NL7908971A - Storingsveilige elektronische codegenerator. - Google Patents

Storingsveilige elektronische codegenerator. Download PDF

Info

Publication number
NL7908971A
NL7908971A NL7908971A NL7908971A NL7908971A NL 7908971 A NL7908971 A NL 7908971A NL 7908971 A NL7908971 A NL 7908971A NL 7908971 A NL7908971 A NL 7908971A NL 7908971 A NL7908971 A NL 7908971A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
code
pulse frequency
waardoor
output
processing unit
Prior art date
Application number
NL7908971A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Gen Signal Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Gen Signal Corp filed Critical Gen Signal Corp
Publication of NL7908971A publication Critical patent/NL7908971A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04LTRANSMISSION OF DIGITAL INFORMATION, e.g. TELEGRAPHIC COMMUNICATION
    • H04L27/00Modulated-carrier systems
    • H04L27/10Frequency-modulated carrier systems, i.e. using frequency-shift keying

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Safety Devices In Control Systems (AREA)
  • Debugging And Monitoring (AREA)
  • Electronic Switches (AREA)

Description

* 49 333/AH/AS ~1_ * *
Storingsveilige elektronische codegenerator.
De uitvinding heeft betrekking op een elektronische codefrequentiegenerator en meer in het bijzonder op een elektronische frequentiegenerator, bestemd voor toepassingen, waarin storingsveilige eigenschappen ge-5 wenst of vereist zijn.
In een aantal industriële toepassingen zoals bij de spoorwegen voor het overdragen van informatie, wordt gewoonlijk gebruik gemaakt van codegeneratoren.
In de spporwegsignalerings- en regeltechniek kunnen 10 bijvoorbeeld de voertuigsnelheid, de motor- en rem- energietoevoer, de indicatorlampen aan boord van het voertuig en andere functies hetzij automatisch, hetzij met de hand worden geregeld in antwoord op gecodeerde informatie, uitgezonden vanuit spoorwegstations. De 15 gecodeerde informatie neemt de gewoonlijk de vorm aan van variabele laagfrequent pulsreeksen. Daar mensenlevens dikwijls afhankelijk zijn van de veiligheids-werking van de voertuigen en daar de voertuigveiligheid correspondeert met een nauwkeurige en betrouwbare 20 werking van de codegeneratoren, is het vereist, dat spoorwegregelsysternen storingsveilige kwaliteiten vertonen. Eén aspect van deze storingsveilige eis is, dat alle storingen, die in de installatie zouden kunnen optreden, moeten resulteren in een toestand, die niet meer 25 gevaarlijk is dan indien in de installatie geen storing was opgetreden.
In vroegere installaties hadden de codepuls-frequentiegeneratoren dikwijls de vorm van mechanische relais, die echter de neiging hadden om bij lagere 30 frequentie uit te vallen. Ze werden op zodanige wijze gebruikt, dat indien een storing optrad en de codegenerator met een lagere frequentie uitzond, een lagere snelheid of andere evenzo veiligere toestand zou worden aangewezen. Deze naar een lagere snelheid voerende 35 storing is evenwel dikwijls ongewenst, daar het niet direct duidelijk kan zijn, dat het systeem in wezen aan £ $ M q J i i ♦λ - 2 - * een storing onderhevig was, die potentiaal en economisch voerde tot nadelige transportvertragingen en vertragingen in het dedecteren en localiseren van de storende elementen. Verder zijn mechanische elementen onderworpen 5 aan mechanische slijtage en komen tegenwoordig in een steeds ongunstigere kostenverhouding te staan ten opzichte van elektronische elementen.
Derhalve bestaat er althans een beduidende belangstelling voor het gebruikmaken van elektronische 10 elementen voor codegenereerfuncties. Vele vakmensen uit de spoorwegsignaleertechniek staan evenwel afwijzend tegenover het schakelen met elektronische elementen, daar deze nog niet beproefd zijn op hun storingsveilige kwaliteiten en men vaak veronderstelt, dat zij onbekende 15 storingsgevoelige eigenschappen bezitten. Een storings- veilige elektronische codepulsfrequentiegenerator is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.053.879.
De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een verbeterde storingsveilige codegenerator, waarmede een 20 in het systeem optredende storing reikt tot het stop zetten van het volledige systeem.
Verder heeft de uitvinding ten doel te voorzien in een verbeterde elektronische codepulsfrequentiegenerator, die storingsveilig is gemaakt door een aantal 25 zelf controlerende eigenschappen.
De uitvinding beoogt ook te voorzien in een verbeterde storingsveilige codegenerator, die als centraal deel een microprocessor bevat en die zowel afwijking- en cyclus-controlerende eigenschappen ver-30 toont teneinde codepulsfrequentiefouten te vermijden.
De uitvinding beoogt verder te voorzien in een verbeterde techniek voor het verschaffen van een volledig storingsveilige elektronische codezender.
Een ander oogmerk van de uitvinding is te voor-35 zien in een storingsveilige codepulsfrequentiegenerator, die éénduidige programmeerfuncties omvat, alsmede ketenelementen, die ten opzichte van elkaar gecontroleerd worden teneinde codepulsfrequentiefouten te vermijden.
7 9 C C 3 7 1 - 3 -
Een verder oogmerk van de uitvinding is het voorzien van een codepulsfrequentiegenerator, die een geprogrammeerde microprocessor bevat, die zichzelf geheel uitschakelt indien codepulsfrequentiefouten worden ge-5 detecteerd.
Voor het bereiken van de bovengenoemde oogmerken wordt volgens de uitvinding voorzien in een geprogrammeerde microprocessor, die een constant frequentie-signaal afgeeft via optische isolatoren en afgestemde 10 storingsveilige relaisstuurorganen.
Terug-'voer-'informatie vanuit deze stuurorganen controleert hun werking en de werkingen van de uitgangs-ketens. Externe tijdsvertragingen zijn verschaft voor het controleren van de programmavertraging in het systeem 15 en het ontstaan van foutieve coden als gevolg van een cyclische terugstelling van het systeem te verhinderen.
De variabele pulsfrequentiekiezer is eveneens aangebracht en wordt continu cyclisch gecontroleerd teneinde te waarborgen, dat het systeem steeds zeker is van de ge-20 kozen code. Verder zijn éénduidige programmafuncties verschaft voor het zelf controleren en voor het controleren van de werking van de microprocessor ten opzichte van de werking van de externe elementen teneinde de zuiverheid en betrouwbaarheid van het totale systeem 25 te waarborgen. De afwijkings- en cycluscontrole wordt over het gehele systeem gebruikt voor het verschaffen van een storingsveilige werking.
De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze 30 van voorbeeld een gunstige uitvoeringsvorm van de code- generatorinrichting volgens de uitvinding is weergegeven. Hierin tonen: fig. IA en 1B tezamen een blokschema van de codegeneratorketen volgens de uitvinding, 35 fig. 2 een grafische voorstelling van de puls en draaggolfreeksen, die optreden in de keten volgens de uitvinding, en fig. 3 meer in detail de codepulsfrequentiekiezer '30 9Q7 4 ^ j ƒ ^ *
V
- 4 - 106, uit het ketendeel weergegeven in fig, 1B.
De met elkaar overeenstemmende delen in de verschillende figuren zijn met dezelfde verwijzings-cijfers aangeduid. Fig. IA en 1B tonen tezamen een 5 blokschema van de storingsveilige elektronische code generator volgens de uitvinding. Het centrale deel hiervan wordt gevormd door de centrale processoreenheid 10 (fig. IB), die van een geschikt, in de handel beschikbaar type kan zijn zoals een RCA Cosmac 1802. Zoals 10 bekend, vormt een microprocessor een verfijnde elek tronische constructieëenheid, die logische bewerkingen veel complexer kan uitvoeren dan eenvoudige code-levering. In de spoorwegtechniek is het evenwel zeer belangrijk, dat informatie wordt overgedragen door 15 middel van een absoluut foutvrije code. Deze behoefte aan een foutvrije codelevering zal duidelijk worden wanneer het potentiële gevaar in aanmerking wordt genomen, dat zou kunnen optreden indien een beweegbare trein onjuiste snelheid- of verkeersinformatie ont-20 vangt als gevolg van een codeoverdrachtsfout. Derhalve is het belangrijk om de codezender uit te rusten met "hard-bedrade"constructieëlementen als met programmeertechnieken, waarmede een levering van foutieve coden wordt verhinderd, hetwelk een belangrijk oogmerk volgens 25 de uitvinding vormt. Volgens de uitvinding wordt een cycluscontrole ingevoerd, die bestaat uit het continu controleren van een inrichting, keten of computeropdracht, teneinde vast te stellen, dat zij volledig functioneel is, alsmede aan afwijkingscontrole. De 30 afwijkingscontrole houdt het gebruik in van twee of meer onafhankelijke kanalen teneinde een geoorloofde uitgang af te geven, waarbij de kanalen zodanig zijn gerangschikt, dat een enkele onderbroken gebeurtenis niet zal leiden tot identieke fouten in alle kanalen, 35 en dat alle kanalen moeten overeenstemmen voordat een geoorloofde uitgang wordt aanvaard. Verder is het systeem volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat de cyclus- en afwijkingscontrole het mogelijk maakt, 7008971 - 5 - * dat constructieëlementen met programmadelen worden gecontroleerd en omgekeerd, waarbij een netwerk wordt verschaft van éénduidige geïntegreerde zelfcontroleren-de constructie- en programmaëlementen.
5 In fig, 1 is op een ingangslijn 14 van de centrale processoreenheid 10, welke ingangslijn een klokingang vormt, een conventionele kristaloscillator 12 aangesloten voor het leveren van een betrouwbare klokfrequentie met referentie aan de centrale processor-10 eenheid. Verder is de centrale processoreenheid 10 via een eerste informatieverzamellijn 16 en een tweede informatieverzamellijn 18 aangesloten op een conventioneel geheugen 20. Dit geheugen 20 is opgebouwd uit vier onderling verbonden permanente geheugens 22 ... 28 15 en een vrij toegankelijk geheugen 30. Deze geheugens zijn van een voor de vakman bekende, conventionele soort en de onderlinge verbindingen tussen de geheugenelementen en het gebruik van de betreffende elementen wordt voor de vakman uit de digitale signaalverwerkingstechniek 20 eve: zeer voldoende bekend geacht. De conventionele lo gische adresdecodeereenheid 32 is aangesloten op de eerste informatieverzamellijn 16 voor het verschaffen van de normale logische adresdecodeerfunctie, die nodig is in een digitale keten, waarin een geheugennetwerk 25 wordt gebruikt. Programma's, die hieronder nader zullen worden beschreven, worden opgeslagen in het permanente geheugennetwerk voor het leveren van de verwerkingsvolg-orde, het testen en de informatieafgifte van de centrale processoreenheid 10 zoals voor de vakman voldoende 30 bekend is.
De uitgangen van de centrale processoreenheid 10 worden afgegeven via drie uitgangsstuurlijnen 34, die zijn aangesloten op de aansluitklemmen NQ, en N2 van de centrale processoreenheid 10. Deze uitgangen worden 35 afgegeven aan een conventionele decodeereenheid 36, die aan haar hoofduitgangslijn 38 de gecodeerde uitgang van de centrale processoreenheid afgeeft aan een links/rechts-schakelketen 40. De links/rechts-schakelketen 40 is een 79 0 697 f -6- conventionele elektronische keten van het flipflop-type, waarmede de aan de ingangslijn 38 ontvangen ingangen worden overgedragen op hetzij een linker uitgangslijn 44, hetzij een rechter uitgangslijn 46. Dit schakelen wordt 5 geregeld via een schakeluitgangslijn 42, die van de decodeereenheid 36 loopt naar de links/rechts-schakel-keten 40. Bij het in werking zijn wordt informatie aan de uitgangsstuurlijnen 30 vanuit de centrale processoreen-heid 10 gecodeerd teneinde zowel informatie, bestemd om 10 te worden overgedragen, te bevatten als informatie over het feit of het gecodeerde signaal is overgedragen over het linker of het rechter uitgangskanaal. Deze informatie wordt omgezet in een informatiesignaal en een schakel-stuursignaal in de decodeereenheid 36, zodat de links/ 15 rechts-schakelketen op geschikte wijze wordt geregeld, waardoor de gecodeerde uitgangsinformatie wordt aangelegd aan het juiste uitgangskanaal.
De op de uitgangslijnen 44 en 46 van de schakel-keten 40 aangesloten signaaloverdrachtkanalen, weergegeven 20 in fig. IA zijn identiek en bevatten elk een optische isolator 48, resp. 50, een versterker 52, resp. 54, een afgestemde keten 56, resp. 58, en gelijkrichter 60, resp. 62 en een relaisstuurorgaan 64, resp. 66. De relaisstuurorganen 64 en 66 sturen resp. geschikte con-25 tacteenheden 68 en 70, die op hun beurt zijn aangesloten op een geschikte gebruiksinrichting zoals een pluggen-bord of transmissielijn. De afgestemde ketens 56, 58, de gelijkrichters 60, 62 en de relaisstuurorganen 64, 66 vormen tezamen een paar storingsveilige afgestemde relais-30 stuureenheden 65 en 67. Voor de afgestemde ketens 56, 58, de gelijkrichters 60, 62 en de relaisstuurorganen 64, 66 zijn conventionele storingsveilige ketens gekozen, hetwelk betekent, dat hun betrouwbaarheid reeds is beproefd door uitgebreid testen en operationeel gebruik.
35 De optische isolatoren 48 en 50 worden gebruikt voor het scheiden van de kleine digitale logische signaal-ketens van de met hoger vermogen werkende relaisstuurorganen en bijbehorende ketens. Optische isolatoren zijn 7 Q 0 S 0 7 1 / v w ii b - 7 - voor de vakman voldoende bekend en bestaan gewoonlijk uit een fotodiode-fototransistorcombinatie, verpakt in een in de handel beschikbare eenheid. Isolatoren van dit type zijn in het bijzonder geschikt in de spoorweg-5 techniek/ daar de relaisstuurketen dikwijls geplaatst is in een enigszins onvriendelijke elektrische omgeving, die volkomen verschillende weersomstandigheden, lichtflitsen en andere aanzienlijke voorbijgaande spanningsveranderingen. Hoewel de relaisstuurketen een conven-10 tionele constructie heeft teneinde weerstand te bieden aan dergelijke onvriendelijke omstandigheden en hierdoor deze onder invloed blijft, is het nodig om de meer gevoelige digitale verwerkingselementen van het systeem te isoleren van deze variaties zoals voor de 15 vakman duidelijk zal zijn.
