NL8004250A - Spleetbelichtingsinrichting. - Google Patents

Description

t.

1 f..

) -1-

Océ-Nederland B.V. te Venlo Spleetbelichti ngsi nri chti ng.

De uitvinding heeft betrekking op een spleetbelichtingsinrichting voor het projecteren van een beeld van een origineel op een bewegend band-vormig lichtgevoelig element, omvattende een stationair aanlegvlak voor het origineel, een belichtingsinrichting voor het verlichten van het 5 origineel en een parallel aan het stationaire aanlegvlak heen en weer beweegbaar optisch systeem.

Dergelijke spleetbelichtingssystemen zijn in diverse uitvoeringsvormen bekend en worden algemeen toegepast in kopieerapparaten. Hierbij worden 10 gewoonlijk optische systemen gebruikt die een integraal beeld van een strook van het origineel op het lichtgevoelige element, bijvoorbeeld een fotogeleidend element, projecteren. Tegenwoordig bestaat er vooral voor kleinere kopieerapparaten een steeds groeiende belangstelling voor ’ optische systemen die zijn opgebouwd uit meerdere rijen kleine lenzen 15 ‘ die elk een rechtopstaand beeld van een klein gedeelte van de strook van het origineel vormen. Bij juiste plaatsing van de lensjes ten opzichte van elkaar wordt een mozaïek gevormd van deelbeeldjes waarvan de overgangen nauwelijks of niet zichtbaar zijn. Er zijn ook optische systemen in de handel verkrijgbaar die een aantal in enkele rijen samen-20 gekitte beeldvormende glasvezels bevatten. Het geheel heeft min of meer de vorm van een 1 intaal waarvan de beide grote oppervlakken parallel aan de optische assen van de glasvezels liggen. Dergelijke systemen van beeldvormende glasvezels die in principe het zelfde beeld vormen als de rijen kleine lenzen zijn onder andere onder de naam " Selfoc 25 arrays" in de handel.

Een spleetbelichtingsinrichting met een liniaal van beeldvormende glasvezels wordt beschreven in Amerikaans octrooi schrift 4 129 373.

Door toepassing van drie spiegelende oppervlakken, die zijn gevormd 30 met twee prisma's, wordt strooksgewijs een leesbaar beeld van een stilliggend origineel geprojecteerd op een fotogeleidend element dat parallel aan het vlak van het origineel beweegt. Het optische systeem van beeldvormende vezel!iniaal en prisma's wordt hierbij met de helft van de snelheid van het fotogeleidend element langs het originee" ve»’- 8004250 - 2 - plaatst. De in het Amerikaanse octrooi schrift beschreven spleetbelich-tingsinrichting is niet altijd uitvoerbaar omdat de glasvezelliniaal een beeld vormt op zeer korte afstand, bijvoorbeeld 15mm, van de uiteinden van de vezels. Door deze kleine beeldruimte kan men bij toepassing van 5 drie reflecties met twee prisma's geen beeldbreedte groter dan ongeveer 3mm toepassen, omdat bij grotere beeldbreedte de prisma's te groot worden en niet meer in de beeldruimte passen. Door deze situatie is de toepassing van twee prisma's met drie reflecterende oppervlakken alleen mogelijk in gevallen waarbij men relatief weinig licht nodig heeft.

10 Uit Amerikaans octrooischrift 3 9.55 888 is een spleetbelichtingsinrich-ting met een glasvezelliniaal zonder spiegelende oppervlakken bekend voor het strooksgewijs vormen van een beeld van een stilstaand origineel op een fotogeleidend element. Bij die inrichting moet tijdens het belichten het fotogeleidend element stilgehouden worden. Dit heeft bij toepassing 15 van een relatief lang fotogeleidend element, zoals bijvoorbeeld een eindloze band, tot gevolg dat het oplaadstation, ontwikkel station en trans-ferstation door relatief langdurig uitgeoefende invloed plaatselijk •onregelmatigheden op het fotogeleidend element, en daardoor ook op de gevormde beelden, veroorzaken. Bovendien levert de inrichting volgens 20 Amerikaans octrooischrift 3 955 888 een spiegelbeeld op. Dit is geen bezwaar als het beeld, na ontwikkeling zonder tussemediurn op een ontvangstvel wordt overgedragen. Als echter een transferstation met een tussenmedium voor het beeld wordt toegepast, is een leesbaar beeld op het lichtgevoelige element noodzakelijk en dient een oneven aantal 25 spiegelingen toegepast te worden.

De spleetbelichtingsinrichting volgens de uitvinding is een inrichting zoals in de aanhef wordt bedoeld met het kenmerk dat de spleetbelichtingsinrichting is voorzien van tenminste twee, met elkaar verbonden omleid-30 rollen en aandrijfmiddelen voor het parallel met het optisch systeem langs het aanlegvlak bewegen van deze rollen, waarbij tenminste één omleidrol het lichtgevoelig element in een richting tegen de bewegingsrichting van de wijzers van de klok afbuigt uit de oorspronkelijke bewegingsrichting en tenminste één het lichtgevoelige element in de be-35 wegingsrichting van de wijzers van de klok afbuigt en dat het optisch 800 4 2 50 -g-- , _ c\ \ -3- systeem het beeld strooksgewijs projecteert in het trajekt gevormd door de afgebogen gedeelten en het gedeelte tussen de afgebogen gedeelten van het lichtgevoelige element.

5 De spleetbelichtingsinrichting volgens de uitvinding elimineert de genoemde nadelen van de beide bekende inrichtingen. Enerzijds hoeft de lichtgevoelige band niet stilgezet te worden tijdens de belichting en anderzijds is voor de vorming van een leesbaar beeld op het lichtgevoelige oppervlak slechts één spiegel noodzakelijk,waarvoor minder 10 ruimte nodig is dan voor een constructie met drie spiegelende oppervlakken. Verder heeft de inrichting volgens de uitvinding het voordeel dat geen kritische instelling van een compleet beeldvlak en maatregelen voor het strak en vlak houden van een groot oppervlak van het lichtgevoelige element nodig zijn. Op het relatief kleine oppervlak 15 op of tussen de omleidrollen is het strak houden van het lichtgevoelige element veel eenvoudiger realiseerbaar. De spleetbelichtingsinrichting volgens de uitvinding behoudt bovendien het voordeel dat bij de afbeel-dingsmaatstaf 1:1,die de meest gebruikelijke is, de snelheid van de af-‘ tastinrichting de helft is van die van de lichtgevoelige band buiten 20 de omleidrollen. In de spleetbelichtingsinrichting volgens de uitvinding is het mogelijk de aandrijfmiddelen voor de omleidrollen zodanig te koppelen aan die van de lichtgevoelige band dat de snelheid van de omleidrollen langs het aanlegvlak steeds de helft blijft van de snelheid van de lichtgevoelige band buiten de omleidrollen, ook als de laatste 25 snelheid verandert. Om dit doel te bereiken worden de omleidrollen bij voorkeur voorzien van aandrijfmiddelen die een op de as van een van de omleidrollen,met loskoppel bare klemmiddelen bevestigde poel ié of tandwiel en een tenminste grotendeels stationair geleideorgaan, dat parallel aan het aanlegvlak in slipvrij kontakt met de poel ie of het 30 tandwiel is opgesteld, omvatten.

De uitvinding wordt met behulp van de volgende figuren nader toegelicht.

Fig. 1 is een schematische doorsnede door een electrofotografisch kopieerapparaat dat is voorzien van een spleetbeliehtingsin-35 richting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is de fotogeleidende band en spleetbelichtingsinrichting volgens fig. 1 maar met de laatstgenoemde in een andere positie.

Fig. 3 is een schema van een aandrijving voor de snieetbelichfcinqsin- 8004250 •1' w - 4 - richting met omleidrollen van fig. 1 en 2.

Het kopieerapparaat volgens fig. 1 omvat, in het bovenoppervlak 1, een aanlegruit 2. Op enige afstand onder de aanlegruit bevindt zich een 5 eindloze fotogeleidende band 3 die over een aantal transportrollen 4,5,6 en 7 rondloopt in de door de pijl aangegeven richting. De band doorloopt twee vlakke trajecten 8 en 9 parallel aan de aanlegruit en wordt s-vormig uit het traject 8 afgebogen en in het traject 9 teruggebogen door omleiding om twee boven elkaar geplaatste omleidrollen 10 en 11. Voorbij 10 rol 7 passeert de band achtereenvolgens een oplaadstation 12, een spleetbelichtingssysteem waarvan de omleidrollen 10 en 11 deel uitmaken en algemeen aangeduid met 13, een magneetborstel ontwikkel station 14 voor het ontwikkelen met éën-component magnetiseerbaar ontwikkel poeder, een transfer- en fixeerstation 15 dat is voorzien van een rol 16 die is 15 bekleed met siliconenrubber waarop poederbeelden van de fotogeleidende band worden overgedragen en die de poederbeelden op zijn beurt overdraagt aan vellen papier die uit een voorraadbak 17, die zich onder de band bevindt, langs de rol 16 worden getransporteerd zoals met de onderbroken ‘ lijn 18 wordt aangegeven. Tenslotte passeert de fotogeleidende band 20 een magnetisch reinigingsstation 19 alvorens weer het oplaadstation 12 te passeren.

Nabij de omleidrollen 10 en 11 is loodrecht op de aanlegruit een glasvezel objectief 20, hestaande uit meerdere rijen beeldvormende glasvezels, 25 aangebracht. Deze rijen beeldvormende glasyezels kunnen tesamen een strook van een op de aanlegruit liggend origineel afbeelden met de afbeeldingsmaatstaf 1:1. Aan de van de aanlegruit afgewende zijde van het glasvezel objectief is een spiegel 21 onder een hoek van 45° met de aanlegruit opgesteld die het door het glasvezelobjectief gevormde beeld 30 loodrecht op de fotogeleidende hand projecteert op de plaats waar de band zich op de bovenste om!ei drol 11 loodrecht op de aanlegruit beweegt.

Hierbij moet worden opgemerkt dat het beeld niet op de aangegeven plaats op de omleidrol 11 geprojecteerd hoeft te worden. Door passende ver-35 draaiing van de spiegel kan beeldprojectie ook plaatsvinden op het traject tussen de omleidrollen die eventueel een andere positie ten opzichte van elkaar kunnen innemen. Het beeldvlak hoeft ook niet loodrecht op de aanlegruit te staan maar kan een andere hoek innemen voor 8004250 -5- zo ver door aanpassing van de positie van de spiegel het beeld loodrecht op de fotogeleidende band geprojecteerd kan worden.

Naast het glasvezelobjectief is een lichtbron 22 aangebracht.Deze om-5 vat een buisvormige lichtbron en een nauwe reflector waarmee het licht tot een strookvormige bundel geconcentreerd wordt in het gezichtsveld van het glasvezel objectief. De omleidrollen 10 en 11, het glasvezelob-jectief 20, de spiegel 21 en de lichtbron 22, die samen deel uitmaken van de spleetbelichtingsinrichting 13, zijn alle gemonteerd tussen 10 twee parallel aan elkaar opgestelde platen 23a en 23b. De twee platen maken samen met tussen de platen gemonteerde verbindingsstangen deel uit van een wagen die over niet afgeheelde rails parallel aan de aanlegruit verplaatsbaar is. Van de platen die zich in fig.2 achter elkaar bevinden is alleen de achterste plaat 23a afgebeeld. Tijdens 15 de beeldvorming wordt de spleetbelichtingsinrichting 13 met behulp van de wagen langs het origineel bewogen (in fig. 1 naar rechts) met de helft van de snelheid waarmede de eindloze,rondgaande band 3 wordt aangedreven. De beeldvorming is voltooid als de spleetbelichtingsin-• richting de positie weergegeven in fig.2 bereikt heeft. De inrichting 20 wordt dan weer terug geplaatst in de uitgangspositie die is weergegeven in fig.1. Uiteraard is het mogelijk de beeldvorming in een vroeger stadium te beëindigen als de lengte van het origineel kleiner is dan de maximaal aftastbare lengte. Hiervoor kunnen op zich zelf bekende middelen worden toegepast. Bijvoorbeeld een verplaatsbare schakelaar 25 naast het aanlegvlak van het origineel, welke schakelaar de bewegingsrichting van de wagen omkeert zodra hij aangeraakt wordt door een nok op deze wagen.

De heen en weergaande beweging van de spleetbelichtingsinrichting kan 30 worden uitgevoerd met de in fig.3 schematisch weergegeven aandrijving.

Voor het verplaatsen van de omleidrollen, en de daaraanvastzittende wagen met de rest van de spleetbelichtingsinrichting, langs het aanlegvlak 2 is een poel ie 31 vrijdraaiend bevestigd op de as van de omleid-35 rol 11 aan'de buitenzijde van de wagen waarvan de plaat 23b in fig.3 is afgebeeld. Deze poel ie is voorzien van een magnetische koppeling waarmede de poel ie kan worden vastgeklemd op de as van de omleidrol 11. Magnetische koppelingen zijn in diverse uitvoeringsvormen bij de vakman 8 0 0 4 2 5 0 -6- bekend en worden daarom h.ier niet nader beschreven. De diameter van de poelie is op een doorsnede door het loopvlak gelijk aan die van de omleidrol 11. Een snaar 32 is om de poelie geslagen zodat de beide uiteinden 33 en 34 aan de onderzijde van de poelie elkaar kruisen 5 en is volgens met deze uiteinden aan tegenoverelkaar liggende zijden van het kopieerapparaat bevestigd op zodanige hoogte dat deze uiteinden parallel lopen aan de bewegingsrichting van de spleetbelichtinginrichting. Een spiraal-of rolveer 35 is met het uiteinde dat zich in het centrum van de spiraal bevindt aan het kopieerapparaat bevestigd nabij de plaats 10 waar de heengaande beweging voor de belichting start (links in de figuren) en met het andere uiteinde via een kabel 36 aan de wagen van de spleetbelichtingsinrichting bevestigd.

In alternatieve uitvoeringsvormen van de aandrijving voor de omleidrollen ' 15 is de poelie 31 vervangen door een tandwiel en de snaar 32 vervangen door een tandheugel die aan de onderzijde tegen het tandwiel wordt gedrukt en in het traject van de uiteinden van de snaar in het kopieerapparaat is gemonteerd. De spiraal veer 35 kan vervangen worden door een ‘trekveer. De werking van de aandrijfmiddelen met de poelie-snaar 20 combinatie en de tandwiel-tandheugel combinatie is gelijk en als volgt:

Als de poelie 31 op de as van de omleidrol 11 wordt vastgeklemd, wordt deze poelie door de kontinu rondlopende fotogeleidende band 3 gedwongen te roteren in de pijl richting en zich langs de snaar naar rechts te 25 verplaatsen samen met de rest van de met de poelie verbonden spleetbelichtingsinrichting. Hierbij wordt de snaar aan de achterzijde (uiteinde 33) afgewikkeld en aan de voorzijde (uiteinde 34) opgewikkeld.

De verplaatsingssnelheid van de poelie langs het aanlegvlak 2 is nauwkeurig de helft van de omloopsnelheid van de fotogeleidende band die 30 op zijn beurt wordt aangedreven met behulp van een motor die gekoppeld is aan de transportrol 6;maar het is ook mogelijk de motor te koppelen aan een van de transportrollen 4,5 of 7, of aan de met siliconenrubber beklede rol 16. Tijdens de periode dat de poelie 31 vastgeklemd is op de as van de omleidrol 11,dus tijdens de beweging naar rechts in de figuren, 35 heeft de beeldmatige belichting van de fotogeleidende band plaats. Als de belichting is voltooid wordt de poelie 31 weer losgekoppeld van de as en wordt de gehele spleetbelichtinginrichting door de rolveer 35 terug -getrokken naar de uitgangspositie.

80 0 4 2 50 -7-

In nog een alternatieve uitvoeringsvorm van de aandrijving zijn de omlei droll en dicht bij elkaar geplaatst en is op de assen van beide rollen een tandwiel aangebracht. Een tandheugel met tanden aan tegenover elkaar liggende zijden is in dit geval tussen de tandwielen aangebracht 5 en in slipvrij kontakt met beide tandwielen. De werking is gelijk aan die van de andere aandrijvingen.

De spleetbelichtingsinrichting volgens de uitvinding maakt een eenvoudige methode voor het verwissi en van de eindloze fotogeleidende band mogelijk. 10 Voor dit doel kan rechts in het kopieerapparaat, nabij de transportrol 4S een houder gemonteerd worden. De wagen met het optisch systeem kan naar de houder worden verplaatst en de omlei drol 11 kan na het loskoppelen uit de wagenplaten 23a en 23b tijdelijk in de houder worden vastgezet.

De wagen met de rest van het optisch systeem, waaronder de omlei drol 10 15 kan vervolgens naar links worden verschoven waardoor de rol 11 vrij komt voor het wegnemen van de oude fotogeleidende band en het opleggen van een nieuwe.

8004250

Claims (2)

1. Spleetbelichtingsinrichting, voor het strooksgewijs projecteren van een beeld van een origineel op een bewegend bandvormig lichtgevoelig element, omvattende een stationair aanlegvlak voor het origineel, een belichtingsinrichting voor het verlichten van het origineel 5 en een parallel langs het stationaire aanlegvlak heen en weer beweegbaar optisch systeem,met het kenmerk dat de spleetbelichtingsinrichting is voorzien van tenminste twee, met elkaar verbonden <?ml ei drol! en en aandrijfmiddelen voor het parallel met het optisch systeem langs het aarr legvlak bewegen van deze rollen, waarbij tenminste ëën omleidrol het 10 lichtgevoelige element in een richting tegen de beweging van de wijzers van de klok afbuigt uit de oorspronkelijke bewegingsrichting en tenminste één het lichtgevoelig element'in de bewegingsrichting van de wijzers van de klok afbuigt en dat het optisch systeem het beeld strooksgewijs op het lichtgevoelig element projecteert in het 15 trajekt gevormd door de afgebogen gedeelten en het gedeelte tussen de afgebogen gedeelten van het lichtgevoelig element.

2. Spleetbelichtingsinrichting vólgens conlusie 1 met het kenmerk dat de aandrijfmiddelen voor de omleidrol!en een op de as van een 20 van de omleidrollen , met loskoppelbare klemmiddelen bevestigde poel ie of tandwiel en een stationair geleideorgaan, dat in slipvrij kontakt met de poel ie of het tandwiel en tenminste voor het grootste deel parallel aan het aanlegvlak is opgesteld, omvatten. 800 4 2 50