NL8004789A - Inrichting voor het monteren van kunststofvellen. - Google Patents

Inrichting voor het monteren van kunststofvellen. Download PDF

Info

Publication number
NL8004789A
NL8004789A NL8004789A NL8004789A NL8004789A NL 8004789 A NL8004789 A NL 8004789A NL 8004789 A NL8004789 A NL 8004789A NL 8004789 A NL8004789 A NL 8004789A NL 8004789 A NL8004789 A NL 8004789A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
slide
flange
protrusion
sheet
head
Prior art date
Application number
NL8004789A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Poeppelmann Geb
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from DE19792935059 external-priority patent/DE2935059A1/de
Priority claimed from DE19797930367U external-priority patent/DE7930367U1/de
Application filed by Poeppelmann Geb filed Critical Poeppelmann Geb
Publication of NL8004789A publication Critical patent/NL8004789A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/14Greenhouses
    • A01G9/1469Greenhouses with double or multiple walls
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B9/00Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation
    • E04B9/30Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation characterised by edge details of the ceiling; e.g. securing to an adjacent wall
    • E04B9/303Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation characterised by edge details of the ceiling; e.g. securing to an adjacent wall for flexible tensioned membranes
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/25Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Connection Of Plates (AREA)
  • Securing Of Glass Panes Or The Like (AREA)

Description

ί
Inrichting voor het monteren van kunststofvellen.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het monteren van kunststofvellen, in het bijzonder kunststofnapvellen, op panelen, kozijnen en dergelijke voorwerpen van wanden, daken en dergelijke van kassen of andere ver-5 warmde bouwwerken met grote glaspanelen.
In samenhang met het verwarmen van kassen wordt het toepassen van napvellen voor warmte-isolatie in toenemende mate van belang uit oogpunt van energiebesparing. In het algemeen bestaan napvellen uit drie boven elkaar geplaatste 10 kunststoffilms, waarvan de tussengelegene gedeeltelijk is bevestigd aan de bodemfilm en gedeeltelijk aan de topfilm, zodat kleine, in hoofdzaak gesloten met lucht gevulde platte kussens worden gevormd tussen de films. Daarom geven deze napvellen een hoge thermische isolatie en worden gebruikt voor het tijdelijk 15 isoleren van kassen, alsmede voor andere isolatiedoeleinden. Tot nu toe zijn de vellen meestal bevestigd aan de binnenzijde van de kaswand of het kasdak door middel van houders die op het paneel zijn geplakt of zijn vastgeschroefd op de aluminiumkozijnen die de panelen ondersteunen. Het bevestigen van napvellen aan de 20 binnenzijde van de wand of het dak geeft gewoonlijk een moeilijke en omslachtige aanbrengprocedure, omdat zich aan de binnenzijde van de kas planken, verwarmingspijpen en dergelijke voorwerpen bevinden. Bovendien is het moeilijk om lekkages af te dekken door de wanden te bedekken met film vanaf de binnenzijde. Extra 25 tijd wordt verspild door de noodzaak van het telkens weer verwijderen en opnieuw aanbrengen van de vellen, zoals in de lente en in de herfst.
De bekende inrichtingen voor het monteren van napvellen zijn op een zodanige wijze ontworpen, dat het napvel 30 wordt bevestigd door hem te plaatsen op een schouder en een kap 2 op de schouder te schroeven. Deze inrichtingen zijn niet geschikt voor het monteren van vellen op de buitenzijde van kassen, omdat de vellen gemakkelijk afscheuren door de invloed van de wind en daardoor losraken van de montage-inrichting. De beves-5 tiging in de buitenlucht is echter gewenst vanwege de betere isolatie en het gemakkelijker monteren van de vellen.
Het is een oogmerk van de uitvinding om een inrichting te leveren voor het monteren van kunststofvellen, in het bijzonder kunststofnapvellen op glazen panelen en/of ko-10 zijnen die delen vormen van wanden, daken en dergelijke onderdelen van bouwwerken, zoals kassen met grote glaspanelen.
Een verder oogmerk van de uitvinding is het leveren van een inrichting voor het in de buitenlucht monteren van kunststofnapvellen op panelen en/of kozijnen die bestand zijn 15 tegen sterke windinwerking en het afscheuren van het vel op de bevestigingspunten voorkomen.
Een verder oogmerk van de uitvinding is het leveren van een inrichting voor het monteren van napvellen op paneelwanden en/of paneelwerken die het wringen van het vel op het 20 montagepunt voorkomt, hetgeen tot nu toe bij de bekende schroef-inrichtingen optreedt bij het opschroeven van de kap. Dit wringen veroorzaakt een ongewenste belasting van het kunststofvelmateriaal hetgeen het uitscheuren onder winddruk vergemakkelijkt.
Een verder oogmerk van de uitvinding is het 25 leveren van een inrichting voor het bevestigen van napvellen op panelen en/of kozijnen die het snel monteren en demonteren van de vellen mogelijk maakt en een snelle aanpassing toestaat van de thermische isolatie op de weersomstandigheden.
De uitvinding heeft dus in zijn algemeenheid 30 betrekking op een inrichting voor het monteren van kunststofvellen, in het bijzonder kunststofnapvellen op panelen en/of kozijnen van wanden, werken en dergelijke onderdelen van huizen met grote glaspanelen, in het bijzonder op een paneel of zijn steunfreem. In het bijzonder houdt de uitvinding zich bezig met een montageflens 35 die voorzien is van een uitsteeksel dat is ingericht om het vel 3 k Λ te doordringen, en een klemdeel dat is ingericht om te worden gestoken tussen het uitsteeksel en de flens, waarbij het doordrongen vel tegen de flens wordt gedrukt.
Volgens de uitvinding wordt de inrichting 5 gekenmerkt, doordat het uitsteeksel tenminste één en bij voorkeur twee vlakken heeft die tegenover de flens liggen, en dat het klemdeel is gevormd als een schuif met tenminste één en bij voorkeur twee schouders, welke vlakken hellend zijn tot de flens en/of welke schuifschouders wigvormig zijn. Bij voorkeur bevin-10 den de twee vlakken van het uitsteeksel zich aan de bodem van de projectiekop aan beide zijden, en elk van de vlakken is ingericht om samen te werken met de respectieve schouder van het klemdeel.
De montageflens van de houder wordt geplakt 15 op het paneel van de kaswand door middel van een speciaal hecht-middel, of hij wordt geschroefd op het steunfreem van de glaswand. Voor het monteren van het vel wordt dit doordrongen door het uitsteeksel van de houder. Vervolgens wordt de schuif met zijn schouders tussen de flens en de vlakken van het uitsteeksel ge-20 drukt. Omdat de vlakken die samenwerken met de schouders van de schuif hellend zijn en/of de schouders wigvormig zijn, leidt het indrukken van de schuif tot een toenemende samendrukking van het vel tussen de flens van de houder en de schuif die de flens nadert.
