NL8000514A - Afvalsorteerinrichting. - Google Patents

Description

.-4 P & c u J**' W 5670-1 Ned. %

Afvalsorteerinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het sorteren van afval dat zware en lichte delen, bijvoorbeeld hout en steen bevat.

Bestaande sorteerinrichtingen zijn niet in staat automatisch hout en steen van elkaar te scheiden. Deze materialen komen tezamen voor 5 in bijvoorbeeld van de sloop van huizen en gebouwen afkomstig afval. De steendelen kunnen door brekers of andere vermaalinrichtingen geschikt worden gemaakt voor de fabricage van nieuwe stenen of beton, waardoor men tevens geen stortterreinen voor deze steendelen beschikbaar behoeft te hebben. Het hout uit dit afval kan na fijnmaken worden verstookt, bijvoor-10 beeld voor kasverwarming door tuinders.

Bij afvalhout verwerkende inrichtingen moet meestal gewaarborgd zijn dat er zich geen stenen in bevinden, daar deze tot zware beschadigingen van de inrichting zouden voeren.

De uitvinding beoogt nu een inrichting van de bovengenoemde 15 soort te verschaffen waarbij geen voorsortering van het afval behoeft plaats te vinden, maar automatisch zwaar en licht afval wordt gescheiden, bijvoorbeeld steen en hout, of ook ijzer enerzijds en papier of kunststoffen anderzijds.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de inrichting 20 een bak omvat, die tot nabij de rand met water kan worden gevuld, een materiaaltoevoerzijde heeft, vanwaar de bakwand van de rand af schuin naar omlaag tot aan of nabij de bodem verloopt, en waarbij van het ondereinde van deze schuine wand een tot boven de bakrand opvoerende opvoerinrichting voor steen en dergelijk zwaar materiaal is aangebracht, waarbij van de 25 bakrand tot enige afstand daaronder tussen de materiaaltoevoerzijde en de opvoerinrichting een keerplaat is aangebracht, terwijl in de bakrand aan een ongeveer dwars op de wand van de toevoerzijde staande wand een aandrijf-baar schoepenrad is gemonteerd, waarvan de as in de richting van deze rand verloopt, bestemd voor de afvoer van op het water drijvend licht 30 materiaal.

Bij toevoer van het afval aan de toevoerzijde blijven hout, papier, kunststof drijven op het wateroppervlak, terwijl steen en ander zwaar materiaal langs de schuine wand naar het ondereinde van de opvoerinrichting bewegen. Deze voert het materiaal uit de bak omhoog en voert 35 het van het boveneinde af op een transportband of dergelijke inrichting, of rechtstreeks aan een steenbreker toe. Het drijvende materiaal wordt door het schoepenrad zijwaarts uit de bak afgevoerd, eveneens op een % transportband of dergelijke inrichting. De keerplaat voorkomt dat het drij- \ 80 0 0 5 14 > -2- 4" f vende materiaal door de opvoerinrichting wordt meegevoerd. Alleen langere balken dan de lengte van het schoepenrad moeten met de hand worden verwijderd. Gewapend beton kan door de inrichting worden verwerkt mits de stukken niet te groot zijn, terwijl stukken onderling verward betonijzer moeten 5 worden verwijderd vóór zij in de steenbreker terecht komen. Overigens kan alle voorkomend af val worden verwerkt.

Teneinde het zware materiaal zich vlot naar de opvoerinrichting te laten bewegen maakt bij voorkeur de schijn naar omlaag verlopende bak-wand een hoek van ongeveer 40° met de horizontaal.

10 Gunstig is wanneer de opvoerinrichting een aandrijfbare jakobs ladder of emmerketting is, waarvan de emmers aan het ondereinde van deze opvoerinrichting langs een op het ondereinde van de schuine wand aansluitend wanddeel van de bak als materiaalgeleider bewegen, en waarvan het boveneinde boven en buiten de bakrand uitsteekt.

15 Voor de af voer van het lichte materiaal moet de rotoras van het schoepenrad ongeveer ter hoogte van de waterspiegel in de bak liggen. Daardoor voert dit rad ook water uit de bak mee. Voor de opvang van dit water en voor het aanvullen van de watervoorraad in de bak is bij een gunstige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding langs het schoepenrad tegen 20 de buitenzijde van de bak een hulpreservoir aangebouwd, waarboven zich een van het schoepenrad naar omlaag hellend rooster bevindt, terwijl op dit hulpreservoir een pomp is aangesloten, die water daaruit kan aanzuigen en terugvoert naar het waterbad in de bak.

Het verdient aanbeveling wanneer de pomp ook een zuigaansluiting 25 nabij de bodem van de bak heeft, zodanig dat de pomp de bak voor réparatie-werkzaamheden geheel kan leegpompen.

In een voorkeursuitvoeringvorm zijn de horizontale doorsneden van de bak en van het hulpreservoir ongeveer rechthoekig, waarbij de materiaal-toevoerzijde en de opvoerinrichting zich aan de korte rechthoekszijden 30 bevinden.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Pig. 1 is een langsdoorsnede door de inrichting.

35 Fig. 2 toont een bovenaanzicht van de inrichting.

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede volgens III-III van fig. 1.

' Fig. 4 is een dwarsdoorsnede volgens IV-IV van fig. 2, op grotere schaal.

De weergegeven afvalsorteerinrichting heeft een bak 1, gewoonlijk 800 0 5 14 i \ -3- ' vervaardigd van beton, welke bak in de weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm een rechthoekige horizontale doorsnede heeft, zoals blijkt uit fig. 2.

De bak heeft een toevoerzijde 2, gelegen aan één van de korte rechthoeks-zijden. Links van de bak in fig. 1 is een container 15 schematisch weergege-5 ven, welke met afval gevuld naast de bak kan worden geplaatst. Uit deze container kan het afval aan de bak 1 worden toegevoerd. Het is echter ook mogelijk het afval op andere wijze toe te voeren, bijvoorbeeld met een transports and.

Aan de toevoerzijde heeft de bak een van de rand 3 van de bak 10 schuin naar omlaag verlopende wand 4, welke eindigt nabij de bodem 5 van de bak. Deze wand 4 helt bij voorkeur onder een hoek van ongeveer 40° met de horizontaal. Tegenover de toevoerzijde 2 bevindt zich nabij de andere korte rechthoekzijde van de bak een opvoerinrichting 6, welke is weergegeven als een jakobsladder met emmers 9.

15 De zware delen, bijvoorbeeld steen, van het toegevoerde afval (dat eerst bijvoorbeeld op een schudzeef kan zijn ontdaan van fijn gruis) bewegen door de helling van de wand 4 naar omlaag en worden door de langs bewegende emmers 9 van de aangedreven opvoerinrichting 6 naar omhoog gevoerd en doordat het boveneinde van de inrichting 6 boven en buiten de rand 20 3 van de bak uitsteekt, kan dit materiaal worden afgevoerd in een container, op een transportband, of rechtstreeks aan een steenbreker. In fig. 1 is een opvanggoot 16 schematisch aangeduid.

Het lichte materiaal van het afval, bijvoorbeeld hout, papier of kunststoffen, blijft drijven op het in de bak 1 aanwezige water. Een 25 keerplaat, bijvoorbeeld een stalen schot 7, is in de bak aangebracht, dwars op de lengterichting daarvan, tussen de toevoerzijde 2 en de opvoerinrichting 6 en belet dat het drijvende materiaal door de emmers 9 wordt meegenomen.

In plaats daarvan wordt dit lichte materiaal afgevoerd door een schoepenrad 8 dat in een zijwand van de bak 1 is gemonteerd met de as evenwijdig 30 aan de betreffende bakwand. De as van het rad 8 bevindt zich ongeveer ter hoogte van de waterspiegel of iets daar beneden. Het lichte materiaal wordt daarbij door het rad afgegeven aan een naar omlaag hellende plaat, welke in de weergegeven uitvoeringsvorm de vorm heeft van een rooster 12, althans een plaat voorzien van doorlaatopeningen. Van deze plaat glijdt het materiaal 35 op een naast de inrichting aangebrachte transportband 17 of ook in een daar geplaatste container of andere verzamelinrichting.

Bij voorkeur is aan de bak 1 een hulpreservoir 11, eveneens van ' 1 beton, aangebouwd, waarboven zich het rooster 12 bevindt en dat dient voor 800 0 5 14 -4- het opvangen van het door het schoepenrad 8 en het lichte afval 9 voor de water uit de bak 1, dat nu via de openingen in het rooster in het hulpreservoir 1 terecht komt. Buiten de bak 1 is een pomp 13 gemonteerd/ die op niet in detail weergegeven wijze door leidingen is verbonden met het 5 hulpreservoir 11 en met de bak 1 zodanig dat deze pomp het water aanzuigt uit het hulpreservoir 11 en terug perst naar de bak 1. Bij voorkeur heeft deze pomp 13 nog een met het ondereinde van de bak 1 verbonden zuigbuis 14, waardoor de pomp eventueel de bak 1 geheel kan leegzuigen, bijvoorbeeld voor reparatiedoeleinden van de bak of de opvoerinrichting 6 en dit water 10 kan afvoeren via een niet-weergegeven afvoerleiding.

Teneinde het zware materiaal zo goed en zo volledig mogelijk te doen opnemen door de emmers 9 is het wandgedeelte van de bak tussen het ondereinde van de hellende wand 4 en de bodem 5 boogvormig uitgevoerd, aangepast aan de draaibeweging van de emmers ter plaatse, zodat de emmers 15 met voldoende, maar niet te grote speling langs dit wandgedeelte 10 bewegen. De jakobsladder 6 wordt daarbij· zodanig aangedreven vat de- emmers aan de zijde, die het dichtst bij de bakwand is gelegen, naar omlaag bewegen, volgens de pijl 18. Teneinde te voorkomen dat de emmers 9 water uit de bak opvoeren en afvoeren naar de goot 16, zijn de emmers voorzien van geschikte 20 openingen 19, welke zodanige afmetingen hebben dat zij het water laten passeren, maar. de afvaldelen niet laten passeren.

Het is duidelijk dat verschillende wijzigingen in de weergegeven uitvoeringsvorm kunnen worden aangebracht binnen het kader van de uitvinding. Zo kan bijvoorbeeld een andere opvoerinrichting worden gekozen dan de weer-25 gegeven jakobsladder 6.

S

800 0 5 14.

Claims (6)

1. Inrichting voor het sorteren van afval dat zware en lichte delen, bijvoorbeeld hout en steen bevat, met het kenmerk dat de inrichting een bak (1) omvat, die tot nabij de rand (3) met water kan worden gevuld, een materiaaltoevoerzijde (2) heeft, vanwaar de bakwand van de rand (3) af 5 schuin naar omlaag tot aan of nabij de bodem (5) verloopt, en waarbij van het ondereinde van deze schuine wand (4) een tot boven de bakrand (3) opvoerende opvoerinrichting (6) voor steen en dergelijk zwaar materiaal is aangebracht, waarbij van de bakrand (3) tot enige afstand daaronder tussen de materiaaltoevoerzijde (2) en de opvoerinrichting (6) een keerplaat (7) 10 is aangebracht, terwijl in de bakrand (3) aan een ongeveer dwars op de wand aan de toevoerzijde (2) staande wand een aandrijfbaar schoepenrad (8) is gemonteerd, waarvan de as in de richting van deze rand verloopt, bestemd voor de afvoer van op het water drijvend licht materiaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de schuin 15 naar omlaag verlopende bakwand (4) een hoek van ongeveer 40° met de horizontaal maakt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de opvoerinrichting (6) een aandrijfbare jakobsladder of emmerketting is, waarvan de emmers (9) aan het ondereinde van deze opvoerinrichting langs 20 een op het ondereinde van de schuine wand (4) aansluitend wanddeel (10) van de bak als materiaalgeleider bewegen, en waarvan het boveneinde boven en buiten de bakrand (3) uitsteekt.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat langs het schoepenrad (8) tegen de buitenzijde van de bak 25 (3) een hulpreservoir (11) is aangebouwd, waarboven zich een van het schoepenrad (8) naar omlaag hellend rooster (12) bevindt, terwijl op dit hulpreservoir een pomp (13) is aangesloten die water daaruit kan aanzuigen en terugvoert naar het waterbad in de bak (3).

5. Inrichting volgens conclusie (4), met het kenmerk dat de 30 pomp ook een zuigaansluiting (14) nabij de bodem (5) van de bak heeft, zodanig dat de pomp (13) de bak (3) voor reparatiewerkzaamheden geheel kan leegpompen.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het ^ kenmerk dat de horizontale doorsneden van de bak (3) en van het hulpreser- LJ 35 voir (11) ongeveer rechthoekig zijn, waarbij de materiaaltoevoerzijde (2) \\ :-j| en de opvoerinrichting (6) zich aan de korte rechthoekszijden bevinden. ?· 80 0 0 5 14