NL8004473A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van gebakken waren, in het bijzonder van ouwels of taaitaai. - Google Patents

Description

-1- 21456/CV/tl

Aanvrager: Karl Rinderle te Gössweinstein, Bondsrepubliek Duitsland.

Korte Aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van gebakken waren, in het bijzonder van ouwels of taaitaai.

5

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en^inrichting voor de vervaardiging van gebakken waren, in het bijzonder van ouwels,waarbij het deeg tussen twee tegen elkaar te drukken vormhelften ingevuld, gevormd en gebakken wordt. 1

Het is bekend om ouwels als grote banen of platen te vervaardigen waaruit dan de gewenste ouwelvorm wordt uitgestansd,waarbij dan, indien onder gebruikmaking van deze ouwels taaitaai vervaardigd moeten worden het uitstansen van de ouwels hetzij voor hét opbrengen van het deeg van de taaitaai of °°k daarna kan plaatsvinden. In beide gevallen ontstaat verhou-]_5 dingsgewijs veel afval uit de oorspronkelijke ouwelplaat of baan, welk afval niet verder kan worden verwerkt maar tot de kosten voor de ouwels bijdraagt.

Met de uitvinding wordt dan ook beoogd een werkwijze en een inrichting te verkrijgen met behulp waarvan gebakken waren van kleinere hoogte, 20 zoals bijvoorbeeld ouwels ,maar ook wafels of dergelijke tegen een gunstige kostprijs daardoor kunnen worden vervaardigd,doordat van de tot nu toe noodzakelijke uitstanshandeling kan worden afgezien.

De uitvinding bestaat daarin,dat tussen de vormhelften althans een bandvormig of plaatvormig inlegstek met de uitgestanste contouren*van de 25 gebakken waren wordt ingevoerd en dat het deeg telkens in de uitgestanste openingen ingebracht en met het inlegstuk, dat bij voorkeur de dikte van de te vervaardigen gebakken waren bezit,gedwongen verder getransporteerd wordt,bijvoorbeeld door een stofmachine, een droger of een bakoven. Op - deze wijze wordt het deel,dat bij de bekende vervaardigingswerkwijze als 30 afval achterblijft,door een als drager voor de gereedzijnde gebakken waren dienend iniegstuk vervangen,zodat enerzijds afgezien kan worden van de stanshandeling en anderzijds een wezenlijke besparing aan deegmassa's kan worden bereikt. Het is gebleken,dat bijvoorbeeld ouwels op deze wijze zeer eenvoudig en tegen een zeer gunstige kostprijs kunnen worden vervaar-35 digd. De nieuwe werkwijze brengt het voordeel met zich mee,dat de dikte van de ouwels of van de andere gebakken waren zeer nauwkeurig kan worden 800 44 73 » -2- 21456/CV/tl gekalibreerd indien de dikte van het inlegstuk dienovereenkomstig wordt gekozen.

Van voordeel is ook,dat op de zich nog in het inlegstuk bevindende gebakken waren telkens verdere massa's van zoete stoffen kunnen worden 5 opgebracht en eventueel gevormd kunnen worden,zodat op de basis van de het eerst vervaardigde ouwels of dergelijke andere producten,zoals bij-voorbeeld moorkoppen of ook ^ in een doorlopende werkwijze vervaardigd kunnen worden. Het is dan nog slechts noodzakelijk de van deeg voor taaitaai voorziene ouwels uit het inlegstuk te stoten en aan de bakoven toe te 10 voeren.

Voor het uitvoeren van de nieuwe werkwijze is van voordeel gebleken een inrichting,die door tegen elkaar te drukken bakvormen en door een tussen deze bakvormen geleidbaar bandvormig of plaatvormig inlegstuk met de uitgestanste contouren voor de gebakken waren gekenmerkt is en door 15 vervarmingsinrichtingen voor de bakvormen en door voor de bakvormen aangebrachte toevoerinrichtingen voor het opvullen van de uitgestanste contouren van het inlegstuk. Dit inlegstuk kan op bijzonder gunstige wijze deel van een rondbpende stalen band zijn,welke stapsgewijs ,maar ook continu kan rondlopen en in het laatste geval kunnen de bakvormen als 20 twee telkens met een part van boven en van onderen aan de stalen band toe te voeren eindloze banden met afzonderlijke de bakvormen dragende organen zijn uitgevoerd, zodat een continue vervaardiging van ouwels mogelijk is.

Bij deze uitvoeringsvorm kunnen doelmatig boven de stalen band achter de bakvormen verdere toevoer- en vorminrichtingen voor het opbrengen 25 van aanvullen massa's, bijvoorbeeld van deeg van taaitaai zijn aangebracbt. Deze toevoer - en vorminrichtingen moeten dan als in de looprichting van de stalen band heen- en weer beweegbare eenheden zijn uitgevoerd opdat de continue omloop van de stalen band niet behoeft te worden onderbroken.

Daarbij kan de heen- en weergaande beweging van de eenheden met verschil-30 lende snelheid plaatsvinden,waarbij in de looprichting de snelheid op die van de sta-len band moet zijn afgestemd.

Voor het uitnemen van de gereedzijnde voorgevormde taaitaai of,indien uitsluitend ouwels of dergelijke vervaardigd moeten worden,voor het uitnemen van deze gebakken waren,kan de achter de verdere toevoer-en vormin-35 richtingen of achter de bakvormbanden aangebrachte omleidwals voor de stalen band zijn voorzien van uitwerpnokken,die ingrijpen in de uitge- 800 4 4 73 -3- 21456/CV/tl stanste contouren. Indien slechts ouwels worden vervaardigd kunnen deze aan een verpakkingsmachine toegevoerd worden,terwijl indien bijvoorbeeld taaitaai of dergelijke vervaardigd worden deze aan een bakoven toegevoerd kunnen worden.

5 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren waarin een inrichting is weergegeven voor de vervaardiging van ouwels resp. voor de vervaardiging van taaitaai.

Fig.l toont schematisch een zijaanzicht van een beweegbare band, welke is voorzien van uitstanzingen voor het opnemen van overeenkomstige 10 deegdelen en welke met twee rondlopende banden met telkens aan elkaar toegevoegde bakvormen samen werkt.

Fig. 2 toont een bovenaanzicht op een deel van het tussen de vorm-banden doorbewogen inlegstuk.

Fig. 3 toont schematisch een zijaanzicht van een installatie voor 15 de vervaardiging van taaitaai.waarop zowel de ouwels als ook aansluitend de : gereedzijnde taaitaai kunnen worden gevormd.

Fig. 4 toont een vergrote weergave van het tweede deel van de inrichting van fig.3 met het deeg voor de taaitaai opgebracht en de taaitaai uitgevormd waarbij zij dan op de inlegband uitgestoten worden.

20 In fig.l is binnen een voor de warmte geïsoleerd huis 1 een in de richting van de wijzers van de klok rondlopende, door niet afgeheelde aandrijfmiddelen bewogen en op overeenkomstige geleidingsinrichtingen geleide eindloze gelede band 2 geleid,waarvan de afzonderlijke leden 3 telkens uit een bovenste helft van een bakvorm bestaan, en die via een 25 geeigende verwarmingsinrichting bijvoorbeeld via warmtestralers 4 of 5 of met behulp van een gasbrander of dergelijke op een bepaalde temperatuur voorvéfwarmd kunnen worden, voordat zij de met 3' aangeduide stand binnen de omloop innemen. Ieder van de afzonderlijke bovendelen 3 van de bakvormen is' een onderste gedeelte 6 toegevoegd,dat weer deel 30 uitmaakt van een‘uit afzonderlijke bakvormdelen 6 opgebouwde gelede band 7,welke in de richting van de wi'jzers van de klok rondlopen en wel eveneens in een voor de warmte geïsoleerd huis 8 waarin de voorverwar-ming van de onderste bakvormdelen'6 via stralers 4 en 5 of dergelijke plaatsvindt op soortgelijke wijze als in het bovenste huis 1, zodahig 35 dat de onderste bakvormdelen 6 bij het bereiken van hun stand 6' een bepaalde, temperatuur bezitten.

800 44 73 -4- 21456/CV/cl r

Tussen het bovenste bakvormdeel 3 en het onderste bakvormdeel 6 is een bandvormiginlegstuk 9 gevoerd,welke in het weergegeven uitvoerings-voorbeeld is uitgevoerd als een stalen band en, zoals uit fig.2, over zijn breedte van uitstanzingen van verschillende of gelijke vorm is voor-5 zien,Daarbij zijn meerdere uitstanzingen,10, 11 en 12, die in meerdere rijen over de breedte van de stalen band 9 zijn aangebracht,telkens aan een vande bakvormen, die uit twee delen 3 en 6 bestaan, toegevoegd.

Over de breedte van de band 9, die ook als teflonband uitgevoerd zou kunnen zijn, verdeeld zijn ^an ook telkens meerdere indrukkingen ii*Öe bak-10 vormen en wel zoveel aangebracht,als ook uitstanzingen 10, 11 of 12 op de band 9 zijn aangebracht. Bijvoorbeeld kunnen alle in fig.2 afgebeelde uitstanzingen 10, 11 en 12 aan een bakvorm zijn toegevoegd.

De onderste gelede band 7 is in het gebied van de stalen band 9 een weinig langer uitgevoerd dan de bovenste gelede band 2,zodat onder de 15 stalen band 9 door de omlopende gelede band 7 resp. door het onderste vormdeel 6 daarvan een oplegging voor de stalen band 9 en een onderlaag voor de deegmassa wordt gevormd,welke uit de slechts schematisch aangeduide toevoeropeningen 13 uittreed}:,die telkens met mondstukken dwars op het loopvlak van de band 9 zijn voorzien en wel in een aantal overeenkomend 20 met de uitsparingen 10, 11 en 12 in een dwarsrij van de stalen band 9.

Zo1 kunnen de onderste bakvormdelen 6 bijvoorbeeld op de naar de stalen band 9 toegekeerde zijde zijn voorzien van een vlak oppervlak,dat tesamen met de omvang van de uitsparingen 10, 11 of 12 als onderste vormdeel voor de nauwkeurig gedoseerd ingebrachte deegmassa ,bijvoorbeeld voor ouwels 25 dient, die dan in de door de standen 3" van de bovenste bakvormdelen en 6" van de onderste bakvormdelen gekenmerkte stand in de uitsparingen 10, 11 of 12 ingedrukt en bij het verder lopen van de stalen band 9 en de bakvorm 3 resp. 6 gebakken wordt. Daarbij is de snelheid van de stalen band 9 in de looprichting 14 met de loopsnelheid in deze zelfde richting 30 14 zowel afgestemd op die van het bovenste bakvormdeel 3 als die van het onderste bakvormdeel 6.

De bovenste bakvormdelen 3 kunnen dan ook aan de de uitsparingen 10, 11 of 12 toegekeerde zijde eveneens vlak uitgevoerd zijn,zodat door de stalen band 9 aansluitend vlakke en aan weerszijden gladde ouwels 35 verder worden getransporteerd,welke worden vastgehouden in de uitsparingen 10, 11 of 12. Het is echter ook mogelijk hetzij de naar de stalen band 9 @00 44 73 *» -5- 21456/CV/tl toegekeerde vlakken van de onderste bakvormdelen 6 of die van de bovenste bakvormdelen 3 of ook van beide met in en uitspringende delen uit te rusten,welke ten opzichte van het bakmateriaal,dat wil zeggen ook op de te bakken ouwels als schrift of beeldafbeeldingen ingedrukt of van dit 5 bakmateriaal uit naar buiten uitsteken.

Zo is het bijvoorbeeld mogelijk met deze werkwijze ook wafels of dergelijke te bakken, die zijn voorzien van ribbels of andere in- of uitstekende delen. De stalen band 9 dient bij deze werkwijze als drager voor de ouwels of wafels,die gereed in de uitsparingen 10,11 of 12 zijn 10 opgenomen. De uitsparingen behoeven daarbij niet,zoals in fig.2 afgebeeld, dwars op de looprichting 14 verschillende vormen te bezitten. Zii worden in het algemeen met dezelfde vormen uitgevoerd,waarbij telkens andere stalen banden voor andere vormen worden toegepast. Natuurlijk is het ech- · ter ook mogelijk banden van de in fig.2 afgebeelde soort aan te brengen, 15 indien er zorg voor gedragen is,dat de desbetreffende daaraan toegevoegde toevoermondstukken 13 aan iedere rij (in de verplaatsingsrichting gezien) aangepaste deeghoeveelheden toevoeren.

Uit fig.3 blijkt,dat volgens de aan de hand van de fig.l en 2 beschreven werkwijze en met de inrichting volgens fig.l en 2 niet slechts 20 ouwels of wafels op zich kunnen worden vervaardigd,maar dat het ook mogelijk is,deze nog in de band 9 aanwezige vlakke gebakken voorwerpen door verdere toevoerinrichtingen 15 met verdere deegmassa's 16 te voorzien, welke deegmassa's onder overeenkomstige vorminrichtingen 17 tot vlakke taaitaai gevormd kunnen worden en in de nabijheid van de omleidwals 19, 25 welke achter de toevoer en vorminrichtingen 15 en 17 is geschakeld, uit de stalen band 9 uitgestoten en op een verdere transportband 20 kunnen worden geleid,welke band 20 bijvoorbeeld de goederen naar een droog- en bakoven leidt. Deze uitvoering bezit het voordeel,dat het niet meer nood-zelijk is ouwels in de gewenste vorm uit gebakken platen of dergelijke 30 uit te stansen, op te stapelen en dan telkens afzonderlijk aan bekende vormtrommels of dergelijke toe te voeren waarin dan de deegmassa voor de taaitaai wordt opgestreken,zodat dan de gereedzijnde voorbereide koeken aan de bakoven toegevoerd kunnen worden. Door de nieuwe inrichting en de nieuwe werkwijze blijven de ouwels 'in de als drager dienende stalen 35 band 9 en eerst de gereedzijnde “^dee^roorbereide en uitgevormde .ruwe taaitaai worden uit de dragerband 9 verwijderd. De nieuwe werkwijze en 8004473 r ¥ -6- 21456/CV/tl de nieuwe inrichting bezitten dan ook het voordeel,dat aanzienlijk minder storingsbronnen bij de totale afloop aanwezig zijn en dat zowel afval van de vervaardiging van de ouwels kan worden uitgespaard als ook een hele rij handelingen,zoals het verzamelen ,stapelen en inleggen van de 5 ouwels bij de vervaardiging van de taaitaai overbodig wordt.

Uit fig.3 en 4 blijkt,dat zowel de toevoereenheid 15 als ook de vormeenheid 17 ,die boven de continu in de richting van de pijl 14 bewegende stalen band 9 zijn aangebracht,voor het afgeven van deeg en voor het vormen van de daaronder liggende koeken in de richting van de pijl 21 10 heen-en weer beweegbaar aan geleHingsrails moeten zijn aangebracht,welke rails op hun beurt een op en neergaande beweging in de richting van de pijl 23 kan uitvoeren om uit de in de fig.4 afgebeelde stand waarin de stempels 24 het opgebrachte deeg 16 vlak vormen,in een geheven stand gebracht te worden,waarin een teruglopen tegen de verplaatsingsrichting 15 14 van de stalen band 9 plaatsvindt. De afloop van de werkzaarheden vindt daarbij zodanig plaats,dat de in de verplaatsingsrichting 14 van de band achter elkaar aangebrachte vier toevoermondstukken 25 waaraan in dwars-richting van de band overeenkomstig met het aantal van de uitstanzingen 10, 11 en 12 nog verdere mondstukken zijn toegevoegd,in de in fig.4 af-20 geheelde stand in de looprichting 14 langs de geleidingsrail 22 met de verplaatsingssnelheid van de stalen band 9 meebewogen worden en daarbij telkens vier achter elkaar en in overeenstemming met het aantal uitsparingen naast elkaar liggende deegmassa's bijvoorbeeld deeg voor taaitaai op de in de uitpsaringen, bijvoorbeeld 10 bevattende ouwels 26 afgeven.

25 Indien dat gebeurt is wordt de geleidingsrail 22 omhoog bewogen en de toevaereenheid 15 tegen de verplaatsingsrichting 14 zo ver verplaatst, dat weer vier aan de het eerst van deeg voorziene rijen aangrenzende rijen uitsparingen 10,11 ,12 of dergelijke met deegmassa's 16 gevoed kunnen worden.

30 Gelijktijdig met deze toevoerhandeling waarbij de eenheid 15 in de looprichting 14 van de band met dezelfde snelheid als de stalen band 9 wordt bewogen wordt de vormeenheid 17 via de geleidingsrail 22 ten opzichte van de stalen band 9 naar beneden bewogen,zodat de vormstempels 24 ,waarvan het aantal overeenkomt met het aantal van de in de verplaat-35 singsrichting 14 achter elkaar aangebrachte mondstukrijen 25, in het onderhavige voorbeeld 4,op de deegmassa's 16 neergedrukt worden en deze 800 44 73 * -7- 21456/CV/tl in de gewenste eindvorm van de taaitaai brengen. Daarbij is vanzelfsprekend onder de stalen band 9 een overeenkomstig tegendrukvlak aangebracht, welk vlak in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld niet is afgebeeld ten einde de overzichtelijkheid van de figuren niet nadelig te beïnvloeden.

5 Dit tegenvlak strekt zich bij voorkeur over het gehele gebied van het bewegende bovenpart van de stalen band 9 van het verlaten van de geïsoleerde huizen 1 en 8 af (fig.3).

Indien de vier rijen koeken zijn gevormd wordt de vormeeheid 17 tesamen met de toevoereenheid door een omhoog bewegen van de geleidings-10 rails 2 omhoog gelicht en vervolgens op de volgende vier rijen van gedoseerde deegmassa's 16 naar beneden bewogen. Daarbij is de afstand tussen de laatste rij van de toevoermondstulcken 25,gezien in de verplaatsings-richting 14,en de eerste rij van het vormstempel 24,wêLke in fig.4 met , b is aangeduid, juist dubbel zo groot gekozen als de afstand a tussen 15 twee opeenvolgende rijen van toevoermondstukken 25 resp. twee opeenvolgende rijen vormstempels 24. Daardoor wordt een overlappende werking mogelijk,welke het ook mogelijk maakt,indien dit gewenst is,de toevoerin-richting 15 onafhankelijk van de vormeenheid 17 te bewegen,indien bijvoorbeeld de tijden voor het opbrengen van de deegmassa's 16 door de 20 mondstukken 25 anders zijn dan de voor het uitvormen benodigde tijden. Natuurlijk kan ook de teruggaande beweging van de afzonderlijke eenheden 15 en 16 tegen de verplaatsingsrichting 14 in met grotere snelheid plaatsvinden dan de beweging in de verplaatsingsrichting 14,welke op de snelheid van de stalen band moet zijn afgestemd.

25 Om de gereed gevormde taaitaai 27 uit de als drager dienstdoende stalen band te verwijderen is de achter de vormeenheid 17 aangebxachte omleidtrommel 28 aan zijn omtrek voorzien van uitwerpnolcken 29,waarvan de vorm is aangepast aan de vorm · van de uitsparingen 10 ,11 en 12.

Deze nokken 29 grijpen dan ook bij de draaibeweging van de omleidwals 29 30 in in de uitstanzingen 10, 11 resp. 12 en drukken de gereedzijnde taaitaai 27, die uit gevormde deegmassa 16 en ouwel 26 bestaan,uit de stalen band,zodat zij via een geschikt wigvormig afneemorgaan of goot 30 kunnen worden afgegeven op een verdere transportband 31 ,welke ze bijvoorbeeld toevoert aan een op zich bekende bakoven. Deze uitvoering maakt het ook 35 mogelijk de omleidtrommel 28 gelijktijdig als aandrijftrommel voor de stalen baan 9 te gebruiken,waarbij de trommel op grond van de aanwezigheid van de 800 44 73 J· -8- 21456/CV/tl nokken 29 in een vormsluitende ingrijping met de band 9 staat. Het synchroon rondlopen van de stalen band 9 en de rondlopende gelede banden 2 en 7 kan op op zichzelf bekende wijze via drijfwerkuitvoeringen worden bereikt.

800 4 4 73

Claims (11)

1. Werkwijze voor de vervaardiging van gebakken waren, in het bijzonder van ouwels,waarbij het deeg tussen twee tegen elkaar te drukken vormhelf-ten ingevuld,gevormd en gebakken wordt, met het kenmerk,dat tussen de vormhelften (3, 6) althans een band- of plaatvormig inlegstuk (9) met 5 de uitgestanste contouren(10,ll, 12) van de gebakken waren wordt ingevoerd, terwijl het deeg telkens in de uitgestanste openingen ingebracht en met het inlegstuk (9) verder getransporteerd wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat op de zich in het inlegstuk(9)bevindende uitgebakken gebakken waren (26) telkens verdere jq massa's van deeg of dergelijke (16) opgebracht en eventueel gevormd wordt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk,dat de gebakken waren (26) ouwels zijn, waarop aansluitend deeg (16) voor taaitaai wordt opgebracht en gevormd, terwijl de zo voorgevormde taaitaai (27) u.t het inlegstuk (9) uitgestoten en aan de bakoven toegevoerd worden. ^5

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies gekenmerkt door tegen elkaar te drukken bakvormen (3, 6) en door een tussen deze bakvormen te voeren band- of plaatvormig inlegstuk (9) met de uitgestanste contouren (10, 11, 12) voor de te bakken waren (26) en door verwarmingsinrichtingen (-4, 5) voor de bakvormen 2Q en de voor de bakvormen aangebrachte doseerinrichtingen (13) voor het opvullenen de uitgestanste contouren van het inlegstuk (9) met deeg of dergelijke .

5. Inrichting volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat het inlegstuk deel vormt van een rondlopende transportband (9).

6. Inrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk,dat de transportband (9) continu omloopt en de bakvormen (3, 6) als twee telkens met een part van boven en van onderen tegen de transportband te voeren eindloze baden (2,7) met afzonderlijke de bakvormen dragende leden zijn uitgevoerd.

7. Inrichting volgens een der conclusies 4- 6, met het kenmerk,dat 30 boven de transportband (9) achter de bakvormen (3, 6) verdere toevoeren vorminrichtingen (15,17) voor het opbrengen en vormen van verder massa's (16) zijn aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk,dat de verdere toevoer- en vorminrichtingen (15,17) in de looprichting van de transportband 35 (9) als heen- en weer beweegbare eenheden zijn uitgevoerd. 800 44 73 0 -TO- 21456/CV/tl

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk,dat de beweging van de eenheden (15,17) in de looprichting (14) van de stalen band met diens verplaatsingssnelheid,bij de terugbeweging daarentegen sneller plaatsvindt .

10. Inrichting volgens een der conclusies 5- 9,met het kenmerk,dat de achter de verdere toevoer - en vorminrichtingen (15,17) of achter de bakvormbanden (2, 7) aangebrachte omleidwals (28) voor de stalen band (9) is voorzien van uitwerp'nokken (29),die ingrijpen in de uitgestanste contouren (10,11,12).

11. Inrichting volgens conclusie 10,met het kenmerk,dat de uitwerpnofc- ken (29) wat betreft hun afmetingen zijn aangepast aan de contouren van de uitsüanzingen ( 10,11,12) in de stalen band (9). 15 800 4 4 73