NL8003536A - Scheidingsschakelaar. - Google Patents

Description

k * t VO 0515

Scheidings schakelaar.

De uitvinding heeft betrekking op een in een metalen huis ondergebrachte met een SF^-gasgeïsoleerde, roteerbare scheidingsschakelaar, welke door een aandrijf stelsel buiten het metalen huis kan worden aangedreven en voorzien is van messen, die uit de stand 5 "schakelaar gesloten" waarin de messen tegenover elkaar gelegen eerste en tweede vaste contacten met elkaar verbinden, in een schei-. dingsstand kunnen worden geroteerd, waarbij het tenminste ene scheidingsmes is bevestigd op een van een uitwendig profiel voorziene aandrijfas, die in het huis aan het andere uiteinde uitsteekt 10 en met het aandrijf stelsel is verbonden.

Bij in een metalen huis ondergebrachte schakelinstallaties zijn naast de zogenaamde schuifbare scheidingsschakelaars ook roteerbare scheidings schakelaars toegepast, welke zijn voorzien van een roteerbare dubbele arm binnen een bij benadering bolvormig me-15 talen huis, welke arm uit een scheidingsstand en via een aandrijf-stelsel in de inschakelstand kan worden gebracht; zie het Duitse Auslegeschrift 2.101.402. Het metalen huis is aan de beide uiteinden afgesloten door een schotisolator; daarop sluiten of buisleidingen of andere bij de schakelinstallatie behorende onderdelen aan.

20 Terwijl de zogenaamde schuifbare scheidingsschakelaars in radiale zin slechts een relatief geringe ruimte vereisen, is voor een roteerbare scheidingsschakelaar in verband met de rotatiebewe-ging van de armen dwars op de lengteas van de scheidingsschakelaar betrekkelijk geen ruimte nodig. Op grond hiervan zijn in de meeste 25 schakelinstallaties roteerbare scheidingsschakelaars slechts zelden toegepast ofschoon een roteerbare scheidingsschakelaar in verband met de eenvoudige aandrijving daarvan en in verband met de eenvoudige krachtoverdracht vanuit het aandrijfstelsel naar de roteerbare arm meer eenvoudig is dan de schuifbare scheidingsschakelaar, aan-30 gezien bij deze laatste een rotatiebeweging van het aandrijfstelsel (meestal dwars op de lengteas van de schakelaar) moet worden omgezet in een in de richting van de lengteas verlopende schuifbeweging.

De uitvinding stelt zich ten doel een roteerbare scheidingsschakelaar,meer in het bijzonder voor een driefase kapseling te 35 verschaffen, welke schakelaar ten opzichte van de bekende roteerbare 800 35 36 -2- scheidingschakelaars, zoals die volgens liet Duitse Auslegeschrift 2.101.H02, wat betreft de radiale afmetingen daarvan aanmerkelijk kleiner is.

Daartoe zijn volgens de uitvinding op de aandrijfas drie 5 scheidingsmessen naast elkaar bevestigd, liggen de vaste contacten voor de afzonderlijke fasen eveneens op een evenwijdig aan de aandrijfas lopende lijn en zijn tussen de vaste contacten en de bijbehorende fasegeleiders tussenorganen aanwezig, die zich. door bij de kopvlakken van de scheidingsschakelaar aangebrachte, de vas.-10 te contacten, ondersteunende steunisolatoren steken en de fasegeleiders met de vaste contacten verbinden.

Daarbij kunnen als steunisolatoren schotiaolatoren aanwezig zijn, door welke isolatoren de tussenorganen zich gasdicht uitstrekken, zodat een gasdichte afsluiting wordt verkregen.

15 Wanneer de scheidingsschakelaar volgens de uitvinding dient te worden toegepast bij éen driefase-gekapselde srchakelin-stallatie, d.w.z. wanneer ook de fasegeleiders van de heen- en af voerende geleiderstenen volgens een gelijkzijdige of gelijkbenige driehoek zijn opgesteld, waarbij twee geleiders in een vlak en de 20 derde loodrecht boven dit vlak zijn opgesteld, resp. is, dan laat men bij voorkeur twee vaste contacten met de beide in een vlak gelegen geleiders vluchten, terwijl daarentegen het verdere vaste contact, dat met de zich boven het vlak bevindende geleider in verbinding staat, door middel van een bij benadering L-vormig of 25 S-vormig , iets gebogen verbindingsonderdeel met het tussenorgaan is verbonden. Het is ook mogelijk de vaste contacten L-vormig uit te voeren; daardoor liggen de drie vaste contacten weliswaar op een lijn, doch bevinden zich in een vlak, dat ongeveer door het midden van de schakelaar gaat. Meer in het bijzonder in het geval, 30 dat men de L-vormige vaste contacten absoluut symmetrisch uitvoert, liggen de vaste contacten nauwkeurig op een lijn, die samenvalt met de centerlijn van de schakelaar.

Men heeft nu de mogelijkheid het mes zodanig uit te voeren, dat het als een dubbele hefboom van twee op een lijn gelegen armen 35 is voorzien, die bij voorkeur gedecentreerd ten opzichte van de aandrijfas zijn opgesteld. Men kan elk mes ook in de vorm van een hoekhefboom uitvoeren, waarbij de hoek tussen de beide armen ongeveer 800 3 5 36 I- i -3- 135° bedraagt en de ene arm van de hefboom langer is dan de andere.

Op deze wijze wordt meer in het bijzonder in het geval, dat de scheidingsschakelaar in een aardingsstand wordt gezwaaid, resp. geschakeld, een verkleining van de buitencontour resp. de buiten-5 diameter van het metalen huis verkregen. De opstelling van de armen in de vorm van een hoekhefboom heeft nog het verdere voordeel, dat het gebied tussen de beide armen kan worden opgevuld door een cirkelsegmentvormig tuss-enelement, waarvan de straal gelijk is aan de lengte van de kortste hefboom resp. kleiner is dan deze.

10 In het geval van een uitschakeling blijft dan een deel van dit tussengebied in elektrisch geleidende verbinding met de contact-elementen resp. contactorganen, waarmede de kortste arm in verbinding stond. Op deze wijze wordt bereikt, dat elk scheidingsmes op de elektrische potentiaal blijft, waarop zich de naast gelegen 15 'fasegeleiders bevinden, zodat ook een elektrisch gunstige configuratie kan worden verkregen en een optimale aarding zonder het voeren van capacitieve afleidingsstromen mogelijk is.

Het verdient dan de voorkeur de vaste contacten waarmede de afzonderlijke scheidingsmessen nog in verbinding staan, te omge-20 ven door een aan de scheidingsmessen aangepaste afscherming, waardoor een nog gunstiger veldverdeling wordt verkregen.

Opdat wordt vermeden, dat bij een uitschakeling de aandrijfas, die als een geïsoleerde stang is uitgevoerd, tegen de scheidingsmessen roteert, geeft men de aandrijfas een dwarsdoorsne-25 de, welke afwijkt van een cirkelvorm. Een dergelijke dwarsdoorsnede is bij voorkeur zeshoekig. De scheidingsmessen zijn voorzien van een eerste, daaraan aangevormde halve schaal, welke halve schaal door een bevestigingsbeugel zodanig wordt afgedekt, dat de daardoor gevormde inwendige ruimte aan de buitencontour van de aandrijf-30 as is aangepast. Daardoor verkrijgt men een wat vorm betreft aange paste verbinding tussen de aandrijfas en de scheidingsmessen.

Tengevolge van de speciale uitvoering van de contactmes-sen waarvan de vrije uiteinden onder een stompe hoek ten opzichte van elkaar verlopen, kunnen, zoals boven is vermeld, de radiale 35 afmetingen van het metalen huis aanmerkelijk worden gereduceerd.

Meer in het bijzonder bij driefase-gekapselde installaties kan volgens de uitvinding de ruimte voor de scheidingsorganen nog verder 800 35 36 -4- worden gereduceerd, zodat de scheidingsschakelaar zich dan harmonisch aanpast aan de rest van de metaal, gekapselde schakelinstal-latie.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht 5 onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: figuur 1 een roteerbare scheidingsschakelaar volgens de uitvinding in doorsnede en in de inschakelstand; figuur 2 de schakelaar volgens figuur 1 in de scheidings- stand; 10 figuur 3 de schakelaar volgens figuur 1 en 2 in de aar- dings stand; figuur 4 een zijdelingse doorsnede van een van de vaste contacten; figuur 5 een bovenaanzicht in de pijlrichting F van fi- 15 guur U; figuur 6 een zijaanzicht, overeenkomende met dat volgens figuur k van het andere vaste contact; figuur 7 een bovenaanzicht in de pijlrichting G van het vaste contact volgens figuur 6; en 20 figuur 8 en 9 doorsneden van een legerpunt van de aan drijfas in de metalen huiswand.

Figuur 1 toont een doorsnede van een driefase-gekapselde scheidingsschakelaar volgens de uitvinding over de lengteas daarvan. Dee.achakelaar is in zijn totaal aangeduid met 10 en bevindt zich 25 tussen-de flenseinden 12 en ^b van een driefase-metaal gekapselde met SFg-geisoleerde buisvormige gasrail 16 resp. 18 onder tussen voeging van twee schotisolatoren 20 en 22. Het metalen huis 2b van de schakelaar bezit aan de beide kopeinden daarvan flenzen 26 en 28, waarvan de afïnetingen overeenkomen met die van de flenzen 12 30 en 1U, zodat de beide isolatoren 20 en 22, die steeds door een af- standsring 30 en 32 zijn omgeven, met zich door de afstandsring 30 resp. 32 uitstrekkende schroefverbindingen 3^ resp. 36 tussen de tegenover elkaar gelegen flenzen 12, 26, 1^, 28 zijn geschroefd. De isolatoren 20 en 22, die steeds gedeeltelijk doorgesneden zijn 35 weergegeven, dienen voor het begrenzen van de ruimte 38 resp. de ruimte Uo van de rail 16 resp. 18 ten opzichte van de inwendige ruimte k2 van de schakelaar. Opdat de afdichting gasdicht is, zijn 800 3 5 36 -5- tussen de elkaar rakende vlakken van de isolator 20 resp. 22 en de flenzen 12, 26 resp. 11*, 28 afdichtingen kk aanwezig, zodat in de inspanpunten tussen de beide flenzen 12 en 26 resp. 14 en 28 geen gas naar buiten kan ontwijken.

5 De niet afgebeelde afzonderlijke fasegeleiders worden door de isolatoren 20 resp. 22 in doorbrekingen 52 resp. 5** vastgehouden en staan via deze laatste en tussenorganen 55 en 57 in verbinding met vaste contactorganen 1*8 resp. 50 (eerste en tweede vaste contacten) . Van de vaste contacten 1*8 zal eerst die worden beschre-10 ven, welke in verbinding staat met de bovenste fasegeleider. Het tussenorgaan 55» dat op de bijbehorende fasegeleider aansluit, zet zich binnen de ruimte 1*2 voort in een verdikking 56» waarop weer een bij benadering S-verlengstuk 62 aansluit. De beide onderste fasegeleiders zijn met steeds een niet verder weergegeven tussen-15 orgaan verbonden, dat in het inwendige van de ruimte 1*2 eveneens in een verbreding overgaat, waarvan de verwijzing 56 dezelfde is als die van de verbreding van de bovenste fasegeleider om de gelijkvormige constructie aan te geven. De onderste eerste vaste contactorganen 90» 92 vluchten met de bijbehorende fasegeleiders 20 en eindigen derhalve in het vlak daarvan. Het vaste contact 1*8 van de bovenste fasegeleider steekt naar béneden in het vlak van de onderste eerste vaste contacten uit, zodat alle in een vlak liggen. De eerste vaste contacten 1*8 en 1*9 zijn ingesneden, zoals uit figuur 5 blijkt. Zowel het verlengstuk van het bovenste vaste 25 contact 1*8 alsook de andere vaste contacten 90, 92 zijn omgeven door afschermplaten 61*, waarop later zal worden teruggekomen.

