NL8000477A - Convergentie mechanisme voor een binoculair refractie instrument. - Google Patents

Description

ί - 1 -

Convergentie mechanisme voor een binoculair refractie instrument.

De uitvinding heeft betrekking op een binoculaire refractor/ waarbij beoogd wordt een binoculaire refractor te verkrijgen met een oneindig variabel convergentie mechanisme over het gehele gebied van de pupilafstand (PD)-instellingen 5 van klein tot groot voor het op de juiste wijze in één lijn stellen van de test lenzen met de optische oogassen van de patient voor onderzoek op zowel bij- als verziendheid.

In het Amerikaanse octrooischrift 2.923.200 is een convergentie mechanisme voor een binoculaire refractor beschre-!0 ven, waarbij iedere batterij lenzen met een nok is verbonden, en wanneer de desbetreffende nok wordt bediend, zal de batterij over een vaste afstand verdraaien en naar de andere batterij schuiven. Bij instrumenten van dit type wordt de grootte van de verdraaiing van de beweging naar binnen normaliter zo-15 danig gekozen, dat deze aangepast wordt aan de refractie, zoals deze bij de meerderheid van de patiënten voorkomt. Echter kan de grootte van de verdraaiing van de beweging naar binnen in dergelijke elementen niet zodanig veranderd worden, dat een nauwkeurige in één lijn brenging van de onderzóeklenzen 20 met de optische ooglensassen tijdens het nabij punt-onderzoek mogelijk wordt voor patiënten, die hetzij een grotere, hetzij een kleinere PD hebben dan de normale PD.

In het Amerikaanse octrooischrift 3.413.056 is een wijziging van het mechanisme volgens het Amerikaanse octrooischrift 25 2.923.200 beschreven voor het verdraaienvan een lensbatterij en het bewegen van deze batterij in de richting van de andere lensbatterij, wanneer een enkele besturingsinrichting wordt bediend.

Bij de onderhavige uitvinding wordt gebruik gemaakt van 50 drie baangeleidingen. Eén geleiding steunt een slede voor resp. iedere lensbatterij teneinde één of meer van een aantal lenzen in één lijn te brengen met de ogen van een patient. De andere twee geleidingen zijn verplaatsbaar uit de normale stand. Wanneer zij in de normale stand liggen, zijn deze geleidingen even-55 wijdig aan de eerste geleiding. Contacten, die de andere geleidingen volgen, controleren zowel de hoekstand van de respec- 8000477 Λ - 2 -Μ tievelijke lensbatterijen als hun onderlinge afstand tot de PD-instelling, Een enkele besturingsinrichting beweegt de andere geleidingen uit hun normale stand in een wissel-stand, die zowel uit de normale stand verplaatst is als 5 een hoek daarmede maakt. Door dit hoekverband verplaatsen de contacten zich over verschillende afstanden, wanneer zij op verschillende plaatsen langs de geleidingen worden verplaatst, wanneer de geleidingen van stand veranderen en uit de normale in de wisselpositie komen. De verandering in de 10 contactverplaatsing wordt benut teneinde de mate van con vergentie en beweging naar binnen van de lensbatterijen te variëren, waardoor het in êén lijn liggen van de optische oogassen van de patient met de respectievelijke optische lensassen in stand wordt gehouden onafhankelijk van de 15 grootte van de PD van de patient.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van het convergentie mechanisme volgens de uitvinding is weergegeven. Hierin toont: 20 fig. 1 een bovenaanzicht van het PD-besturings- en convergentie mechanisme$ fig. 2 een bovenaanzicht van de samenstelling van het convergentie mechanisme; fig. 3 een mechanisch schema van het PD-besturings-25 en convergentie mechanisme, in de positie voor onderzoek op afstand f fig. 4 een mechanisch schema van het PD-besturings-en convergentie mechanisme, geplaatst-jvoor onderzoek dichtbij, 30 fig. 5 een zijaanzicht van het convergentie-bedienings- mechanisme, geplaatst voor onderzoek op afstand; fig. 6 een zijaanzicht van het convergentie-bedienings-mechanisme, geplaatst voor onderzoek dichtbij en fig. 7 een zijaanzicht van het convergentie-bedienings-35 mechanisme, geplaatst in een positie voor tussengelegen onderzoek.

In fig. 1 steunt het frame 1 een paar lensbatterijen, voor het presenteren van één of meer van een aantal onder-zoeklenzen langs de optische as van de ogen van een patient, 40 waarbij het frame 1 een zich daardoor heen uitstrekkende ge- 90 o 0 4 7 7 < - 3 - leider 2 heeft. Een paar sleden 3 en 3a worden door de geleider 2 gedragen. Een as 4 is door middel van schroefdraad en ingrijping meteen moer 5 en een moer 5a. De moeren 5 en 5a hebben omgekeerde schroefdraden, d.w.z. dat de ene 5 een linkse schroefdraad en de andere een rechtse schroefdraad heeft, teneinde de sleden 3 en 3a naar elkaar toe te bewegen, wanneer de knop 6 in een bepaalde richting wordt gedraaid, en van elkaar af, wanneer de knop 6 in de andere richting wordt gedraaid teneinde de afstand tussen de test 10 lenzen in te stellen teneinde hen aan te passen aan de pu-pilafstand (PD) van verschillende individuen. Daar het aan de rechterhand gelegen mechanisme het spiegelbeeld is van het aan de linkerhand gelegen mechanisme, zullen slechts de elementen aan de linkerzijde hieronder speciaal worden toege-15 licht. Een pen 7 steekt van de moer 5 naar boven. Verder kan in fig. 2 worden gezien, dat een hefboom 8 schranier op de pen 7 is gemonteerd. De hefboom 8 draagt een rol 9, die met het oppervlak 10 van een arm 11 in ingrijping is. De arm 11 is door een draaipunt schroef 12 verdraaibaar op het frame 1 20 gemonteerd en wordt op de juiste plaats gehouden door een in-stelschroef 13, die tegen een vlak 14 van de arm 11 draagt.

Een batterijsteun 15 is via het draaipunt 16 scharnier-baar met de slede 3 verbonden. Een borstschroef 17, die zich van de batterijsteun 15 af uitstrekt, en een sleuf 18 in de 25 hefboom 8 werken samen om door middel van de hefboom 8 een schuifbeweging van de moer 5 op de slede 3 over te brengen. Een scharbierbeweging wordt van de hefboom 8 door middel van een verdieping 19, een blok 20 en een pen 21 op de batterij-steun 15 overgebracht. Een veer 22 drukt de sleden 3 en 3a 50 in de richting van een centrale convergentiestand.

De werking van het oneindig variabele convergentie mechanisme zal aan de hand van de figuren 3 en 4 worden beschreven. De druk van de veer 22 op de slede 3 wordt met behulp van de borstschroef 17 en de hefboom 8 zodanig overgebracht,

O C

dat de rol 9 tegen het oppervlak 10 wordt gedrukt dat als glijbaan voor de rol 9 dient. Een scharnierbeweging van de arm 11 wordt onderdrukt door de druk van de instelschroef 13 tegen het oppervlak 14. In fig. 3 is de desbetreffende onder-zoeklens 23 op de optische oogas van een patient gelegen, ge-^ richt op het zien van een voorwerp op een oneindige afstand, 8000477 - 4 -

Z

gewoonlijk ongeveer zes meter. Voor het convergeren van de lensbatterijen met het oog op het dichtbij zien wordt de instelschroef 13 uit de in fig. 3 weergegeven stand verplaatst naar de in fig. 4 getoonde stand door een nog 5 nader te beschrijven constructie. Daar de door de veer 22 overgebrachte voorspankracht het vlak 14 dwingt om de instelschroef 13 te volgen, wordt de arm 11 om de draaipunt-schroef 12 verdraaid waardoor het oppervlak 10 in de richting van de geleider 2 wordt bewogen en hiermede een hoek 10 gaat vormen. Wanneer de rol 9 het oppervlak 10 volgt, zal de hefboom 8 om de pen 7 scharnieren, waardoor de slede 3 langs de geleider 2 naar het midden van het frame 1 naar binnen kan verschuiven. TDegelijkertijd wordt de batterij-steun 15 om het scharnierpunt 16 gedraaid door de beweging 15 van de hefboom 8, die door middel van de pen 21 op de batte-rijsteun wordt overgebracht.

Weer terugkomend op fig. 3 zal duidelijk zijn, dat, indien de pupilafstand wordt ingesteld door de knop 6 te verdraaien, het parallele verband tussen het oppervlak 10 en 20 de geleider 2 een scharnierbeweging bij de pen 7 voorkomt, wanneer de rol 9 langs het oppervlak 10 wordt geleid. Daardoor wordt de test lens 23 in een stand gehouden voor het zien op oneindige afstand en zal de slede 3 dezelfde afstand afleggen als de moer 5.

25 De streepstiplijn in fig. 4 toont het oppervlak 10 in de stand, weergegeven in fig. 3. De continu veranderende tussenruimte tussen de streepstiplijn en het oppervlak 10 toont, dat de mate van beweging, door de rol 9 op de hefboom 8 overgebracht, continu in grootte varieert, naarmate de plaats van 30 de rol 9 langs het oppervlak 10 wordt veranderd. Een patient, die een kleine PD heeft, zal een herplaatsing van de rol 9 veroorzaken in de stand rechts van de in fig. 4 weergegevene. Deze herplaatsing zal resulteren in een verschuifbeweging van kleinere grootte in de slede 3 en een verdraaiing van geringere 35 grootte van de lens 23, wanneer de instelschroef 13 uit de in fig. 3 getoonde stand in de in fig. 4 weergegeven stand beweegt, daar de rol 9 over een kortere afstand beweegt, wanneer hij het oppervlak 10 volgt. Omgekeerd zal een grotere PD bij een patient een herplaatsing van de rol 9 naar links van de 40 stand,weergegeven in fig. 4 tengevolge hebben hetgeen zal re- 8000477 - 5 - suiteren in een grotere naar binnen afgelegde afstand van de slede 3 en een grotere verdraaiafstand van de lens 23 als resultaat van een grotere verplaatsing van de rol 9, terwijl hij het oppervlak 10 volgt, wanneer dit uit de met 5 streepstiplijnen weergegeven stand naar de in fig. 4 weergegeven stand beweegt.

Volgens fig. 1 is een stanghouder 24 scharhierbaar op het frame 1 aangebracht. Een holte 25 kan een niet weergegeven stang opnemen voor het steunen van de leeskaart in 10 het nabij punt. In fig. 5 kan men zien, dat de stanghouder 24 en een nok 26 door middel van een bus 27 beide schar-nierbaar op het frame 1 zijn gemonteerd. Een schuifelement 28 plaatst de instelschroef 13 in ëên lijn met het vlak 14 en het andere einde van het element 28 draagt een 15 nokvolger 29, die in een sluif of dergerlijke verdieping 30 van de nok 26 glijdt. Een veer 31 drukt een kogel 32 in een dichtstbijzijnde arreteerholte 33 of eventueel een tussenliggende arreteerholte 34 als resp. weergegeven in de figuren 6 en 7. Voor het nabij punt-onderzoek wordt een 20 maximale convergentie en beweging naar binnen van de batterijen verschaft door de instelschroef 13 over de afstand Tn te bewegen als weergegeven in fig. 6, wanneer zowel de stanghouder 24 als de nok 26 over de volle afstand worden verdraaid.

25 Fig. 7 toont een ligging van de kogel 32 in de arrete- ring 34, wanneer de stanghouder 24 over de volle afstand is verdraaid, maar de nok 26 slechts gedeeltelijk is verdraaid.

Uit fig. 7 blijkt, dat de tussenliggende afstand Ti kleiner is dan de afstand, doorlopen door de instelschroef 13 in 30 het geval van fig. 6. Daar de instelschroef 13 over een geringere afstand beweegt, wanneer de nok 26 in de tussenliggende stand verkeert, wordt een overeenkomstig geringere beweging van het opperval 10 mogelijk gemaakt. Dientengevolge is de grootte van de beweging naar binnen en van de verdraaiing 35 in ieder van de lensbatterijen kleiner, wanneer het instrument op een tussenliggende afstand wordt inggsteld.

-Conclusies- 8000477

Claims (5)

1. Mechanisme, voor het convergeren van een paar lensbatterijen, gebruikt voor binoculaire refractie van de ogen van een patient op dichtbij zijnde en verre afstanden, gekenmerkt door een door het. frame gesteunde rechte 5 vaste geleiding, een door het frame verdraaibaar gesteunde as, welke as een links araadgedeelte en een rechtsdraadgedeel-te heeft en zich evenwijdig aan de geleiding uitstrekt, een paar moeren, die door middel van schroefdraad met een bepaald gedeelte van deze as in ingrijping zijn, een paar rechte, 10 naar keuze verplaatsbare geleidingen, die op het frame zijn gemonteerd, waarbij ieder van het paar rechte verplaatsbare geleidingen een normale stand in een wisseistand kan innemen, welke normale stand evenwijdig aan de vaste geleiding is, terwijl de wisselstand op een afstand van en om een gekozen 15 hoek met de normale stand is gelegen, een paar sleden, die verschuifbaar op de vaste geleiding zijn aangebracht, een met de slede verbonden hefboom, die scharnierbaar op ieder van de paren moeren is gemonteerd, contactorganen, die zich van iedere hefboom uitstrekken en die zodanig met resp. êén 20 van deze verplaatsbare geleidingen in ingrijping zijn, dat iedere hefboom verdraaid wordt, wanneer de verplaatsbare geleidingen van stand veranderen van de ene stand in de andere, steunorganen, die scharnierbaar op ieder van deze sleden zijn aangebracht voor het steunen van resp. êén van de lensbatte-25 rijen, verbindingsorganen voor het overbrengen van de schar-nierbeweging van iedere hefboom op de steunorganen in iedere toestand, en plaatsingsorganen voor het naar keuze bewegen van het paar verplaatsbare geleidingen uit de normale stand in de wisselstand. 30

2. Mechanisme volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de verplaatsbare geleidingen scharnierbaar op het frame gemonteerd zijn.

3. Mechanisme volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de contactorganen een rol omvatten, die draaibaar op iedere hefboom is aangebracht. 8000477 - 7 - it

4. Mechanisme volgens ëën der voorgaande conclu sies met het kenmerk, dat iedere hefboom een paar langwerpige sleuven heeft, welke sleuven zich in loodrechte richtingen uitstrekken, waarbij ëën van deze sleuven 5 deel uitmaakt van de verbindingsorganen en samenwerken met een deel, dat zich van het desbetreffende steunorgaan uitstrekt en de andere van deze sleuven met een deel samenwerkt, dat zich van de desbetreffende slede uitstrekt.

5. Refractor met een paar lensbatterijen voor bino- culaire refractie van de ogen van een patient, een frame, een rechte vaste geleiding, die op dit frame is aangebracht, een paar sleden voor het dragen van de lensbatterijen, die langs de vaste geleiding kunnen verschuiven, instelorganen 15 voor het variëren van de afstand tussen de sleden, en gemeenschappelijk werkende organen voor het convergeren van de lensbatterijen, waarbij ieder van de lensbatterijen een convergentie mechanisme heeft, moe t het kenmerk, dat dit convergentie mechanisme een scharnierpunt heeft, ^at 20 door de instelorganen langs een baan evenwijdig aan de vaste geleiding wordt gedreven, een hefboom, die scharnierbaar op dit scharnierpunt is gemonteerd, welke hefboom een normale stand kan innemen, een eerste langwerpige sleuf in deze" hefboom, welke langwerpige sleuf zich in de richting loodrecht 25 op de vaste geleiding uitstrekt, wanneer deze hefboom in de normale stand staat, een deel, dat uit de desbetreffende slede steekt en in ingrijping is met de eerste langwerpige sleuf, een tweede langwerpige sleuf in de hefboom, welke tweede langwerpige sleuf zich in de richting evenwijdig aan de vaste 30 geleiding uitstrekt, wanneer deze hefboom in de normale stand staat, een steundeel voor de lensbatterij, scharnierbaar aan het ene einde van de desbetreffende slede verbonden, een uitsteeksel, dat uit het andere einde van het steundeel in de tweede langwerpige sleuf steekt, een am met een dichtsbijge-35 legen einde, een verst afgelegen einde en een normale stand, scharnierorganen tussen deze einden voor het monteren van deze arm op het frame, een recht oppervlak aan dit dichtsbijgelegen einde, welk oppervlak evenwijdig aan de vaste geleiding gericht is, wanneer de arm in zijn normale stand staat, waarbij het 40 verst afgelegen einde van de arm in ingrijping is met de ge- 8900477 ; * -8- meenschappelijke bedieningsorganen,. een rol, die dicht bij dit oppervlak van deze hefboom gemonteerd is en onder voor-spanning staande organen, die de rol in ingrijping met het oppervlak drukken. 8000477