NL8002000A - Inrichting voor het door extrusie vormen van betonnen hulpstukken voor dakbedekking. - Google Patents

Description

Ν.0. 28.817 % i <r * —— - 1 - Μ*

Inrichting voor het door extrusie vormen van betonnen hulpstukken voor dakbedekking.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het door extrusie vormen van betonnen hulpstukken voor dakbedekking, waarbij ieder hulpstuk aan een einde voorzien is van een een geheel daarmede vormende flap, die in hoofdzaak loodrecht staat op de hoofdrichting 5 van het hulpstuk en waarbij gebruik wordt gemaakt van metalen ondervormen, ieder bestaande uit een hoofddeei dat de onderzijde van het hulpstuk vormt, een dwarsdeel aan een einde van het hoofddeel, dat de binnenzijde van de dwarsflap vormt en een flens aan het benedeneinde van het dwarsdeel, die de onderzijde van de dwarsflap vormt.

10 Het is tegenwoordig gebruikelijk dakpannen te vervaardigen van beton. De daarbij gebruikte inrichting bestaat in het algemeen uit een horizontaal verlopende transportbaan, waarin achter elkaar geschakelde ondervormen, zgn. pallets, met behulp van transport-kettingen of dergelijke worden voortbewogen. Boven de pallets staat 15 op een bepaalde plaats een vormkast opgesteld, met een reservoir voor de specie, een mengrol, een vormrol en een strijkpiaat. Deze strijk-plaat zorgt tezamen met de vormrol voor het vormen van het bovenoppervlak van de dakpannen.

Op het bovenoppervlak van de dakpannen komen geen uitsteeksels 20 in dwarsrichting voor, omdat het extrusieprocédé dit niet toelaat.

De onderzijde van de dakpannen vertonen wel uitsteeksels in dwarsrichting, zoals ophangnokken. Deze uitsteeksels worden gevormd door passende verdiepingen in de ondervormen. Deze uitsteeksels hebben maar een beperkte hoogte en leveren geen moeilijkheden op.

25 Hoewel met een dergelijke inrichting niet alleen betonnen dak passen doch ook hulpstukken in de vorm van gevelpannen, dit zijn dakpannen met een flap aan één van de langszijden, dus verlopend in de extrusierichting, op bevredigende wijze vervaardigd kunnen worden, gelukt het niet met een dergelijke inrichting hulpstukken te vervaar-30 digen, die een flap hebben dwars op de extrusierichting. Voorbeelden van dergelijke hulpstukken zijn chaperonpannen, onderpannen, beginvorstpannen en eindvorstpannen. Er bestaan ook nog hulpstukken met een flap langs een langszijde en een flap langs de bovenof onderzijde, in feite dus een kombinatie van gevelpannen en chaperon-35 pannen of onderpannen.

8002000 • -* - 2 -

Chaperonpannen, dus pannen met een flap langs de bovenzijde worden gebruikt als afwerking van lessenaardaken, die steeds meer worden toegepast.

Onderpannen, dus pannen met een flap langs de onderzijde, worden 5 gebruikt om de onderrand van een dak af te dichten, o.a. tegen indringen van vogels en tegen inblik tegen de onderste panlat.

In beide gevallen kan men ook normale pannen nemen en de rand afwerken met hout of specie. Dit is duur vanwege het onderhoud, respektievelijk minder fraai.

10 De vraag naar hulpstukken wordt steeds groter.

Hulpstukken voorzien van een dwarsflap kunnen niet met de normale continuwerkende inrichting gevormd worden, omdat het vullen en verdichten van de specie in de vormholte die de dwarsflap begrenst, niet bevredigend plaatsheeft. De belangrijkste oorzaak is dat de bewegende pallet 15 niet nauwkeurig genoeg kan worden ondersteund ten opzichte van de dwars-wand, die de buitenzijde van de dwarsflap begrenst en die niet één geheel kan vormen met de pallet. Zou dat wel het geval zijn, dan is het gevormde hulpstuk niet te lossen uit de pallet.

Een andere oorzaak is, dat er niet voldoende tijd is om voldoende 20 specie in de vormholte voor de dwarsflap over te brengen en te verdichten .

Tot nu toe is men dan ook gedwongen geweest hulpstukken met dwarsflappen met de hand te vormen, vanzelfsprekend wel met mechanische hulpmiddelen. Het zal duidelijk zijn, dat het vormen van hulpstukken 25 op deze wijze zeer arbeidsintensief en dus duur is en dat bovendien de kwaliteit sterk afhankelijk is van de aandacht en vakbekwaamheid van de vormer.

De uitvinding beoogt nu een inrichting te verschaffen, waarmede hulpstukken met dwarsflappen machinaal gevormd kunnen worden. Hierdoor 30 vervallen de bezwaren van de handvormmethode, waarbij o.a. met de hand de vormholte voor de dwarsflap gevuld en verdicht moet worden.

De inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de inrichting bestaat uit een horizontaal langwerpig stationair frame met daarin achter elkaar een aantal vormplaatsen voor het vormen van telkens 35 één hulpstuk, waarbij iedere vormplaats bestaat uit langswanden en dwars-wanden, waarbinnen een ondervorm passend kan worden geplaatst en uit ondersteuningen voor het in vertikale richting ondersteunen van de 800 2 0 00

«W* I

- 3 - ondervorm, zodanig dat de vormholte voor de dwarsflap wordt begrensd door de binnenzijde van een dwarswand van de vormplaats in het frame, de buitenzijde van het dwarsdeel van de ondervorm en de bovenzijde van de flens van de ondervorm, welke inrichting verder bestaat uit 5 een beweegbaar frame, dat verrijdbaar is over het stationaire frame en dat voorzien is van middelen om alle vormplaatsen in één arbeids-gang te vullen met specie, te verdichten en de bovenzijde daarvan te vormen.

Een aantal hulpstukken wordt dus in serie in een arbeidsgang 10 gevormd, waardoor dus de produktiesnelheid aanzienlijk groter is dan bij de handvormmethode, terwijl bovendien door verderop te beschrijven maatregelen die kwaliteit van de flappen constant en goed is.

De uitvinding zal thans aan de hand van de tekening voor een uit-voeringsvoorbeeld nader worden toegelicht, waarin: 15 fig. 1 is een perspestivisch, schematisch aanzicht van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 is een langsdoorsnede door een deel van de inrichting volgens de uitvinding op grotere schaal; en fig. 3 is een doorsnede over de lijn III-III in fig. 2.

20 De inrichting volgens de uitvinding omvat een stationair frame en een verrijdbaar frame. Het stationaire frame is langgerekt van vorm, strekt zich in horizontale richting uit en omvat een aantal in hoofdzaak horizontaal verlopende evenwijdige langsliggers, ondersteund door poten. De poten zijn aangegeven met 1 en een aantal van de langsliggers 25 zijn respektievelijk aangegeven met 2 en 3.

In het stationaire frame zijn in lengterichting van het frame achter elkaar een aantal plaatsen aanwezig voor het vormen van telkens één hulpstuk. Het is bijvoorbeeld mogelijk de inrichting uit te rusten met 7 van dergelijke vormplaatsen. Het zal echter duidelijk zijn dat 30 dit aantal geheel willekeurig is. In fig. 2 is één van dergelijke vormplaatsen volledig weergegeven, terwijl de beide aangrenzende vormplaatsen gedeeltelijk zijn weergegeven.

Evenals bij de handwerkwijze voor het vormen van hulpstukken wordt gebruik gemaakt van ondervormen van aluminium of dergelijk mate-35 riaal. Deze ondervormen, de zgn. pallets, zijn in de tekening aangegeven met 4·. Deze ondervormen zijn van bekende konstruktie en zijn geheel aangepast voor het vormen van de onderzijde van het te vormen hulp- 8002000 o < - 4 - stuk. Iedere ondervorm bestaat uit een in hoofdzaak horizontaal verlopend geprofileerd hoofddeel 4a, uit een dwarsdeel 4b, dat bestemd is voor het vormen van één zijde van de dwarsflap van het hulpstuk en uit een flens 4c, die bestemd is voor het vormen van de onderrand 5 van de dwarsflap.

Iedere ondervorm 4 past tussen twee vertikale dwarswanden 5 en twee vertikale zijwanden 6 van het stationaire frame. Het zal duidelijk zijn, dat de bovenbegrenzing van iedere dwarswand 5 moet zijn aangepast aan de welving van het te vormen hulpstuk.

10 De zijwanden 6 van iedere vormplaats worden gevormd door twee over de lengte van het stationaire frame verlopende U-balken 7. Tegen de zijwanden 6 zijn ondersteuningen 8 bevestigd, waarop de langsranden van de ondervorm 4 rusten, wanneer de ondervorm is geplaatst in zijn ligplaats in het stationaire frame.

15 Op deze wijze wordt iedere ondervorm passend omsloten door de dwarswanden 5 en de zijwanden 6 en wordt in vertikale richting ondersteund door de ondersteuningen 8. Vanzelfsprekend kunnen nog meer ondersteuningen worden toegepast, bijvoorbeeld tegen de dwarswanden 5, zodat iedere ondervorm ook aan de beide kopeinden of aan één kopeinde wordt 20 ondersteund.

Onder iedere vormplaats bevinden zich pneumatische hefinrich-tingen 9, die in staat zijn om de ondervorm 4 vertikaal omhoog te bewegen uit zijn ligplaats in het stationaire frame, zie fig. 1.

Het beweegbare frame is aangegeven met 20 en wordt enerzijds met 25 behulp van rollen 21 gesteund door de vierkante langsbalk 2 van het stationaire frame en anderzijds door rollen 22, die rusten op de U-balk 3 van het stationaire frame. Langs de U-balk 3 is over de gehele lengte van het stationaire frame een tandheugel 23 aangebracht waarlangs een tandwiel 24 zich kan afrollen. Dit tandwiel wordt aangedreven met behulp 30 van de motor 25, die meebeweegt met het beweegbare frame 20.

Het zal duidelijk zijn, dat wanneer de motor 25 het tandwiel 24 aandrijft, het beweegbare frame 20 zich zal verplaatsen langs het stationaire frame.

Het beweegbare frame 20 omvat in hoofdzaak een vormkast 26, 35 waarin vanaf een bunker specie kan worden gestort. Tijdens het vullen van de vormkast 26, bevindt het beweegbare frame 20 zich aan één einde van het stationaire frame. Vanzelfsprekend moet daartoe het stationaire frame 800 2 0 00 - 5 - voorzien zijn van een loos stuk. Aan het andere einde bevindt zich ook een loos stuk, waarboven het frame 20 staat, wanneer de gehele streng is geëxtrudeerd.

Op het frame 20 bevindt zich nog een tweede motor 27, zie fig. 1.

5 Deze tweede motor 27 drijft via een ketting 27a of dergelijke de vorm-rol 28 aan. Vanaf deze vormrol 28 wordt via een tweede ketting 29 of dergelijke een as 30 aangedreven, welke voorzien is van pennen of dergelijke, die bedoeld zijn om de betonspecie in beweging te houden en onder de vormrol 28 te drukken. Een dergelijke konstruktie is op zich 10 bekend voor een inrichting voor het vormen van normale dakpannen, dus dakpannen zonder dwarsflappen.

Het zal duidelijk zijn dat de betonspecie zich niet vrij over de vormplaatsen mag verspreiden. Daartoe is de vormkast 26 aan de zijkanten begrensd doordat de zijwanden glijdend bewegen over de langsstrippen 6, 15 terwijl de voorzijde wordt begrensd door een afsluitplaat aangegeven met 31, en aan de achterzijde een strijkplaat 32 aanwezig is, waarvan de onderrand de uiteindelijke bovenvorm van het te vormen hulpstuk bepaalt.

Deze plaat 32 vormt dus tezamen met de bovenzijde van de reeks 20 ondervormen 4 de extrusiemond voor de streng.

Tijdens het vullen van de vormkast 26 met specie bevindt het frame 20 zich boven het loze stuk aan het ene einde van het stationaire frame. In fig. 1 bevindt de niet-weergegeven vulplaats zich rechts van de tekening.

25 Wanneer de vormkast 26 voldoende met specie is gevuld, beweegt het frame 20 zich met behulp van de motor 25 naar links in de richting van de pijl A in fig. 1 en 2.

De aandrijfmotor 27 voor de vormrol 28 en de mengas 30 wordt in werking gesteld. De specie treedt dan aan de rechterzijde in fig. 1 30 uit de vormkast 26 naar buiten via de gevormde extrusiemond. De specie wordt door de vormrol 28 in de ondervormen 4 gedrukt en eveneens in de vormholte van iedere dwarsflap.

Het verdichten van de specie wordt eveneens veroorzaakt door de vormrol 28, terwijl de onderrand van de strijkplaat 32 de bovenzijde 35 van de streng afstrijkt.

Om te zorgen dat ook de vormholten voor de dwarsflappen voldoende gevuld en verdicht worden moet gezorgd worden voor voldoende 8002000 - 6 m V t specietoevoer. Door de vormrol 28 voldoende snel aan te drijven kan dit bewerkstelligd worden. Vanzelfsprekend is deze rotatiesnelheid van de vormrol 28 afhankelijk van de voortbewegingssnelheid van het frame 20.

5 Wanneer de gehele streng is gevormd komt het frame 20 boven het linker loze stuk van het stationaire frame en wordt stilgezet.

Nu moet de gevormde streng gedeeld worden ter plaatse van de dwarswanden 5. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van één of meer vertikaal bewegende snijinrichtingen 33, zie fig. 2.

10 De of iedere snijinrichting 33 omvat twee evenwijdige snijmessen 34, zodat tussen de snijmessen ruimte aanwezig is.

Wanneer de snijinrichting 33 vanaf de in fig. 2 weergegeven stand omlaag wordt bewogen, dat wordt de streng doorgesneden aan beide zijden van de dwarswand 5. Het materiaal van de streng dat zich bevindt 15 op de bovenrand van de dwarswand 5 wordt opgenomen in de holte tussen de twee snijmessen 34 en verwijderd, wanneer de snijinrichting 33 weer omhoog beweegt.

Het doorsnijden van de streng geschiedt bij voorkeur na het vormen van de gehele streng, wanneer het frame 20 zich dus bevindt 20 boven het linker loze stuk.

Met behulp van een mechanisme kunnen dan gelijktijdig alle snijinrichtingen 33 omlaag en weer omhoog bewogen worden. Ook is het mogelijk slechts één snijinrichting 33 te gebruiken die achtereenvolgens alle snijbewerkingen uitvoert en zich dus verplaatst langs het sta-25 tionaire frame.

Wanneer de streng is doorgesneden, zorgen de hefinrichtingen 9 ervoor dat iedere ondervorm 4 omhoog wordt bewogen en kan worden afgenomen, zodat het daarop gevormde hulpstuk kan worden gedroogd in een drooginrichting, waarna het hulpstuk van de ondervorm kan worden afge-30 nomen.

Vanzelfsprekend kan de capaciteit van de inrichting vergroot worden door een aantal series hulpstukken naast elkaar in één arbeidsgang te vormen.

8002000

Claims (8)

1. Inrichting voor het door extrusie vormen van betonnen hulpstukken voor dakbedekking, waarbij ieder hulpstuk aan een einde voorzien is van een één geheel daarmede vormende flap, die in hoofdzaak loodrecht staat op de hoofdrichting van het hulpstuk en waarbij gebruik wordt 5 gemaakt van metalen ondervormen, ieder bestaande uit een hoofddeel dat de onderzijde van het hulpstuk vormt, een dwarsdeel aan een einde van het hoofddeel, dat de binnenzijde van de dwarsflap vormt en een flens aan het benedeneinde van het dwarsdeel, die de onderzijde van de dwarsflap vormt, met het kenmerk, dat de inrichting be-10 staat uit een horizontaal langwerpig stationair frame met daarin achter elkaar een aantal vormplaatsen voor het vormen van telkens één hulpstuk, waarbij iedere vormplaats bestaat uit langswanden en dwarswanden,waarbinnen een ondervorm passend kan worden geplaatst en uit ondersteuningen voor het in vertikale richting ondersteunen van de ondervorm, zodanig 15 dat de vormholte voor de dwarsflap wordt begrensd door de binnenzijde van een dwarswand van de vormplaats in het frame, de buitenzijde van het dwarsdeel van de ondervorm en de bovenzijde van de flens van de ondervorm, welke inrichting verder bestaat uit een beweegbaar frame, dat verrijdbaar is over het stationaire frame en dat voorzien is van middelen 20 om alle vormplaatsen in één arbeidsgang te vullen met specie, te verdichten en de bovenzijde daarvan te vormen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het beweegbare frame met behulp van rollen of dergelijke wordt geleid door langsliggers van het stationaire frame en motorisch wordt 25 voortbewogen, welke beweegbare frame een vormkast omvat voor het opnemen van specie, welke vormkast voorzien is van een motorisch aangedreven vormrol en van een strijkplaat, die tezamen met de ondervormen de extrusiemond begrenst, waarbij de zijwanden van de vormkast afdichtend schuiven over de bovenranden van de doorlopende zijwanden van de vorm-30 plaatsen in het stationaire frame.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de aandrijfsnelheid van de vormrol en de aandrijfsnelheid van het beweegbare frame zodanig zijn gecorreleerd, dat gezorgd wordt voor een voldoende aanvoer van specie in de vormholte voor de flap en voor een 35 voldoende verdichting daarvan. 800 2 0 00 - 8 - > «

4·. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat op één der langsliggers van het stationaire frame een tandheugel is aangebracht over de gehele lengte van het stationaire frame en dat op het beweegbare frame een rondsel is aangebracht, dat 5 wordt aangedreven door een op het beweegbare frame gemonteerde motor.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4·, met het k e n m e rk, dat zich aan beide einden van het stationaire frame losse stukken zonder vormplaatsen bevinden, waarboven het beweegbare frame gereden kan worden.

5· -ί - 7 -

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het ken merk, dat de vormkast met specie wordt gevuld, wanneer het beweegbare frame zich bevindt in één van zijn eindstanden, boven één der loze stukken.

7. Inrichting volgens één of meer der voorafgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat één of meer snijinrichtingen aanwezig zijn, ieder bestaande uit twee op afstand van elkaar opgestelde in vertikale richting beweegbare messen, die de langgerekte streng gevormd beton telkens doorsnijdt tussen twee vormplaatsen, direkt aan beide zijden van een dwarswand.

8. Inrichting volgens één of meer der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat onder iedere vormplaats in het stationaire frame een hefinrichting is opgesteld, die na het doorsnijden van de streng de ondervorm kan lichten vrij van de zij- en dwarswanden van iedere vormplaats, waarna de ondervorm met het gevormde 25 hulpstuk kan worden uitgenomen om te worden gedroogd. 8002000