gelijktijdig wordt via het kanaal 31 hete lucht, die verrijkt is met iets oververhitte stoom, in de broek ge-25 blazen. Nu wordt de machine weer geopend en de gestreken broek wordt eruit genomen.

-Conclusies- 8 0 06 36 9

Claims (10)

1. Inrichting voor het strijken van broeken, waarbij bovenaan een dwarsarm inrichtingen voor het inspannen van de broekband, die een klem en een vrij uitstekende spanvinger omvatten, zijn aangebracht, daaronder drukplaten, die 5 twee paren vormen, in vertikale richting lopen, die in een gesloten toestand telkens paarsgewijee brede zijden naar elkaar keren, die zijn voorzien van sproeiopeningen, en een buigplaat tussen zich opnemen, waarbij perseenheden voor het in paren tegen elkaar drukken van de persplaten zijn aangebracht een een inrichting voor het spannen van de broek door middel van verschuiving van platen in horizontale richting ten opzichte van elkaar is aangebracht, met het kenmerk, dat de beide voorste persplaten (8,9) en de beide inlegplaten (6,7) ten opzichte van de achterste pers-13 platen (4,5) als een kastvleugel naar buiten klapbaar (18,19) aan de achterste persplaten (4,5) zijn aangebracht, de perseenheden (23) buiten het zwenkgebied van de voorste persplaten (8,9) en van de inlegplaten (6,7) .zijn aangebracht, voor het spannen van de broek verschuiving (11,17) van 20 de ene achterste persplaat (5) ten opzichte van de andere persplaat (4) in horizontale richting mogelijk is en de klem (25) is toegevoegd aan de brede zijde van de ene bredere persplaat (4), die is voorzien van sproeiopeningen (37).

2. Inrichting volgens conlcusie 1, m e t het kenmerk, dat het ondereinde van de verschuifbare persplaat (5) steekt in een spleet (10) van een freemvoet (1) en is verbonden met een zuiger-cilinder-inrichting (11), die is aangebracht in de freemvoet (1). 30

3. Inrichting volgens conclusie 1,of 2, met het kenmerk, dat telkens de voorste persplaat (6,7) over het klapscharnier (18,19) met een verlengarm (21) heen steekt en de perseenheid (23,24) enerzijds is aangebracht aan de 35 achterste· persplaat (4,5) en anderzijds aangrijpt op de verlengarm.

4. Inrichting volgens conclusie 1,2 of 3,met het 80 06 36 9 - 9 - k e n m e r k, dat een wagen (13) , die aan een dwarsarm (3) in horizontale richting verplaatsbaar is gelegerd, via een tussenstuk (12) tegen de verschuifbare achterste persplaat ' (5) drukt.

5. Inrichting volgens conclusie 4,met het ken- m e r- k, dat de spanvinger (30) is toegevoegd aan het tussenstuk (12) en aan de verschuifbare achterste persplaat (5)- en de klem (25) is toegevoegd aan de andere achterste persplaat (4). 10

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klem (25) wordt gevormd door de ene achterste persplaat (4) en een ten opzichte van deze persplaat beweegbare klemvinger. 15

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede achterste persplaat (4) onverschuifbaar aan het freem is aangebracht.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conlcusies, met het kenmerk, dat de tweede achterste persplaat (4) is aangebracht aan het vrije einde van een dwarsarm (3), die van een stijl (2) uitsteekt, terwijl de verstelbare achterste persplaat (5) dichter bij de stijl aan 25 de dwarsarm (3) is gelegerd.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verstelbare achterste persplaat (5) aan het ondereinde verschuifbaar is gelegerd 30 (10,11) en met het boveneinde via een scharnier (20) is aangebracht aan een wagen (13), die in horizontale richting verschuifbaar is.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat telkens de inlegplaat (6,7) en de toegevoegde klapbare persplaat (8,9) om dezelfde zwenk-as klapbaar zijn en worden gedragen door dicht bij elkaar aangebrachte scharnieren (18,19). 8 0 06 36 9