De schuif wordt ingedrukt totdat een stevig klemmende passing 25 is bereikt, waarbij het vel tegen de montageflens wordt gedrukt.
Op deze wijze worden de montage-inrichtingen volgens de uitvinding aan de wanden bevestigd op een afstand van twee tot drie meter van elkaar, en het napvel wordt op deze inrichtingen gemonteerd.
Het volgens de uitvinding aanbrengen van het vel voorkomt niet 30 alleen het wringen van het vel rond de montageplaats doordat het vel gedeeltelijk wordt meegenomen met de schroefkap, doch staat ook het toepassen toe van bevestigingsdraden of -koorden die in de lengterichting-lopen. Het samenwerken van de delen van de bevestigingsmiddelen leidt tot een montage van het vel die niet kan 35 uitscheuren zelfs niet onder de inwerking van een harde wind.
4
Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de schuif een opening die moet worden gepasseerd door het uitsteeksel, welke opening randzones heeft die tegenover elkaar liggen en als schouders dienen, en 5 het uitsteeksel omvat een kop waarvan het ondervlak tegenover de flens ligt en is ingericht om zich uit te strekken boven de randzones. De opening in de schuif kan een opening van zodanige afmeting en vorm zijn, dat de kop van het uitsteeksel er doorheen kan passeren. Vervolgens kan de schuif worden verplaatst op 10 de houder, zodat de schouders of klauwen in de ruimte worden bewogen tussen de flens en het bodemoppervlak van de kop, en tenslotte grijpen onder de kop van het uitsteeksel. Twee aan elkaar evenredige randzones aan deze opening kunnen dienen als de klauwen of schouders, waarbij de afstand van de randzones van 15 elkaar zo breed is, dat hoewel het uitsteeksel tussen de klauwen past, zijn kop buiten de klauwen uitsteekt, zodat de schuif niet van de houder kan worden genomen indien het uitsteeksel zich tussen de klauwen bevindt.
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvin-20 ding zijn tenminste één en bij voorkeur twee veerkrachtige tongen die zijn gevormd op de bovenzijde van de schuif, ingericht om te worden gespreid door het uitsteeksel indien dit erdoorheen beweegt en in de ruimte tussen de schouders wordt bewogen. Deze tongen springen terug in de normale stand binnen de bewegingsbaan indien 25 het uitsteeksel de tongen heeft gepasseerd. De tongen die uitsteken in de baan van de uitsteekselbeweging voorkomen dat de schuif op onbedoelde wijze uit de schuif-instand beweegt, bijvoorbeeld door de invloed van de wind, hetgeen de knellende werking waarmede het vel tussen de houder en de schuif is gekneld, zou 30 kunnen opheffen.
Bij voorkeur heeft de schuif in hoofdzaak de vorm van een plaat waarvan de dikte toeneemt in de schuif-in-richting van het uitsteeksel. Met deze uitvoeringsvorm zijn niet alleen de klauwen wigvormig, doch de gehele schuif is gevormd als 35 een wigvormige plaat. De opening is een opening in de plaat, die 4 · 5 breder is dan de uitsteekselkop, zodat de laatste door de opening kan passeren. De opening kan ook een spleet zijn die begint aan de velg van de als een plaat gevormde schuif. In ieder geval wordt, tengevolge van de helling van de bodemzijde van de kop ten 5 opzichte van de flens en/of de wigvorm van de schuif of zijn klauwen de afstand tussen de schuif en de montageflens van de houder noodzakelijkerwijze verkleind met toenemende verplaatsing van de kop naar de klauwen of schouders, en op deze wijze wordt het tussengeplaatste vel gekneld.
10 Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoe ringsvorm van de uitvinding is het uitsteeksel van de houder gevormd als een gepunte haak, waarvan de bovenzijde bij voorkeur hellend is tot de flens. De gepunte haak vergemakkelijkt het doordringen van het napvel. De hoekvorm van de haak geeft de moge-15 lijkheid om het gehele vel aan de haken te hangen en vervolgens het vel te bevestigen door het drukken van de schuiven op de houders. De hellende bovenzijde van de haak garandeert, dat de veerkrachtige tongen op de hellende gebieden van de bovenzijde slaan en dus van elkaar worden gedwongen indien de haak door de 20 opening van de schuif wordt gedaan.
Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding strekt een beugelklep die is gevormd op de schuif, zich tenminste gedeeltelijk over het uitsteeksel uit, in het bijzonder over zijn haakpunt, indien de schuif op de 25 houder is gedrukt, op deze wijze kunnen verwondingen die worden veroorzaakt door de blootliggende punt, worden voorkomen. Bovendien kan, met de schuif in de ingedrukte stand, een draad, koord of dergelijk orgaan worden geleid tussen de klep en de uitsteekselkop. Deze draad of koord kan worden gehaald door een aantal 30 montage-inrichtingen op dezelfde wijze en vervolgens worden gespannen. Op deze wijze kan het napvel naar beneden worden gehouden door de gestrekte draden in aanvulling op de doorborende montage-inrichtingen, zodat de beweegbaarheid van het vel loodrecht op de panelen zeer klein is, zelfs tussen de montage-inrichtingen.
35 De helling van de vlakken van het uitsteeksel \ 6 naar de flens en/of de wighoek van de schouders van de schuif kan in het gebied liggen van 2 tot 20°, in het bijzonder van 4 tot 5°. De kleine helling waarborgt een platte bevestiging van het vel tussen de schuif en de flens indien de schuifklauwen 5 worden gedrukt tussen de kop en de montageflens van de houder, zodat het vel niet kan afscheuren zelfs met grote winddruk, en de schuif kan zichzelf niet verwijderen uit zijn geknelde stand.
De houder wordt bij voorkeur op een zodanige wijze op het paneel of zijn steunfreem bevestigd, dat de punt van de haak naar boven 10 is gericht, en de schuif moet op de houder worden gedrukt in een neerwaartse richting. De schuif kan dus alleen in opwaartse richting tegen de zwaartekracht in van de houder worden verwijderd.
Een ribbe kan op de bovenzijde van de schuif zijn aangebracht aan elke zijde van de kop indien deze zich bevindt 15 in de ingestoken stand tussen de schouders of klauwen. Deze ribben dienen als zijdelingse geleiding voor de schuif gedurende het inschuiven en voorkomen dat de schuif op de houder draait.
Bij een andere uitvoeringsvorm is ‘de schuif boogvormig, waarbij zijn wigvormige schouders zijn gevormd aan 20 de einden van de boog. Deze schouders zijn ingericht om te grijpen onder de hellende vlakken van het uitsteeksel op een zodanige wijze, dat het vel wordt gekneld tussen de montageflens van de houder en de schouders.
Bij deze uitvoeringsvorm is de schuif voor-25 zien van tenminste één boring die met het uitsteeksel in aanraking komt gedurende de inschuifbeweging en die zich bevindt naast en bij voorkeur onder het uitsteeksel indien de schuif zich in de voltooide ingeschoven stand bevindt. Nadat de schuiven in de houders zijn gedrukt, kunnen draden worden getrokken door de bo-30 ringen van een reeks vein deze inrichtingen. Terwijl de draden beweegbaar zijn opgenomen in de boringen, kunnen zij vervolgens worden gespannen. Met behulp van een dergelijke spanning van de draden, wordt het napvel naar beneden gehouden door de gespannen draden, gecombineerd met de montage-inrichtingen, zodat de be-35 weegbaarheid van het vel in een richting vertikaal tot de paneel- \ 7 wand uitermate klein is, zelfs tussen de montage-inrichtingen van de uitvinding. Met de draden in gespannen toestand zijn de schuiven op veilige wijze in de houders door een draad beveiligd en kunnen niet worden losgemaakt voordat de gespannen draden 5 eerst zijn weggenomen. Op geschikte wijze loopt de boring in een richting loodrecht op de inschuifrichting van de schuif, en bij voorkeur in een horizontale richting, waardoor het horizontaal spannen van de draden gemakkelijk mogelijk wordt gemaakt.
Bij voorkeur is op de schuif een in zijdeling-10 se richting uitstekende klip gevormd. Deze klippen zijn ingericht voor een aanvullend vertikaal bevestigingsmiddel, zoals aluminium-buizen of stangen.
Met deze bevestigingsmiddelen die vertikaal tot de wand lopen, wordt het vel tegen de wand geperst in de 15 buurt van de grond, zelfs indien montage-inrichtingen niet langer kunnen worden bevestigd vanwege de slechte adhesie in die zone (betonnen of stenen fundatie, opkruipend vocht). Op geschikte wijze is de klip zijdelings aan de schuif gevormd op een zodanige wijze, dat de vastgeklemde buis de kleinst mogelijke afstand tot 20 het napvel heeft.
Een verdere flens kan zijn gevormd aan het uitsteeksel op een afstand en evenwijdig aan de montageflens, waarbij de ingedrukte schuif het napvel tegen deze verdere flens drukt. Op geschikte wijze wordt deze uitvoeringsvorm gekozen in-25 dien het napvel een grotere afstand, bijvoorbeeld 1 cm of meer moet hebben van het paneel of de glaswand.
Bovendien kan de schuif aanvullend zijn voorzien met een doorgaande groef aan zijn bovenzijde. Indien de draden zijn gespannen, kunnen zij in deze groeven liggen, zodat het 30 door de boringen lopen, kan worden voorkomen.
De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een aantal uitvoeringsvormen van een inrichting volgens doiaitvin-ding is weergegeven. In de tekening toont: 35 figuur 1 een vooraanzicht van een houder van
V
8 de bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van* uitvinding, figuur 2 een zijaanzicht van de houder, figuur 3 een bovenaanzicht van de houder, figuur 4 een vooraanzicht van de schuif van 5 de bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding,
J
figuur 5 een langsdoorsnede volgens de lijn V - V van figuur 4, figuur 6 een bovenaanzicht van de schuif, figuur 7 een vooraanzicht van de houder met 10 de ingestoken schuif, figuur 8 een doorsnede volgens de lijn VIII - VIII van figuur 9 waarbij het napvel en het paneel zijn weergegeven, figuur 9 een bovenaanzicht van de inrichting 15 van de bij voorkeu toegepaste uitvoeringsvorm, omvattende de houder met de ingedrukte schuif, figuur 10 een doorsnede volgens de lijn X - X van figuur 9, figuur 11 een bovenaanzicht van een houder 20 van een tweede uitvoeringsvorm, figuur 12 een zijaanzicht van de houder van figuur 11, figuur 13 een frontaanzicht van de houder van figuur 11, 25 figuur 14 een gedeeltelijk doorgesneden achter aanzicht van de schuif volgens de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding, figuur 15 een gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht van de schuif van figuur 14, 30 figuur 16 een bovenaanzicht van de schuif van figuur 14, figuur 17 een gedeeltelijk doorgesneden achteraanzicht van de houder met de ingestoken schuif van de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding, 35 figuur 18 een zijaanzicht van de houder met
