NL8002922A - Inrichting voor het afregelen van de zelfinductiewaarde van een spoel. - Google Patents

Description

PHF 79-531 1 N.V. Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven Inrichting voor het afregelen van de zelfinductiewaarde van een spoel.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afregelen vande zelfinductiewaade van een spoel met uit een mengsel van zacht magnetisch materiaal en bindermateriaal bestaande kern.

5 Het is gebruikelijk de zelfinductiewaarde afte- regelen door het verplaatsen van de van schroefdraad voorziene kern in de drager waarop de spoel gewikkeld is. Deze methode is tijdrovend en daardoor duur, terwijl de op die wijze verkregen afregeling niet beschermd is tegen een 10 latere ongewenste verandering van de zelfinductiewaarde niettegenstaande de middelen die worden gebruikt voor het afremmen van de kern in zijn definitieve positie. Bovendien is'. de afregeling via het draaien van de kern in het door de spoelen op een plaat met gedrukte bedrading 15 gevormde geheel moeilijk te automatiseren door de ingewikkeldheid van de te gebruiken mechanische middelen*

Een der doelstellingen van de uitvinding is de gemakkelijke afregeling mogelijk te maken van de zelfinductiewaarde van de spoelen en daarbij de kostprijs van 20 deze spoelen te verlagen.

Een tweede doelstelling van de uitvinding is de automatisering mogelijk te maken van de afregeling hetzij voor elke spoel afzonderlijk hetzij voor het geheel van een groep vaispoelen die aangebracht zijn op een 25 televisieplaat met gedrukte bedrading.

De inrichting volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat hij een mondstuk voor het injecteren van magnetische pasta bevat, dat voorzien is van een elektrische klep waarvan een stuurwikkeling via een stuur-schakeling gekoppel is met de uitgang van een vergelijkirgs-schakeling met twee ingangen, waarvan de eerste verbonden is met de uitgang van een zelfinductiewaardemeetapparaat a η n 9 o ? 9 PHF 79-531 2 *·£ dat verbonden is met de aansluitingen van de af te regelen spoel, terwijl de tweede ingang verbonden is met een referentiespanningsbron.

De inrichting volgens de uitvinding onder-5 breekt automatisch de injectie van magnetische pasta in de wikkeldoorn zodra de gewenste zelfinductie- waarde van de spoel is bereikt.

De gezamenlijke afregeling van de zelfinductie-waarde van meer spoelen die gemonteerd zijn op een plaat ^ met gedrukte bedrading kan desgewenst gelijktijdig gebeuren door het gebruik van een overeenkomstig aantal zelfinductiewaardemeetapparaten en een overeenkomstig aantal vergelijkingsschakelingen.

Na uitharding van de magnetische pasta is ^ iedere latere ongewenste ontregeling van de spoel uitgesloten.

De uitvinding wordt nader beschreven aan de hand van een tekening waarvan de enige figuur een uit-voeringsvoorbeeld illustreert van de inrichting volgens 20 de uitvinding voor het na elkaar afregelen aan de zelf-inductiewaarden van drie spoelen die gemonteerd zijn op een plaat met gedrukte bedrading van een televisietoestel.

In een reservoir 1 met magnetische pasta 25 wordt een bepaalde druk onderhouden via een toevoer 2 voor samengeperste lucht. Het onderste gedeelte van het reservoir 1 bevat pastainjectiemondstukken 3a» 3b en 3c, voorzien van elektrische kleppen 4a, 4b en 4c. Onder deze mondstukken zijn drie spoelen 5a» 5b en 5c aangebracht 30 waarvan de eerste (5a) in langsdoorsnede weergegeven is. Deze spoelen zijn gemonteerd op een plaat 6 voorzien van gedrukte bedrading.

Voorts .zijn drie onderling gekoppelde keuze schakelaars 7» 8 en 9 aanwezig. Elk van de keuze kontak-35 ten van de eerste keuze schakelaar 7 is verbonden met een van de elektrische kleppen 4a, 4b, 4c elk van de keuze kontakten van de tweede schakelaar 8 met een aansluiting 800 2 9 22 3 •’Λ PHF 79-531 3 van een van de spoelen 5a, 5b, 5c, en elk van de keuze-kontakten van de derde schakelaar 8 met een klem van één der referentiespanningsbronnen 10a, 10b en 10c. De andere aansluitingen der spoelen 5a, 5t> en 5c en de andere klemmen e van de spanningsbronnen 10a, 10b en 10c zijn verbonden met een gemeenschappelijke massaklem 11.

Het moederkontakt van de eerste schakelaar 7 is via een stuurschakeling 12 verbonden met de uitgang van een vergelijkingsschakeling 13 waarvan één ingang verbonden is ^ met de uitgang van een zelfinduetiewaarde meetapparaat 14 waarvan de ingang verbonden is met het moederkontakt van de tweede schakelaar 8. De andere ingang van de vergelijkingp- schakeling 14 is verbonden met het moederkontakt van de derde schakelaar 9. De uitgang van de vergelijkingsschake-15 , ling 14 is via een tweede stuurschakeling 15 eveneens verbonden met een gemeenschappelijke stuuringang van de schakelaars 7» 8 en 9, terwijl de stuurschakeling 12 voorzien is van een vergrendelingsstuuringang 16.

Het zelfinductiewaardemeetapparaat 14 levert aan 20 de eerste ingang van de vergelijkingsschakeling 13 een gelijkspanning die evenredig is met de zelfinduetiewaarde van de met de ingang van het apparaat 14 verbonden spoel, in dit geval de spoel 5a. Zolang deze spanning kleiner is dan door de bron 10a geleverde referentiespanning, bevindt 25 ' de uitgang van de comparator 14 zich in een toestand die de eLectrische klep 4a geopend houdt via de stuurschakeling 12. De magnetische pasta stroomt dan in de wikkeldoorn van de spoel 5a waarvan de zelfinductiewaarde op die wijze toeneemt .

30

Op het ogenblik dat de door het apparaat 14- geleverde spanning gelijk wordt aan de spanning van de bron 10a, verandert de toestand van de uitgang van de vergelijkings-schakeling 13, waardoor de klep 4a gesloten wordt en de uitstroming van de pasta onderbroken wordt. De zelfinductie-35 waarde kan ingesteld worden door de spanningswaarde van de bron 10a, te wijzigen.

De toestandsverandering van de uitgang van de ver- 8 00 2 9 22 - “ PHF 79-531 ^ gelijkingsschakeling 14 bestuurt via de tweede stuur- ------ schakeling 15 de overgang van de schakelaais 7> 8 en 9 naar hun tweede positie waar het hierboven beschreven proces zich herhaalt, waarbij de uiteindelijke zelfinduetiewaarde 5 van de spoel 5b dan bepaald wordt door de waarde van de spanningsbron 10b; daarna wordt op haar beurt de zelf-inductiewaarde van de spoel 5c afgeregeld door de bron 10c. Dan wordt de afgeregelde plaat vervangen door een andere terwijl de schakelaars 7> 8 en 9 opnieuw hun eerste positie 10 innemen.

De ingang 16 van de stuurschakeling 12 dient om de met de schakelaar 7 verbonden elektrische klep gesloten te houden gedurende de vervanging der platen. Deze kleppen zijn van het elektromagnetische type met aktieve besturing, I5 dit wil zeggen kleppen waarvan het openen bestuurd wordt door het aanleggen van een spanning. Het is eveneens mogelijk een elektrische klep van het type met passieve besturing te gebruiken, dit wil zeggen een klep waarvan het sluiten bestuurd wordt door het aanleggen van een spanning. 20 Een dergelijke klep kan worden gerealiseerd door de inject iemonds tukken 3a, 3b en 3c te omringen met een spoel waarin de doorgang van stroom de toevoer van pasta onderbreekt door het vormen van een magnetische stop.

Het is duidelijk dat. het gebruik van dit klep-25 type veronderstelt dat de niet in bedrijf zijnde kleppen 3b en 3c gesloten worden gehouden door het aanleggen van een spanning door middel van een vierde (niet weergegeven) schakelaar.

Indien het uiteinde van het injeetiemondstuk 3° zich zeer dicht bij de spoel bevindt, verhoogt de zich in het mondstuk bevindende hoeveelheid pasta de schijnbare zelfinductiewaarde van de spoel, doch het is gemakkelijk daarmede rekening te houden door de referentiespanningen van de bronnen 10a, 10b en 10c op geschikte wijze aan te 35 passen, want de geometrische posities der spoelen ten opzichte van de mondstukken zijn voor verschillende platen praktisch dezelfde.

α n fl 2 Q 2 2

Claims (4)

1. Inrichting voor het afregelen van de zelf- inductiewaarde van een spoel met een uit een mengsel van zacht magnetisch materiaal en bindermateriaal bestaande kern, met het kenmerk, dat hij een mondstuk voor het in-5 jecteren van magnetische pasta bevat, dat voorzien is van een elektrische klep waarvan een stuurwikkeling via een stuurschakeling gekoppeld is met de uitgang van een ver-gelijkingsschakeling met twee ingangen, waarvan de eerste verbonden is met de uitgang van een zelfinductiewaarde 10 meetapparaat dat verbonden is met de aansluitingen van de af te regelen spoel, terwijl de tweede ingang verbonden is met een referentiespanningsbron.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de ingang van het zelfinductiewaardemeetapparaat, 15 de tweede ingang van de vergelijkingsschakeling en de uitgang van de stuurschakeling verbonden zijn met de moeder-kontakten van drie schakelaars waarvan de keuzekontakten verbonden zijn met respectievelijk een groep van n spoelen, een groep van n referentiespanningsbronnen en een groep 20 van n elektrische kleppen.

3· Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de uitgang van de vergelijkingsschakeling via een tweede stuurschakeling verbonden is met een stuurin-gang van de drie schakelaars.

4. Inrichting volgens conclusies 1, 2 en 3> met het kenmerk, dat de stuurschakeling van de elektrische klep voorzien is van een vergrendelingsingang. 30 35