De verbredingen 56 dienen eveneens ter afscherming en zijn normaliter steeds naast de isolatoren aanwezig om daar een gunstige veldsterkteverdeling te verschaffen. De beweegbare contacten van 30 de schakelaar 10 worden door steeds een scheidingsmes 66 gevormd, dat twee onder een stompe hoek ten opzichte van elkaar verlopende armen68 en 70 bezit, die door middel van een cirkelsegmentvormig tussenonderdeel 72 praktisch met elkaar zijn verbonden. Van de beide armen staat de ene lange arm 68 met het andere tweede vaste 35 contact 50 (zie verder onder) in ingeschakelde toestand in verbinding, de andere arm 70 is korter uitgevoerd en grijpt in de spleet van het eerste vaste contact. Alle scheidingsmes 66 bezit 800 3 536 -6- een eerste halve schaal j6, welke is verbonden met een tweede halve schaal 78, waarbij de binnencontouren van de beide halve schalen J6 en 78 met elkaar een zeshoek vormen, waardoor een aandrijfas 80 wat vorm betreft nauw wordt omsloten. De ondersteuning 5 van het scheidingsmes 66 op de aandrijfas 80 geschiedt door middel van een schroefverbinding 82 resp. Qb (door een streep-stippellijn aangegeven), op de wijze van een drijfstangleger. Het is duidelijk, dat de centrale hartlijn 86 van de aandrijfas 80 buiten de centrale hartlijn 88 van de buisgasleiding resp. de leidingsectie ligt. Aan-10 gezien de scheidingsschakelaar drie-fase gekapseld is, zijn op de aandrijfas 80 drie naast.elkaar gelegen scheidingsmessen 66 bevestigd. In verband met de ruimte en voor het onderhouden van de afstanden moeten de bijbehorende, eveneens ingesneden vaste contacten 90 en 92 van de beide in een vlak.gelegen fasegeleiders ten op-15 zichte van de assen van de bijbehorende fasegeleiders zijn verschoven. In figuur 5 vindt men de centrale hartlijn 9b van de ene en de centrale hartlijn 96 van de andere fasegeleider; de centrale as van de vaste contacten resp. de centrale assen van de spleten 98 en 100 zijn over een afstand D naar buiten verschoven. De fase-20 geleiders strekken zich op een soortgelijke wijze als de boven liggende fasegeleiders uit door een met het tussenorgaan 55 overeenkomend tussenorgaan van de isolator en zetten zich naar binnen d.w.z. in het inwendige b-2 van het metalen huis 2b naar de verbreding voort, waar de beide vaste contacten 90 en 92 aansluiten; in 25 figuur 1 kan men slechts het vaste contact 92 zien. Het vrije uiteinde van de vaste contacten bezit evenals het centrale vaste contact bS een spleet, zodat de bijbehorende scheidingsmessen 66 zich in deze spleet kunnen bewegen. Zoals verder uit figuur 5 blijkt, zijn alle vaste contacten omgeven door de afscherming 6h. Aan de 30 tegenover elkaar gelegen binnenvlakken van elke spleet (in figuur U en 5 is dit slechts bij de spleet 7^ van het vaste contact U8 waar te nemen) bevinden zich contactvingers 102, die nauwkeurig tegenover elkaar zijn gelegen en (afzonderlijk) verend naar elkaar worden gedrukt. In de inschakeltoestand grijpt de hefboom 70 resp. de arm 35 70 tussen de tegenover gelegen contactvingers 102 en bij de uit schakeling glijdt het tussenonderdeel 72 tenminste over een deel van de contactvingers 102. Daardoor wordt bereikt, dat bij het uit- 800 35 36 * ·* -7- schakelen en in de uitschakeltoestand het gehele scheidingsmes nog onder spanning staat en derhalve bij het scheidingsmes een bepaalde potentiaal behoort.

Uit figuur 1 blijkt, dat de lange arm 68 van het scheidings-5 mes in de inschakeltoestand (er is er slechts een, 66, aangegeven) met de tweede vaste contacten 50 in verbinding staat. Hierna zal slechts het bovenste vaste contact worden beschreven.

Het vaste contact 50 is via het tussenorgaan 57 met de rechts verlopende bovenste fasegeleider (niet aangegeven) verbonden, 10 waarbij ook het vaste contact 50 een verbreding 10k bezit, die in tegenstelling tot de verbreding 56 een verdieping 106 bezit, waarin een uitsteeksel 108 van het tussenorgaan 57, welk uitsteeksel een kleinere buitendiameter bezit dan het tussenorgaan 57 past. Het uitsteeksel 108 is met het vaste contact 50 door middel van een 15 schroefverbinding 110 onder tussenvoeging van een schotelveerpakket 112 stevig verbonden, resp. vastgeschroefd, waarbij voor een rotatie-borging van deze beide een pen 11k aanwezig is, die zowel in een blinde boring 116 van het vaste contact 50 alsook in een blinde boring 118 van het uisteeksel past. Opdat de schroef 110 kan worden 20 ingeschroefd, bezit het vaste contact 50 een opening 120. De eigen lijke contactering van het vaste contact 50 met de arm 68 van het scheidingsmes 66 vindt plaats via een verlengstuk 122, dat, zoals uit figuur 7 blijkt, is voorzien van een spleet 12^. Dit verlengstuk vormfctezamen met de verbreding een L, zodat de stroom vanuit het 25 uitsteeksel 70 via de verbreding 10^ over 90° naar benefèn toe naar de arm 68 wordt afgebogen. De beide beneden liggende vaste contacten zijn op dezelfde wijze uitgevoerd als het vaste contact 50, zodat zij van dezelfde verwijzingen zijn voorzien. Alleen de verlengstukken 122 strekken zich naar boven uit. Aan de binnenvlakken 30 van de spleten 12^ bevinden zich weer contactvingers 126 (zie fi guur 6, welke als spiegelbeeld ten opzichte van figuur 1 is uitgevoerd) . Deze contactvingers 126 liggen voor alle vaste contacten op dezelfde hoogte, aangezien de armen 68 van de drie contactm.es.sen zich eveneens op dezelfde hoogte bevinden.

35 In figuur 1 is verder nog een aardcontact 127 weergegeven, dat vaanvormig is uitgevoerd en eveneens van contactvingers 128 is voorzien. Het aardcontact 127 staat natuurlijk in elektrisch 80 0 3 5 36 -8- geleidende verbinding met het huis 2b.

De gasdichtheid in het gebied van de doorbrekingen 52 resp. 3b wordt verkregen door bij de verbreding aangebrachte afdichtingen 58 resp. 60, zodat ook door eventuele spleten in het gebied van 5 het tussenorgaan 57 resp. 5^ of 55 en 52 geen gas naar beneden, d.w.z. in het inwendige van de schakelaar 10 kan dringen resp. daaruit kan ontsnappen. De afdichting bij de rechtse isolator tussen de flenzen 1U, 28 is voorzien van een verwijzing 59·

Figuur 1 toont de scheidingsschakelaar 10 in de inschakel-10 stand; de beide armen 68 en J0 staan in elektrisch geleidende verbinding met de contactvingers 126 en 102. Bij een uitschakeling wordt de aandrijfas in rechtse, richting (pijlrichting U) geroteerd,, waardoor het tussensegment resp. het tussenonderdeel J2 over de contactvingers 102 glijdt en de arm 68 vrij karnt van de eontact-15 vingers 126. In de scheidingsstand, welke is weergegeven in figuur 2 bevinden de beide armen zich praktisch volledig binnen de afscherming 6b; deze afscherming 6b is zodanig gekozen, dat deze de beide armen J0 en 68 resp. het scheidingsmes in de scheidings -stand volledig omgeeft. Omdat de contactvingers 102 nog met het 20 tussenonderdeel 72 in verbinding staan, staat elk van de contact- messen resp. scheidingsmessen onder hoge spanning. Men heeft de mogelijkheid de contactmessen verder in rechtse richting (pijlrichting U) te roteren; daardoor komt de arm 70 in het gebied van de contactvingers 128 van het aardcontact (zie figuur 3) waardoor een aarding 25 van het scheidingsmes resp. de scheidingsmessen plaatsvindt. De aandrijfas 80 bestaat natuurlijk uit een isolatiemateriaal; deze geïsoleerde stang moet aan een uiteinde in het huis via een legeronderdeel worden gelegerd. De uitvoering hiervan vindt men in figuur 8 resp. 9· In figuur 8 ziet men het metalen huis van de schei-30 dingsschakelaar 2b, welke is voorzien van een doorbreking 130, door welke onderbreking zich een legerdeel 132 uit metaal uitstrekt.

Aan het buitenste uiteinde, d.w.z. buiten het huis bezit het legerdeel 13^·; in het binnenste gebied bezit het legerdeel een uitsparing 136, waarin de geïsoleerde stang 80 kan grijpen. Het gebied 35 138 is afgerond om een voldoende afschermcontour te verkrijgen.

Voor het verkrijgen van een gasdichtheid zijn afdichtingen 1U0 aanwezig. In figuur 9 vindt men een andere uitvoeringsvorm van een 800 35 36 é * -9- legering. Hierbij bezit het huis 24 een naar binnen toe gerichte verdikking 124, waarvan de buitencontour 1 44 is afgerond om een afschermeffekt te verkrijgen. -In de verdikking 142 is een uitsparing 1½ aanwezig, die een gebied met grote diameter 148 en een gebied 5 met geringere diameter 150 bezit. Het gebied 148 met de grootste diameter neemt een lger 152 op, dat aan het binnenste gebied<h.ar-van is aangepast aan de buitencontour van de aandrijfas 80 (deze is zeshoekig) en aan het buitenvlak drkelvormig is, zodat het leger in het gebied 148 draaibaar is. De geïsoleerde stang 8Q strekt zich 10 door het leger 152 uit en past ter geleiding verder in de uitsparing 150 met de kleine diameter, welke uitsparing cirkelvormig is opdat de stang 80 vrij kan roteren. Het voordeel bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 9 is daarin gelegen, dat hierbij geen speciale afdichtingen zoals die volgens figuur 8 nodig zijn.

15· Terwijl de as 80 derhalve aan het ene uiteinde daarvan tegen een verschuiven in een richting in het huis wordt geleid, wordt de as tegen een verschuiving in de andere richting bij het andere uiteinde resp. door de scheidingsmessen geborgd, zodat de as niet in da richting van de hartlijn daarvan kan verschuiven.

20 De contactvingers kunnen ook direkt aan het contact zijn aangevormd, bijv. als veerkrachtige vingers zijn uitgevoerd, hetgeen wordt bereikt, doordat de uiteinden van de verlengstukken zijn ingesneden. Een veerwerking is slechts in geringe mate nodig; de veer-werking dient alleen om een geringe verschuiving en geringe toleran-25 ties te compenseren. De contactvingers zelf op de afzonderlijke verlengstukken moeten zodanig zijn aangebracht, dat de betreffende arm na elkaar met afzonderlijk contactvingerelement in ingrijping komt.

Dit kan op een eenvoudige wijze worden bereikt, doordat de contactvingers iets verschoven, d.w.z. schuin ten opzichte van de voorkant 30 van het contactmes verlopen.

De halve schalen 76 en 78 bestaan geheel uit metaal, waardoor ook hier een gunstige afscherming wordt verkregen. De schroeven 82 en 84 resp. de moeren aan het contraonderdeel moeten natuur- lijk binnen de omtrek van de halve schalen liggen, opdat bij de 35 uitstekende schroefkoppen geen ontladingen kunnen optreden.

800 35 36

Claims (13)

1. In een metalen omhulsel ondergebrachte, met SFg geïsoleerde, roteerbare scheidingsschakelaar, die door een aandrijf-stelsel_ buiten het metalen huis kan worden aangedreven en van messen is voor- 5 zien, die uit een stand "scheidingsschakelaar gesloten”, waarin de messaen tegenover elkaar gelegen eerste en tweede contacten verbinden, naar een scheidingsstand kunnen worden geroteerd, waarbij het tenminste ene scheidingsmes op een van een buitenprofiel voorziene aandrijfas is bevestigd, die in het huis aan het andere uit-10 einde uitsteekt en met het aandrijf stelsel is verbonden, met het kenmerk, dat op de aandrijfas (80) drie scheidingsmessen (66) naast elkaar zijn bevestigd, de vaste contacten (50, ..) voor de afzonderlijke fasen eveneens op een evenwijdig aan de aandrijfas verlopende lijn liggen, en tussen de vaste contacten en de bijbehorende fase— 15 geleiders tussenorganen aanwezig zijn,die zich door aan de kopvlak-ken van de roteerbare scheidingsschakelaar aangebrachte, de vaste contacten ondersteunende steunisolatoren uitstrekken en de fase-geleiders met de vaste contacten verbinden.

2. Scheidingsschakelaar volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat de steunisolatoren als de scheidingsschakelaarruimte (h2) aan beide zijden afsluitende, schotisolatoren (20, 22) zijn uitgevoerd.

3. Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de fasegeleiders van de toe- en afvoerende geleider- 25 secties volgens gelijkzijdige of gelijkbenige driehoëczijn opgesteld, en waarbij twee. geleiders in een vlak en de derde geleider loodrecht boven dit vlak zijn resp. is opgesteld,met het kenmerk, dat twee van de vaste contacten met de beide in een vlak gelegen geleiders vluchten, terwijl het verdere vaste contact door middel van 30 een bij benadering L-vormig, iets gebogen verbindingsonderdeel met het bovenste tussenorgaan is verbonden. U. Scheidingsschakelaar volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mes is voorzien van twee op een lijn gelegen armen, die gedecentreerd ten opzichte van de aandrijfas zijn opgesteld. 35 5· Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat elk mes de vorm heeft van een hoekhef-boom, waarbij de ene arm van de hoekhefboom langer is dan de andere 800 3 5 36 * * * -11- en de hoek tussen de beide armen ongeveer 135° bedraagt.

6. Scheidingsschakelaar volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat het gebied tuss-en de armen door middel van een cirkel-segment vormig, met de beide armen in verbinding staand tuss-enon-5 derdeel is overbrugd.

7· Schei dings schakelaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste of tweede vaste contacten, die met de langste arm in verbinding komen, aan het uiteinde L-vormig zijn uitgevoerd, zodat de contactpunten van alle contacten 10 op een lijn liggen.

8. Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vaste contacten als een geheel met de tussenorganen zijn verbonden.

9. Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande con-15 clusies, met het kenmerk, dat de aandrijfas buiten de centrale hartlijn van het huis verloopt.

10. Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande con- . clusies, met het kenmerk, dat de aandrijfas (80) een van een cirkelvorm., afwijkende dwarsdoorsnede bezit.

11. Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan elk scheidingsmes een eerste halve schaal is gevormd, en verder een bevestigingsbeugel aanwezig is, die met de halve schalen zodanig kan worden verbonden, dat de daardoor gevormde inwendige ruimte aan de buitencontour van de 25 aandrijfas is aangepast.

12. Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de halve schaal na het aanbrengen van het mes op de aandrijfas door middel van een schroef-moerver-binding is verbonden.

13. Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de vaste contacten zijn ingesneden, waarbij de breedte van de spleet overeenkomt met de dikte van het betreffende mes, zodat het mes in de spleet kan worden ingebracht, en aan de binnenvlakken van de spleten tegenover elkaar gelegen, 35 veerkrachtig en eventueel afzonderlijk naar elkaar gedrukte con - tactvingers. aangebracht zijn, welke contactvingers met de contact-messen in verbinding komen. 800 35 36 -12-

14 Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ingesneden contactorganen zelf lamelvormig zijn uitgevoerd, zodat de lamellen als veerkrachtige contactvingers dienen. 5 15· Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat elk contactmes via de scheidings-stand in een aardingsstand kan worden geroteerd, waarin de kortste arm met een aardingscontact in verbinding staat.

16. Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat het aardingscontact via een isolatieraam aan. het metalen huis geïsoleerd ten.opzichte hiervan is bevestigd en middelen aanwezig zijn, welke dienen voor het verbinden van het naar buiten uitstekende aardcontactuitsteeksel met het metalen huis. 15 17· Scheidingsschakelaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vaste contacten zijn omgeven door een afscherming, waarvan de buitencontouren aan de buitencontour van het scheidingsmes zijn aangepast, zodat in de uitschakel-toestand het scheidingsmes zich praktisch volledig binnen de 20 afscherming bevindt. 800 35 36