NL8003571A - Afstrijkinrichting voor een graafwerktuig. - Google Patents

Description

r 4 -i-

Afstrijkinrichting voor een graafwerktuig.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afstrijken of afwerpen van stenen of dergelijke materialen, in het bijzonder voor een graafwerktuig met ten minste één aan een horizontale rotatie-as bevestigd 5 graafmes.

Graaf werktuigen dienen ter verbetering van de bodem en vervangen in de praktijk het omspitten met de hand met behulp van een spade.

Bij bekende graafwerktuigen zijn, in de werkrichting 10 gezien, aan de achterzijde afwerpinrichtingen radiaal ten opzichte van de roterende graafmessen aangebracht, die dienen om aan de graafmessen klevende aarde, halfverrotte plantenresten, steneii en dergelijke bodemverontreinigingen van de graafmessen af te nemen.

15 Zich in de bodem bevindende hout- en steendelen worden door de in de bewerkingsrichting gelijklopende graafmessen, die door de bodem snijden, aan de oppervlakte gebracht en slaan daar tegen de afwerpinrichting. Bij bekende graafwerktuigen is deze afwerpinrichting relatief 20 dik uitgevoerd en stijf met het graafwerktuig verbonden.

Steen- en houtdelen kunnen derhalve bij het bewerken van de grond met het graafwerktuig tussen de graafmessen en de afwerpinrichting vastklemmen, zodat een graafmes of de afwerpinrichting of beide gelijktijdig verbogen kunnen 25 worden en een verder gebruik van het. graafwerktuig eerst na een reparatie mogelijk is. Daar een goed funktioneren van het graafwerktuig zonder afwerpinrichting evenwel niet mogelijk is, is de bedrijfsveiligheid van de bekende graafwerktuigen relatief gering wanneer de bodem stenen 3 0 kan bevatten.

De uitvinding heeft ten doel een afwerpinrichting zodanig uit te voeren, dat de bedrijfsveiligheid van het graafwerktuig door uit de bodem gehaalde hout- en steendelen niet meer kan worden aangetast.

35 Volgens de uitvinding wordt dit oogmerk hierdoor bereikt, dat de afwerpinrichting voorzien is van ten minste 800 3571 - 2 - één op een geringe afstand evenwijdig met het graafmes lopend afwerpeinddeel, dat slipkoppelingsgewijze op de rotatie-as is gelegerd en in de normale stand aanligt tegen een veerbelaste tuimelaar.

5 Gedurende het in bedrijf zijn van het graafwerktuig wordt het afwerpeinddeel derhalve door de wrijvingskrachten, veroorzaakt door de rotatie-as, met een voorbepaald moment tegen de veerbelaste tuimelaar gedrukt, waarbij het afwerpeinddeel· haar normale afwerpfunktie gaat uitvoeren.

10 Zodra evenwel zich een groter object uit de bodem tussen het roterende graafmes en het afwerpeinddeel vastklemt zal het tegen de tuimelaar drukkende moment aanzienlijk toenemen door het aandrijfmoment van het graafmes, waardoor de tuimelaar onder uitbuiging van de belastingsveer om een 15 rotatiepunt zwenkt. De glijdende wrijving tussen de rotatie-as en de slipkoppelingsgewijze legering van het afwerpeinddeel gaat bij het vrijgeven van het afwerpeinddeel door de verzwenkte tuimelaar over in een hechtwrijving, zodat de gehele afstrijkinrichting tezamen met de roterende 20 graafmessen een omwenteling met de rotatie-as meedraait.

Zodra het afwerpeinddeel niet meer aanligt tegen de tuimelaar zal dit door de vrijkomende veerspanning weer terugkeren naar naar uitgangsstand, zodat de afwerp-inrichting na het beëindigen van een volledige omwenteling 25 van de rotatie-as weer komt aan te liggen tegen de tuimelaar. Hierbij is tijdens de rotatie van de afstrijkinrichting de steen of het houtdeel vanzelf afgevallen.

Doordat volgens de uitvinding het afwerpeinddeel op een tijdstip tijdens het bedrijf wordt ontkoppeld voordat 30 tot beschadigingen leidende belastingen eigenlijk optreden, is de bedrijfsveiligheid van de inrichting aanzienlijk verbeterd.

Een bijzonder eenvoudige constructie wordt hierdoor gekenmerkt, dat de legerinrichting van het afwerp- of 35 het afstrijkeinddeel op de rotatie-as voorzien is van twee tegen de rotatie-as aanliggende schaalhelften, die van binnen voorzien zijn van wrijvingsbekledingen. De schaalhelften zijn bij voorkeur met onder axiale veerspanning staande bouten met elkaar verbonden.

40 Dit heeft het voordeel, dat het aandrukken van de 800 35 71 «r % - 3 - schaalhelften tegen de rotatie-as en hiermee het slip-koppelingswijze wrijvingsmoment gemakkelijk kan worden ingesteld en door de veerspanning bovendien een automatisch nastellen bij afslijten van de wrijvingsbekledingen 5 plaatsvindt.

In een gunstige uitvoeringsvorm is zorggedragen, dat het afstrijkeinddeel met de ene schaalhelft is verbonden via afstrijkarmen, die aan de uiteinden van het afstrijkeinddeel zijn bevestigd en naar de schaalhelft 10 toe conisch naar elkaar toelopen. Hierdoor wordt bereikt, dat tussen de conisch naar elkaar toelopende afstrijkarmen en de roterende graafmessen naar de rotatie-as toe een breder wordende spleet wordt gevormd, waar doorheen objecten vanuit de bodem gemakkelijk kunnen vallen.

15 Verder is zorggedragen, dat de van de tuimelaar voorziene houdinrichting buiten de rotatiecirkel van de graafmessen is geplaatst en dat aan het afstrijkeinddeel een naar de tuimelaar toe verlopende aanslag is bevestigd, die tot het bereiken van de gekozen maximum belasting van 20 de tuimelaar in de aanslagstand wordt gehouden.

Deze inrichting heeft het voordeel, dat het totale ontkoppelmechanisme zich buiten de rotatiecirkel van de graafmessen bevindt en derhalve een met de hand instellen, resp. nastellen van de tuimelaar met betrekking tot een 25 gewenst ontkoppelmoment ook tijdens het in bedrijf zijn van de inrichting zonder groter gevaar op ongevallen mogelijk is.

Een instellen van het ontkoppelmoment kan bijv. plaatsvinden door middel van een stelschroef, waarmee de 30 veer wordt uitgebogen teneinde hieraan een bepaalde voor-spanning te geven, waarvan het ontkoppelmoment van de tuimelaar afhankelijk is.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld 35 een gunstige uitvoeringsvorm van de afstrijkinrichting volgens de uitvinding is weergegeven. Hierin toont: fig. 1 schematisch het aanzicht van het achterdeel van een tractor, met hieraan gehangen graaifwerktuig, fig. 2 schematisch een zijaanicht van de rotatie-as 40 'met graafmessen en de afstrijkinrichting volgens de o η Λ x 71 - 4 - uitvinding, fig. 3 schematisch een bovenaanzicht van de rotatie-as met hieraan gelegerde afstrijkinrichting en éên graafmes, 5 fig. 4 schematisch een zijaanzicht van een afstrijk- inrichting, en fig. 5 schematisch een zijaanzicht van het ontkoppel-mechanisme voor de afstrijkinrichting.

Fig. 1 toont het achterdeel van een tractor 31, 10 waaraan een graafwerktuig 32 met gebruikelijke driepunts-ophanging verstelbaar is opgehangen.

Door een aanbouwhouder 16 wordt een van graafmessen 15 voorziene rotatie-as 6 vastgehouden, die via een tapas 17, een drijfwerk 18 en bijbehorende V-snaren 19 wordt 15 aangedreven. Op de rotatie-as 6 is de nog nader uiteen te zetten afstrijkinrichting met afstrijkarmen 7,8 slip-koppelingsgewijze gelegerd. Aan het vrije uiteinde van de afstrijkinrichting is een aanslag 14 aangebracht, die tegen een tuimelaar 10 drukt, die tegen de belasting van een veer 20 13 in zwenkbaar is om een draaipunt. De tuimelaar en veer worden gedragen door een uitstekend frame 20, dat vanuit het drijfwerk 18 schuin naar achter afstaand wordt gehouden.

In het in fig. 2 weergegeven vergrote aanzicht is de wijze voorgesteld, waarop de afstrijkinrichting met 25 twee schaalhelften 1 en 2, die aan de binnenzijde voorzien zijn van wrijvingsbekledingen 5, gelegerd is op de rotatie-as 6.

Fig. 3 toont een bovenaanzicht van de rotatie-as 6 met de hierop gelegerde beide schaalhelften 1 en 2, die 30 door middel van schroefbouten 3 tegen elkaar aan worden gedrukt teneinde de wrijving aan de rotatie-as te verhogen*. Aan elke schroefbout is een drukveer 4 toegevoegd, die een gelijkmatige aandrukkracht van de schaalhelften tegen de rotatie-as waarborgt. Aan de schaalhelft 1 zijn twee 35 afstrijkarmen 7 en 8 radiaal afstaand gelast, die aan de uiteinden voorzien zijn van het afstrijkeinddeel 9 als eigenlijk afstrijkelement. Dit afstrijkeinddeel heeft een T-dwarsdoorsnedeprofiel. Het aan de rotatie-as 6 bevestigde graafmes is aangeduid met het verwijzingscijfer 15.

40 Fig. 4 toont een zijaanzicht van de beide schaal- 800 3571 . *" * - 5 - helften 1 en 2 met de afstrijkarmen 7, het hier vandaan gehouden afstrijkeinddeel 9 en een als aangelast deel uitgevoerde aanslag 14, via welke de afstrijkarmen met het afstrijkeinddeel 9 steunen tegen de tuimelaar 10.

5 Deze tuimelaar is in fig. 5 schematisch voorgesteld.

Aan het uitstekende frame 20 is een zijdelings afstaande draagstang 21 bevestigd, die voorzien is van een draagplaat 22, aan het vrije uiteinde waarvan de tuimelaar 10 zwenkbaar is gelegerd. De tuimelaar is uitgevoerd als 10 twee-armige hefboom, waarbij tegen de ene hefboomarm hiervan de aanslag van de afstrijkarmen 14 steunt, terwijl aan de andere hefboomarm het uiteinde van een trekveer 13 is ingehaakt, die aan een steunstrip 23 hangt.

De werking van de bovenbeschreven inrichting zal 15 hieronder nader worden uiteengezet.

De schaalhelft 1 van de afstrijkinrichting is zodanig met de schaalhelft 2 verbonden, dat de bout 3 met haar drukveren 4 de beide schaalhelften met gelijkblijvende kracht tegen elkaar drukken teneinde de in de 20 schaalhelften zich bevindende wrijvingsbekledingen 5 met een constante druk te doen aanliggen tegen de rotatie-as 6. Hierdoor wordt gewaarborgd, dat bij het draaien van de rotatie-as gedurende het in bedrijf zijn van het graafwerk-tuig de afstrijkinrichting steeds in de werkstand aanligt 25 tegen de tuimelaar 10. Wanneer door het graaf mes 15 een object vanuit de bodem naar de oppervlakte wordt gebracht en zich vastklemt tussen het graafmes 15 en de afstrijkarmen 7 en 8 of het afstrijkeinddeel 9, wordt aan de trekveer 13 via de tuimelaar een kracht toegevoerd, die bij het 30 bereiken van een bepaalde waarde de tuimelaar doet zwenken en de aanslag 14 vrijgeeft, waarna de totale afstrijkinrichting tezamen met de graafmessen een volledige omwenteling met de rotatie-as uitvoert, waarbij de objecten uit de bodem worden afgeworpen en weer de uitgangsstand 35 wordt ingenomen, waarbij de aanslag weer aanligt tegen de tuimelaar.

- conclusies - 800 35 71

Claims (5)

1. Inrichting voor het afstrijken van stenen of dergelijke materialen, in het bijzonder voor een graafwerktuig met ten minste ëên aan een horizontale rotatie-as bevestigd graafmes,,m et het kenmerk, dat zij ten minste 5 voorzien is van een op een geringe afstand evenwijdig met het graafmes (15) gevoerd afstrijkeinddeel (9), dat slip-koppelingsgewijze gelegerd is op de rotatie-as (6) en dat in de normale stand aanligt tegen een veerbelaste tuimelaar (10).

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de legerinrichting van het afstrijkeinddeel (9) op de rotatie-as (6) voorzien is van twee tegen de rotatie-as aanliggende schaalhelften (1,2), die van binnen continu bijregelende wrijvingsbekledingen (5) 15 bevatten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de schaalhelften (1,2) zijn verbonden met onder axiale veerspanning staande bouten (3).

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat het afstrijkeinddeel (9) is verbonden met de ene schaalhelft (1) via afstrijk-armen (7,8), die aan de uiteinden van het afstrijkeinddeel (9) zijn bevestigd en naar de schaalhelft (1) toe conisch naar elkaar toelopend -

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de van de tuimelaar (10) voorziene houdinrichting buiten de rotatiecirkel van het graafmes (15) is opgesteld en dat aan het afstrijkeinddeel (9) een naar de tuimelaar toe verlopende aanslag (14) 30 is bevestigd, die tot het bereiken van de gekozen machine-spanning door de tuimelaar in de aanslagstand wordt gehouden. 800 3571