NL8005993A - Vanginrichting voor dieren. - Google Patents

Vanginrichting voor dieren. Download PDF

Info

Publication number
NL8005993A
NL8005993A NL8005993A NL8005993A NL8005993A NL 8005993 A NL8005993 A NL 8005993A NL 8005993 A NL8005993 A NL 8005993A NL 8005993 A NL8005993 A NL 8005993A NL 8005993 A NL8005993 A NL 8005993A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cable
arm
catching device
loop
opening
Prior art date
Application number
NL8005993A
Other languages
English (en)
Original Assignee
United Kingdom Government
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from CA339,748A external-priority patent/CA1108853A/en
Application filed by United Kingdom Government filed Critical United Kingdom Government
Publication of NL8005993A publication Critical patent/NL8005993A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01MCATCHING, TRAPPING OR SCARING OF ANIMALS; APPARATUS FOR THE DESTRUCTION OF NOXIOUS ANIMALS OR NOXIOUS PLANTS
    • A01M23/00Traps for animals
    • A01M23/24Spring traps, e.g. jaw or like spring traps
    • A01M23/34Spring traps, e.g. jaw or like spring traps with snares

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Pest Control & Pesticides (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Insects & Arthropods (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)
  • Surgical Instruments (AREA)
  • Farming Of Fish And Shellfish (AREA)
  • Medicines Containing Material From Animals Or Micro-Organisms (AREA)
  • Medicines Containing Plant Substances (AREA)

Description

SH .
* -1- 21598/CV/tl
Aanvrager: Her Majesty the Queen in right of Ontario as represented by the Minister of Natural Resources, te Toronto ,Ontario Canada.
5 Korte Aanduiding: Vanginrichting voor dieren.
De uitvinding heeft betrekking op een vanginrichting voor dieren en in het bijzonder op een vanginrichting ontworpen om een minimum aan ongemak aan het dier te bewerkstelligen.
10 Een dergelijke vanginrichting is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.060.623. De in dit octrooischrift beschreven inrichting omvat twee armen met een schroeflijnvormige veer tussen de armen, welke veer ertoe neigt de armen uit elkaar te dringen terwijl aan het van de veer afgekeerde einde van een van de armen middelen zijn aange-15 bracht voor het ondersteunen van een stuurhefboom, welke onderling in ingrijping zijnde delen heeft,welke de andere van de beide armen tegen de eerste arm naar beneden tegenhoudt totdat de stuurhefboom is ingedrukt op welk tijistip de armen van elkaar worden vrijgemaakt en de ene arm ten opzichte van de andere arm omhoog vliegt. Een neusvormige kabeL is 20 opgesteld voor het omgeven van de algemene opstelling van de stuurhefboom en de kabel wordt dan gevoerd over een vanggedeelte van hét van de veer vrij zijnde einde van de omhoog springende arm,terwijl het andere einde van de kabel op een of andere wijze is verankerd,bijvoorbeeld aan een boom. Indien het dier de stuurhefboom naar beneden drukt worden de 25 twee armen van elkaar vrijgemaakt en springen deze armen uit elkaar.
Door dit te doen wordt de kabel plotseling strak getrokken en de neus vastgezet rondom de voet van het dier.
De basisconstructie van het bovengenoemde Amerikaanse octrooi 3.060.623 is eenvoudig en betrouwbaar. Onderhavigej'maalc^glbruik van 30 deze basisvormgeving maar omvat aanvullende constructies,welke een verbetering vormen ten opzichte van de mogelijkheden van de in het bovengenoemde Amerikaanse octrooi beschreven vanginrichting.
Mear in het bijzonder is het een aspect van de uitvinding een humane vanginrfchting voor dieren te verkrijgen,welke zodanig is uitge-35 voerd,dat deze specifiek is voor een bepaald gebied van gewichten van dieren,zodat een dier,waarvan het gewicht hetzij groter of kleiner is 8 0 05 9 9 3 -2- 21598/CV/tl dan dit bepaalde specifieke gebied hetzij er niet in zal slagen om de vanginrichting in werking te stellen,of indien het dier daarin slaagt niet door de vanginrichting zal worden tegengehouden. Op deze wijze wordt een nodeloos vangen van dieren met behulp van de vanginrichting 5 waarvan het vangen niet beoogd wordt,vermeden.
Dienovereenkomstig voorziet de uitvinding in een vanginrichting voor dieren,welke specifiek is voor een bepaald gebied van gewichten van déren,waarbij de vanginrichting is voorzien van : een gestel, 10 een aan een einde aan het gestel aangebrachte scharnietb are veer- arm welke aan zijn andere einde is voorzien van middelen voor het mee-* nemen van een kabel,waarbij de verende arm zodanig is opgesteld,dat deze zwaaibaar is in een althans nagenoeg verticale stand tussen een eerste stand waarin de arm althans nagenoeg horizontaal verloopt en een 15 tweede stand waarin de arm zich omhoog uitstrekt, verende middelen,welke de arm naar de tweede stand trachten te dringen, een stuurhefboom, welke is aangepast om te bewegen tussen een bovenste ingestelde stand waarin de hefboom geschikt is om te bewerkstelligen, 20 dat de onder veerbelasting staande arm in de eerste stand wordt tegengehouden tegen de werking van de verende middelen in en een onderste stand, waarin de arm is vrijgegeven, een kabel,welke aan een einde is voorzien van verankeringsmiddelen en aan het andere einde een lus vormt welke is aangepast om zodanig te 25 worden geplaatst,dat de lus de stuurhefboom omgeeft, middelen om het in werking stellen van de vanginrichting door een dier lichter dan het gegeven gebied van diergedichten te vermijden,welke middelen zijn voorzien van een de stuurhefboom naar de bovenste ingestelde stand dringende veer, 30 en middelen voor het vermijden van een in de vanginrichting tegen houden van een dier,dat zwaarder is dan het gegeven gebied van diergedichten, voorzien van een verbindingsorgaan in de kabel, dat een deel van de kabel met een ander deel van de kabel verbindt en in staat is om deze delen van elkaar los te laten bij het aanbrengen van een voldoend grote 35 kracht.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand \an 8005993 t -3- 21598/CV/tl £. * bijgaande figuren.
Fig. 1 toont in perspectief een vanginrichting volgens de uitvinding ,waarbij de vanginrichting de voor het vangen gereed zijnde of ingestelde stand inneemt.
5 Fig. 2 toont gedeeltelijk in zijaanzicht en gedeeltelijk in doorsne de de in fig.l weergegeven vanginrichting in de ingestelde stand.
Fig. 3 toont een met fig.2 overeenkomend zijaanzicht,waarbij echter de vanginrichting in de losgesprongen stand is weergegeven.
Fig. 4 toont een detail van een deel van de vanginrichting.
10 Fig. 5 toont een alternatieve uitvoering van het in fig.4 afge- beelde deel.
Fig. 6 toont een detail van een deel van de in fig.l afgeheelde lus.
In fig.l is een vanginrichting 10 afgeheeld,welke vanginrichting 15 bestemd is voor het vangen van dieren waarvan het gewicht binnen een bepaald gebied ligt. De vanginrichting 10 is voorzien van een gesteldeel 12 en een onder veerbelasting staande arm 14,welke met een einde 15 draaibaar met het gesteldeel 12 is gekoppeld. Aan het andere einde van de arm 14 zijn middelen 17 aangebracht voor het meeslepen van een kabel 19.
20 Meer in het bijzonder is in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de verende arm 15 uitgevoerd in de vorm van een verhoudingsgewijs dikke draad waarvan het einde 15 L-vormig is afgebogen en is gevoerd door geschikte in lijn met elkaar gelegen openingen,die zijn aangebracht in tegenover elkaar gelegen wanden 20 van een steun 21 die aam het linker 25 einde van het gesteldeel 12 is gelast of op andere wijze daaraan is bevestigd. Een op zichzelf bekende torsieveer 23 strekt zich rondom het behoudens zijn uiterste einde 25 niet zichtbare been van het L-vormige deel uit,waarbij een einde 27 van de veer 23- zich afsteunt op de steun 21, terwijl het andere einde 28 van de veer 23 onder de arm 14 is 30 gehaakt, een en ander zodanig,dat de veer 23 de arm 14 omhoog tracht te dringen.
Het gesteldeel 12 en de onder veerbdasting staande arm 14 worden dus constant uit elkaar gedrongen en aangezien beoogd is,dat het gesteldeel 12 vlak op de grond ligt betekend dit ,dat de arm 14 constant om-35 hoog wordt gedrongen om,gezien vanaf de voorgrond in fig.l te verdraaien in een richting tegen de wijzers van de klok in.De arm 14 is daarbij dus 8 0 05 9 9 3 -4- 2159 8/CV/tl opgesteld voor een zwaaibeweging in een althans nagenoeg verticaal vlak tussen een eerste, in fig.l afgeheelde stand, waarin de arm 14 althans nagenoeg horizontaal verloopt en evenwijdig aan het gesteldeel 12 en een tweede stand,waarin de arm 14 zich onder een hoek omhoog uitstrekt, 5 waarbij de groette van deze hoek afhangt van de sterkte van de torsieveer 23.
Zoals verder blijkt uit fig.l omvat het orgaan 17 op het einde van de arm 14 voor het meeslepen van de kabel 19 een cilindrisch gedeelte 30,dat naar boven toe convex is en dat de basis vormt van een naar 10 boven open U-vormig "zadel " waarvan de zijkanten worden begrensd door een oor 32 en een plat gedeelte 33 bij het rechter einde van de arm 14.
Bij het platte gedeelte 33 is de arm 14 aan het cilindrische gedeelte 30 gelast of op andere wijze vastgezet.
De vanginrichting omvat verder een stuurhefboom 33,welke is aan-15 gepast om te bewegen tussen een bovenste ingestelde stand ,zoals weergegeven in fig.l,waarin de stuurhefboom in staat is om de arm 14 in de eerste stand van deze arm tegen te houden tegen de veerkracht van de veer 23 in,en een onderste losmaakstand,welke is afgebeeld in fig.3 en waarin de arm 14 is losgelaten.
9 20 Meer in het bijzonder is de hefboom L-vormig en voorzien van een verticaal been 37 en een horizontaal been 38. De hefboom strekt zich dus bij het been 37 omhoog uit vanaf een scharnierplaats op het gesteldeel 20 in de richting van een elleboog 39 en dan in de vorm van het been 38 vanaf de elleboog 39 naar voren om te eindigen in een schotelvormig 25 element 40,dat breder is dan de hefboom zelf en in het weergegeven uitvoe-ringsvoorbeeld cirkelvormig is uitgevoerd.
De scharnier bij het ondereinde van het been 37 bestaat uit een verlenging 41 van het been 37 (fig.3) welke naar beneden uitsteekt door een geschikt bemeten dwarssleuf in het gesteldeel 12,terwijl in dit 30 verlengstuk 41 een geschikte opening is aangebracht waarin een pen 42 is gestoken ten einde het been 37 in de weergegeven stand ten opzichte van het gesteldeel 12 tegen te houden. Het verlengstuk 42 strekt zich verder uit door het linker einde van een veerelement 43,dat de hefboom 35 naar zijn bovenste in de fig.l en 2 weergegeven stand tracht te dringen.
35 Meer in het bijzonder wordt he?feïement 43 gevormd door een bladveer waarvan het linker einde is voorzien van een dwarsverlopende sleuf waar- 8 0 05 9 9 3 -5- 21598/CV/tl doorheen het bovengenoemde verlagstuk 42 van het been 37 van de hefboom 35 is gevoerd. Het veerelement 43 strekt zich onder een schuine hoek omhoog uit om te eindigen bij een punt gelegen tussen de uiteinden van het been 38 van de hefboom 35,waarbij dit uiteinde van de bladveer ver-5 schuifbaar tegen de onderzijde van het been 38 rust.
Zoals in het bijzonder uit fig.2 blijkt is een met de hand verstelbare vleugelbout 45 geschroefd in een van schroefdraad voorziene boring van in het gesteldeel 12 in een punt rechts/of voor het been 37 van de hefboom 35,waarbij deze schroef een .scharnierpunt vormt voor het veerele- xs gelegen 10 ment 43 in een punt,dat/tussen de uiteinden van het zich schuin omhoog uitstrekkende deel van dit veerelement 43,waardoor bewerkstelligd wordt, dat dit veeieLement een constant opwaarts gerichte kracht uitoefent op de onderzijde van het been 38 van de hefboom 35. Instelling van de bout 45 zal een instelling bewerkstelligen van de mate van neerwaartse druk, 15 welke op de schotel 40 moet worden uitgeoefend ten einde de schotel naar beneden te bewegen en daarmede de vanginrichting in werking te stellen. Indien dus de vanginrichting bestemd is voor dieren van de afmeting van een wasbeer zal een geschikte instelling van de bout 45 vermijden,dat de vanginrichting in werking wordt gesteld door eekhoorns en andere kleine ψ 20 dieren.
Zoals weergegeven in fig.3 wordt,indien een dier van de geschikte afmeting en gewicht de schotel 40 naar beneden beweegt het veerelement 43 gedwongen een grotere kromming aan te nemen ten gevolge van de schar-nierwerking van de instelbout 45.
25 Zoals verder is weergegevén in de figuren bedekt een beschermend huis 47 het veerelement 43 gedeeltelijk en beschermt dit huis tevens de bout 45 tegen vuil en dergelijke. Het huis 47 heeft de vorm van een naar beneden open een vierkante vormgeving bezittend U-vormig profiel met een bovenwand 48 en twee zijwanden 49. De bodem van iedere zijwand 30 49 heeft een kleiner naar binnen toe open kanaalvormig profiel 50,dat is aangepast voor het opnemen van de tegenover elkaar gelegen zijranden van het gesteldeel 12 in een wrijvingsingrijping. Een ander doel van het beschermende huis 47 is het verkrijgen van de waarborg,dat de vanginrichting niet in werking wordt gesteld behoudens dat een dier met het ge-35 schikte gewicht op de schotel 40 trapt.
De middelen,met behulp waarvan de stuurhefbóom in staat is om de 8 0 05 9 9 3 -6- 21598/CV/tl arm 14 in zijn neerwaartse of "ingestelde" stand te houden,zoals afge-beeld in fig.l omvatten een opening 52 in het rechter vlak van het cilindrische gedeelte 30 aan het rechter einde van de arm 14 en een links of rechts van de elleboog 39 van de hefboom 35 uitstekend uit-5 steeksel 54,dat is aangepast om in ingrijping te komen in de opening 52 indien de arm zich in zijn onderste in de fig.l en 2 afgebeelde stand bevindt zodat daardoor de arm 14 in deze stand wordt tegengehouden. Het zal in het bijzonder uit fig.3 duidelijk zijn,dat een neerwaartse druk op de schotel 40,welke een draaiing van de stuurhefboom 35 in de 10 richting van de wijzers van de klok om het door het uitsteeksel 42 bepaalde scharnierpunt veroorzaakt,zal bewerkstelligen,dat de stuurhe'fboom 35 vanuit de in fig.3 in stippellijnen weergegeven stand zal bewegen naar de in fig.3 met getrokken lijnen weergegeven stand,waardoor het uitsteeksel 54 uit de opening 52 in het cilindrische gedeelte 30 wordt ge-15 trokken en zoetende de arm 14 wordt vrijgegeven om omhoog te springen in een richting tegen de wijzers van de klok in ten gevolge van de invloed van de torsieveer 23.
Zoals verder is weergegeven is een kabel 60 aangebracht,welke aan een einde is voorzien van verankeringsmiddelen 62 en aan het andere ein-20 de een schuiforgaan 63 bezit dat met een tussen de uiteinden van de kabel 60 gelegen deel van de kabel in ingrijping is,een en ander zodanig,dat een lus of strik 64 wordt gevormd,die op de in fig.l weergegeven wijze kan worden geplaatst,zodanig dat de strik de stuurhefboom 35 , in het bijzonder de schotel 40 van de stuurhefboom 35 omgeeft. Zoals in fig.6 25 is weergegeven is het schuiforgaan 63 voorzien van een opening 63 a- en een zich vanaf de opening 63a naar het einde van het schuiforgaan 63 uitstrekkende sleuf 63b. Dit voorziet in een van een tweetal mogelijke veiligheidsuitvoeringen om te waarborgen,dat een dier groter dan beoogd is met de vanginrichting te vangen, niet in de vanginrichting zal worden 30 worden vastgehouden,maar in staat zal zijn los te breken. Door het uitoefenen van een voldoend grote trekkracht op de lus zal een dier van een voldoende afmeting kunnen bewerkstelligen, dat de kabel 60 door de sleuf 63 wordt uitgetrokken,waarbij het metaal van het schuiforgaan 63 zal worden vervormd.
35 Een tweede veiligheidsmaateregel bestaat in een verbindingsorgaan 65,dat is aangebracht op een plaats tussen de uiteinden van de kabel 60 8 0 05 9 9 5 -7- 21598/CV/tl en in feite twee afzonderlijke lengtes 66 en 67,welke tesamen de volledige kabel 60 vormen,met elkaar verbindt. Het verbindingsorgaan 65 is op zodanige wijze uitgevoerd,dat het mogelijk is dat de twee kabellengtes 66 en 67 vrij van elkaar komen en van elkaar worden gescheiden bij het aan-5 brengen van een voldoend grote trekkracht tussen de twee kabellengtes 66 en 67.
Meer in het bijzatter is,zoals ook blijkt uit de fig.l ,2 en 4,het verbindingsorgaan 65 vervaardigd uit een metalen staafvormig element 69, dat is gebogen voor het begrenzen van een gesloten lus met een althans 10 nagenoeg rechthoekige vormgeving. Het staafelement 69 is nabij een van zijn einden 71 voorzien van een sleuf 70,die in de normale gesloten vormgeving van het verbindingseLement,zoals afgebeeld in de fig.l, 2 en 3 is afgesloten door het andere einde 72 van het staaféfement 69. Het staafelement is verder voorzien van een tweetal tegenover de sleuf 70 aange-15 brachte openingen 73 en 73a (fig.4). De sleuf 70 en de openingen 73 en 73a zijn dus gelegen in tegenover elkaar gelegen zijden van de door de staaf 69 gevormde "rechthoek",indien deze rechthoek een gesloten lusvorm aanneemt. Het einde 73 van de kabellengte 66 is gevoerd door een van de openingen 73 of 73a en aan de binnenzijde van de lus bevestigd aan een bus- 20 of oogvormig orgaan,dat niet door de desbetreffende opening kan bewegen.
In het in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld omvat het bus- of oogvormige orgaan een tweetal ringen 76. Het einde van de kabel kan na door de ringen te zijn gevoerd zijn geknoopt, gelast of op andere wijze zijn bewerkt om een uit de ringen bewegen van de kabel tegen te gaan.
25 Het einde 77 van de andere kabellengte 67 is gevoerd door de sleuf 70 en aan de binnenzijde van de lus bevestigdaan een bus- of oogvormig orgaan,dat niet door de sleuf 70 kan bewegen. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld omvat dit laatstgenoemde bus- of oogvormige orgaan eveneens ringen 69 waardoorheen het einde van de desbetreffende kabel is gevoerd, 30 terwijl dit einde door knopen, lassen of andere middelen zodanig is bewerkt, dat een losraken van de ringen 79 wordt voorkomen.
De door de staaf 69 gevormde lus kan worden geopend tot in'de in fig.4 weergegeven vormgeving bij het aanbrengen van een voldoend grote trekkracht tussen de kabellengtes en een dergelijk openen zal het uitein-35 delijk mogelijk maken, dat de kabellengte 67 vrij komt van het verbindingsorgaan door uitschuiven uit het open einde van de sleuf 70.
8005993 -8- 21598/CV/tl
In fig.4 is de kabellengte 67 weergegeven nadat deze vrij is gekomen van het verbindingsorgaan ,terwijl de kabellengte 66 in dit uitvoerings-voorbeeld is gevoerd door de onderste opening 73. De keuze van de opening in het geval van het in fig.4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van het 5 verbindingsorgaan zal van invloed zijn op de grootte van de trekkracht, welke moet worden uitgeoefend ten einde de door de staaf 69 gevormde lus open te buigen tot in de in fig.4 weergegeven vorm.
Een alternatief onderdeel voor het vervangen van het in fig.4 weergegeven onderdeel 65 is het in fig.5 weergegeven onderdeel. Het in fig.5 10 weergegeven onderdeel 81 is uitgevoerd als een holle,open eindé*bezittende rechthoekige gesloten lus met vier onderling verbonden zijkanten 82- 85 ,waarbij in de tegenover elkaar gelegen zijkanten 83 en 85 openingen 86 resp. 88 zijn aangebracht. Door de openingen 86 en 88 strekken zich de kabels 67 resp. 66 uit terwijl de binnenste vrije einden van deze kabels 15 zijn bevestigd aan ringen,op dezelfde wijze als hierboven beschreven aan de hand van het in fig.4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
Door het vervangen van het in fig.4 weergegeven onderdeel door het in fig.5 weergegeven onderdeel wordt slechts de verdraaimogelijkheid gehandhaafd,dat wil zeggen de verdraaiing van een kabel ten opzichte 20 van de andere terwijl het verbreken van de verbinding tussen de kabel bij het aanbrengen van een voldoend grote trekkracht niet plaatsvindt. Door echter de veiligheidsmaatregel voor het vrijlaten van het dier zoals beschreven aan de hand fig.6 aan te brengen is het nog steeds mogelijk om te waarborgen,dat een dier,dat groter is dan beoogd is te vangen met de 25 vanginrichting niet in de vanginrichting zal worden vastgehouden.
Zoals verder nog uit fig.l blijkt is het schuiforgaan 63 gekromd terwijl het schuiforgaan aan het einde tegenover het in fig.6 afgeheelde einde is voorzien van een sleuf 81 waarin het einde van de strik 64 kan passen. Het schuiforgaan 63 heeft verder een opening 83 nabij de 30 sleuf 81 waardoorheen het vrije einde van de kabel kan worden ingestoken en dan hetzij worden gebonden in een knoop, gelast, gesoldeerd of op een of andere andere wijze worden bewerkt om te voorkomen,dat de kabel kan terugbewegen door de opening 83.
35 8 0 05 9 9 3

Claims (11)

1. Vanginrichting voor het vangen van dieren waarvan het gewicht binnen een bepaald gebied is gelegen,met het kenmerk,dat de vanginrichting is voorzien van : een gestel, 5 een veerbelaste arm,die aan een einde scharnierend met het gestel is verbonden en aan het andere einde is voorzien van middelen voor het meeslepen van een kabel,waarbij de arm voor een zwaaibeweging in een althans nagenoeg verticaal vlak tussen een eerste stand waarin de arm zich althans nagenoeg horizontaal uitstrekt en een tweede stand,waarin de arm 10 zich omhoog uitstrekt,is opgesteld, de arm naar de tweede stand dringende verende middelen, een stuurhefboom,welke beweegbaar is tussen een bovenste ingestelde stand waarin de hefboom is aangepast om de arm in de eerste stand tegen te houden tegen de inwerking van de verende middelen,en een bovenste 15 vrijgeefstand waarin de arm wordt vrijgegeven, een kabel, welke aan een einde is voorzien van verankeringsmidde-len en aan het andere einde een lus vormt,die is aangepast om zodanig te worden geplaatst,dat de lus de stuurhefboom omgeeft, middelen om te vermijden,dat de vanginrichting in werking wordt 20 gesteld door een dier, waarvan het gewicht kleiner is dan een binnen het genoemde gebied gelegen gewicht ,welke middelen een veer omvatten,die de stuurhefboom dringt naar de bovenste ingestelde stand, en van middelen voor het vermijden van een in de vanginrichting vasthouden van een dier,waarvan het gewicht groter is dan een in het ge-25 noemde gebied gelegen gewicht,welke middelen zijn voorzien van een verbindingsorgaan in de kabel, welk verbindingsorgaan een deel van de kabel met een ander deel van de kabel verbindt een en ander zodanig,dat het verbindingsorgaan in staat is om de verbinding tussen beide delen te verbreken bij het aanbrengen van een voldoend grote kracht.
2. Vanginrichting volgens conclusie l,met het kenmerk,dat het verbin dingsorgaan twee aparte kabellengtes met elkaar verbindt,welke kabellengtes tesamen de volledige kabel vormen.
3. Vanginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat het ver-bindingsorgaan het einde van de kabel verbindt met een tussen de uitein- 35 den van de kabel gelegen eind van de kabel voor het vormen van de lus.
4. Vanginrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat een verder r n nu o o 7 -10- 21598/CV/tl verbindingsorgaan is aangebracht,dat twee tesamen de volledige kabel vormende kabellengtes met elkaar verbindt.
5. Vanginrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de kracht van de veer ,welke de stuurhefboom naar de bovenste 5 ingestelde stand dringt,met de hand instelbaar is.
6. Vanginrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de stuurhefboom is voorzien van een vrij uitstekend schotelvormig element waarop een dier kan stappen.
7. Vanginrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het ken-10 merk,dat de stuurhefboom L-vormig is uitgevoerd en zich vanaf esn scharnierpunt op het gestel omhoog uitstrekt naar een elleboog en vanaf de elleboog naar voren in de richting van een schotelvormig element,dat breder is dan de hefboom,een en ander zodanig,dat een neerwaartse beweging van het schotelvormige element een horizontale beweging van de elle- 15 boog veroorzaakt,terwijl een deel van de arm is voorzien van een opening en de elleboog een uitsteeksel bezit, dat is aangepast om in te steken in de opening en de arm in zijn eerste stand tegen te houden totdat een naar beneden gerichte beweging van het schotelvormige element wordt veroorzaakt waardoor het uitsteeksel uit de opening wordt teruggetrokken ten einde 20 het mogelijk te maken,dat de arm naar zijn tweede stand zwaait.
8. Vanginrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de op de arm aangebrachte middelen voor het meeslepen van een kabel een naar boven open U-vormig orgaan waarin de kabel kan rusten,omvatten.
9. Vanginrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat het verbindingsorgaan wordt gevormd door een metalen staafvormig element,dat is gebogen voor het vormen van een gesloten lus,waarbij het staafvormige element aan een van zijn einden is voorzien van een sleuf, — welke wordt gesloten door het andere einde van het staafvormige element, 30 dat verder is voorzien van een opening welke bij de gesloten vormgeving van de lus tegenover de sleuf is gelegen,en het einde van een kabellengte door de opening is gevoerd en binnen de lus is bevestigd aan bus- of oogvormige middelen,die niet door de opening kunnen passeren,terwijl het einde van de andere kabellengte zich door de sleuf uitstrekt en binnen 35 de lus aan een ander bus- of oogvormig orgaan,dat niet door de sleuf kan bewegen ,is bevestigd, en verder de lus kan worden opengebogen bij het 80 05 9 9 3 -11- 21598/CV/tl aanbrengen van een voldoend grote kracht tussen de kabellengtes ten einde het mogelijk te maken,dat de desbetreffende kabellengte uit de sleuf van het verbindingsorgaan kan schuiven.
10. Vanginrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk,dat tegenover 5 de sleuf in de gesloten lus een verdere opening is aangebracht zodanig dat de beide openingen op verschillende afstanden van het andere einde van het staafvormige element zijn gelegen gemeten langs het staafvormige element ten einde een keus te verkrijgen met betrekking tot de grootte van de trekkracht die moet worden uitgeoefend op het verbindingsorgaan om een 10 losmaken te bewerkstelligen.
11. Vanginrichtingvlgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat een scharnierorgaan is opgesteld tussen twee afzonderlijke kabellengtes en deze kabellengtes met elkaar verbindt voor het vormen van een complete kabel. 15 8 0 05 9 9 3
NL8005993A 1979-11-13 1980-11-01 Vanginrichting voor dieren. NL8005993A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
CA339748 1979-11-13
CA339,748A CA1108853A (en) 1979-11-13 1979-11-13 Humane animal trap
US15387380 1980-05-28
US06/153,873 US4329805A (en) 1979-11-13 1980-05-28 Humane animal trap

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8005993A true NL8005993A (nl) 1981-06-01

Family

ID=25668998

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8005993A NL8005993A (nl) 1979-11-13 1980-11-01 Vanginrichting voor dieren.

Country Status (12)

Country Link
AT (1) AT379054B (nl)
AU (1) AU533916B2 (nl)
CH (1) CH638659A5 (nl)
DE (1) DE3042663C2 (nl)
DK (1) DK149542C (nl)
FI (1) FI66719C (nl)
FR (1) FR2469121A1 (nl)
GB (1) GB2063042B (nl)
NL (1) NL8005993A (nl)
NO (1) NO149161C (nl)
NZ (1) NZ195435A (nl)
SE (1) SE436824B (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4751790A (en) * 1982-07-12 1988-06-21 Woodstream Corporation Snare trap
CA1263234A (en) * 1986-01-07 1989-11-28 Ray Olecko Cable trap
AU596944B3 (en) * 1989-11-15 1990-04-17 Gregory John Baker Return spring operated crustacean and fish catching loop
FR2758239B1 (fr) * 1997-01-10 1999-04-23 Gibis Etablissements Guillioud Piege a lacet pour la capture d'un animal
US8079174B1 (en) * 2007-09-27 2011-12-20 The United States Of America As Represented By The Secretary Of Agriculture Animal leg snare device

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1993010A (en) * 1932-11-16 1935-03-05 Rue Richard L La Lariat
US2178256A (en) * 1938-06-23 1939-10-31 Animal Trap Co America Animal trap
US2530031A (en) * 1948-09-09 1950-11-14 Faucette S Rudolph Honda breakaway
US2696063A (en) * 1950-11-24 1954-12-07 James R Hounsell Spring-actuated animal snare
US3060623A (en) * 1960-07-18 1962-10-30 Jack R Aldrich Animal trap

Also Published As

Publication number Publication date
NZ195435A (en) 1983-07-15
AT379054B (de) 1985-11-11
DK482480A (da) 1981-05-14
SE8007576L (sv) 1981-05-14
FI66719B (fi) 1984-08-31
AU533916B2 (en) 1983-12-15
FR2469121A1 (fr) 1981-05-22
NO803292L (no) 1981-05-14
FI66719C (fi) 1984-12-10
SE436824B (sv) 1985-01-28
AU6402780A (en) 1981-05-21
NO149161B (no) 1983-11-21
FI803538L (fi) 1981-05-14
GB2063042B (en) 1983-03-16
DE3042663C2 (de) 1982-04-29
FR2469121B1 (nl) 1985-02-08
CH638659A5 (fr) 1983-10-14
DK149542C (da) 1987-02-02
ATA556480A (de) 1985-04-15
GB2063042A (en) 1981-06-03
DK149542B (da) 1986-07-21
DE3042663A1 (de) 1981-06-04
NO149161C (no) 1984-02-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4751790A (en) Snare trap
NL8101255A (nl) Vanginrichting voor dieren.
CA1228230A (en) Mousetrap
US4329805A (en) Humane animal trap
US4212128A (en) Animal trap
NL8005993A (nl) Vanginrichting voor dieren.
US5157863A (en) Humane leghold coiled spring trap
US4856225A (en) Gopher trap
US5109624A (en) Automatic fishing device
US5010682A (en) Animal trap
AU649127B2 (en) Anchor release mechanism
US4549367A (en) Apparatus and method for quick release mechanism for animal trap
US2562417A (en) Animal trap
US4109407A (en) Animal trap
US5109626A (en) Animal trap
US4555863A (en) Snare trap
US2598205A (en) Vermin trap
US3114985A (en) Animal trap
US4780984A (en) Animal trap
US817601A (en) Trap.
US3100361A (en) Animal trap
US4918855A (en) Trap for catching animals
CA1225830A (en) Spring-actuated animal snare
US2713745A (en) Bracket latch dog pan trigger assembly for jaw traps
US4622774A (en) Animal trap

Legal Events

Date Code Title Description
BT A notification was added to the application dossier and made available to the public
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed