NL8006319A - Doseerinrichting. - Google Patents

Description

* . ‘ * ê ^y X Sch/gn/1 -1-

Korte aanduiding: Doseerinrichting

De uitvinding ligt op het terrein van het met een voorafgekozen vloeistofvolume vullen van een injectiespuit die een holle cilinder en een daarin beweegbare, door een zuigerstancf van buitenaf bedienbare zuiger 5 omvat.

Het was tot nog toe gebruikelijk, een injectiespuit te vullen door het inbrengen van de injectienaald in de ampul met medicijn en vervolgens de zuigerstang tot een zodanige stand naar buiten te trekken, dat zich 10 binnen de injectiespuit de gewenste hoeveelheid vloei stof bevindt.

Een dergelijke wijze van vullen van een injectiespuit vertoont een aantal bezwaren.

Blinden en slechtzienden, die zichzelf regelmatig 15 een injectie moeten geven, zijn in het algemeen niet of zeer moeilijk in staat, de injectiespuit met de gewenste hoeveelheid medicijn te vullen. Gedacht moet bijvoorbeeld worden aan suikerzieke patiënten, die vaak slechtziend zijn en zich regelmatig insuline-injecties moeten 20 toedienen.

Ook bij gebruik van normaalzi'ende personen die een injectiespuit moeten vullen kan het voorkomen, dat niet de juiste dosering wordt bereikt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door slordigheid of onachtzaamheid, die vooral 25 bij het door ëën verplegend personeelslid toedienen van diverse injecties aan een groot aantal patiënten kan voorkomen.

Het zal duidelijk zijn, dat veelal de juiste werking van een medicijn slechts· gegarandeerd is, indien nauw- 8006319 -2- - ‘ «-V - * keurig de voorgeschreven dosering van het medicijn wordt toegediend.

De uitvinding beoogt middelen te bieden, waarmee blinde en slechtziende patiënten zeer gemakkelijk op 5 het gevoel een gewenste hoeveelheid medicijn in de injectiespuit kunnen vullen. Verder beoogt de uitvinding middelen te bieden, waarmee zwaar belast medisch personeel met uitsluiting van fouten in staat is om elke individuele patiënt de volledige correcte dosering toe te dienen.

10 In verband daarmee verschaft de uitvinding een hulpinrich-ting voor het met een voorafgekozen vloeistofvolume vullen van een injectiespuit die een holle cilinder en een daarin beweegbare, door een zuigerstang van buitenaf bedienbare zuiger omvat, welke hulpinrichting doseer-15 middelen omvat, die zijn ingericht voor het begrenzen van de binnenwaartse slag van de zuiger.

Bij voorkeur vertonen de doseermiddelen een tegen het vrije uiteinde van de zuigerstang drukbaar eerste vlak. en een op een met het gekozen volume corresponderende 20 afstand vanaf dat eerste vlak gelegen tweede vlak, dat tegen een corresponderend eindvlakdeel van de cilinder kan worden gebracht.

De voorkeur geniet die uitvoeringsvorm, waarbij de afstand tussen het eerste vlak en hét tweede vlak 25 instelbaar is. Hiermee kan het gewenste vloeistofvolume naar behoefte worden gevarieerd. In dit geval kan het eerste vlak het voorvlak van een binnen een eerste holle cilinder beweegbare zuiger zijn, en het tweede vlak het ringvormige voorste eindvlak daarvan zijn.

30 Zeer praktisch is die variant, waarbij de zuiger door een roteerbare schroef axiaal verplaatsbaar is.

Signaleringsmiddelen kunnen aanwezig zijn, voor het signaleren van elk met een voorafgekozen volume-eenheid corresponderende verplaatsingen van de zuiger. Bijvoor- 8006319 t , -3- * o beeld kunnen de signaleringsmiddelen van het akoestische type zijn en zijn ingericht voor het telkens na een voorafgekozen hoekverdraaiing van de schroef afgeven van een klikgeluid. Deze uitvoeringsvorm is in het bijzonder 5 bedoeld voor slechtziende en blinde patiënten. Ook kan de eerste holle cilinder een eindvlak vertonen, tussen welk eindvlak en het achtervlak van de zuiger een gewenst aantal schijven, elk met een met een voorafgekozen volume-eenheid corresponderende dikte kan worden gebracht.

10 In dit laatste geval correspondeert bij voorkeur de totale axiale lengte van de schijven met het maximale vloeistofvolurae, dat in de injectiespuit past, terwijl een tweede holle cilinder aanwezig is voor het opnemen van niet-gebrufkte schijven. Deze' tweede holle cilinder is 15 bij voorkeur transparant. In dit geval namelijk kan men door het van buitenaf Beschouwen van het aantal schijven in de tweede holle cilinder onmiddellijk de gekozen dosering aflezen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is het genoemde 2Q 1 eindvlak van de eerste holle cilinder tevens het voorvlak van de tweede holle cilinder, terwijl de tweede holle cilinder afneembaar aan de eerste holle cilinder kan worden aangebracht,

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de 25 hand van een tekening. Hierin tonen:

Fig. 1 een schematische weergave van een hulp- inrichting volgens de uitvinding, een met medicijn gevulde ampul en een te vullen injectiespuit, een en ander in de eerste fase van de vulbehandeli'ng; 30 Fig. 2 een met fig. 1 corresponderend perspectivisch aanzicht in een tweede behandelingsfase;

Fig. 3 een met fig. 1 corresponderend perspectivisch aanzicht van een derde behandelingsfase; 8006319 -4-

Pig. 4 een met fig. 1 corresponderend perspectivisch aanzicht van een vierde behandelingsfase?

Pig. 5 een perspectivisch aanzicht van de tot het gewenste vloeistof volume gewenste injectiespuit; 5 Pig. 6 een eenvoudige uitvoeringsvorm van de hulpinrichting volgens de uitvinding;

Pig. 7 een meer verfijnde variant; en

Pig. 8 een voorkeursuitvoeringsvorm van de hulpinrichting volgens de uitvinding.

10 Fig. 1 toont een te vullen injectiespuit 1, een beschermingsdopje 2 voor de injectienaald 3, een slede 4 voor het in een bepaalde positie koppelen van de injectiespuit 1 met een vloeistof ampul 5.

De figuren 1 t/m 5 hebben bij wijze van voorbeeld 15 betrekking op het geval, dat de injectiespuit 1 moet worden gevuld met een vloeistofvolume van 0,5 cc, d.w.z. corresponderend met 5 streepjes van de schaalverdeling 6r die 'is aangebracht op de holle cilinder 7, die het vloeistofreservoir vormt van de injectiespuit 1.

20 Binnen de cilinder 7 is een zuiger 8 beweegbaar die van buitenaf bedienbaar is via een zuigerstang 9. Voor de gemakkelijke handbediening is het eindvlak van de zuigerstang 9 uitgevoerd als verbreed deel 10, terwijl tevens een van vleugels voorziene flens 11 aanwezig is.

25 De slede 4 is aan zijn bovenste vrije einde voor zien van twee bajonetelementen 12, die dienen voor samenwerking met de vleugels van de flens 11.

Aan de andere zijde, het ondereinde van de slede 4 kan een ampul 5 klemmend worden aangestoken. Deze 30 ampul is uitgevoerd als een fles·, be staande uit een hol glazen lichaam 13, met een dop 14, waarvan het midden -bovenvlak, hermetisch is afgesloten door middel van een gemakkelijk doorprikbaar vlies bijvoorbeeld uit rubber.

De figuren 1 t/m 5 tonen opeenvolgende bewerkings- 8006319 -5» 3 fasen voor het met 0/5 cm vullen van de injectiespuit 1.

Fig. 1 toont een eerste fase waarin juist lucht is ingezogen tot minimaal de genoemde 0,5 cc. In dat 5 geval is lucht ingezogen tot 1,0 cc.

Fig. 2 toont de tweede vulfase. Hierin is allereerst de ampul 5 klemmend aangestoken aan de slede 4. Vervolgens is de injectiespuit met de naald naar voren in de slede gebracht en naar voren geschoven, zodat 10 de injectienaald 3 het vlies 15 heeft geperforeerd. Daarna is de injectiespuit 1 over een zodanige afstand in de slede geroteerd, dat de bajonetelementen 12 vergrendelend samenwerken met de flens 11. Vervolgens wordt door handbediening van het verbrede deel 10 alle in de 15 injectiespuit gezogen lucht in de ampul geperst, waarna de zuigerstang 9 door trekken aan het verbrede deel 10 naar buiten wordt getrokken over een grotere afstand dan die,· welke correspondeert met de gewenste dosering.

Opgemerkt wordt hierbij, dat experimenten hebben 20 aangetoond, dat ook slechtziende patiënten zeer gemakkelijk in staat zijn om "lucht te trekken" over minimaal de vereiste slag en tevens vloeistof te trekken oyer ongeveer deze zelfde slag.

3

Fig. 3 toont de fase, waarin ongeveer 1 cm vloei· 25 stof uit de ampul is overgegaan in de injectiespuit.

Zoals· boven reeds aangegeven, was de gewenste dosering 3

Qf5 cm hetgeen inhoudt,dat een gedeelte van het opgezogen volume dient te worden teruggevoerd in het ampulflesje Daartoe wordt vervolgens gebruik gemaakt 30 van een dopje 16. Dit dopje is een cilindervormig lichaam, dat aan één kant gesloten is·. Het binnenste eindvlak 17 dient te worden aangedrukt tegen het corresponderende eindvlak. van het verbrede deel IQ, waarna door aandruk-king van het dopje, te zamen met de zuigerstang 9 en daarmee 35 de zuiger 8 de ringvormige voorrand 18 van het dopje 16 8006319 -6- tot aangrijping wordt gebracht met de flens 11 van de injectiespuit 1. De afstand tussen het binnenvlak 17 en de ringvormige voorrand 18 correspondeert nauwkeurig met de gewenste dosering,, in het onderhavige voorbeeld 5 0,5 citi^.

Fig. 5 toont de injectiespuit in de laatste fase.

Het dopje 16 is afgenomen en de injectiespuit is uit de slede 4 verwijderd. De injectiespuit is in de in fig, 5 getoonde fase dus op de juiste wijze gevuld 10 en gebruiksgereed.

Het zal duidelijk zijn, dat het dopje 16 het meest eenvoudige uitvoeringsvoorbeeld representeert. Eenu eenmaal gefabriceerd dopje kan slechts met veel moeite voor een andere dosering geschikt worden gemaakt.

15 Fig. 6 toont een variabèle uitvoeringsvorm van de doseerinrichting in engere zin. Binnen een cilinder 19 is een zuiger 20 axiaal verschuifbaar. Via twee sleuven 21 is met schroeven 22 een gekozen instelling vergrendelbaar. Het zal na de hiervoorgaande toelichting 20 aan de hand van de figuren 1 t/m 5 duidelijk zijn, dat het yoorvlak 23 van de zuiger 20 correspondeert met het vlak 17 van het dopje 16 (zie fig. 31, terwijl de ringvormige voorrand 24 van de cilinder 19 correspondeert met de ringvormige voorrand 18 van het dopje 16. (zie fig.3). 25 De instelling voor een gewenste dosering van het in fig. 6 getoonde hülpapparaatje kan als volgt plaatsvinden; De zui'gerstang van de injectiespuit wordt zodanig ver naar buiten getrokken, dat de zuiger op een met de gewenste dosering corresponderende positie komt te staan.

30 Vervolgens wordt met losgedraaide schroeven 22 het apparaatje volgens fig. 6 tegen het verbrede deel IQ gedrukt, corresponderend met de in fig. 4 getoonde situatie. In volledig aangedrukte toestand worden vervolgens de schroeven 22 vastgedraald.

8006319 -7- t « * *

Fig. 7 toont een variant, die,, speciale akoestische signaleringsmiddelen vertoont. Binnen een cilinder 25 is een zuiger 26 beweegbaar door het roteren van een bedieningsschijf 27. De zuiger vertoont een uitsteeksel 5 28, dat samenwerkt met een zich over ongeveer 360° uitstrekkende schroeflijnvormige sleuf 29. De zuiger 26 en de bedieningsschijf 27 zijn onderling tegen rotatie geborgd. Daardoor treedt een axiale verschuiving van de zuiger 26 ten opzichte van de cilinder 25 op, 10 bij het roteren van bedieningsschijf 27 ten opzichte van de cilinder 25.Het zal duidelijk zijn, dat het mechanisme tot zover in hoofdzaak correspondeert met het opdraaimechanisme van een lippenstift. Verder is de schijf 27 voorzien van een pal 30, die zodanig samen-15 werkt met een aantal omtreksgewijze aan de cilinder 25 aanwezige uitsparingen 31 dat bij elke corresponderende hoekverdraaiing de pal in een volgende uitsparing terechtkomt en een klikkend geluid afgeeft. Bijvoorbeeld kunnen ongeveer 40 uitsparingen over de omtrek zijn verdeeld; 20 deze uitsparingen kunnen bijvoorbeeld elk corresponderen met 0,1 cm . Na de bespreking van de figuren 1 t/m 6 zal nu worden afgezien van een -uiteenzetting met betrekking tot het gebruik van het apparaatje volgens fig. 7.

25 Fig. 8 toont een voorkeursuitvoeringsvorm. Deze voorkeursuitvoeringsvorm vertoont een cilinder 32, waarbinnen een zuiger 33 klemmend verschuifbaar is.

Het voorste vlak 34 van de zuiger 33 correspondeert met het vlak 23 volgens fig. 6. Het achtervlak van de 30 zuiger 33 kan een aantal schijven 35 dragen. Verder is een tweede holle cilinder 36 aanwezig. Deze vertoont aan de voorzijde een dekselvormig deel 37 voor het afdichten van de cilindervormige ruimte boven het achtervlak van de zuiger 33. Het dekselvormige deel 37 kan 35 klemmend worden aangebracht rond een versmald einddeel 38 8006319 -4..

-8- van de cilinder 32 . Het bodemvlak 39 van het dekselvormige deel 37 kan komen te rusten op het ringvormige eindvlak 40 van de cilinder 33. Zo correspondeert de afstand tussen het bodemvlak 39 en het achtervlak van de zuiger 5 33 met een bepaald aantal schijven 35 en daarmee met een gewenste dosering.

Verder vertoont de cilinder 36 een holte 41/ Waarin eventuele niet-gebruikte schijven tijdelijk kunnen worden opgeslagen. Het zal na de voorafgaande bespreking duidelijk 10 zijn, dat het juist het aantal schijven binnen de holte 41 is, dat correspondeert met de gewenste dosering. In verband daarmee verdient het de voorkeur, dat de wand van de cilinder 36 ten minste ter plaatse van de holte 41 transparant is.

15 Het zal duidelijk dijn, dat de holte 41 afgesloten moet kunnen worden. Daartoe is een deksel 42 aanwezig.

Met betrekking tot de schijven 35 wordt de aandacht gevestigd op de in de holte 41 getekende schijf 35'.

Alle schijven 35 bezitten dezelfde dikte, die correspondeert 3 20 met een dosering van 0,1 cm ook wel uitgedrukt als "vier eenheden". De schijf 35' daarentegen correspondeert 3 met een dosering van 0,05 cm . Daarmee kunnen ook 3 twintigsten van cm nauwkeurig worden gedoseerd.

Met het oog op blinden en slechtzienden is de schijf 35’ 25 speciaal voorzien van een markering in de vorm van een gat in het midden.

De uitvinding is niet tot de beschreven uitvoerings-voorbeelden beperkt. Een groot aantal wijzigingen en combinaties van de beschreven bijzonderheden zijn 30 mogelijk, zonder dat daardoor het kader van de uitvinding wordt overschreden.

Bijvoorbeeld kan een injectiespuit zijn voorzien van een hulplnrichting als hiervoor beschreven, zodat een geïntegreerde eenheid is verkregen. In dit geval kan de ·* 35 zuigerstang met de cilinder een klikmechanisme gemeenschappelijk, waardoor bij het trekken van vloeistof steeds bij 8006319 -9- 3 bijvoorbeeld 0fl cm een klik hoorbaar is.

* 8006319

Claims (13)

1. Hulpinrichting voor het met een voorafgekozen vloeistofvolume vullen van een injectiespuit die een holle cilinder en een daarin beweegbare, door een zuigerstang van buitenaf bedienbare zuiger omvat, welke 5 hulpinrlchting doseermiddelen omvat, die zijn ingericht voor het begrenzen van de binnenwaartse slag van de zuiger.

2. Hulpinrlchting vólgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de doseermiddelen een tegen het vrije uiteinde van 10 de zuigerstang drukbaar eerste vlak en een op een met het gekozen volume corresponderende afstand vanaf dat eerste vlak gelegen tweede vlak vertonen, dat tegen een corresponderend eindvlakdeel van de cilinder kan worden gebracht.

3. Hulpinrichting volgens conclusie 2, metv het 15 kenmerk, dat de afstand tussen het eerste vlak en het tweede vlak instelbaar is.

4. Hulpinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het eerste vlak het voorvlak van een binnen een eerste holle cilinder beweegbare zuiger is, en het 20 tweede vlak het ringvormige voorste eindvlak daarvan is.

5. Hulpinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de zuiger door een roteerbare schroef axiaal verplaatsbaar is.

6. Hulpinrichting volgens conclusie 4 of 5, ge- 25 kenmerkt door signaleringsmiddelen voor het signaleren van elk met een voorafgekozen volume-eenheid corresponderende verplaatsingen van de zuiger.

7. Hulpinrichting volgens conclusie 5 en 6, gekenmerkt door akoestische signaleringsmiddelen, die 30 zijn ingericht voor het telkens na een voorafgekozen hoekverdraaiing van de schroef afgeven van een klikgeluid. 8006319 * - 11-

8. Hulpinrichting volgens conclusie 4 en 6, met het kenmerk, dat de eerste holle cilinder een eindvlak vertoont, tussen welk eindvlak en het achtervlak van de zuiger een gewenst aantal schijven, elk met een met een 5 voorafgekozen volume-eenheid corresponderende "dikte, kan worden gebracht.

9. Hulpinrichting volgens conclusie 8, 'met'' het' ken"· merk,d at de totale axiale lengte van de schijven met het maximale vloeistofvolume correspondeert en dat een 10 tweede holle cilinder aanwezig is voor het opnemen van niet-gebruikte schijven.

10. Hulpinrichting volgens conclusie 9, met' het kenmerk, dat de tweede holle cilinder transparant is.

11. Hulpinrichting volgens conclusie 9 of 10, 15 met het kenmerk, dat het genoemde eindvlak van de eerste holle cilinder tevens het voorvlak van de tweede holle cilinder is en dat de tweede holle cilinder afneembaar aan de eerste holle cilinder aanbrengbaar is.

12. Injectiespuit, gekenmerkt door een hulpinrichting 20 volgens één der voorgaande conclusies.

13. Injectiespuit volgens conclusie 12, gekenmerkt door akoestische signaleringsmiddelen, die zijn ingericht voor het telkens na een. voorafgekozen axiale verplaatsing van de zuiger afgeven van een klikgeluid. 8006319