De door de optische isolatoren gevoerde signalen worden toegevoerd aan geschikte conventionele vermogensversterkers 52 en 54. De uitgangen van de vermogens ver sterkers worden aangelegd aan afgestemde ketens 20 56 en 58. De betekenis van de afgestemde ketens zal duidelijker worden aan de hand van fig. 2, waarin de vorm van de overgedragen codepulssnelheidsignalén meer in detail is voorgesteld. Het is in de spoorwegtechniek gebruikelijk om als achtergrond informatie over te dragen 25 door middel van gecodeerde pulsen met relatief lage frequenties (zie het Amerikaanse octrooischrift 4.053.879). Een reeks van dergelijke pulsen is in fig. 2 met 72 voorgesteld. Elke puls is niet enkel een gelijkspanning, doch is opgebouwd uit een hoogfrequente draaggolf, die 30 in fig. 2 met 74 is aangeduid. Het draaggolfsignaal kan worden ingesteld op een geschikte frequentie, die gebaseerd is op de frequentie van een kristaloscillator 12.
De afgestemde ketens 56 en 58 zijn derhalve zodanig afgestemd, dat zij alleen signalen overdragen met de 35 draaggolffrequentie 74 en alle andere signalen sperren.
Indien derhalve de frequentie van de klokoscillator 12 als gevolg van een onjuiste werking verandert, zouden de afgestemde ketens het nieuwe uitgangssignaal sperren, 7 C5 Π $ 7 1 τ Μ· - 8 - waardoor de overdracht van een signaal, dat mogelijk door de gebruiksinrichting verkeerd geïnterpreteerd zou kunnen worden, wordt verhinderd. Het is geschikt gebleken om de afgestemde ketens zodanig uit te voeren, dat een 5 codepulsfrequentieverandering in de draaggolffrequentie van minder dan 8% bij maximum voedingsspanning wordt gedetecteerd.
De terugkoppelingen 76 en 78 zijn resp. aangesloten op de relaisstuurorganen 64 en 66 en zijn via 10 optische isolatoren 80 en 82 verbonden met de aansluit- contacten ËF^ en ËF^ van de centrale processoreenheid 10. De optische isolatoren 80 en 82 hebben dezelfde functie als de isolatoren 48 en 50 en zijn bij voorkeur in hoofdzaak identiek hiermede. Door het aldus gevormde 15 terugkoppelnetwerk wordt de werking van de relaisstuur organen gecontroleerd en deze informatie teruggevoerd naar de centrale processoreenheid 10, zodat deze de informatie hierin kan worden vergeleken met het uitgangssignaal. Het terugkoppelnetwerk verschaft derhalve een 20 positieve aanwijzing over het feit of de relaisstuur organen de geleverde uitgangscode volgen en controleert aldus de gerede overdrachtsketen tussen de decodeer-eenheid 36 en de relaisstuureenheden teneinde vast te stellen of een onjuiste werking is opgetreden. Deze ver-25 gelijkingscontrole wordt uitgevoerd door middel van hieronder nog nader uiteen te zetten programma-opdrachten.
Een terugsteltijdregeleenheid 84 is met haar ingang aangesloten op een OF-poort 86, die op haar beurt ingangen ontvangt vanuit de lijnen 88 en 90, die lopen 30 tussen de optische isolatoren 80 en 82 en de aansluit- contacten en ËF3 van de centrale porcessoreenheid.
De uitgang van de terugsteltijdregeleenheid 84 is via een lijn 92 aangesloten op de aansluitklem CLR van de centrale processoreenheid 10 en verder op een vertragings-35 tijdregeleenheid 94. De terugsteltijdregeleenheid 84 blijft vrijgegeven zolang er signalen over de lijnen 88 en 90 via de OF-poort 86 zijn aangelegd aan de ingang van de terugsteltijdregeleenheid 84. Indien deze ingangssignalen zouden ophouden voor meer dan een tevoren 7 S 8 3 ·? 7 1 - 9 - * bepaald tijdsinterval zal evenwel de terugsteltijdregeleenheid 84 een uitgang afgeven over de lijn 92, waarmede de centrale processoreenheid 10 wordt teruggesteld. De terugsteltijdregeleenheid dient voor het terugstellen 5 van de centrale processoreenheid 10 indien gedurende een tevoren bepaald tijdsinterval over de terugkoppellijn geen activiteit valt waar te nemen. Indien bijvoorbeeld de centrale processoreenheid tijdelijk buiten werking wordt gesteld door een storing of een programmafout, 10 zal de terugsteltijdregeleenheid worden berkrachtigd teneinde de centrale processoreenheid terug te stellen en opnieuw te doen starten. De terugsteltijdregeleenheid kan bijvoorbeeld van een conventioneel type zoals het model 555 zijn.
15 De vertragingstijdregeleenheid 94 ontvangt haar ingang over de lijn 96 vanuit de terugsteltijdregeleenheid 84 zoals eerder is opgemerkt en geeft over de lijnen 98 en 100 uitgangssignalen af aan de aansluit-klemmen ËF^ en ËF^ van de centrale processoreenheid.
20 De tijdvertragingsregeleenheid dient om het verschijnen van een uitgang te verhinderen, die gelijkt op een aanvaardbare, code, doch in feite veroorzaakt wordt door een cyclisch terugstellen van de centrale processoreenheid met een relatief hoge frequentie. Indien bijvoorbeeld 25 de centrale processoreenheid een storing in haar pro gramma of constructie vertoont, waardoor zij het relaisstuurorgaan 64 en/of 66 zou kunnen bekrachtigen, is een terugstelling van de centrale processoreenheid vereist via de terugsteltijdregeleenheid 84. Wanneer 30 het systeem eenmaal is teruggesteld zouden de relais- stuurorganen weer kunnen worden bekrachtigd, gevolgd door een verdere terugstelling van de centrale processoreenheid. Indien deze bewegingsopeenvolging snel genoeg plaats vond en met de juiste frequentie, zou 35 het kunnen schijnen, dat de uitgang van de relaisstuur-
organen een aanvaardbare uitgangscodefrequentie bezat. Teneinde dit te verhinderen, wordt de vertragingstijdregeleenheid 94 telkens bediend wanneer de terugstel-/ 5? v / I
- 10 - tijdregeleenheid 84 werkzaam is voor het terugstellen van de centrale processoreenheid 10. De vertragingsti jdregeleenheid vertraagt het opnieuw starten van de centrale processoreenheid voldoende lang om het cyclisch terug-5 stellen van de centrale processoreenheid bij het op een aanvaardbare uitgangscode gelijkende uitgang te verhinderen. In de praktijk komt het neer op het vertragen van het opnieuw starten van de centrale processoreenheid met een relatief langs tijdsinterval ten op-10 zichte van de periode van een aanvaardbare code, dit is ca. 2 sec.
De vertragingstijdregeleenheid vervult een zeer belangrijke functie met betrekking tot de veiligheid, daar zij samenwerkt met de programmering van de centrale 15 processoreenheid voor het verschaffen van een afwijkings- controle op de werkzaamheid van het systeem. Opgemerkt wordt, dat de ingangen ËP^ en ËFj van de centrale processoreenheid 10, waarop de vertragingstijdregeleenheid is aangesloten, sein- of merktekeningangen zijn en dat 20 het programma deze twee merktekens continu controleert teneinde vast te stellen of elk van deze ingangen blijkt te continuëren.
De vertragingstijdregeleenheid 94 wordt bij voorkeur gevormd door twee incaseade geschakelde monosta-25 biele multivibratoren 102 en 104 (bijvoorbeeld RCA 14538 eenheden), waarvan de eerste multivibrator 102 wordt ingesteld door ingangssignalen over de lijn 96. De eerste monostabiele multivibrator levert een vertraging van 2 sec. en de tweede een kort "venster". De hierna nader 30 uiteentezetten tijdregellussen in het programma van de centrale processoreenheid leveren een soortgelijke opeenvolging. De tweede processorlus moet eindigen in het "venster" teneinde het programma van de centrale processoreenheid te laten continuëren. Een afwijkingscontrole 35 wordt hiervoor uitgevoerd tussen de vertragingstijdregel eenheid 94 en het programma van de centrale processoreenheid. De uitgangen over de lijnen 98 en 100 wisselen tussen 0-1 en 1-0 combinaties. Door het controleren van 79 0 3 9 ?! - 11 - de merktekeningangen ËF^ en ËF^ gedurende de programma- opeenvolging moeten de merktekens afwisselend 0-1 en 1-0 ingangen aanwijzen. Indien één van de monostabiele multivibratoren een storing vertoont of een onjuiste 5 uitgang afgeeft, moet de storing worden gedetecteerd door het aanduiden van onjuiste merktekeningangen of merktekeningangen, die de vereiste programmavolgorde niet volgen. Dit kenmerk verschaft een verdere controletechniek teneinde te waarborgen, dat de ver-10 tragingstijdregelketen werkzaam blijft.
In de spoorwegtechniek en ook in andere technische takken is het gebruikelijk om gebruik te maken van een aantal verschillende codepulsfrequenties voor het overdragen van verschillende soorten informatie.
15 Derhalve is het systeem volgens de uitvinding voorzien van codepulsfrequentiekiezer 106 zodanig, dat het systeem kan worden ingesteld voor het leveren van verschillende codepulsfrequenties. De codepulsfrequentiekiezer 106, die meer in detail in fig. 3 is weergegeven, 20 ontvangt aftastingangen via lijnen 108 en 110 van de decodeereenheid 36. Deze ingangen worden via conventionele inverteerelementen 112 en 114 toegevoerd voor het uitlezen van de gekozen codepulsfrequentie en de uitgangssignalen, die de gekozen codepulsfrequentie-25 informatie voeren, worden via de informatieverzamellijn 18 gekoppeld met de centrale processoreenheid 10 voor decodering zoals later nog uitvoeriger zal worden uiteengezet.
De codepulsfrequentiekiezer 106 bevat zoals 30 fig. 3 meer in detail toont een aantal bufferelementen 116 ... 130. Elk van deze bufferelementen is voorzien van een ingang 132 met twee aansluitcontacten. Eén van deze aansluitcontacten wordt normaal opengehouden, terwijl de andere via een weerstand 134 is gekoppeld met 35 de lijn 136, die tevens is aangesloten op de uitgang van het inverteerelement 114. Een tweede lijn 138 is aangesloten op de uitgang van het inverteerelement 112 en bevat een reeks brugcontacten 140, die direct kunnen worden f a fi r' ,Λ 7 - ƒ 3β3 i ? ; κ- i .* i V V e i - 12 - kortgesloten met de ingangsklemmen 132 van één. van de bufferelementen 116 ... 130. Het kiezen van de puls-frequentie wordt bereikt door een brug te plaatsen over één van de contacten 140 teneinde deze te'verbinden met 5 één van de contacten 132. Verder wordt opgemerkt, dat de lijnen 136 en 138 gekoppeld zijn met de ingang van een OF-poort 142, waarvan de uitgang via een inverteer-element 144 is aangesloten op een lijn 146, die gekoppeld is met elk van de bufferelementen 116 ... 130 teneinde 10 deze vrij te geven. De uitgangen van alle bufferelementen zijn door tussenkomst van de informatieverzamellijn 18 gekoppeld met geschikte decodeeringangen van de centrale processoreenheid 10.
De werking van de pulsfrequentiekiesketen vol-15 gens fig. 3 zal hieronder nader worden uiteengezet.
Eerst wordt een geschikte pulsfrequentie gekozen door een brug te plaatsen over een geschikt paar contacten 140, 132. Wanneer éénmaal een pulsfrequentie aldus is gekozen, is het zeer belangrijk, dat de centrale proces-20 soreenheid deze pulsfrequentie op correcte wijze uit leest en dat de gekozen pulsfrequentie niet zal veranderen (of schijnt te veranderen) als gevolg van een storing in de pulsfrequentiekiesketen. Bijgevolg is het noodzakelijk om de pulsfrequentiekiesketens cyclisch te 25 testen teneinde te waarborgen, dat de gekozen pulsfre quentie ondubbelzinnig wordt uitgelezen door de centrale processoreenheid. Hiertoe worden afwisselend controle-signalen 1 en 0 van de decodeereenheid 36 via de lijnen 108 en 110 toegevoerd aan de inverteerelementen 112 en 30 114. Bij deze afwisselende toevoer van ingangssignalen zal de uitgang over de verzamellijn 18 afwisselend bestaan uit zes nullen en een enkele één, waarmede de positie van gekozen code wordt aangegeven, en zes enen met een nul, waarmede de positie van de gekozen code 35 wordt aangegeven. Deze informatie wordt toegevoerd aan de centrale processoreenheid, waar de positie van de gekozen code continu wordt gecontroleerd. Een storing in één van de ketenelementen zal worden gedetecteerd 7908i7f - 13 - indien de juiste wisseling van de gedetecteerde code-aanwijzing achterwege blijft of indien verdere enen of nullen optreden. In dit geval wordt het programma zodanig bestuurd, dat de werking van het systeem wordt beëindigd.
5 PROGRAMMERING
De opdracht tot het leveren van tijdsintervallen voor pulsfrequentiecodeoverdracht van het volgens de uitvinding beschouwde type is relatief eenvoudig voor een computer of microprocessor van het eerder beschreven 10 type. In het eenvoudigste geval kunnen minder dan 12 opdrachten vereist zijn voor het leveren van tijdsintervallen: (1) een getal wordt ingevoerd in de register, (2) een opdrachtlus wordt gevormd, waarmede dit getal wordt verlaagd, en (3) de stappen worden herhaald totdat 15 het getal is verlaagd tot nul. De grootte van het getal, het aantal opdrachten in de lus en de cyclusperiode van de microprocessor bepalen het tijdsinterval. Het valt gemakkelijk in te zien op welke wijze dit eenvoudige programma onjuiste tijdsintervallen zou kunr m veroor-20 zaken. Het is bijvoorbeeld mogelijk, dat een verkeerd getal wordt ingevoerd, dat het register niet op de juiste wijze aftelt, of dat de computercyclustijd verandert als gevolg van een klokstoring. Deze en andere soorten storingen, die zouden kunnen optreden in een dergelijk 25 systeem, zouden leiden tot onjuiste uitgangen en kunnen de geprogrammeerde inrichting ongeschikt en onveilig voor toepassing in de spoorwegtechniek maken. Daar echter een microprocessor logische bewerkingen met een zeer hoge snelheid kan uitvoeren en kan worden uitgevoerd voor het 30 verrichten van verschillende bewerkingen door eenvoudig meer programmaopdrachten op tenemen, kan het systeem volgens de uitvinding worden opgewaardeerd door gebruik te maken van verschillende soorten zelfcontroletechnieken, waaronder de bovengenoemde afwijkings- en cycluscontrole 35 teneinde aldus te komen op het niveau van een storings- veilige norm van de spoorwegsignaaltechniek. Deze benadering is gekozen in de programmering volgens de uitvinding.
— 7 0 0 % 0 1 1 - 14 -
Het programma omvat veiligheidskenmerken. in een aantal.kritische punten voor zowel het controleren van de werking van de programmalogica zelf als het vergelijken van de werking van de programmeerlogica met externe keten zoals 5 weergegeven in fig, 1 teneinde te waarborgen, dat alle elementen van het systeem op de hiervoor bestemde wijze werken.
In het systeem volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van twee programma’s, te weten een tijdsinterval-10 of tijdregelprogramma en een besturings- of algemeen systeemprogramma. Allereerst zal het bij het regelpro-gramma worden beschouwd, waarvan de details duidelijker zullen worden aan de hand van de onderstaande tabel 1, waarin de essentiële logische stappen van het programma 15 in een logisch schema zijn weergegeven.
79 0 897 f ' - Tabel 1 - 15 - TABEL 1.
TIJDPROGRAMMA
START
•Y
VERMINDERINGSSTAP t+
t+ = 0? ja —» X
J,nee t+ = nee —? onwerkzaam ija VERMINDERINGSSTAP t+
t+ = 0? ja —> X
Inee t+ = [ tl-1? nee —t onwerkzaam ija C -> INSTELLEN [t+] = t+ l VERMINDERINGSSTAP t
t = 9? ja —?· Y
,|nee t = [t+] ? nee onwerkzaam 1 ja VERMINDERINGSSTAP t 7 9 *3 8 9 7 1 t - 0i ja —> y nee t = nee ->· onwerkzaam “1 Λ vervolg tabel 1.
- 16 -
TTJDPROGRAMMA
D --v INSTELLEN jt] = t
GAAN NAAR ONDERBREKINGS-EN UITGANGTESTS
Y X
I I
(Verwerkingsstappen T+ = (2f? ja —> uitgevoerd voor T dezelfde als j voor T+) inee T+ = [t]? nee —% onwerkzaam ija T+ = [ T+J ? nee —=> onwerkzaam VERMINDERINGSSTAP t+ T+ = [τ+l? ja —$ onwerkzaam J,nee T+ = [t+]-1? nee —> onwerkzaam INSTELLEN [τ+] = T+ ψ T+ = [t]? ja —> onwerkzaam <>/ T+ = [t]-1? nee —» onwerkzaam Λ ^ ,<r / ϋ t C . a i a _ 17 vervolg Tabel 1.
* VERMINDERINGSSTAP t+
GA NAAR C UITGEVOERD
GA NAAR VOLGENDE FASE
afe t+ moet stapsgewijze verlaagd worden alvorens terug te keren naar het tijdprogrammadeel t+ ter compensatie van de invloed t+ vanuit de tak naar A.
1 Z - q Q 7 4 / . -J 6 | - 18 - *
Bij het verschaffen van het tijdsinterval volgens de programmeerbenadering volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van twee registers, die gevoed worden met getallen, die verschillend zijn, doch in een bepaalde 5 betrekking tot elkaar staan. De inhoud van de twee registers wordt verkleind door middel van afzonderlijke op-drachtgroepen en bij elke stap van het verkleinen worden de waarden van de registers gecontroleerd ten opzichte van de vorige waarden en ten opzichte van elkaar teneinde 10 vast te stellen, dat het proces op de juiste wijze verloopt. De opdrachten, die de betrekkingen tussen de inhoud van de beide registers controleren, worden eveneens continu cyclus-gecontroleerd. In het tijdregelprogramma wordt gebruik gemaakt van meervoudige uitgangsopdrachten, die 15 alle aan het begin en het einde van elke codecyclus zelf worden gecontroleerd.
Met betrekking tot hettijdregelprogramma wordt opgemerkt, dat tweewoordssymbolen T+, t+ en T, t worden bewaard in registers van 16 woorden, waarvan de inhoud 20 stapsgewijze kan worden verlaagd. De waarden van deze symbolen worden zodanig gekozen, dat de gewenste tijd wordt verschaft, waarbij zij stapsgewijze tot nul moeten worden verlaagd. Aanvankelijk wordt T+, t+ gespecificeerd gelijk te zijn aan (T, t)+1. Duplicaten van deze getallen 25 worden bewaard in het vrij toegankelijke geheugen 30 en worden aangeduid met fï+], [t+] en [t ] , [t] . Daar de microprocessor 10 geen rekenkundige bewerkingen aan de registers afgeeft, zijn deze duplicaatwaarden vereist.
Door het programma worden deze getallen stapsge-30 wijze verlaagd teneinde de gewenste tijdsintervallen te leveren. De stapsverlagingsbewerking wordt gecontroleerd door een controleren van de waarden in de registers ten opzichte van de waarden in het geheugen bij elke stap.
Instel- en terugstelopdrachten, die gelijkmatig 35 verdeeld zijn in dit programma, besturen een flipflop voor · het leveren van een signaal met constante frequentie gedurende het tijdsinterval. Dit constante frequentie-____ signaal is een signaal, waarop de bovenbeschreven ketens
f» Λ Γ\ Λ A
/ § 'i ώ / 1 - 19 - 56 en 58 worden afgestemd. Zoals eerder, vermeld, laten de afgestemde ketens alleen signalen van de juiste frequentie door voor het bekrachtigen van de relais-stuurorganen 64 en 66 teneinde de contactorganen 68 5 en 70 te bedienen. Door de afgestemde ketens 56 en 58, die samenwerken met de tijdregelprogrammaopdrachten, wordt aldus gewaarborgd, dat de kristaloscillator 12 met de juiste frequentie werkt en dat derhalve de tijd geregelde intervallen, verschaft door het tijd-10 regelprograroma, correct zijn. Dit is een vorm van af- wijkingscontrole, die valt binnen het kader van de uitvinding.
Opgemerkt wordt, dat het tijdregelprograroma zodanig is opgebouwd, dat indien er een tegenstrijdigheid 15 optreedt of indien ëén van de controles ontbreekt ten einde de juiste bewerking van het systeem aan te tonen, het tijdregelprogramma stopt en de werking van het systeem tot stilstand komt. Na het bovenstaande en in het bijzonder het in de tabel 1 weergegeven tijdregel-20 programma zal het duidelijk zijn, dat de uitgebreide controle binnen het programma in combinatie met de afwijkingscontrole door middel van de gebruike afgestemde ketens in het uitgangsnetwerk het tijdregelprogramma storingsveilig maken zoals vereist in de spoorwegtechniek. 25 Het tijdregelprogramma vormt uiteraard een be langrijk aspect van de programmering volgens de uitvinding. Het tijdregelprogramma valt echter onder de besturing van het totale systeemprogramma, waarvan het logische schema is weergegeven in de onderstaande tabel 2.
30 Het systeemprogramma maakt gebruik van cycluscontrole en gehele ongelijkheid teneinde een storingsvrij werking te waarborgen. Er worden tests uitgevoerd in kritische programmastappen, welke tests worden geverifieerd door cycluscontrole van de testopdrachten. Indien aan een 35 testopdracht niet wordt voldaan, gaat de processor.naar de onwerkzame toestand en moet een externe terugstelin-gang worden afgegeven voor het hervatten van de werkzaamheid .
7 Q Q 3 0 7 f - 2.0- TABEL. 2.-
SYSTEEMPROGRAMMA EXTERN TERUGSTELLEN
i
STORINGSVEILIGE VERTRAGING
l OK? nee —* onwerkzaam I ja
BEGINAANDUIDING GEHEUGENWIJZERS
l
A —> TERUGSTELPROGRAMMATELLERS
O'
B —> NULTERUGSTELLING STORINGSVEILIGE REGISTERS
ν' TEST STORINGSVEILIGE REGISTERS voor 0 l REGISTERS & PROGRAMMA OK? nee —? onwerkzaam jja
CONTROLE UITGANGEN
- i UITGANGEN OK? nee —? onwerkzaam ja
INLEZEN & DECODEREN VAN PULSFREQUENTIEKEUZE
v IS PULSFREQUENTIEKEUZE GELDIG? nee — onwerkzaam 1 ja
KIEZEN FASE A UITGANGS S TUURORGANEN
Ί ü o Cl 7 f / "é V >y ·>£ ] rl
' 'V
vervolg Tabel 2.
-21-
INSTELLEN TABELINDEXWIJZER
IS WIJZER CORRECT? nee —* onwerkzaam ij a
INSTELLEN ONDERBREKING PROGRAMMATELLER
IS TELLER CORRECT? nee —> onwerkzaam k l
INVOER TIJDREGEISTERS
-* DOORLOPEN TIJDPROGRAMMA
TIJDPROGRAMMA OK? nee —» onwerkzaam ij a
TEST UITGANGEN
i UITGANGEN OK? nee —* onwerkzaam ]ja -Nee TIJDPROGRAMMA VOLTOOID?
Jja KIEZEN FASE 01 (= GEEN UITGANGSSTUUREENHEID) i
INSTELLEN TABELINDEXWIJZER
Λ Λ f; Λ " j l i» 1/ ’S y ·? 1
f ft -:*r V H
- 22- vervolg Tabel 2.
* IS WIJZER CORRECT? nee —'* onwerkzaam A ja
INSTELLEN ONDERBREKING PROGRAMMATELLER
v IS TELLER CORRECT? nee —$ onwerkzaam
Ija
INVOER TIJDREGISTERS
l
DOORLOPEN VAN TI JDPROGRAMMA
IS TIJDPROGRAMMA OK? nee —f onwerkzaam I ja TEST ONDERBREKING \ ' ONDERBREKING OK? nee —* onwerkzaam ja
V J
TEST UITGANGEN
UITGANGEN OK? nee —> onwerkzaam •v GEEN TIJDPROGRAMMA VOLTOOID?
]jA
TERUGKEREN NAAR B
(Het programma herhaalt de bovengenoemde stappen met uitgangskeuze. en tests voor de fasen B en 02. Aan het einde van deze bewerking keert het programma terug naar A en levert weer de fasen A en 01).
1 0 0 p Q / t f sar V Q S 3 -23 -
Het programma reageert op een externe terug-stelingang door het leveren van een vertraging van twee seconden. Met deze vertraging wordt gewaarborgd, dat bij een ontbreken van een storingsveilige test, door 5 een herhaald opnieuw starten van het programma geen uitgang met de frequentie van een geldige code kan worden geleverd. De vertraging wordt storingsveilig gemaakt door haar te vergelijken met de vertraging van de tijdregeleenheid 94 en de hierin aanwezige twee 10 monostabiele multivibratoren 102 en 104. Deze twee monostabiele multivibratoren, waarvan de werking reeds is beschreven, zijn in wezen in cascade geschakelde precisietijdregelorganen. De eerste multivibrator 102 verschaft een vertraging van minder dan 2 sec. en 15 de tweede multivibrator 104 levert een kort venster, dat de tijd bepaalt wanneer de volgens het programma verschafte vertraging moet zijn voltooid. De logische toestanden van deze monostabiele multivibratoren, die zoals eerder beschreven wisselen tussen de combinatie 20 0-1 en 1-0, worden continu getest gedurende het verloop van het vertragingsprogramma en indien zij niet correct zijn, gaat de processor naar de onwerkzame toestand.
Telkens wanneer het programma wordt gestart of opnieuw wordt gestart, worden alle registers, ge-25 bruikt in het storingsveilige tijdregelprogramma, opnieuw teruggesteld en getest. De uitgangsopdrachten in het storings vei ligheidsti jdregelprogramma worden eveneens getest.
Het kiezen van de codepulsfrequentie wordt 30 eveneens nauwkeurig gecontroleerd door het programma, daar een onjuist uitlezen of een onjuiste werking in de codekiezer 106 zeer ernstige gevolgen met zich mede zou kunnen brengen. Zoals opgemerkt, kan één van de zeven beschikbare codepulsfrequenties worden gekozen 35 door een contactbrug te plaatsen over één van de stel len contacten 132 ... 140 in de codepulsfrequentiekiezer, weergegeven in fig. 3. Wanneer een contactbrug eenmaal vast op haar plaats is gebracht, wordt een betreffende 'Üil ~ $ 7 ·? *·> * «- ir ά j - 24 - code gekozen, die wordt uitgelezen door het programma.
Ter beveiliging tegen storingen in de pulsfrquentie-ingangsketen en resulterende foutieve uitgangen, wordt de pulsfrequentieingangcontactbrug tweemaal getest 5 door complementaire aftastsignalen, die worden toege voerd via de lijnen 108 en 110. Deze twee testbewer-kingen leveren complementaire uitgangen aan de code- v kiezer 106 en worden via de verzamellijn 18 aangelegd aan de centrale processoreenheid 10 in de vorm van een 10 enkele één, en zes nullen en een enkele nul en zes enen. In afzonderlijke programmaonderdelen worden deze ingangen verwerkt voor het verschaffen van de afzonderlijke geheugenadressen. Deze geheugenadressen worden gebruikt voor het verkrijgen van de juiste waarden T+, 15 t+ en T, t voor het tijdregelprogramma. Elk gemis aan overeenstemming zal tot gevolg hebben, dat het tijdregelprogramma niet verder loopt en dat de processor niet direct naar de onwerkzame stand gaat. Verder zijn in het pulsfrequentieingangsprogramma controles opgenomen * 20 voor een contactbrug voor het kiezen van geen enkele pulsfrequentie en voor meer dan één contactbrug.
Zoals eerder opgemerkt, wordt de pulsfrequentie-kiezer via de lijnen 108 en 110 afgetast met complementaire ingangen. De resulterende uitgangen worden 25 gebruikt voor het verkrijgen van waarden vanuit een bewaarde tabel teneinde te worden gebruikt in het tijds-intervalprogramma. Het directe woord geeft toegang tot een bepaald deel van de tabel en het complementaire woord geeft toegang tot een ander deel van de tabel.
30 Deze eigenschap vormt een verdere toepassing van de ongelijkheid in het systeem volgens de uitvinding. De twee woorden moeten correct worden uitgelezen of de tabelwaarden zullen niet de onderlinge betrekking voeren, die noodzakelijk is voor het doorlopen van het 35 tijdregelprogramma. De aldus gecontroleerde codepuls- frequentiekeuze wordt ingelezen in de processor na elke codepulsfrequentiecyclushelft en het programma kan niet voortgaan zonder dat de codepul-sfrequentie- 7 0 f: -3Λ7 * i 4 v 1 - 25 - s keuze continu wordt bijgewerkt door middel van inlezen.
Er zijn uiteraard verschillende bewaarde tabelwaarden nodig voor het leveren van elke pulsfrequentie, directe (on-time), indirecte (off-time), het meest en meest 5 significante woord en andere waarden. Deze waarden wor den verkregen door het indixeren van de tabelwijzer en elke verandering in de index wordt getest door programmastappen.
Over elke codecyclus moet de uitgang van de 10 processor worden geschakeld tussen de werkstanden rechts (fase A), links (fase B) of geen contacten (fase 0^ en O2). De uitgangen van de stuureenheden 65 en 67 worden gecontroleerd na elke stap door het tijdregelprogramma, dit is ongeveer in elke periode 15 van 400 microsec. Daar elk van de stuureenheden 65 en 67 gedurende elke codecyclus wordt aan en uitgeschakeld, worden de keten en het programma, gebruikt in deze test, onderworpen aan een cycluscontrole. De "aan"-fasen worden continu getest door de processor te laten 20 onderbreken aan het begin van een "uit"-fase. Indien een onderbreking plaats vindt op een tijdstip gedurende de "aan"-fase, gaat de processor naar de onwerkzame toestand. Aan het begin van elke "uit"-toestand moet de onderbreking reageren teneinde het programma te 25 laten voortduren. Aan het einde van elke ,,aan"-en "uit"- fase wordt het programma teruggekoppeld teneinde de storingsveiligheidsregisters in de centrale processor-eenheid 10 terug te stellen en te testen, de tijdregel-programmauitgangen te testen en de codekiesingangen in 30 te lezen.
De uitgangen worden continu gecontroleerd tijdens het verloop van het tijdsintervalprogramma. Telkens wanneer van de juiste uitgang wordt uitgegaan, bijvoorbeeld het linker relais gestuurd en het rechter relais 35 niet gestuurd, zal de processor worden gedwongen te stoppen. Gedurende elke codecylus worden de delen van de processorconstructie en het programma, dat nodig is voor het detecteren van onderbroken uitgangen, onder- T ft ft ,-*s ï* jg / « '.· ·. / t - 26 - worpen aan een cycluscontrole. Indien de processor om de een of andere reden wordt stopgezet, zal de op sturingsveiligheid gecontroleerde aanloopvertra-gingstijdregeleenheid 460 de regeling van een uitgang 5 voor ten minste twee sec. worden verhinderd.
Ter bescherming tegen de mogelijkheid van het overslaan van een programmaonderdeel worden pro-grammatellers voor kritische programmaonderdelen niet gestart voordat het noodzakelijke voorafgaande program-10 maonderdeel is voltooid. Indien gepoogd wordt om een programmaonderdeel op een onjuist tijdstip in te voeren zal de processor worden gedwongen te stoppen. De algemene programmering van een microprocessor van het volgens de uitvinding gebruikte type is voor de vakman 15 voldoende bekend. De ideeën met betrekking tot de ver schillende controleschema1s en -technieken zoals boven beschreven worden evenwel nieuw geacht. De uitvoering van deze schema's en de daadwerkelijke voorbereiding van een werkprogramma worden meer als voldoende bekend 20 geacht voor de vakman.
Het zal duidelijk zijn, dat de uitvinding geenszins beperkt is tot het bovenbeschreven uitvoerings-voorbeeld, doch dat velerlei gewijzigde uitvoeringsvormen kunnen worden ontwikkeld zonder hierbij buiten 25 het kader van de uitvinding te treden.
Conclusies.
7908971

Claims (15)

1. Storingsveilige elektronische codegenerator, met het kenmerk, dat zij bestaat uit een programmeerbare centrale verwerkingseenheid, die een orgaan voor het leveren van een signaal met een gekozen 5 pulsfrequentie bevat, welk signaal pulsen, gevormd door een draaggolfsignaal van een gegeven frequentie, bevat, uit een relaisstuurorgaan voor het bedienen van relais-contacten, welk relaisstuurorgaan een ketenorgaan bevat, dat is afgestemd op de frequentie van het draaggolf-10 signaal teneinde dit signaal te scheiden van signalen van andere frequenties, uit een uitgangskanaalorgaan voor het koppelen van het relaisstuurorgaan met de centrale verwerkingseenheid, en uit een terugkoppel-orgaan, dat geschakeld is tussen het relaisstuurorgaan 15 en de centrale verwerkingseenheid teneinde de werkzaam heid van het relaisstuurorgaan te vergelijken met de uitgang van de centrale verwerkingseenheid.
2. Codegenerator volgens conclusie l,met het kenmerk, dat zij verder bestaat uit een terugstel- 20 pijpregelorgaan, dat gekoppeld is met het terugkoppel- orgaan en met de centrale verwerkingseenheid voor het terugstellen van de centrale verwerkingseenheid een tevoren bepaald tijdsinterval nadat de werkzaamheid op het terugkoppelorgaan is beëindigd.
3. Codegenerator volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat zij verder bestaat uit een vertra-gingstijdregelorgaan, dat gekoppeld is met de centrale verwerkingseenheid en met het terugsteltijdregelorgaan teneinde een snel, cyclisch terugstellen van de centrale 30 bewerkingseenheid te verhinderen.
4. Codegenerator volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat het vertragingstijdregelorgaan verder bestaat uit een paar afzonderlijke tijdregelelementen — voor het leveren van complementaire uitgangen. "7 .n ffi Λ ”=7 jf / ® v ·.' v / | - 28 -
5. Codegenerator volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat de centrale, verwerkingseen-heid een orgaan bevat voor het ontvangen en controleren van de complementaire uitgangen teneinde de be- 5 trouwbare werking van de afzonderlijke tijdregelelemen- ten te verifiëren.
6. Codegenerator volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat zij verder bestaat uit een codepulsfrequentiekiezerorgaan, dat gekoppeld is met 10 de centrale verwerkingseenheid voor het kunnen kiezen van een bepaalde uitgangscodepulsfreguentie.
7. Codegenerator volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat zij verder bestaat uit een aftastorgaan, dat gekoppeld is met de centrale verwer- 15 kingseenheid en met de codepulsfrequentiekiezer voor - het continu aftasten van de codepulsfrequentiekiezer met complementaire signalen teneinde een codepulsfrequentie uit te lezen.
8. Codegenerator volgens conclusie 7, m e t 20 het kenmerk, dat de centrale verwerkingseen heid en met het codepulsfrequentiekiezerorgaan gekoppeld orgaan bevat voor het ontvangen en uitlezen van de complementaire aftastsignalen hieruit teneinde de uitgangscodepulsfrequentiekeuze te interpreteren en 25 verifiëren.
9. Codegenerator volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het uitgangskanaalorgaan ten minste twee afzonderlijke uitgangskanaalketens bevat,
10. Codegenerator volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat zij verder bestaat uit een schakelketenorgaan, dat gekoppeld is met de afzonderlijke uitgangskanaalketens en met de centrale verwerkingseenheid voor het selectief toevoeren van uit- 35 gangssignalen vanuit de centrale verwerkingseenheid aan één van de uitgangskanaalketens. 7. ft -¾ ft 7 4 / 9 g | - 29 -
11. Codegenerator volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat zij verder bestaat uit een isolatororgaan in het uitgangskanaalorgaan en in het terugkoppelorgaan voor het elektrisch scheiden van de 5 centrale verwerkingseenheid van het relaisstuurorgaan.
12. Zelf-controlerend storingsveilig elektronisch codeleveringsnetwerk, met het kenmerk, dat dit bestaat uit een signaalleveringsorgaan voor het leveren van een draaggolffrequentiesignaal en 10 een gekozen uitgangscodepulsfrequentie, uit een afge stemd ketenorgaan, gekoppeld met het signaalleverings-orgaan en afgestemd op een bepaalde frequentie voor het overdragen van uitsluitend signalen met de draaggolf-frequentie, en uit een terugkoppelketenorgaan, die 15 geschakeld is tussen het afgestemde ketenorgaan en het signaalleveringsorgaan voor het stopzetten van het signaalleveringsorgaan indien de frequentie van het draaggolfsignaal afwijkt van de frequentie, waarop het afgestemde ketenorgaan is afgestemd. 20
13. Codeleveringsnetwerk volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat zij verder bestaat uit een codepulsfrequentiekiesorgaan, dat gekoppeld is met het signaalleveringsorgaan teneinde het signaalleveringsorgaan opdracht te geven tot het leveren van 25 een bepaalde uitgangscodepulsfrequentie, uit een aftast- orgaan, dat gekoppeld is met het codepulsfrequentie-kiesorgaan voor het continu aftasten van het codepulsfrequentiekiesorgaan met complementaire aftastsignalen, en uit een uitleesorgaan, dat gekoppeld is met het 30 codepulsfrequentiekiesorgaan voor het uitlezen en con troleren van de complementaire aftastsignalen teneinde de gekozen codepulsfrequentie continu te verifiëren, welk uitleesorgaan een orgaan bevat dat gekoppeld is met het signaalleveringsorgaan voor het beëindigen van 35 de werking hiervan indien een dubbelzinnigheid in de gekozen codepulsfrequentie is gedetecteerd. i V V v ƒ | - 30 - ·< te
14. Codeleveringsnetwerk volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat zij verder een uitgangs-orgaan bevat, dat gekoppeld is met het afgestemde ketenorgaan voor het reageren op de uitgangscodepulsfrequentie, 5 alsmede een controleorgaan, dat gekoppeld is met het uitgangsorgaan teneinde vast te stellen of het uitgangs-orgaan de uitgangscodepulsfrequentie op de juiste wijze volgt.
15. Codeleveringsnetwerk volgens conclusie 12, 10 met het kenmerk, dat het verder bestaat uit een terugstelorgaan voor het terugstellen van het netwerk, uit een vertragingsleveringsorgaan, gekoppeld met het signaalleveringsorgaan en met het terugstelorgaan voor het stopzetten van het signaalleveringsorgaan ge-15 durende een vastgesteld interval in antwoord op de bediening van het terugstelorgaan, uit een vertra-gingscontroleorgaan, gekoppeld met het signaalleveringsorgaan voor het leveren van een vertragingsinterval onafhankelijk van het vertragingsleveringsorgaan, en 20 uit een orgaan, gekoppeld met het signaalleveringsorgaan, voor het verhinderen van het opnieuw starten hiervan tenzij de intervallen, verschaft door het vertragingsleveringsorgaan en het vertragingscontroleorgaan, gelijk zijn. 7908971
NL7908971A 1979-01-11 1979-12-13 Storingsveilige elektronische codegenerator. NL7908971A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/002,765 US4234870A (en) 1979-01-11 1979-01-11 Vital electronic code generator
US276579 1979-01-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7908971A true NL7908971A (nl) 1980-07-15

Family

ID=21702396

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7908971A NL7908971A (nl) 1979-01-11 1979-12-13 Storingsveilige elektronische codegenerator.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4234870A (nl)
BR (1) BR7907822A (nl)
CA (1) CA1130923A (nl)
ES (1) ES8103404A1 (nl)
GB (1) GB2039401B (nl)
IT (1) IT1125648B (nl)
NL (1) NL7908971A (nl)
ZA (1) ZA795791B (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5182543A (en) * 1990-09-12 1993-01-26 Board Of Trustees Operating Michigan State University Miniaturized data communication and identification system
JP3430857B2 (ja) * 1997-05-15 2003-07-28 株式会社日立製作所 列車在線検知システム及び列車在線検知方法
US6463337B1 (en) 1999-12-20 2002-10-08 Safetran Systems Corporation Railroad vital signal output module with cryptographic safe drive
CZ2007694A3 (cs) * 2007-10-08 2009-04-15 Ažd Praha S. R. O. Zpusob kontroly prvního kontrolního relé a druhého kontrolního relé kodéru cyklických kódu pro železnicní zabezpecovací zarízení a kodér cyklických kódu k provádení zpusobu
CN101293527B (zh) * 2007-10-29 2010-09-08 北京佳讯飞鸿电气股份有限公司 防止应答器监测系统对应答器造成干扰的方法及装置
KR20120085810A (ko) * 2009-10-15 2012-08-01 가부시키가이샤 엘이테크 마이크로 컴퓨터 및 그 동작 방법

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3445591A (en) * 1966-01-04 1969-05-20 Dale R Koehler Generator of mathematically random entities
US3646518A (en) * 1970-05-05 1972-02-29 Bell Telephone Labor Inc Feedback error control system
FR2192424B1 (nl) * 1972-07-10 1974-10-25 Cit Alcatel
US3885228A (en) * 1973-06-05 1975-05-20 Martin J Katz Fail-safe electronic encoder for selectively operating railway signal indicator
US4107253A (en) * 1976-12-01 1978-08-15 U.S. Philips Corporation Safety and test device in a railway signalling system

Also Published As

Publication number Publication date
ZA795791B (en) 1980-10-29
GB2039401A (en) 1980-08-06
ES487579A0 (es) 1981-02-16
GB2039401B (en) 1982-08-18
US4234870A (en) 1980-11-18
ES8103404A1 (es) 1981-02-16
CA1130923A (en) 1982-08-31
IT1125648B (it) 1986-05-14
BR7907822A (pt) 1980-09-23
IT7927181A0 (it) 1979-11-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4254492A (en) Redundant clock system utilizing nonsynchronous oscillators
JPS6069933A (ja) 多重母線方式
US4307463A (en) Vital rate decoder
NL7908971A (nl) Storingsveilige elektronische codegenerator.
JPH0644854A (ja) スイッチの監視方法及び装置
US4665477A (en) Method for ensuring safe operation of a programmable automatic control device and automatic control device for carrying out the said method
US4847832A (en) Time multiplexed data transmission system
JPS616944A (ja) フレ−ムの同期方式
US4029274A (en) Train control signalling system
US4611775A (en) Railway track switch control apparatus
JPH06105895B2 (ja) 車両用通信装置
US5671348A (en) Non-vital turn off of vital output circuit
SU779141A1 (ru) Система контрол состо ни путевых устройств электрической централизации и автоблокировки
RU2264648C2 (ru) Резервированная двухпроцессорная вычислительная система
SU1249591A1 (ru) Запоминающее устройство с самоконтролем
SU1293761A1 (ru) Устройство дл контрол блоков буферной пам ти
SU1578723A1 (ru) Устройство дл контрол и резервировани информационно-измерительной системы
JPS6354639A (ja) マイクロコンピユ−タを有する回路装置の自己監視装置
SU1129645A1 (ru) Устройство дл определени состо ни критической ситуации
SU1644169A1 (ru) Устройство дл контрол системы обработки прерываний
SU960826A1 (ru) Устройство дл контрол цифровых блоков
JPS5836362B2 (ja) 誤り判定装置
SU1179409A1 (ru) Устройство дл спорадической передачи телесигнализации
RU2127685C1 (ru) Рельсовая цепь
SU574848A1 (ru) Устройство дл контрол резервированного генератора

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed