NL8006103A - Inrichting voor het reinigen van de binnenvlakken van buizen. - Google Patents

Description

u « {

Inrichting voor het reinigen van de binnenvlakken van buizen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van de binnenvlakken van buizen van aanhechtende vreemde stoffen door middel van elastische reinigingslichamen, die ten opzichte van de binnendiameter van de te reinigen buis 5 overmaat vertonen, en onder hydraulische druk door de buis gedreven worden, en waarbij achter de buisuitlaat door een spleetzeef reinigingslichamen en vloeistof gescheiden worden.

Dergelijke inrichtingen zijn in de procestechniek wijd verbreid. Hun inzetbereik reikt van de reiniging van buizen, 10 waardoor dranken gevoerd worden, bijvoorbeeld bier, via de reiniging van warmteuitwisselaarbuizen tot aan de reiniging van buizen, waardoor vloeibaar cement gevoerd wordt.

Het oogmerk is steeds, de binnenvlakken van dergelijke buizen van aanhechtende vreemde stoffen of afzettingen door 15 mechanische afwrijving te reinigen.

Het inzetten van dergelijke reinigingslichamen, die in de regel een cmwentelingsvorm, bij voorkeur een kegelvorm, hebben, gebeurt bij intervallen of ook continu.

Wanneer de gestelde termijnen of de bedrij fstoestand 20 van dergelijke huisinstallaties aangeven, dat de binnenwand van de buis met afzettingen bedekt is, treedt een reinigingsinterval op, dat bijvoorbeeld bij een condensor-reinigingsinstallatie zo gebeurt, dat de elastische reinigingslichamen via een sluis in de condensorinlaat (koelwaterinlaat) ingébracht worden.

25 Dit geldt voor het continue reinigingsproces. Vaak zijn dergelijke installaties echter voortdurend in bedrijf en werken dus continu.

Daar het soortelijk gewicht van elastische reinigings-bestanddelen bij condensor-installaties wegens de gelijkmatige verdeling ongeveer met dat van het koelwater overeenstemmen moet, 30 kernen de reinigingslichamen via de koelwaterinlaat in de koelhuizen terecht en worden vandaar onder hydraulische druk door de buizen gedreven, waarbij de afzettingen van de buiswanden losgemaakt en voor de elastische reinigingslichamen uit geschoven 8005103 2 worden en in de oondensoruitlaat terecht kanen. Daarna vindt de scheiding van koelwater en elastisch reinigingslichaam plaats.

Te dien einde wordt een zogenaamde zeef inrichting toegepast.

Deze zeef inrichting bestaat in de regel uit een zeefvlak of 5 uit een aantal zeefvlakken in een cilinder. De zeefvlakken bestaan uit zogenaamde spleetroosters met een spleetafstand van 6 tot 12 mm. Is slechts één zijvlak geïnstalleerd, dan is dit in de cilinder zodanig schuin aangebracht, dat de reinigings-lichamen op de onderste plaats van het zeefvlak naar een uitlaat-10 opening toegevoerd en vandaar afgezogen worden.

Treden een aantal zeefvlakken op, dan zijn deze zo aangebracht, dat deze schuin ten opzichte van elkaar staand een kanaal of spleet vormen, waarin de reinigingskogels zich verzamelen.

15 Vaak sluiten op deze zeefvlakken verdere spleet roosters aan, die in een buisleiding uitmonden, die op zijn beurt op een pcrnpinrichting aangesloten is. Het mengsel van elastische reinigingslichamen en resterend water kamt in een pcmp terecht, waaruit de reinigingslichamen in een verzamel-20 reservoir geperst worden, om daar voor hernieuwd gebruik beschikbaar te staan.

Zijn de vermelde zeefvlakken door in het koelwater meegevoerde verontreinigingen ernstig in hun doorlaatbaarheid geschaad, dan is het nodig, deze te reinigen. Dit gebeurt door 25 zwenken van de zeefvlakken zodanig, dat deze van de achterzijde bespoeld worden.

Een ernstig bezwaar van de tot dusver toegepaste zeefïnrichtïngen is hun cilindervorm. Deze cilindervorm maakt het erg moeilijk de zeefvlakken, die aan zware technische en 30 economische eisen tegemoet moeten koren, aan de vorm van de binnenruimte aan te passen. Bij dergelijke zeef inrichtingen moeten deze zeefvlakken erg stabiel zijn en zeer zorgvuldig aan de binnenvorm aangepast worden, hetgeen weer tot een grote tenkostelegging leidt, wanneer men bedenkt, dat voor de reiniging 35 van de zeefvlakken stelinrichtingen, die een bespoelen van 8006103 £ » 3 vervuilde vlakken van de achterzijde af mogelijk maken, nodig zijn.

Hat oogmerk van de uitvinding is cm de vermelde bezwaren te ondervangen en een zeef inrichting te verschaffen, die bij een zo eenvoudig mogelijke uitvoering niet alleen een 5 grote capaciteit in een zo klein mogelijke ruimte mogelijk maakt, maar ook voor wat betreft de uitwendige vorm zo uitgevoerd is, dat in bedrijf en bij reparaties slechts weinig handelingen nodig zijn, cm het eigenlijke werkingsdeel, het zeefbestanddeel, uit te bouwen.

komen 10 De uitvinding gaat bij het tegemoet/aan dit oogmerk uit van een inrichting voor het reinigen van de binnenvlakken van buizen van aanhechtende vreemde stoffen door middel van elastische reinigingslichamen, die ten opzichte van de binnen-diameter van de te reinigen buis overmaat vertonen, en onder 15 hydraulische druk door de buis gedreven worden, en waarbij achter de buisuitlaat een spleetzeef reinigingslichamen en vloeistof scheidt, en gekenmerkt doordat in een trarnelvormig omwentelingslichaam met de onwentelingsas in een loodlijn op de vloeistof-stroom een zeefbestanddeel onder een zodanige hoek ten opzichte 20 van de loodlijn aangebracht is, dat het onderste zeefvlakeinde in een uitlaatopening uitmondt.

Het zeefbestanddeel zelf kan volgens een verder aspect van de uitvinding door tussenkomst van een zwankas, die in de dekselwanden van het holle omwentelingslichaam draai-25 baar gelegerd is, versteld worden. Daardoor wordt een fijngevoelige aanpassing aan de kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit bereikt.

Ben bijzonder geschikte vorm van het zeefbestanddeel wordt verkregen, wanneer het zeefbestanddeel uit twee V-vormig 30 ten opzichte van elkaar schuinstaande zeefvlakken bestaat.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven voorbeelden daarvan.

Fig. 1 toont het holle omwentelingslichaam net in- en uitlaat en ook de kogeluitlaat in zijaanzicht; 35 fig. 2 toont het holle cmwentelingslichaam volgens 8006103 4 fig. 1 in een aanzicht op de cmwentelingswand; fig. 3 het bovenaanzicht van fig. 1? fig. 4 toont het aanzicht volgens fig. 1, maar met het zeefbestanddeel in de spoelstand; 5 fig. 5 toont het holle omwentelingslichaam met onder een steile hoek ten opzichte van elkaar schuinstaande zeefvlakken; fig. 6 is het aanzicht volgens fig. 5, maar met het zeefbestanddeel in de spoelstand; en 10 fig. 7 is de detailafbeelding van het zeefbestanddeel met twee deelzeefvlakken en het uitlaatkanaal.

Fig. 1 t/m 4 tanen het holle omwentelingslichaam 10 met de inlaat 11, de uitlaat 12 en de kogeluitlaat 13.

In fig. 2 is te zien, dat het bij deze ccnstructievorm cm twee 15 V-vormig ten opzichte van elkaar aangebrachte zeefvlakken 22, 23 van het zeefbestanddeel 20 gaat.

In alle figuren zijn de dekselwanden 14 voor de eenvoud en duidelijkheid van de tekening recht voorgesteld. In de practijk worden gewelfde bodems uit het nonribereik van de ketelbouw toege-2Q past.

De zeefvlakken 22, 23 monden met hun ondereinden 26 in. het kanaal 25 uit. Het zeefbestanddeel 20 is door tussenkomst van de zwenkas 21, die in de dekselwanden 14 gelegerd is, draaibaar, cm het bespoelen van de zeefvlakken van de achterzijde af 25 mogelijk te maken. Een dergelijke spoelstand toont fig. 4.

In fig. 5 bevat het holle rotatielichaam 10 twee V-vormig ten opzichte van elkaar schuinstaande zeefvlakken 22, 23, waarbij de bovenkanten 24 met elkaar verbonden zijn, en de onderkanten in de kogeluitlaat 13 uitmonden.

3Q Fig. 6 toont de inrichting volgens fig. 5 in de spoelstand.

Het bedrijf van de zeef inrichting gebeurt zo, dat de vloeistof stroom, geladen met de reinigingslichamen, via de inlaat 11 op een zeefvlak, cht ten opzichte van de door-35 stroomrichting N schuin staat, terechtkomt. De spleten van de 8006103

V

5 zeefvlakken 22, 23 zijn kleiner dan de diameter van de reinigings-üchamen, zodat op het zeefvlak een scheiding van de vloeistof plaats vindt. De scheiding is niet volledig, andat een bepaalde waterfioeveelheid in het kanaal ^5 terechtkant. Uit dit kanaal 25 5 strocmt het resterende water met 'reinigingslicharnen via de kogel-uitloop uit.

Voor de duidelijkheid zijn in fig. 7 de beide zeefvlakken 22 en 23 met de zwerikas 21 en het kanaal 25 qp zichzelf voorgesteld.

10 De voordelen van de inrichting zijn talrijk. Een dergelijk hol omwentelingslichaam kan bij de vervaardiging het in de handel verkrijgbare half-fabrikaten gemaakt worden, waarbij wegens de gunstige ruimtelijke vorm het holle omwentelingslichaam 10 nog op druk belastbaar is, daar de berekening volgens 15 de eenvoudig, voor de ketelbouw geldende formules gebeurt.

De constructievom veroorlooft voorts in vergelijking tot alle tot dusver bekende inrichtingen van dit type een uiterst korte constructielengte in verhouding tot de capaciteitsdoorsnede. Daardoor verkrijgt men ook een gemakkelijker inbouw in bestaande 20 installaties bij een nagenoeg willekeurige inbouwstand.

In tegenstelling tot de dusver bekende inrichtingen is slechts één beweegbaar deel aanwezig, dat een zeer eenvoudige onderhoud veroorlooft.

Procestechnisch erg belangrijk is de drastische 25 vermindering van de stromingssnelheid in het huis in verhouding tot de zeefbelasting. Er zijn talrijke vormen van het zeefbestand-deel binnen het kader van de uitvinding realiseerbaar. Het zeef-bestanddeel kan uit een eenvoudige vlakke zeef bestaan, het kan een V-vorm hebben, en ook piramidevormen met uiterst hoog 3Q open zeef oppervlak zijn denkbaar.

8003103

Claims (8)

1. Inrichting voor het reinigen van de binnenvlakken van buizen van aanhechtende vreemde stoffen door middel van elastische reinigingslichamen, die ten opzichte van de binnen-diameter van de te reinigen buis overmaat vertonen, en onder 5 hydraulische druk door de buis gedreven worden, en waarbij achter de buisuitlaat een spleetzeef reinigingslichanen en vloeistof scheidt, gekenmerkt doordat in een trommelvormig hol cmwentelingslichaam (10) met de ccwentellngsas ten opzichte van de doorstroanrichting van de vloeistofstrocm een zeefbestand- 1Q deel (201 onder een zodanige hoek ten opzichte van de doorstrooi richting (N) aangebracht is, dat het onderste zeefvlakeinde (26) in een uitlaatopening (13) uitmondt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het zeefbestanddeel (20) door tussenkomst van een zwenkas (21) 15 in de dekselwanden (14) van het holle omwentelingslichaam (10) draaibaar gelegerd is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat het zeefbestanddeel (20) V-vormig ten opzichte van elkaar schuinstaande zeefvlakken (22, 23) vertoont. 20.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 3, het gekenmerkt doordat' zeefbestanddeel neer dan twee zeefvlakken (22, 23) vertoont, die V-vormig zo aangebracht zijn, dat de zich. aan de inlaat zij de bevindende bovenkanten (24) verbonden zijn, en de onderkanten in een aantal uitlaten (13) uitmonden.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 4, gekenmerkt doordat de ten opzichte van elkaar schuinstaande zeefvlakken (22, 23) aan hun onderkanten een spleet openlaten.

6. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 5, gekenmerkt doordat de spleet door een kanaal (25) afgesloten is.

7. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 6, gekenmerkt doordat de zwenkas (21) van dekselwand (14) tot dekselwand (14) doorgaand uitgevoerd en daarin gelegerd is.

8. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 8. f> * ie: