NL8006096A - Werkwijze en inrichting voor het bekleden van een metalen band. - Google Patents

Description

i

Werkwijze en inrichting voor het bekleden van een metalen band.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het continu bekleden van een metalen band met een bekledingslaag, bijvoorbeeld een bekleding op zink-basis.

5 Er is een werkwijze bekend voor het bekleden van een stalen band met een bekledingslaag, waarbij de bekleding op de band wordt gebracht met behulp van een bekledingscilinder die in het bad met bekledingsvloeistof is gedompeld. De bekledingscilinder is in aanraking met het vlak van de te bekleden 10 band en wordt roterend aangedreven in de verplaatsingsrichting van de band. In bepaalde inrichtingen voor de toepassing van deze werkwijze wordt de bekledingscilinder uitgewrongen door een andere cilinder met kleinere middellijn, die stroomopwaarts van het aanrakingspunt van de band met de bekledingscilinder is geplaatst, 15 waarbij in andere inrichtingen de bekledingscilinder in het bad met bekledingsvloeistof is ondergedompeld met minder dan de helft zijn zijvlak. In andere inrichtingen wordt nog gebruik gemaakt van een tegenrol die geplaatst is tegen het vlak van de band dat gelegen is tegenover dat welke de bekledingslaag ontvangt. Welke 20 de gebruikte installatie ook is met behulp van de werkwijze met bekledingscilinder is het tot nu toe slechts mogelijk geweest betrekkelijk weinig bekledingsmateriaal op de band aan te brengen, zodat de reeks bekledingsdikten, die kunnen worden verkregen, beperkt is.

25 De uitvinder heeft waargenomen dat deze beper king van de dikte een gevolg is van het feit dat de bekledingslaag, die door de bekledingscilinder op de band wordt aangebracht, in feite door de bekledingscilinder zelf wordt uitgewrongen vanwege zijn rotatie in de verplaatsingsrichting van de band. Boven-30 dien is, behalve de beperking van de dikte van de bekledingslaag, het grote risico aanwezig dat door de bekledingscilinder sporen op de laag ontstaan waardoor de regelmatigheid van de laag tijdens breedteveranderingen van de band slechter wordt. ï.n werke- 8006096 2 lijkheid is bij de bekende werkwijze het effect van de bekledings-cilinder dubbel: enerzijds brengt deze de bekledingsstof op de band terug en anderzijds wordt tegelijkertijd de bekledingslaag hierdoor uitgewrongen en wordt de dikte beperkt.

5 Het probleem dat optreedt bij de bekende werk wijze is dus dat de dikte van de bekledingslaag beperkt blijft.

De uitvinding beoogt deze beperking te vermijden door een werkwijze te verschaffen voor het bekleden van een metalen band, met behulp waarvan een bekledingslaag met een dikte 10 kan worden verkregen die groter is dan die van de lagen welke tot nu toe verwezenlijkt kunnen worden.

Dit resultaat wordt dankzij een werkwijze voor het bekleden van een metalen band verkregen, waarbij de band wordt verplaatst in een niet oxyderende atmosfeer boven en op geringe 15 afstand van het oppervlak van het bad met bekledingsvloeistof, en die in aanraking is met een bekledingsinrichting die met een bepaalde snelheid aan diktejlaag met bekledingsmateriaal in een richting aanbrengt die tegengesteld is aan de verplaatsingsrich-ting van de band, waarbij de dikte van de bekledingslaag, meege-20 voerd door de band, stroomafwaarts van de bekledingsinrichting wordt geregeld met behulp van een niet oxyderende gasstraal die zich uitstrekt over de gehele breedte van de band.

Voor de toepassing van de onderhavige werkwijze heeft de uitvinding eveneens betrekking op een inrichting die zich 25 een dichte ruimte bevat waarin/het bad met bekledingsmateriaal bevindt waarboven zich een gasfase bevindt, organen voor de verplaatsing van de band boven en op een geringe afstand van het oppervlak van het bad met bekledingsmateriaal en een bekledings-cilinder die gedeeltelijk in het bad met bekledingsmateriaal is 30 ondergedompeld, en waarin de bekledingscilinder roteert in een richting tegengesteld aan de verplaatsingsrichting van de band zodanig dat het benedenoppervlak van de band een dikke laag met bekledingsmateriaal wordt overgebracht.

De inrichting bevat bovendien stroomafwaarts van 35 de bekledingscilinder organen voor het verschaffen van een gerichte 8006096 r <-» 3 niet oxyderende gasstraal die zich uitstrekt over de gehele breedte van de band teneinde op een bepaalde waarde de dikte van de be-kledingslaag te regelen. Op gunstige wijze kan het oppervlak van de bekledingscilinder één of meer groeven bevatten, dit met het 5 oog op het begunstigen van het regelmatig meevoeren van het bekle-dingsmateriaal en zijn gelijkmatige afzetting op de metalen band.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

Figuur 1 toont een doorsnede van een deel van 10 een stalen band, die vervaardigd is volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont schematisch een vertikale doorsnede van de inrichting volgens de uitvinding.

Het doel van de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding is het continu bekleden van een vlak 3 van 15 een metalen band 1, bijvoorbeeld een stalen band, met een bekle-dingslaag 4, bijvoorbeeld een bekleding op zinkbasis (figuur 1).

Volgens figuur 2 bevat de inrichting een dichte ruimte 10 die gevormd wordt door een bak 11 met een bad met bekle-dingsmateriaal 20, bijvoorbeeld een bad met gesmolten zink, en 20 een klok 12 waarvan de vertikale zijwanden gedeeltelijk in het bad met zink zijn ondergedompeld. De klok 12 bevat een schuine inlaat-goot 13 die is uitgerust met een afdichtsluis 14, alsmede een vertikale uitlaatgoot 15 die is voorzien van een afdichtsluis 16.

De continue band 1 wordt horizontaal toegevoerd 25 aan de inlaat van de inlaatgoot 13 waar de band door een omleid-cilinder 17 wordt omgebogen. De band 1 wordt vlak in de inlaatgoot geplaatst, door de sluis 14 en dringt onder de klok 12 binnen volgens de hellingshoek van de goot 13. Onder de klok 12 verplaatst de band 1 over twee omleidcilinders 18 en 19 die vrij draaibaar 30 zijn om onderling evenwijdige horizontale aëffi en B. Tussen de omleidcilinders 18 en 19 verplaatst de band 1 horizontaal, vervolgens verplaatst de band, na zijn verplaatsing over de omleid-cilinder 19, vertikaal in het middenvlak van de uitlaatgoot 15 teneinde tenslotte door de uitlaatsluis 16 te verplaatsen. Onder 35 de klok 12 en in de goten 13 en 15 heerst een atmosfeer van een 8006096 4 neutraal of reducerend gas, dat bijvoorbeeld is samengesteld uit stikstof. Tijdens zijn gehele verplaatsing in de binnenzijde van de ruimte 10 bevindt zich de band 1 voortdurend in de niet oxy-derende gasfase.

5 De rotatie-assen van de omleidcilinders 18 en 19 zijn geplaatst op een zodanige hoogte dat tijdens zijn horizontale gedeelte van zijn baan tussen de twee genoemde cilinders de band 1 zich verplaatst boven en op een geringe afstand dd van het oppervlak 21 van het bad 20 met zink, bijvoorbeeld tussen 10 20 en 300 mm, zoals hierna zal worden uiteen gezet.

Onder de band, in de ruimte en tussen de standen van de omleidcilinders 18 en 19, is een bekledingscilinder 22 aangebracht waarvan de rotatie-as C horizontaal loopt en evenwijdig is aan de assen van de omleidcilinders 18 en 19. De as C van 15 de cilinder 22 is geplaatst onder het oppervlak 21 van het bad met zink zodat de cilinder 22 gedeeltelijk onder het oppervlak 21 van het bad is ondergedompeld teneinde te gaan rollen tegen het benedenoppervlak van de band 1. De rotatie van de bekledingscilinder 22 wordt bestuurd vanaf de buitenzijde van de ruimte 10 ten-20 einde de richting tot stand te brengen tegengesteld aan de ver- plaatsingsrichting van de band 1 zoals met de pijl E is aangegeven. De bekledingscilinder 22 neemt een dikke en continue laag van vloeibaar zink af uit het bad en transporteert deze laag omhoog totaan zijn aanraking met het benedenoppervlak van de band 1. Het 25 gevolg hiervan is dat de band 1 over zijn benedenvlak een continue en dikke laag van vloeibaar zink over zijn gehele breedte meeneemt. Het oppervlak van de bekledingscilinder 22 kan op gunstige wijze één of meer groeven bevatten zodat een regelmatig meevoeren van het bekledingsmateriaal en zijn gelijkmatige afzetting op de 30 metalen band wordt begunstigd.

De hoeveelheid zink die is meegevoerd door de bekledingscilinder 22, en waarbij de hoeveelheid zink, overgebracht op de band 1, wordt verdeeld, wordt geconditioneerd door de rotatiesnelheid van de bekledingscilinder 22. Deze snelheid moet 35 zodanig zijn dat de lineaire snelheid van de bekledingscilinder 8006096 5 / niet te gering is daar zo niet de hoeveelheid meegevoerde zink te gering zou zijn, en indien de lineaire snelheid te hoog zou zijn, er een risico van een uitwerpen door centrifugaalwerking zou ontstaan. Zo is bijvoorbeeld de lineaire snelheid gelegen in 5 een snelheidszone van ongeveer 10 tot 100 m/min. Proefondervindelijk is vastgesteld dat het gébruik van een bekledingscilinder, die in een richting tegengesteld aan de verplaatsingsrichting van de band draait met een snelheid die zich bevindt in de voorgestelde zone, het mogelijk maakt op een stalen band een betrekke-10 lijk grote hoeveelheid zink over te brengen, die vergelijkbaar is met de hoeveelheid die wordt aangebracht met behulp van een klassieke werkwijze voor het galvaniseren van een dubbel vlak (onge-2 veer 500 g/m ).

Met het oog op het neutraliseren of.het ver-15 zwakken van de invloed van een slechte gladheid van het oppervlak van de band op de regelmatigheid van de bekleding, kan men op gunstige wijze de bekledingscilinder 22 zodanig plaatsen dat aan de band, in het punt van aanraking met de bekledingscilinder, een geringe uitwerking wordt verschaft over een hoogte die bijvoor-20 beeld ongeveer 50 mm kan bedragen, bij voorkeur 5 tot 25 mm.

Thans zal worden teruggekomen op de mate van onderdompeling van de bekledingscilinder 22 in het bad met zink. Hierboven is vermeld dat het punt van aanraking van de bekledingscilinder 22 met de band 1 zich bevindt op een afstand van 20 25 tot 300 mm boven het oppervlak 21 van het bad. Indien de mate van onderdompeling te gering is bestaat het gevaar dat de bewegingen van het vloeibare zink laatstgenoemde in aanraking brengen met de omleidcilinders 18 en 19. Daarentegen ontstaat het gevaar, wanneer de mate van onderdompeling te groot is, de hoeveelheid zink, 30 die door de omleidcilinder 22 wordt meegevoerd naar zijn aanrakingspunt met de band, te klein wordt.

De dikte van de laag met vloeibaar zink, welke wordt gedragen door de bewegende band 1, wordt in de klok 12 geregeld en gelijkmatig gemaakt door een niet oxyderende gasstraal, bijvoor-35 beeld een stikstofstraal, die zich verspreidt over de gehele breed-

8ÖÜ6ÖSS

6 te van de band 1 tijdens zijn vertikale baan stroomafwaarts van de omleidcilinder 19. De betreffende gasstraal is afkomstig uit bijvoorbeeld een gleuf 23 van een horizontaal orgaan 24 dat met een geschikt gas wordt gevoed. Het orgaan is bijvoorbeeld iets 5 boven het vlak van de assen van de roterende omleidcilinders 18 en 19 geplaatst, bij het begin van het vertikale deel van de baan van de band 1. De inspuifcdruk, de richting en de plaats van de genoemde straal zijn op gunstige wijze regelbaar.

Vanuit het niveau van de straal 23 ·\ηϊρ laatst de 10 band 1, die op één vlak is bedekt met een gelijkmatige bekledings-laag, in de uitlaatgoot 13. Hierin wordt de bekledingslaag gelijkmatig afgekoeld teneinde te stollen voor de uitgang van de band 1.

De afkoeling van de bekleding wordt verschaft door stralen van een niet oxyderend gas, in dit geval stikstof, welke stralen op 15 het blote vlak van de band 2 en op de bekledingslaag 4 worden geworpen. De stikstofstralen komen uit inspuitorganen 25 waarmede de gastoevoerorganen 26 zijn uitgerust, die geplaatst zijn aan weerszijden van de band 1. Na de afkoeling en de stolling van de bekledingslaag 4 geplaatstdeband 1 door de uitlaatfles 16 en 20 verlaat de band de ruimte 10.

De resultaten vein proefnemingen hebben getoond dat het met de uitvinding mogelijk is een bekleding te verkrijgen met een aanzienlijke dikte met een regelmatigheid en een uitstekende kwaliteit. Zo zijn bij proeven met een stalen band met een 25 dikte van 0,75 mm en een breedte van 1000 mm, die verplaatst met een snelheid van 25 m per minuut, met de hierboven beschreven werkwijze en inrichting bekledingslagen van aangehecht zink verkregen die dikten hebben van 5 tot 15 microns (een hoeveelheid zink van 2 35 tot 105 h/m ) alnaar de druk van de straal van niet oxyderend ._ 30 gas (stikstof bij een druk van 1 tot 10 kPa) in de hieronder volgende bedrijfsomstandigheden.

8006096 7 rotatiesnelheid van bekledingscilinder 25 omw,/min.

afstand tussen de band en het oppervlak van het bad met zink 140 mm middellijn van de bekledingscilinder 520 mm 5 uitwijking van de band in het raakpunt met de cilinder 10 mm relatieve druk van het gas onder de klok 40 Pa concentratie zuurstof onder de klok 45 ppm

Met een onderbreking van de stikstofstraal 10 wisselde de hoeveelheid zink in de bekledingslaag tot ongeveer 650 g/m^.

3 Ö 0 6 0 9 5

Claims (7)

1. Werkwijze voor het continu bekleden van een metalen band met een bekledingslaag met het kenmerk/ dat de band (1) wordt verplaatst in een atmosfeer van een niet oxyderend gas 5 (10) boven en op een geringe afstand (d) van het oppervlak (21) van een bad (20) met bekledingsmateriaal en in aanraking met een bekledingsinrichting (22) die met een bepaalde snelheid een laag-dikte van bekledingsmateriaal aanbrengt in een richting (E) tegengesteld aan de verplaatsingsrichting van de band, waarbij de dikte 10 van de bekledingslaag (4), meegevoerd door de band, stroomafwaarts van de bekledingsinrichting wordt geregeld met behulp van een straal van een niet oxyderend gas (23) die zich over de gehele breedte van de band uitstrekt.

2. Inrichting voor het continu bekleden van 15 een metalen band met een bekledingslaag, welke inrichting een dichte ruimte omvat met het bad met bekledingsmateriaal waarboven zich een gasfase bevindt, organen voor de verplaatsing van de band boven en op een geringe afstand van het oppervlak van het bad met bekledingsmateriaal en een bekledingscilinder die gedeeltelijk in 20 het bad met bekledingsmateriaal is ondergedompeld, met het kenmerk, dat de bekledingscilinder (22) roteert in een richting (E) tegengesteld aan de verplaatsingsrichting van de band zodanig dat op het benedenoppervlak van de band een laagdikte (4) van het bekledingsmateriaal wordt overgebracht, waarbij stroomafwaarts van de 25 bekledingscilinder (22) organen (23, 24) zijn aangebracht voor het verschaffen van een gerichte straal van een niet oxyderend gas dat zich uitspreidt over de gehele breedte van de band teneinde de dikte van de bekledingslaag op een bepaalde waarde te regelen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 30 dat de lineaire snelheid van de bekledingscilinder (22) zich bevindt in een gebied van 10 tot 100 m/min.

4. Inrichting volgens één der conclusies 2 en 3, met het kenmerk, dat de bekledingscilinder (22) in zijn raakpunt met de band uit het oppervlak (21) van het bad met bekledings- 35 materiaal steekt op een afstand die zich bevindt in het gebied van 8006096 20 tot 300 mm.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat het oppervlak van de bekledings-cilinder (22) tenminste één groef bevat.

6. Inrichting in hoofdzaak zoils aangegeven in de beschrijving en/of afgeheeld in de tekening.

7. Werkwijze in hoofdzaak zoals aangegeven in de beschrijving en/of voorbeelden. 8006096