NL8005701A - Deurkast. - Google Patents

Description

VO 1121

Deurkast.

De uitvinding heeft betrekking op een deurkast met een het deurblad vormende, door middel van beslagen draaibare plaat, waarop aan de naar de deuropening toe gekeerde zijde een doosvormig lichaam is aangebracht·, dat aan zijn van de plaat af gekeerde zijde een, bij .

5 voorkeur af te sluiten opening bevat.

Een dergelijke deurkast is bekend (De.Gbm. 1 911 213)· Hierbij is het lichaam aan de naar de deuropening toe gekeerde zijde van het deurblad aangebracht. Normaliter zijn de gebruikelijke deurbe-slagen niet toereikend, om de bij een deurkast optredende belastingen 10 op te nemen, zodat er na een zekere tijd gevaar bestaat, dat de beslagen uit de hengsels scheuren. Nadelig is voorts, dat de bekende deurkast niet in het midden binnen de deuropening zit, waardoor aan het uiterlijk afbreuk gedaan wordt. Tenslotte is de bekende deurkast niet geschikt om aan alle vier mogelijke zijden aanslag te nemen. .

15 Doel van de uitvinding is nu een deurkast te verschaffen, welke onafhankelijk van het aanbrengen van een normaal gebruikelijk deurblad en van het materiaal van de deuropeningsbekleding aan alle mogelijke zijden aanslag kan nemen en tevens voor industriële vervaardiging geschikt is.

20 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de zijwanden van het lichaam in de richting in de opening convergeren, de plaat aan alle boven- en onderhoeken uitsparingen bevat voor het opnemen van beslagen, een eerste onderste beslaggedeelte aan de bodemplaat van het lichaam aan te brengen is en met een uit het lichaam uitstekend 25 deel aan een buiten de deuropening aan de bodem aan te brengen, tweede, onderste beslaggedeelte om een verticale as draaibaar gelegerd is, waarbij de hoogte van het eerste, onderste beslaggedeelte ten opzichte van het tweede onderste beslaggedeelte veranderbaar is, en een eerste bovenste beslaggedeelte aan de bovenplaat van het lichaam bevestigd is, ter-30 wijl een tweede bovenste beslaggedeelte aan de onderzijde van het onderste gedeelte van de deuropeningsbekleding bevestigd is.

Het lichaam vormt de kast voor het opnemen van zeer uiteenlopende voorwerpen, en in het inwendige daarvan kunnen bevesti-gingsvoorzieningen en schappen aangebracht worden, ter aanpassing aan 8 0 0 5 7 0 1 2 het gewenste gebruiksdoel. De achterzijde van de kast wordt door de deurplaat gevormd. Het lichaam zelf vormt echter geen onderwerp van de uitvinding. Dit geldt ook voor de uitvoering van de af te sluiten opening. Zo kan hij voorbeeld een klapdeur, een schuifdeur of een zwenk-5 deur worden toegepast, zonder dat hierdoor het wezen van de uitvinding beïnvloed wordt.

Doordat de beide zijwanden van het lichaam in de richting in de opening convergeren en het lichaam, respectievelijk de plaat aan alle boven- en onderhoeken uitsparingen bevat voor het opnemen van 10 beslagen, kan de uitgevonden deurkast aan alle vier zijden aanslag nemen. Dit in tegenstelling met gebruikelijke deuren, waarvan de aanslag-zijde niet kan worden veranderd en waardoor in het wandvlak een dode ruimte ontstaat.

Ook de vorm van het lichaam en het toegepaste mate-15 riaal kan overigens willekeurig zijn, terwijl zich afmetingen richten naar de wanddeurgaten. De deurkastdiepte kan tussen 50 en 600 mm variëren.

Volgens de uitvinding is het essentieel, dat de uitgevonden deurkast, die langs industriële weg als een eenheid kan worden 20 vervaardigd, met alle gebruikelijke deuren uitwisselbaar is, terwijl de aanwezige deuropeningsbekleding in het muurgat blijft. De uitgevonden deurkast is ook van de aanwezige beslagen onafhankelijk, d.w.z. onafhankelijk van het feit of de te voren aangebrachte deur een voorslag-deur, inslagdeur of een opdekdeur was. De reden hiervoor ligt in de 25 toepassing van onafhankelijke beslagen, waarvan het aanbrengen ook onafhankelijk is van het materiaal, waaruit de aanwezige deuropeningsbekleding bestaat.

Bij de uitgevonden deurkast wordt er voorts van uitgegaan, dat de belasting, welke door de beslagen opgenomen en op de 30 stationaire constructie moet worden overgebracht, aanzienlijk is. Derhalve is er, volgens de uitvinding, in voorzien, dat een onderste uit het lichaam uitstekend beslaggedeelte verticaal steun neemt op een tweede, onderste beslaggedeelte, dat buiten de deuropening ligt. Met behulp van een dergelijke beslagconstructie kunnen ook de bij een deurkast op-35 tredende belastingen onbezwaarlijk worden opgevangen. Komt het evenwel tot verzakking van de deurkast, dan maakt de relatieve hoogteïnstelbaar- 8005701 * 4 3 heid ran de heide onderste beslaggedeelten het heffen ran de deurkast mogelijk, zodat verhinderd wordt, dat deze gaat zetten en daardoor niet meer bruikbaar wordt.

De wijze ran aanbrengen en uitroering van de beslagen 5 leidt bij de uitgevonden deurkast tot een ver buitenwaarts verplaatst draaipunt met tot gevolg, dat na opening een optimale doorgangsbreedte van de deur vrij komt.

De uitgevonden deurkast kan ook door een niet-vakman moeiteloos worden aangebracht. Hiertoe is het slechts nodig, de beslag-10 gedeelten aan de deurkast, respectievelijk aan de deuropeningsbekleding of naar de deurbodem te bevestigen, b.r. met behulp van schroeven, en in aansluiting hierop de deurkast in te hangen. De aanwezige beslagen kunnen op hun plaats blijven en door afdekkappen worden af gedekt. Even eenvoudig vindt de verwijdering van de uitgevonden deurkast plaats, b.v.

15 bij verhuizing. Ha het uitbouwen van de uitgevonden deurkast kan de oude deur in de oude, nog aanwezige beslagen ingehangen worden, zodat de vroegere toestand weer kan worden hersteld. Op de nieuwe plaats kan de uitgevonden deurkast weer op de beschreven, eenvoudige wijze gemonteerd worden, waarbij de aanslag weer op de gewenste zijde kan plaats 20 vinden, die geenszins behoeft overeen te stemmen met die zijde, waartegen de deurkast bij de voorafgaande toepassing aanslag nam.

Overeenkomstig een nadere uitwerking volgens de uitvinding is er in voorzien, dat de zijwanden van het lichaam dezelfde hoek met de plaat insluiten. Hierdoor wordt er betrouwbaar voor gezorgd, 25 dat de uitgevonden deurkast een symmetrisch aanzien verkrijgt, hetgeen voor de optische indruk van belang is.

Verder boven is reeds opgemerkt, dat het tweede, bovenste heslaggedeelte aan de onderzijde van de deuropeningsbekleding te bevestigen dient te zijn. In dit verband is er, in nadere uitwerking 30 overeenkomstig de uitvinding, in voorzien dat beide bovenste beslaggedeelten L-vormig zijn, waarbij één been aan de bovenzijde van de havenplaat van het lichaam respectievelijk aan de onderzijde van de deuropeningsbekleding te bevestigen is, en het andere heen zich buiten de deuropening uit strekt en de vrije einden van het andere been draaibaar 35 met elkaar verbonden zijn.

Aangezien de verticale belasting, welke tevens de hoofd- 8005701 k belasting is, door het zich aan de bodemzijde bevindende beslag wordt opgenomen, moet het bovenste beslag slechts loodrecht hierop optredende krachten opnemen, welke in eerste instantie door het kantelmoment van de deurkast optreden. Wanneer nu de beslaggedeelten tegen de bovenzijde 5 van de bovenplaat respectievelijk de onderzijde van de deurvulling vastgeschroefd worden, dan wordt een feilloze krachtopname bereikt, zodat een betrouwbare ophanging van de deurkast gewaarborgd is. Bij voorkeur ligt, volgens een nadere uitwerking overeenkomstig de uitvinding, het eerste been van het tweede bovenste beslaggedeelte van binnen tegen 10 de deurvulling aan. Hierdoor kan de ligging van het draaipunt van het bovenste beslag ook ten opzichte van het onderste draaipunt vastgelegd worden, waarbij het vanzelf spreekt, dat beide draaipunten op een verticale lijn liggen.

Voorts werd vermeld, dat het onderste beslag de hoofd-15 belasting opneemt. In dit verband is er overeenkomstig een verdere uitwerking volgens de uitvinding in voorzien, dat het eerste, onderste beslaggedeelte twee evenwijdig op afstand uiteengelegen bevestigingsplaten bevat, welke van boven en onderen tegen de bodemplaat te schroeven zijn. Hierdoor wordt een werkzame verbinding tussen beslaggedeelte en li-20 chaam bereikt, waardoor overbrenging van grote krachten mogelijk is.

De relatieve hoogteinstelbaarheid tussen de onderste beslaggedeelten kan op verschillende wijzen worden bewerkstelligd. Overeenkomstig een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is er hiertoe in voorzien, dat het naar buiten uitstekende deel van het onderste be-25 slaggedeelte van een binnenschroefdraad is voorzien, waarin een leger-bout met buitenschroefdraad in te schroeven is en de legerbout om een verticale as draaibaar op een bodemplaat steun neemt. Een hoogtelnstel-ling van de gehele deurkast kan aldus door eenvoudige verdraaiing van de legerbout worden bewerkstelligd, waarbij, op doelmatige wijze, ten-30 minste een eontramoer op de legerbout is aangebracht om de van geval tot geval ingestelde hoogte te handhaven.

De lichte gang van de uitgevonden deurkast wordt verbeterd, doordat volgens een nadere uitwerking overeenkomstig de uitvinding de bodemplaat een kogelleger bevat, waarvan de binnenste loopring 35 het onderste gedeelte van de legerbout opneemt.

Evenals bij het tweede, bovenste beslaggedeelte kan ook het tweede onderste beslaggedeelte een been bevatten, dat binnen tegen 8005701 * * 5 de deurvulling aan ligt. Hierdoor kunnen het onderste en bovenste draaipunt van de beslagen nauwkeurig ten opzichte van elkaar gericht worden, onafhankeoijk van het materiaal en het profiel van de deurvulling.

Wanneer de uitgevonden deurkast achteraf ingebouwd 5 wordt, dan is aanpassing aan de aanwezige kleuren van de wanden en de vloer op eenvoudige wijze mogelijk, doordat aan de buitenzijde van de plaat en/of aan de buitenzijde van een sluitplaat voor het lichaam een afdekplaat aangebracht wordt. Deze afdekplaat kan gefineerd of geverfd zijn, als spiegel zijn gevormd of op andere wijze uitgevoerd worden, 10 om de gewenste aanpassing te bereiken.

Evenals bij andere deuren is ook bij de uitgevonden deurkast een sluiting nodig. Deze is bij voorkeur, volgens een nadere uitwerking overeenkomstig de .uitvinding, in de uitsparing voor een be-slaggedeelte opgenomen, welke in het betrokken geval niet gebruikt 15 wordt. Hiertoe kunnen gebruikelijke slot- of drukkergarnituren alsmede magneet-, kogelsnappers of dergelijke worden toegepast.

Een uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, nader worden beschreven.

Fig. 1 toont een front aanzicht van de deurkast.

20 Fig. 2 toont een doorsnede van de deurkast volgens fig. 1 langs de lijn II - II.

Fig. 3 toont verschillende doorsneden door de deurkast volgens de figuren 1 en 2 in verschillende aanzichten volgens gebruikelijke vaktekeningen in het timmerbedrijf.

25 Fig. U toont een gedeeltelijke doorsnede van de deur kast in het onderste bereik.

Fig. 5 toont een doorsnede door de deurkast in het bovenste bereik.

Fig. 6 toont de beide bovenste beslaggedeelten.

30 Fig. 7 toont een zijaanzicht van de beslagen volgens fig. 6.

Fig. 8 toont een doorsnede van de deurkast in het bereik van de bovenste beslagen.

Fig. 9 toont twee verschillende aanzichten van de 35 onderste beslaggedeelten.

Fig. 10 toont een doorsnede van de deurkast in het be- fl 0 π * 7 n i 6 reik van de onderste beslaggedeelten.

Fig. 11 toont een detail van de onderste beslaggedeel- ten.

Fig. 12 toont een soortgelijk aanzicht als figuur 8, 5 doch geen kastlichaam.

Fig. 13 toont een soortgelijk aanzicht, als figuur 10, doch geen kastlichaam.

In de figuren 1 en 2 is een deurkast algemeen met 10 aangeduid, welke in figuur 2 aan de linkerzijde aanslag neemt tegen 10 een muuropening. Dit geschiedt met behulp van een onderste beslag 11 en een bovenste beslag 12. Op het aanbrengen en de opbouw van deze beslagen wordt hieronder nog nader ingegaan. De dagbekleding van de deuropening of deuropeningsbekleding is in de figuren 1 en 2 met 13 aangeduid. Op het profiel hiervan komt het in detail niet aan, zodat een ge-15 detailleerde beschrijving van die deuropeningsbekleding kan worden gemist.

De deurkast 10 bestaat uit een plaat 1^, welke evenals een gebruikelijk deurblad uitgevoerd en aangebracht is. Aan de naar de deuropening toe gekeerde zijde van de plaat is het lichaam van de 20 deurkast 10 gevormd, dat bestaat uit twee zijwanden 15, 16, een bodem-wand 15 en een bovenwand 18, alsmede een sluitplaat 19· Op de buitenzijden van de platen 1k, 19 kunnen afdekplaten 20 respectievelijk 21 worden bevestigd, welke ter aanpassing aan de betrokken inrichting en bijzondere kleur van de inrichting dienst doen. Zij kunnen met behulp van 25 profielstroken 22 (figuur 5) bevestigd worden. De bevestiging van de afdekplaten 20, 21 vormt echter geen onderwerp van de uitvinding.

Zoals in het bijzonder uit figuur 2 blijkt, zijn de zijwanden 15, 16 onder gelijke hoeken met de plaat 1U aangebracht, zodat zij van de plaat 1U af convergeren. Hierdoor ontstaat aan de ten op-30 zichte van de plaat 1 h· tegengestelde zijde een even brede spleet aan weerszijden van de deurkast 10, die voor het aanvullen van de deurkast een gunstige uitwerking heeft. Bovendien kan een aldus uitgevoerde deurkast 10 naar beide zijden uitgezwenkt worden.

Blijkens figuur k is aan de onderzijde van de plaat 1^ 35 een lijst 23 aangebracht met behulp van een strip 2k, welke in een uitsparing van de plaat lh zit en hierin b.v. vastgeschroefd kan worden.

8005701 τ

Een zich. buitenwaarts van de strip 2k uit strekkend, L-vormig profiel 25 doet dienst voor het opnemen van de onderzijde van de afdekplaat 20.

De lijst 23 bevat een in langsrichting doorgaande sleuf 26, welke naar de onderzijde van de lijst 23 open is voor het opnemen van een tweede 5 lijst 27» welke nagenoeg passend in de sleuf 26 reikt en hierin in hoogte instelbaar aangebracht is. De sleuf 26 respectievelijk de buitenzijde van de lijst 27 kunnen door ribbels, tandprofileringen of dergelijke zodanig uitgevoerd zijn, dat de lijst 27 in de van geval tot geval ingenomen stand zélf houvast heeft en een minimale afstand boven de bodem 10 28 bewaart.

Het bovenste beslag 12 is in de figuren 6 en 7 nader afgeheeld. Het bestaat uit hoekplaten, welke een eerste, bovenste be-slaggedeelte 30 en een tweede, bovenste beslaggedeelte 29 vormen, die een congruent been 31 en een niet-congruent aangebracht been 32 respee-15 tievelijk 33 bevatten. De vrije einden van de benen 31 hebben een cirkelvormige voortzetting 3^ met een bij benadering in het midden aangebrachte doorboring 35· Déor deze doorboring 35 heen kan een draaistift reiken en daarin bevestigd worden. Het been 33 van het beslaggedeelte 29 verloopt onder een rechte hoek ten opzichte van het andere been 31 20 en bevat twee gaten 36, 37· Het been 32 van het beslaggedeelte 30 is onder een iets grotere hoek dan 90° ten opzichte van het andere been 31 aangebracht en bevat eveneens twee gaten 38 respectievelijk 39·

De figuren 5 en 8 laten het aanbrengen zien van de beslaggedeelten 29, 30. Het beslaggedeelte 29 ligt met het been 33 25 tegen de binnenzijde van de deuropeningsbekleding 13 en met het been 31 tegen de buitenzijde daarvan aan en wordt in deze stand van onderen tegen het bovengedeelte van de deuropeningsbekleding 13 vastgeschroefd. Een sleuf ^0 in de plaat ik maakt het tot in het beslaggedeelte 29 reiken mogelijk. Ih de sleuf ko strekt zich ook het andere bovenste beslag-30 gedeelte 30 uit, dat overigens op de bovenzijde van de bovenwand 18 vastgeschroefd is en wel strokend met de bijbehorende zijwand 16, zoals blijkt uit figuur 8. Dientengevolge sluit het been 32 van het beslaggedeelte 30 dezelfde hoek met de plaat 1¼ in, als de zijwand 16. Met behulp van een daarvoor geschikte schroef Hl of dergelijke wordt, via de 35 doorboring 35, een draaiverbinding tot stand gebracht tussen de beslaggedeelten 29 en 30.

8 0 0 5 7 9 1 8

Figuur 9 toont, in "bovenaanzicht en voorts in zijaanzicht, het onderste "beslag 11. Het "bevat een onderste beslaggedeelte 1*3* dat als L-vormige plaat gevormd is met een smal been 1*1* en een haaks hierop verlopend, breder been als bodemplaat 1*5· Het andere beslagge-5 deelte 1*6 is eveneens bij benadering L-vormig uitgevoerd en bevat een stijve arm 1*7, welke aan het vrije einde voorzien is van een legeroog met binnenschroefdraad 1*8. Het andere been wordt gevormd door twee onderling evenwijdige, op afstand uiteen geplaatste bevestigingsplaten 1*9, 50, die zich van de arm 1*7 weg uitstrekken. De bevestigingsplaten 1*9, 10 50 bevatten doorboringen 2. De afstand tussen de plaat gedeelten 1*9, 50 komt bij benadering overeen met de dikte van de bodemwand 17 van het lichaam van de deurkast 10.

Blijkens figuur 11 is de bodemplaat 1*5 van het beslaggedeelte 1*3 voorzien van een doorboring 53, tot waarin zich een tap 5l* 15 van een potachtige bevestigingselement 55 uitstrekt, dat in een bovenste uitsparing een kogelleger 56 houdt. De binnenste loopring van het kogelleger 56 neemt een onderste gedeelte 57 op van een legerbout 58, waarvan de buitenschroefdraad in een van binnenschroefdraad voorziene boring 1*8 van het legeroog in te schroeven is. Voor het vastleggen van 20 de ingestelde hoogte van het legeroog aan de legerbout 58 is voorzien in contramoeren 59 respectievelijk 60. Een schroevendraaiersleuf 61 bevindt zich aan het boveneinde van de legerbout 58.

De bevestiging van de onderste beslaggedeelten 1*3 en 1*6 blijkt uit figuur 10. De L-vormige plaat 1*3 wordt met behulp van 25 schroeven 63a aan de bodem vast gelegd, waarbij de benen tegen de binnenzijde respectievelijk de buitenzijde van de deurvulting 13 aan liggen, om het draaipunt in zijn stand te fixeren, zoals ook bij het bovenste "beslag het geval is. Via een sleuf in de plaat 11* worden de bevestigingsplaten 1*9, 50 van opzij over respectievelijk onder de bodemwand 17 ge-30 schoven en de met behulp van een schroef 63 (zie ook figuur 3) aan de bodemwand 17 vastgeschroefd. Uit de figuur blijkt dat de hoek van de zijde 6U van het gedeelte 1*9 van het beslaggedeelte 1*6 samenvalt met de hoek van de zijwand 16 en de zijde 61* van binnen tegen de zijwand 16 aan ligt.

35 De montage van de beschreven deurkast verloopt als volgt: 3 0 · 5 7 0 1 9

Eerst wordt het tweede bovenste beslaggedeelte 29 onder de aanwezige deuropeningsbekleding 13 volgens figuur 8 vastgeschroefd. Tevoren of daarna wordt het eerste bovenste beslaggedeelte 30 via de sleuf 4θ> in de plaat 14 aan de bovenwand 18 vast ges chroefd. Voorts wordt 5 het tweede onderste beslaggedeelte Ui op de in figuur 10 gegeven wijze aan de bodem 28 vastgeschroefd. Het eerste onderste beslaggedeelte hè wordt in de aanwezige sleuf bO in de plaat 14 ingeschoven en met behulp van schroefbouten 63 en moeren 65 (zie figuur 3) aan de bodemwand 17 van het lichaam vastgeschroefd. In aansluiting hierop wordt de leger-10 bout 58 in het legeroog met binnenschroef draad hQ geschroefd. Daarna wordt de deurkast via de bout 58 in het kogelleger 56 ingezet. Daarna wordt de bout 58 zo lang gedraaid, tot de bovenste beslaggedeelten 29, 30 strak tegen elkaar liggen. In aansluiting hierop wordt de schroef 1)-1 ingezet, welke kan zijn voorzien van een binnenschroef draad voor het op-15 nemen van een schroef van de tegengestelde zijde met buitenschroefdraad (in de tekening niet weergegeven). Door het samendraaien van de schroeven wordt een scharnierverbinding verkregen tussen de beslaggedeelten 29, 30. Vervolgens worden de contramoeren 59, βθ vastgeschroefd.

Komt het tot nazakken van de deurkast 10, dan worden 20 de contramoeren 59, 60 losgeschroefd en wordt, door verdraaiing van de bout 58, de deurkast 10 weer geheven.

Op de uitvoering en de wijze van aanbrenging van deur-sluitingen is hier niet nader ingegaan, omdat deze overeenkomstig de stand van de techniek zijn.

25 Tenslotte wordt nog opgemerkt dat de weergegeven be slaggedeelten 29, 30, 1+3, b6 voor het aanslaan van de deur aan weerszijden geschikt zijn. Zij behoeven daartoe slechts telkens over 180° te worden verdraaid, om op de telkens andere zijde door de aanwezige sleuf in de plaat 1¼ te worden gestoken.

30 In de figuren 12 en 13 zijn delen, die overeenkomen met de in het voorgaande beschreven delen, voorzien van dezelfde verwij-zingscijfers, Overigens zal in hoofdzaak slechts op de gewijzigde bijzonderheden worden ingegaan.

Aan de deurplaat 14 is. een verdere plaat 1^a aange-35 bracht, welke een aantal malen dikker is, dan de plaat li·. Zoals bij llf-b aangegeven, is de plaat 1ka opzij af geschuind. Dit is op dienover- 8Λ Λ 5 -» Λ λ ;. / ü 1 10 eenkomstige wijze ook aan de tegenovergelegen zijde het geval. Terwijl de zich aan de wandzijde bevindende beslaggedeelten gelijksoortig zijn aan die bij de in het voorafgaande beschreven uitvoeringsvorm, zijn de zich aan de deurzijde bevindende beslaggedeelten gewijzigd uitgevoerd: 5 Het bovenste beslaggedeelte 30a bevat een gedeelte 32a, dat van boven geschroefd wordt tegen de plaat lUa, welke overigens in hoogte iets kleiner is dan de plaat 1^. De breedte van het gedeelte 32a komt overeen met de dikte van de plaat 1ka. Haar de zijde itb is het gedeelte 32c dienovereenkomstig afgeschuind.

10 Het onderste beslaggedeelte bèa. is overeenkomstig het beslaggedeelte 30a bij voorkeur aan de onderzijde van de plaat lUa bevestigd door middel van hier niet weergegeven schroeven.

De kamerdeur volgens de figuren 12 en 13 biedt de mogelijkheid onbezwaarlijk een willekeurig ingebouwde deur te kunnen 15 vervangen, en wel onafhankelijk van de omstandigheid aan welke zijde de te vervangen deur zijn aanslag vindt. Met behulp van deze deur kan derhalve ook de openingsrichting ten opzichte van een ingebouwde kamerdeur worden veranderd.

8 01 5 7 0 1

Claims (11)

1. Deurkast met een, Let deurblad vormende, door middel - van teslagen draaibare plaat, waarop aan de naar de deuropening toe gekeerde zijde daarvan een doosvormig lichaam is aangebracht, dat op zijn van de plaat af gekeerde zijde een, bij voorkeur af te sluiten, 5 opening bevat, met het kenmerk, dat de zijwanden (16, 15) van het lichaam in de richting in de opening convergeren, de plaat (1¼) aan alle bovenste en onderste hoeken uitsparingen bevatten voor het opnemen van beslagen (11, 12), een eerste, onderste beslaggedeelte (U6) aan de bodemplaat (18) van het lichaam aan te brengen is en met een uit het 10 lichaam stekend deel aan een buiten de deuropening aan de bodem aan te brengen, tweede, onderste beslaggedeelte (Ij-3) om een verticale as draaibaar gelegerd is, waarbij de hoogte van het eerste, onderste beslaggedeelte (U6) ten opzichte van het tweede, onderste beslaggedeelte (U-3) veranderbaar is en een eerste bovenste slaggedeelte (30) aan de boven-15 wand (18) van het lichaam bevestigd is, terwijl een tweede bovenste beslaggedeelte (29) aan de onderzijde van het bovengedeelte van de dag-vlakbekleding (13) van de deuropening of deuropeningsbekleding (13) bevestigd is.

2. Deurkast volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 20 de zijwanden (l6, 15) van het lichaam een gelijke hoek met de plaat (1¼) insluiten.

3. Deurkast volgens een der conclusies 1-2, met het kenmerk., dat de beide bovenste beslaggedeelten (29 , 30) L-vormig zijn, waarbij een been (32, 33) aan de bovenzijde van de bovenwand (18) van 25 het lichaam respectievelijk aan de onderzijde van de deuropeningsbekleding (13) bevestigbaar is en het andere been (31) zich buiten de deuropening uitstrekt en de vrije einden van het andere been (31) draaibaar met elkaar verbonden zijn. 1;. Deurkast volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het 30 eerste been (33) van het tweede, bovenste beslaggedeelte (29) van binnen tegen de deurvulling (13) aan ligt.

5. Deurkast volgens een der conclusies 1 - ky met het ken merk, dat het eerste, onderste beslaggedeelte {^6) twee evenwijdige op 8. e 5 7 o 1 afstand uiteengeplaatste bevestigingsplaten (1*9, 50) bevat, welke van boven en onderen tegen de bodemplaat (15) schroefbaar zijn.

6. Deurkast volgens êén der conclusies 1-5, met bet kenmerk, dat de naar buiten staande, stijve arm (1*7) van bet eerste, 5 onderste bevestigingsgedeelte (1*6) is voorzien van een binnenschroef-draad (1*8), waarin een legerbout (58) met buitenschroefdraad inschroef-baar is en de legerbout (58) om een verticale as draaibaar op een bodems plaat (1*5) steun neemt.

7· Deurkast volgens conclusie 6, gekenmerkt door ten 10 minste een contramoer (59, 6o) op de legerbout (58).

8. Deurkast volgens conclusie 6 of 7, met bet kenmerk, dat de bodemplaat (1*5) een kogelleger (58) bevat, waarvan de binnenste loopring bet onderste gedeelte (57) van de legerbout (53) opneemt.

9. Deurkast volgens een der conclusies 1-8, met het 15 kenmerk, dat bet tweede, onderste beslaggedeelte (1*3) een L-vormig, aan de bodem te bevestigen plaat bevat en een been (1*1*) binnen tegen de deurvulling (13) aan ligt.

10. Deurkast volgens een der conclusies 1-9, met bet kenmerk, dat aan de buitenzijde van de plaat (ll*) of aan de buitenzijde 20 van een sluitplaat (19) voor bet lichaam, een afdekplaat (20, 21) aan te brengen is.

11. Deurkast volgens een der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de onderste en/of bovenste, telkens niet door een beslaggedeelte ingenomen uitsparingen dienst doen voor bet opnemen van een 25 deursluitinricbting.

12. Deur met een deurplaat en onderste en bovenste beslagen voor bet draaibaar ophangen van het deurblad, met bet kenmerk, dat op een zijde van de plaat een betrekkelijk dikke, tweede plaat aangebracht is, waarvan de zijden convergeren, de tweede plaat aan alle bo- 30 venste en onderste boeken uitsparingen bevat voor bet opnemen van beslagen, een eerste onderste beslaggedeelte aan de onderzijde van de tweede plaat aan te brengen is en met een uitstekend deel aan een, buiten de deuropening aan de bodem aan te brengen, onderste beslaggedeelte om een verticale as draaibaar gelegerd is, waarbij de hoogte van bet 35 eerste, onderste beslaggedeelte ten opzichte van bet tweede onderste beslaggedeelte veranderbaar is en een eerste, bovenste beslaggedeelte aan de bovenzijde van de tweede plaat bevestigd is, terwijl een tweede 8005701 1 -13 bovenste beslaggedeelte aan de onderzijde van het bovenste gedeelte van de deuropeningsbekleding bevestigd is. 8005701