NL7908379A

NL7908379A - Inrichting voor het met behulp van lucht of gas behandelen van korrelvormig materiaal.

Info

Publication number: NL7908379A
Application number: NL7908379A
Authority: NL
Original assignee: Heesen T J
Priority date: 1979-11-16
Filing date: 1979-11-16
Publication date: 1981-06-16
Also published as: GB2063459A; FR2469681A1; DE3042758A1

Description

* -1- 21014/CV/IÜ

Aanvrager: _Theodorus^.Jacobus_ Heesen te Boxtel.

Korte aanduiding: Inrichting voor het met behulp van lucht of gas behandelen van korrelvormig materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het 5 met behulp van lucht of. gas behandelen van korrelvormig materiaal, waarbij de lucht of het gas wordt gevoerd door in compartimenten vancfe inrichting opgenomen materiaal.

Dergelijke inrichtingen, die bij voorbeeld worden gebruikt voor het koelen van korrelvormig materiaal met lucht, dat door 10 het korrelvormige materiaal wordt gevoerd, zijn steeds zodanig uitgevoerd, dat het materiaal zich in lagen in de inrichting bevindt.

Daarbij is in het algemeen de dikte van een materiaallaag maximaal ca. 35 cm, daar bij een grotere dikte van de materiaallaag de weerstand, die de doorstromende lucht ondervindt, te groot wordt ten -15 gevolge van de onder invloed van het gewicht optredende verdichting van het materiaal. Met de uitvinding wordt beoogd aan dit nadeel tegemoet te komen. , . .

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de inrichting is voorzien van een huis, dat is onderverdeeld in compartimenten met behulp van zich tussen de bovenzijde en de onderzijde van het huis 20 uitstrekkende schotten, welke elkaar in bovenaanzicht gezien overlappen.

Tengevolge van het feit, dat de schotten elkaar overlappen, wordt bereikt, dat de druk uitgeoefend op het nabij de onderzijde van het compartiment gelegen materiaal aanzienlijk minder kan zijn dan het 25 totale gewicht van al het materiaal, dat zich recht boven het nabij de onderzijde van het compartiment gelegen materiaal bevindt, zodat het in de compartimenten aanwezige materiaal veel losser blijft liggen dan bij toepassing van verticaal staande schotten en zodoende gemakkelijker doorstroming van lucht is te bewerkstelligen, zodat met grotere 30 materiaaldiktes resp. met minder luchtweerstand kan worden gewerkt dan bij de bekende inrichtingen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een bijgaande f%iur, waarin schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

35 De in de figuur weergegeven inrichting omvat een trommelvormige mantel l} 790 83 79

-2- 21014/CV/lU

welke is voorzien van een bodem 2 en een deksel 3. Op enige afstand boven de bodem 2 is een ringvormig geperforeerde plaat 4 aangebracht, welke wordt ondersteund door in de daaronder gelegen ruimte 6 binnen de mantel 1 aangebrachte steunen 5.

5 In de mantel is verder een as 7 gelegerd, welke met behulp van niet nader weergegeven middelen in draaiing kan worden gebracht. Aan de as 7 is niet behulp van enige radiaal verlopende steunen 8 een cilindrische koker 9 bevestigd aan de buitenomtrek waarvan ean aantal schotten 10 zijn aangebracht, die de cilindrische koker 9 verbinden 10 met een zich buiten om de schotten uitstrekkende cilindrische koker 11, welke evenals de koker 9 zich concentrisch om de hartlijn van de as 7 uitstrekt. De kokers 9 en 11 begrenzen een huis voor het opnemen van materiaal,in welk huis de schotten 10 zijn opgesteld. Baarbij zijn de schotten 10 niet gelegen in zich door de draaiingsas van de 15 as 7 uitstrekkende vlakken, maar sluiten de schotten 10 een hoek met dergelijke vlakken in, zodanig, dat in bovenaanzicht gezien,de schotten 10 elkaar overlappen. De opstelling is daarbij bij voorkeur zodanig, dat het boveneinde van een schot 10 in bovenaanzicht gezien, dat wil zeggen in de richting van de hartlijn van de as 7, ongeveer midden 20 tussen het boveneinde en het ondereinde van een naastliggend schot 10 is gelegen.

Het aan de as 7 en door de mantels 9 en 11 en de schotten 10 gevormde huis kan nog worden ondersteund door aan de mantel 1 bevestigde rollen 12, waarop een aan de buitenomtrek van de mantel 11 bevestigde 25 rondlopende kraag 13 rust.

Voor de toevoer van te behandelen korrelvormig materiaal is het deksel 3 voorzien van een toevoerkoker 14. Voor de afvoer van materiaal is het door de geperforeerde bodemplaat 4 en de plaat 5 gevormde rondlopende kanaal 6 voorzien van een onderbreking, die uitmondt boven 30 een afvoerkoker 15. Ofschoon in de figuur de toevoerkoker 14 en de afvoerkoker 15 in een vlak zijn gelegen, zullen zij in werkelijkheid gezien in de draairichting van het door de delen 9-11 gevormde huis een weinig versprongen ten opzichte van elkaar staan opgesteld.

Met behulp van niet nader weergegeven middelen kan drooglucht of 35 dergelijke in ^ruimte 6 worden toegevoerd en in de richting van de 790 83 79 * Λ

-3- 21014/CV/lU

pijlen A door de geperforeerde bodemplaat 4 in de het material, bevattend compartimenten stromen. De door het materiaal ge-stroomde lucht of dergelijke kan in de richting volgens de pijlen B via een in het deksel aangebrachte doortocht 16 wegstromen.

Tijdens bedrijf zal het te behandelen materiaal via de stortkoker 14 in de door de mantels 9 en 11 en de schotten 10 begrensde compartimenten worden toegevoerd, ftoordat daarbij de schotten elkaar overlappend zijn opgesteld, zoals hierboven is omschreven kan worden bewerkstelligd dat de druk, welke op het zich in der onderste delen 10 van de compartimenten bevindende materiaal wordt uitgeoefend,aanzienlijk geringer zal zijn, dan in het geval, dat de schotten 10 verticaal, dat wil zeggen evenwijdig aan de hartlijn van de as 7 zouden zijn opgesteid. Dientengevolge wordt bereikt, dat het materiaal verhoudingsgewijs los in de compartimenten blijft liggen, zodat de lucht of het gas gemakkelij' 15 door het materiaal kan heenstromen, ook indien een betrekkelijk hoge materiaallaag wordt toegepast. Tijdens bedrijf zal het door de delen 9-11 gevormde trommelvormige huis langzaam in draaiing worden gebracht, zodat het materiaal over de geperforeerde bodemplaat 4 naar de in de bodemplaat aangebrachte afvoeropening wordt geschoven voor afvoer door 20 de afvoerkoker 15, welke in de draairichting gezien een weinig voor de toevoerkoker 14 zal zijn opgesteld. Daarbij zijn de schuin opgestelde platen 10 bij voorkeur zodanig aangebracht, dat gezien in de draairichting van het trommelvormige huis 9-11 de onderranden van<h schotten 10 voor de bovenrand^van de schotten 10 uitbewegen, waardoor een gemakkelijke 25 verplaatsing van het materiaal over de stilstaande bodemplaat 4 te realiseren valt.

Uiteraard zijn variaties op bovenomschwen construktie denkbaar.

Zo kan men bij voorbeeld de geperforeerde bodem 4 met het trommelvormige huis 9-11 mee laten draaien en met behulp van klepconstructies of 30 dergelijke op een bepaalde plaats een lediging van de bepaalde compartimenten bewerkstelligen.

Verder zal de inrichting op geeigende plaatsen van afdichtmiddelen zijn voorzien om ongewenste lekkages tussen de ten opzichte van elkaar bewegende delen te voorkomen.

Om de doorstroming van de lucht of het gas evenals een goede behan-35 deling van alles korrelvormige materiaal verder te bevorderen, is het doelmatig om de verbindingsechotten te voorzien van perforaties.

790 83 79

Claims

1. Inrichting voor het met behulp van lucht of gas behandelen van korrelvormig materiaal, waarbij de lucht of het gas wordt gevoerd door in compartimenten van de inrichting opgenomen materiaal, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een huis, dat 5 is onderverdeeld in compartimenten met behulp van zich tussen de bovenzijde en de onderzijde van het huis uitstrekkende schotten, welke in bovenaanzicht gezien elkaar overlappen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in bovenaanzicht gezien de bovenrand van een schot ongeveer midden tussen 10 de bovenrand en de onderrand van een naastliggend schot is gelegen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het huis om een draaiingsas draaibaar in de inrichting is opgesteld en is voorzien van een tweetal de draaiingsas cencentrischfemgevende cilindrische mantel waartussen de schotten zijn aangebracht.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het huis beweegbaar is over een geperforeerde bodem.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat gezien in de bewegingsrichting van het huis de onderrand van een schot voor de bovenrand van een schot is gelegen.

6. Inrichting, volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schotten geperforeerd zijn. 790 8 3 79