V
9 gedeeltelijk teruggesneden ingedrukte schuif met een napvel ertussen gekneld, volgens de tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding die op een paneel is gemonteerd, en figuur 19 een bovenaanzicht van de tweede 5 uitvoeringsvorm van de uitvinding met het geknelde vel.
In de figuren 1 - 10 is een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de montage-inrichting volgens de uitvinding weergegeven. In de figuren 1-3 omvat de houder een montageflens 1, waarvan de bodemzijde kan worden geplakt op een 10 paneel van een kas. Een uitsteeksel 2 met een kop 2is gevormd op de bovenzijde van de montageflens 1. De kop 2 is gevormd als c een gepunte haak, is taps in een punt 2^ en omvat twee vlakken 2^, waarvan elk hellend is naar een zijde, en een vlak 2^ dat hellend is naar de achterzijde. De bodemzijde 2 van de kop 2 is hellend cl c 15 naar de montageflens 1 onder een kleine hoek, bijvoorbeeld 4,5 , zoals duidelijk kan worden gezien in figuur 2. Figuur 1 toont, dat deze weinig hellende onderzijde 2^ zich uitstrekt langs beide zijden van het uitsteeksel 2. De houder wordt geplakt op het paneel op een zodanige wijze, dat het punt 2^ zover mogelijk 20 naar boven is gericht. Nadat het napvel is doorboord met behulp van de punt 2^, kan het vel op het uitsteeksel worden gelegd en op de houder worden bevestigd door het drukken van een klemdeel in de vorm van een schuif die hieronder zal worden beschreven.
De in de figuren 4-6 getoonde schuif 3 25 omvat in hoofdzaak een wigvormig plaatdeel 3^ met een opening 3^.
De opening 3^ omvat een brede zone 3^', een zone 3^" die volgt in de inschuifrichting, en een smalle zone 3'. Klauwen of schou- d ders 3a (figuur 6) bevinden zich aan beide zijden van de smalle zone 3^"1. De openingszones 3^' en 3^" zijn op een zodanige wijze 30 gedimensioneerd, dat de kop 2 erdoorheen kan passeren, terwijl c de smalle zone 3^"' op zodanige wijze is gedimensioneerd, dat de uitsteekselschacht die de kop draagt, erdoorheen kan passeren. Verder zijn twee veerkrachtige tongen 3^ gevormd op de bovenzijde van het wigvormige plaatdeel 3^. Deze tongen steken uit langs de 35 zones 3^' en 3^" van de opening 3^. Het doel van deze tongen zal 10 nog worden beschreven. Verder is een klep 3 gevormd aan het dikke einde van het plaatdeel en over de plaat gebogen. Het doel van deze klep wordt ook nog toegelicht. Tenslotte zijn ribben 3f die zich uitstrekken in de lengterichting van het plaatdeel 3^, 5 gevormd op de bovenzijde van het plaatdeel aan beide zijden van de zone 3^"' met smalle opening.
De figuren 7-10 tonen een napvel dat is gekneld tussen de houder, die is geplakt op een glazen wand 5, en de ingestoken schuif 3. Nadat het vel is doorboord met behulp 10 van de punt 2fa en de gehele kop 2is gedrukt door het gat, wordt de schuif 3 op een zodanige wijze op de houder geplaatst, dat de kop 2 gaat door de openingszones 3 ' en 3 Hierdoor c α α slaan de tongen 3g tegen de hellende vlakken 2^ en worden gespreid bij de progressieve doorgang, dat wil zeggen de vrije einden die 15 zichtbaar zijn in figuur 9, worden van elkaar af bewogen. Indien tenslotte de schuifplaat 3^ op het napvel ligt dat rust op de mon-tageflens 1, wordt de schuif 3 op de houder verplaatst in de lengterichting, zodat het uitsteeksel 2 wordt bewogen in de smalle openingszone 3^"’. Hierdoor wordt de kop 2bewogen van de zone 20 van de gespreide tongen 3^ in de richting van de beugelklep 3 zover dat het punt 2^ in zijn uiteindelijke stand zich bevindt onder de beugelklep 3 (figuur 8). Voordat deze uiteindelijke stand 9 is bereikt, verlaat de kop 2 het gebied van de tongen 3 , zodat O 6 de tongen terugveren achter de kop in de normale stand van figuur 25 9, waarin zij de terugkeerbeweging van de kop 2 in de richting van de openingszones 3^' en 3^" stoppen. De tongen 3q voorkomen dus een onbedoelde en ongewenste verplaatsing van de schuif, zoals een beweging die wordt veroorzaakt onder invloed van de wind, en ook een eventueel verwijderen van de schuif van de houder. Voor 30 het verwijderen van het vel uit de montage-inrichting moeten de tongen 3g hetzij met de hand of met behulp van een gereedschap worden gespreid op een zodanige wijze, dat de schuif weer naar boven kan worden bewogen totdat de openingszones 3^' en 3^" onder de kop 2c liggen. Dan kunnen de schuif en dus het vel van de houder 35 worden verwijderd. De figuren 8 en 9 tonen, dat in de schuif-in- Λ 11 stand, het punt wordt beschermd door de klep 3^, zodat er geen mogelijkheid van verwonding bestaat.
Tengevolge van de wigvorm van het schuif-plaatdeel 3^ en de helling van de kopbodemzijde 2& ten opzichte 5 van de flens 1, leidt de inschuifbeweging van de schuif in de richting van de pijl in figuur 8, tot een geforceerde afname van de afstand van het schuifplaat 3^ tot de montageflens 1 en daardoor van een knelling van het napvel 4 tussen de schuifmaat en de flens. In de uiteindelijke inschuifstand van figuur 8, is een 10 ruimte 6 gevormd tussen de kop 2 de beugelklep 3^ en de schuifmaat 3^ waardoorheen een (niet weergegeven) strekdraad kan worden getrokken. Indien een dergelijke draad op deze wijze door een aantal montage-inrichtingen wordt gestrekt, is van de geschikte draad een extra bevestiging van het vel het gevolg. Tenslotte dienen de 15 ribben 3f als geleidingen voor de kop 2^ en helpen te voorkomen dat de schuif op het vel draait.
De uitvoeringsvorm die in de figuren 11-19 is weergegeven, omvat een houder die in hoofdzaak bestaat uit een montageflens 1 die met zijn onderzijde is geplakt op het pa-20 neel 5 van een kas. Op zijn bovenzijde heeft de montageflens 1 een haakvormig uitsteeksel 2 dat taps is naar een punt 2^. De montageflens 1 is op een zodanige wijze op het paneel 5 geplakt, dat de punt 2^ naar boven steekt in een zoveel mogelijk vertikale richting. Zoals uit de figuren 12 en 13 zichtbaar is omvat het 25 haakvormige uitsteeksel 2 een vlak 2^ dat enigszins hellend is ten opzichte van de bovenzijde van de flens 1 en zich aan beide zijden van het uitsteeksel uitstrekt.
De in de figuren 14 - 16 weergegeven schuif 3 omarmt het haakgedeelte van het uitsteeksel 2 en omvat twee 30 evenwijdige wigvormige schouders 3 die zijn ingericht om te d grijpen achter de uitstekende hellende vlakken van het uitsteeksel 2. Deze schouders leiden tot een klempassing van de schuif . 3 op het haakvormige uitsteeksel 2 gedurende de inschuifbeweging.
Het ondergedeelte van de schuif 3 omvat twee boringen 3^ die zich 35 uitstrekken door zijn benen in een richting in hoofdzaak lood- 12 recht op de inschuifbeweging van de schuif en die in één lijn met elkaar liggen. Zoals uit de figuren 17 en 18 blijkt, bevinden de boringen 3^ zich onder het uitsteeksel 2 indien de schuif op het uitsteeksel is gedrukt en zich in zijn uiteindelijke in-5 schuifstand bevindt. Nadat het bevel op het paneel 5 is bevestigd door de montage-inrichtingen kan een draad 6 worden getrokken door de boringen van een aantal montage-inrichtingen die in hoofdzaak zijn bevestigd op dezelfde horizontale hoogte, en worden gespannen. Op deze wijze is het monteren van het vel ver-10 beterd en de beweegbaarheid van het vel tussen de montage-inrichtingen is verder beperkt. Vanwege de stand van de boring ten opzichte van het uitsteeksel in de samengestelde toestand van de montage-inrichtingen, kan de schuif verder, indien de draad is aangebracht en gespannen, niet worden losgemaakt zonder eerst de 15 draad te verwijderen. In de plaats van de boringen 3^ kan op alternatieve wijze ook een groef zijn aangebracht in de bovenzijde van de schuif en kunnen de draden in deze groeven worden geplaatst, zodat de moeite van het voeren van de draden door de boringen kan worden vermeden.
20 zoals uit de figuren 16 en 19 blijkt, omvat de schuif 3 een in zijdelingse richting uitstekende klip 3c tussen de veerkrachtige benen waarvan een stang of buis (niet weergegeven) kan worden geklemd.
Deze klips liggen in vertikale richting in 25 een lijn en zijn ingericht om een aanvullend vertikaal bevestigingsmiddel te leveren voor het vel 4 door middel van een stang of buis, bij voorkeur van aluminium, die daarin wordt opgenomen. Door deze bevestigingsmiddelen die zich in vertikale richting uitstrekken langs een zijwand van de kas of ander bouwwerk, wordt 30 het vel 4 stevig tegen de wand geperst zelfs nabij de grond waar het moeilijk kan zijn om de montage-inrichtingen te bevestigen vanwege de slechte adhesie in dat gebied. Een dergelijke slechte adhesie kan optreden door de aanwezigheid van een fundering van beton of steen en door vocht in de grond die in de fundering om-35 hoog kan komen. De klip is zodanig gevormd, dat de geklemde stang * t»”' 13 of buis zich op een zo klein mogelijke afstand van het vel 4 bevindt.
De montage-inrichtingen volgens de uitvinding maken een veilige en goede bevestiging mogelijk van het napvel 5 aan glaswanden en daken van kassen en andere bouwwerken met grote glaspanelen. Ze zijn in het bijzonder ingericht voor toepassing met een bedekking in de buitenlucht, aangezien geen winddruk ak-tief kan worden tussen de glaswand 5 en het vel 4 en daardoor wordt het afscheuren van het vel aan deze inrichtingen vermeden 10 zelfs bij sterke windwerking. De montage-inrichting kan gemakkelijk worden losgemaakt, zodat de vellen snel kunnen worden gemonteerd en verwijderd in overeenstemming met de omstandigheden van de temperatuur van de buitenlucht.
De houder en de schuif kunnen zijn gemaakt 15 van kunststoffen, bijvoorbeeld door spuitgieten. Indien de houder op het paneel wordt geplakt is hij bij voorkeur gemaakt van een transparante kunststof. Hoewel dat hierboven reeds is vermeld kunnen echter op alternatieve wijze, indien de houder moet worden gemonteerd op een metalen kozijn, schroefgaten zijn aangebracht 20 in de houder en kunnen dan schroeven worden toegepast om de houder te monteren.

Claims (20)

1. Inrichting voor het monteren van vellen, in het bijzonder napvellen, op glaswanden of daken van kassen of andere bouwwerken, met het kenmerk, dat hij bestaat uit: 5 a) een houder die is ingericht om te worden gemonteerd op een paneel of op het steunfreem daarvan, b) welke houder een montageflens omvat en een uitsteeksel die een kop heeft die op afstand ligt van de ,c) flens en is ingericht om het vel te doorboren,/welke uitsteeksel- 10 kop tenminste één vlak bevat, en bij voorkeur twee vlakken die naar de flens zijn gericht, en d) een klemdeel dat is ingericht om te schuiven tussen de uitsteekselkop en de flens en is gevormd als een schuif met tenminste één maar bij voorkeur twee schouders, 15 e) welk vlak of welke vlakken onder een helling staan tot de flens en/of de schouder of schouders wigvormig zijn, zodat de inschuifbeweging van het klemdeel tot gevolg heeft dat het doorboorde vel tegen de flens wordt gedrukt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, 20 met het kenmerk, dat de schuif een opening heeft waardoorheen de uitsteekselkop kan passeren, welke opening zijden heeft die tegenover elkaar liggen en als schouders dienen, en dat de uitsteekselkop zich boven de schouders uitstrekt.
3. Inrichting volgens conclusie 2, 25 met het kenmerk, dat de schuif nadat het uitsteeksel door de opening is gepasseerd, is ingericht om te worden verplaatst binnen de schouders naar de ruimte tussen de flens en de vlakken van de kop.
4. Inrichting volgens conclusie 2, 30 met het kenmerk, dat tenminste één veerkrachtige tong die is gevormd aan de bovenzijde van de schuif, is ingericht om te worden bewogen door het uitsteeksel indien hij passeert door de opening en terug te veren naar zijn normale stand in de bewegings-baan indien het uitsteeksel de tong heeft gepasseerd.
5. Inrichting volgens conclusie 1, \ met het kenmerk, dat de schuif in hoofdzaak de vorm heeft van een plaat met een dikte die toeneemt in de inschuifrichting van het uitsteeksel.
6. Inrichting volgens conclusie 1, 5 met het kenmerk, dat de uitsteekselkop is gevormd als een gepunte haak waarvan de bovenzijde onder een helling tot de flens staat.
7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schuif een beugelklep bezit die zich 10 tenminste gedeeltelijk uitstrekt over het uitsteeksel indien de schuif op de houder is gedrukt.
8. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de vlakken zich bevinden aan beide zijden van de bodem van de uitsteekselkop, en elk van de vlakken is 15 ingericht om samen te werken met de respectieve schouder van het klemdeel.
9. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de helling van de vlakken ten opzichte van de flens in het gebied ligt van 2 tot 20°.
10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de helling van de vlakken ten opzichte van de flens in het gebied ligt van ongeveer 4 tot 5°.
11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het klemdeel een wigvormige plaat omvat met 25 een wighoek in het gebied van 2 tot 20°.
12. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het klemdeel een wigvormige plaat omvat met een wighoek in het gebied van ongeveer 4 tot 5°.
13. Inrichting volgens conclusie 2, 30 met het kenmerk, dat de schuif op zijn bovenzijde een ribbe heeft aan beide zijden van de opening.
14. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitsteekselkop twee hellende vlakken heeft en deze vlakken zijn gevormd aan van elkaar afgelegen zijden van 35 de uitsteekselkop.
15. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schuif boogvormig is en dat de schouders wigvormig zijn en zijn gevormd aan de einden van de boog, waarbij de vlakken hellend zijn, en dat de schouders worden belast 5 tegen de hellende vlakken van de uitsteekselkop, zodat het vel wordt geperst tussen de schuif en de flens.
16. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schuif van tenminste één boring is voorzien die zich bevindt voorbij het uitsteeksel indien de schuif 10 zich in de uiteindelijke inschuifstand bevindt.
17. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de boring nagenoeg loodrecht op de inschuif-richting van de schuif staat.
18. Inrichting volgens conclusie 1, 15 met het kenmerk, dat de schuif een in zijdelingse richting uitstekende klip heeft voor het ontvangen van een stang of buis voor het vasthouden van het vel tegen een wand.
19. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een verdere flens is gevormd aan het uit-20 steeksel op een onderlinge afstand en evenwijdig aan de montage-flens.
20. Inrichting zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 25
NL8004789A 1979-08-30 1980-08-25 Inrichting voor het monteren van kunststofvellen. NL8004789A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19792935059 DE2935059A1 (de) 1979-08-30 1979-08-30 Halterung fuer folien.
DE2935059 1979-08-30
DE7930367 1979-10-26
DE19797930367U DE7930367U1 (de) 1979-10-26 1979-10-26 Halterung fuer folien

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8004789A true NL8004789A (nl) 1980-12-31

Family

ID=25780785

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8004789A NL8004789A (nl) 1979-08-30 1980-08-25 Inrichting voor het monteren van kunststofvellen.

Country Status (3)

Country Link
US (1) US4328649A (nl)
FR (1) FR2464134A1 (nl)
NL (1) NL8004789A (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2150625A (en) * 1983-12-01 1985-07-03 Mortimer Technology Mounting flexible sheet material
GR1002746B (el) * 1996-08-02 1997-08-25 �.������ ��� ��� �.�. Συστημα στερεωσης πλαστικων φυλλων με μεταλλικες η πλαστικες πεταλουδες, για την καλυψη θερμοκηπιων
US8474214B2 (en) * 2011-01-26 2013-07-02 Nissan North America, Inc. Connecting structure for automotive trim panels
US8528279B1 (en) * 2011-03-30 2013-09-10 James Irvine Greene, JR. Security grille and frame
NL2013585B1 (nl) * 2014-10-07 2016-10-03 Boal Systemen Bv Een kas.

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2837804A (en) * 1955-04-18 1958-06-10 John T Danell Retaining support for flexible thin-sheet materials
US2939195A (en) * 1957-03-11 1960-06-07 Union Carbide Corp Film fastener
US3238835A (en) * 1964-01-23 1966-03-08 Certain Teed Fiber Glass Acoustic insulation fastener
US3913186A (en) * 1974-03-04 1975-10-21 Leer Plastics U S A Inc Van Plastic tie down clip
DE2642543C2 (de) * 1976-09-22 1977-12-22 Deibele Gmbh & Co, 7336 Uhingen Vorrichtung zur lösbaren Halterung von Kunststoff-Folien
CH627338A5 (de) * 1976-09-22 1982-01-15 Deibele Gmbh & Co Vorrichtung zur thermischen isolierung von raeumen, insbesondere von gewaechshaeusern.

Also Published As

Publication number Publication date
FR2464134A1 (fr) 1981-03-06
US4328649A (en) 1982-05-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA1322094C (fr) Faux plafond constitue par une nappe tendue accrochee, le long de ses bords a un support fixe aux murs d'une piece d'un batiment
US8480330B2 (en) Fixture for attaching a profile rail to another component
US4518025A (en) Sun blind construction
US4665667A (en) Fascia including means for rigidly securing a membrane in place
US4712761A (en) Picture wall hanging assembly
US5496005A (en) Hanger for electrical conduits
US5282427A (en) Device for fastening a vertical support column to an article of furniture
US10876682B2 (en) Wall mountable support
NL8004789A (nl) Inrichting voor het monteren van kunststofvellen.
US3057117A (en) Eaves trough and supporting bracket therefor
US6651948B2 (en) System for hanging a picture frame
US4697710A (en) Carpet display stand
US1852650A (en) Support for flowerpots and the like
US4074885A (en) Ceiling support clip
US20160198871A1 (en) Picture hanger and methods of use
US4014074A (en) Adjustable hinged bracket for a drain trough
US2999718A (en) Sun visor
US2302170A (en) Bottle holder
GB2219018A (en) Adjustable gutter bracket
DE20100181U1 (de) Profil zum vertikalen Anordnen und zum Einhängen von Konsolen
US4012023A (en) Grid clip apparatus for hanging pictures
US20090250415A1 (en) Vertically adjustable cantilever plant holder
JP2914625B2 (ja) 高所作業車用の落下物捕捉装置
US4698117A (en) Installment system for table skirting
JPH06193204A (ja) 屋根瓦固定装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed