NL8003248A - Uithouder met beweegbaar daaraan verbonden lepelsteel voor hydraulisch baggerwerktuig of dergelijke. - Google Patents

Description

4

Uithouder met beweegbaar daaraan verbonden lepelsteel voor hydraulisch baggerwerktuig of dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een aan de zwenkarm van een hydraulisch baggerwerktuig of dergelijke aan te bouwen uithouder met beweegbaar daaraan verbonden lepelsteel, die relatief ten opzichte daarvan door een hydrauliche zuiger-cilinder-eenheid 5 verzwenkbaar is.

Bij békende hydraulische baggerwerktnigen laat de lepelsteel zich, bijvoorbeeld cm een transports tand te bereiken, slechts zo ver ten opzichte van de uithouder ver zwenken, dat beide een scherpe hoek met elkaar insluiten. Daar de uithouder en de lepel-10 steel ook in deze stand nog steeds een aanzienlijke ruimte vereisen, is het vaak met het oog qp het transport niet te vermijden, dat de uithouder en lepelsteel gedemonteerd moeten worden.

Voorts is het niet uit te sluiten, dat door een verkeerde bediening de uithouder bij in zijn binnenste grensstand gezwenkte 15 lepelsteel neergelaten wordt, zodat de lepelsteel of de uithouder uitgéknikt of beschadigd kunnen worden, wanneer bij neerlaten de lepelsteel tegen een weerstand stoot.

De onderhavige uitvinding beoogt een uithouder van het in het voorgaande aangegeven type te verschaffen, die zich met de 20 bijbehorende lepelsteel in een ruimtebesparende transports tand brengen laat.

Volgens, de uitvinding is dit oogmerk gerealiseerd doordat om de as van het scharnier, dat de uithouder net de lepelsteel in het bereik van de onderzijden daarvan verbindt, een hefboan zwenk-25 baar gelegerd is, aan het einde waarvan twee hydraulische zuiger-cilinder-eenheden beweegbaar verbonden zijn, waarvan de andere einden enerzijds scharnierend met de uithouder en anderzijds schar- 800 3 2 48 1*1 / 2 nierend met de lepels teel verbonden zijn. Bij de nieuwe inrichting is de lepels teel nagenoeg evenwijdig aan de uithouder daarop te verzwenken, zodat een ruimtebes parende transports tand bereikbaar is. In de tegen elkaar aan geklapte toestand kunnen de lepelsteel en 5 uithouder door gebruikelijke bevestigingsmiddelen in hun stand ten opzichte van elkaar vastgezet worden. Terwijl de gebruikelijke lepel-stelen een zwenkhoek van maximaal 125° hebben, zijn met de lepelsteel van het baggerwerktuig volgens de uitvinding zwenkhoeken tot 160° te bereiken.

10 Daar de uithouder en lepelsteel zich tot een eenheid samenklappen laten, worden in de transports tand tot beschadigingen leidende verkeerde bedieningen in vergaande mate uitgeschakeld.

De onderzijden van de uithouder en van de lepelsteel kunnen telkens plat uitgevoerd zijn, zodat deze zich vlak cp elkaar 15 klappen laten. Het scharnier is in een gegeven geval zo ver naar buiten te verplaatsen, dat een volledig tegen elkaar aan klappen mogelijk is. Een verzwenken van de lepelsteel relatief ten opzichte van de uithouder over een grote hoek in de zin tegengesteld aan die van de wijzers van het uurwerk is te bereiken doordat uitgaand van 20 het scharnier de met elkaar verbonden einden van de uithouder en van de lepelsteel schuin naar hun bovenzijden verlopende eind-vlakken hebben.

Bij voorkeur is de hefboom driehoekig uitgevoerd en in het bereik van zijn tcp zwenkbaar om de as van het scharnier gelegerd, 25 waarbij aan de eindbereiken van zijn basis, die zowat in het bereik van de basis van de door de eindvlakken van de uithouder en van de lepelsteel omspannen driehoek liggen, de zuiger-cilinder-eenheden beweegbaar aangebracht zijn. De aanbrenging van de tussenhefbocm met driehoekige doorsnede maakt een gunstige inleiding van de zwenk-30 en houdkrachten7?zoèar zowel bij de gestrekte stand van de uithouder en lepelsteel ook een met goed gevulde lepel op te houden is, alsook in het nabije bereik een bij gestrekte uithouding nog voldoende •grote breekkrachten voor de werkhandeling cpgebracht kunnen worden.

Hydraulische baggerwerktuigen worden in toenemende mate 35 ook voor werkzaamheden ingezet, waarvoor men tot dusver speciaal gerei nodig had, cm hun uithouding en effectiviteit te verhogen. Maar 800 3 2 48 - 3 wanneer grondwerkzaamheden over een groter bereik nodig zijn, dan zijn deze meestal aan kabelbaggerwerktuigen voorbehouden, daar de gebruikelijke hydraulische baggerwerktuigen geen voldoende groot uithoudingsbereik bezitten. Kabelbaggerwerktuigen hébben echter 5 het bezwaar, dat het goed gericht werken met de sleepbak erg moeilijk en het maken van een goed bovenvlak bijna ónmogelijk is.

Bekende telescopische baggerwerktuigen hébben het bezwaar, dat hun grootste uiihouding door het hoge eigengewicht begrensd is en hm werkbereik slechts een fractie van de maximale 10 uithouding (bij 12 m uithouding zowat 4 m werkbereik) bedraagt.

De inz etmogelij kheden van een van de nieuwe uithouder voorzien hydraulisch baggerwerktuig zijn aanzienlijk te verbreden doordat de uithouder en/of de lepelsteel uit vakwerkdragers bestaan. Deze vakwerkdragers hébben bij een gering eigengewicht een 15 zo grote stabiliteit en sterkte, dat ook uithoudingen van een der-gèlijke lengte te beheersen zijn, die tot dusver voor hydraulische baggerwerktuigen niet mogelijk waren. Door de grote zwenk-hoék, die de nieuwe uithouder mogelijk maakt, laat zich ook het werkbereik aanzienlijk vergroten.

20 Bij een verdere uitvoering van de uitvinding bestaan de uithouder en de lepelsteel uit drie scharnierend met elkaar verbonden dragers, waarbij in de scharnieren de beschreven hefbomen * met de beweegbaar daaraan verbonden zuiger-cilinder-eenheden gelegerd zijn. De dragers laten zich qp de wijze van een trekharmonica 25 in hm transportstand klappen, zodat een demontage van de uithouder -en lepelsteel voor het transport niet meer nodig is. Door deze uitvoering zijn niet alleen de transportmaten te verminderen, maar ook de reikwijdten te vergroten.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan 30 de hand van in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden daarvan.

Fig. 1 is een zijaanzicht van een hydraulich baggerwerktuig en fig. 2 is een zijaanzicht van een uithouder en een lepel-35 steel, die uit drie scharnierend met elkaar verbonden dragers be-bestaan.

800 32 48 > 4

In het gestel van het hydraulische baggerwerktuig 1 zijn de zwenkarm 2 en de deze verzwenkende hydraulische zuiger-cilinder-eenheid 3 zwenkbaar gelegerd. Met de zwenkarm 2 is door de balkverbinding 4, 5 de uithouder 6 verbonden, die uit een vakwerkdrager be-5 staat. Het vooreinde van de uithouder 6 is door schuin verlopende staven 7 driehoekig gevormd. Door het scharnier 8 is een lepel-steel 9 beweegbaar aan de uithouder 6 verbonden, die eveneens uit een vakwerkdrager bestaat. Ook de lepels teel 9 heeft aan één zijde door schuin verlopende staven 10, 11 driehoekige vormen. Op de 10 bout van de scharnierende verbinding 8 is in het bereik van zijn top een driehoekige hefboom 12 gelegerd, waaraan in het bereik van de einden van zijn basis/'in de scharnieren 14, 15 de zuigers tangen van de hydraulische zuiger-cilinder-eenheden 16, 17 beweegbaar verbonden zijn. Met hun cilinders zijn de zuiger-cilinder-eenheden met 15 de uithouder 6 en de lepels teel 9 beweegbaar verbonden.

Aan de lepe Is teel 9 is op gebruikelijke wijze de lepel 18 beweegbaar verbonden, die door de hydraulische zuiger-cilinder-eenheid 19 verzwenkbaar is.

De lepe Is teel 9 laat zich cm het scharnier 8 in een aan 20 de uithouder 6 evenwijdige stand zwenken, die met streepstippel-. . lijnen weergegeven is.

Bij de uitvoering volgens fig. 2 zijn met de zwenkarm 2 drie dragers 20, 21, 22 verbonden, die de uithouder en de lepel-steel vormen. De dragers 20 - 22 bestaan eveneens uit vakwerken.

25 De drager 20 is met bouten met de zwenkarm verbonden, terwijl de drager 21 met de drager 20 en de drager 22 met de drager 21 door chamierverbindingen 23, 24 verbonden zijn, die met inbegrip van de tussenhefboom en de daarmee verbanden zuiger-cilinder-eenheden met de in fig. 1 voorgestelde scharnierende verbinding correspon-30 deren. Cm de dragers in de voorgestelde, op de wijze van een trek-harmonica sanengeklapte stand te kunnen zwenken, is de scharnieras van de scharnierende verbinding 23 aan de onderzijde van de dragers en de scharnier as van de scharnierende verbinding 24 aan de bovenzijde van de dragers aangébracht.

35 Tijdens het werk kunnen de scharnierend aan de tussenhef- boan verbonden zuiger-cilinder-eenheden gelijktijdig houd- en stel- 800 3 2 48 5? 5 functies qp zich nemen. Bij voorkeur neemt echter bij het in fig.

1 voor gestelde baggerwerktuig de cilinder 16 de stelfunctie qp zich, met behulp waarvan de grondstand van de lepels teel 9 ten opzichte van de uithouder 6 veranderd kan worden, terwijl de cilinder 17 voor 5 de hoofd- resp. arbeidsfunctie dient. De bij voorkeur de stelfunctie qp zich nemende cylinder 16 is ook door een stang met meerdere inboutmogelijkheden aan de lepels teel te vervangen.

800 32 48

Claims (10)

1. Aan de zwerikarm van een hydraulisch baggerwerktuig of dergelijke aan te borwen uithouder met beweegbaar daaraan verbonden lepels teel, die relatief ten opzichte daarvan door een hydraulische 5 zuiger-cilinder-eeriheid verzwenkbaar is, gekenmerkt doordat cm de as van het scharnier (8) ,dat de uithouder (6) met de lepelsteel (9) in het bereik vaicfe onderzijden daarvan verbindt, een hefboom (12) zwenkbaar gelegerd is, aan het einde waarvan twee hydraulische zuiger-cilinder-eenheden (16, 17) beweegbaar verbanden zijn, waar-10 van de andere einden enerzijds met de uithouder (6) en anderzijds met de lepelsteel (9) beweegbaar verbonden zijn.

2. Uithouder volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de onderzijden van de uithouder (6) en van de lepelsteel (9) telkens plat uitgevoerd zijn.

3. Uithouder volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat uitgaand van het scharnier (8) de met elkaar verbonden einden van de uithouder (7) en van de lepelsteel (9) schuin naar hun bovenzijden verlopende eindvlakken hebben.

4. Uithouder volgens een der conclusies 1 t/m 3, geken-20 merkt doordat de hefboom (12) driehoekig gevormd en in het bereik van zijn top zwenkbaar cm de as van het scharnier (8) gelegerd is en aan de eindbereiken van zijn basis (13) die zcwat in het bereik van de basis van de door de eindvlakken van de uithouder (6) en van de lepelsteel (9) eenspannen driehoek liggen, de zuiger-cilinder-25 eenheden (16, 17) beweegbaar verbonden zijn.

5. Uithouder volgens een der conclusies 1 t/m 4, gekenmerkt doordat de uithouder (6) en/of de lepelsteel (9) uit vak-werkdragers bestaan.

6. Uithouder volgens een der conclusies 1 t/m 5, geken-30 merkt doordat de uithouder en de lepelsteel uit drie scharnierend met elkaar verbonden dragers (20, 21, 22) bestaan, van de zwerikarm (2) uit beschouwd het eerste scharnier (23) aan de onderzijde en het tweede scharnier (24) aan de bovenzijde van de dragers (20, 21, 22) aangebracht is en on de schamierassen telkens hefbaren zwenkbaar 35 gelegerd zijn, aan de einden waarvan telkens twee hydraulische zuiger-cilinder-eenheden beweegbaar verbonden zijn, waarvan de ande 800 32 48 re einden in de aangrenzende dragers gelegerd zijn.

7. Uithouder volgens een der conclusies 1 t/m 5/ geken-markt doordat de lepels teel (9) korter is dan de uithouder (6).

8. Uithouder volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat de 5 cp de eerste drager (20) volgende dragers (21, 22) korter zijn dan die.

9. Uithouder volgens een eter conclusies 1 t/m 8, gekenmerkt doordat een van de aan de hefboom (12) beweegbaar verbonden zuiger-cilinder-eenheden door een stang vervangen is, waarvoor 10 meerdere inboutmogelijkheden aan de lepelsteel (9, 21, 22) of uithouder (6, 20, 21) voorzien zijn.

10. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 800 3 2 48