NL7908366A - Kogelkoppeling. - Google Patents

Description

1 ' \ N.0.2d.420 Kogelkoppeling.

Se uitvinding heeft betrekking op een kogelkoppeling voor het overbrengen van lineaire bewegingen op een schuif- of trekstang, in het bijzonder voor het aandrijven van wissels.

De meest verschillende toepassingsgebieden van de techniek 5 vereisen veiligheids- en glijkoppelingen. Yoor het overdragen van lineaire bewegingen zijn onder andere zogenaamde kogelkoppelingen bekend, die daarop zijn gebaseerd, dat de tussen de delende werkende krachten door veerbelaste kogels, die in dwars ten opzichte van de bewegingsrichting aangebrachte groeven van het andere deel liggen, 10 worden overgebracht. Bij bepaald grotere krachten worden de kogels teruggedrukt en kunnen de delen aan elkaar voorbij glijden.

Bij een bekende uitvoering voor afdichtingen bij een kabel-koppeling vinden bijvoorbeeld van rondlopende inschakelgroeven voorziene schakelhulzen toepassing, waarvan de bijvehorende schakel-15 stang een dwarsboring bevat, waarin zich een uit twee kogels met tussenveren bestaande kogelveerinschakelaar bevindt (zie bijvoorbeeld het Duitse octrooischrift 1.755·919» fig. 2, de delen 47 tot en met 51) ·

Yoor grote over te dragen instelkrachten, zoals deze bijvoor-20 beaLd bij het aandrijven voor het omzetten van spoorwegwissels wordt verlangd, zijn dergelijke kogelkoppelingen niet bruikbaar. Daar moet namelijk de vasthoudkracht voor de wisseltongen nog met een veiligheidsmarge boven de maximale stelkracht liggen, wat door mechanische afsluiting en vergrendeling plaatsvindt, terwijl ondanks 25 dat een oprijden van een verkeerd liggende wissel door de wielen van de trein worden gewaarborgd.

De oplossing van een dergelijk probleem wordt volgens de uitvinding voor een kogelkoppeling voor overdracht van lineaire bewegingen op een schuif- of trekstang, in het bijzonder voor het aan-30 drijven van wissels, daardoor bereikt, dat de schuif- of trekstang binnen een omsluitende koppelingshuls wordt aangebracht en in twee legerbussen aan de einden verschuifbaar is gelegerd, waarbij via een ringvormige groef in de schuif- of trekstang, waarin een ring van legerkogels ligt, de aan beide zijden tegen de kracht van scho-35 telveren in op de schuif- of trekstang door verschuifbare druk-schijven en radiaal door een kogelgelidingsring in deze stand worden gehouden, terwijl de ingeschakelde stand en middenstand door 7903366 % f' 2 ' krachten instelbaar wordt gefixeerd.

Daarbij worden bij voorkeur de drukschijven door verbindings-of houderbussen gedragen, die via de schotelveren tegen de leger-bussen aan de einden verschuifbaar zijn afgesteund.

5 Yolgens een verdere gedachte zijn de legerbussen in de koppe- lingshuls inschroefbaar en via dit inschroeven is de voorspanning van de veren voor de drukschijven veranderbaar.

Yerder:. is het van voordeel wanneer de ringvormige groef afgeschuinde zijvlakken heeft, via welke de legerkogels bij het over-10 schrijden van bepaalde krachten op de schuif- of trekstang uit de ringvormige groef onder terugdrukken van de ene of de andere druk-schijf in de hulsruimte van de koppeling boven de schuif- of trekstang kunnen worden uitgedrukt.

Door een verandering van de afschuiningshoek kan de verhou-15 ding van opbreekkracht ten opzichte van de resterende kracht binnen grote grenzen worden gevarieerd.

Bij een verdere uitvoeringsvorm is de kogelgeleidingsring in de inwendige wand van de koppelingshuls tegenover de ringvormige groef voor de ingeschakelde en middenstand ingebracht.

20 Daarbij is het van voordeel dat de kogelgeleidingsring in dwarsdoorsnede trapeziumvormig met in de richting naar de ringvormige groef gerichte versmalling is uitgevoerd.

Yerder kan de koppelingshuls daarbij uit twee in één lijn liggende buisdelen worden samengesteld, waartussen de kogelgelei-25 dingsring is ingepast.

Bij voorkeur zijn verder nog de verbindings- of houderbussen in hun beweegbaarheid ten opzichte van elkaar door aanslagen binnen de koppelingshuls begrensd, waartegen de schouders van de sehouder-bussen aankomen.

30 Daarbij kunnen de aanslagen telkens door een reducering van de diameter binnen de koppelingshuls worden gevormd.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader verduidelijkt .

Fig. 1 geeft een kogelkoppeling volgens de uitvinding in 35 ingeschakelde stand weer.

Fig. 2 geeft dezelfde kogelkoppeling in uitgeschakelde stand weer.

In de figuren is met 1 een schuifstang of een trekstang weergegeven, die binnen een uit twee buisdelen 2a en 2b samengestelde 40 koppelingshuls 2 in aan de einden gelegen legerbussen 3 en 4 ver- 790 8 3 66 3 *- schuifbaar is gelegerd. De legerbussen 3? en 4 dragen schroefdraden 5 en kunnen in de koppelingshuls 2 worden ingeschroefd. Yia kolommen van schotelveren 6 en 7» die zich afsteunen op de legerbussen 3 en 4» worden schouderbussen of verbindingsbussen 8 en 9 tegen 5 schouders 10 en 11 in de inwendige diameter van de koppelingshuls 2 gedrukt. De bussen 8,9 houden via geharde druksehijven 12 en 13 een ring van legerkogels 14 in een ringvormige groef 15 van de schuif-stang op trekstang 1 vast. Yoor het verder radiaal vastleggen van de legerkogels 14 is tussen de beide buisdelen 2a en 2b een kogel-10 geleidingsring 16 ingevoegd. De schuifstang of de trekstang 1 is in het middelste gedeelte gehard.

In fig. 1 is kogelkoppeling in ingeschakelde toestand weergegeven. lot aan een door de voorspanning van de schotelveren 6,7 van te voren gegeven waarde is de koppeling star. Wanneer deze waar-15 de bijvoorbeeld door een op de schuifstang of trekstang 1 uitgeoefende trekkracht (zoals bijvoorbeeld weergegeven is in fig. 2) wordt overschreden, dan wordt de rechterbus 9 met de drukschijf 13 tegen de daarop inwerkende schotelveren 7 (kolom) in via de in de ringvormige groef 14 liggende legerkogels 14 uit de eindstand ge-20 drukt, en wel zo ver totdat de legerkogels 14 door de kogelgelei-dingsring 16 geleid in de hulsruimte 17 boven de schuifstang of de trekstang 1 komen. Dit is in fig. 2 weergegeven. De koppeling is daarmee uitgeschakeld. De stand van de linker bus 8 boijft daarbij onveranderd, omdat deze bus zoals tevoren met zijn schouder tegen 25 de aanslag 10 van de koppelingshuls 2 aanligt. Tengevolge van het uitwijken van de legerkogels 14 in de hulsruimte 17 kan de schuif-stang of trekstang 1 thans met zeer geringe kracht er uit worden getrokken.

Yoor het terugstellen van de uitgeschakelde kogelkoppeling 30 moet de schuifstang of trekstang 1 worden teruggevoerd of moet de koppelingshuls 2 in tegengestelde richting worden na geleid. Door de kogelgeleidingsring 16 gaan de legerkogels 14 in de middenstand weer in de ringvormige groef 15. In de voorbeelden is met streep-puntlijnen een instelcilinder 18 aangegeven, die door middel van 35 een meenemer 19 de schuifstang of trekstang 1 via de kogelkoppeling in twee richtingen kan bewegen. Door middel van de opschroefbare legerbussen 3 en 4 is de voorspanning van de schotelveren 6 en 7 en daarmee de instelkracht van de kogelkoppeling afzonderlijk instelbaar. Eventueel kan de koppeling specifiek wat de richting be-40 treft verschillend worden gemaakt. Bij breuk van een of meer schotel- 790 83 56 4 .

j veren in de kolom verandert de vasthoudkracht slechts relatief weinig. Bijvoorbeeld is de vermindering van de vasthoudkracht bij gelijktijdig uitvallen van drie schotelveren per kolom slechts ongeveer 5 %· De schotelveren zijn bovendien alleen statisch belast, 5 wat de veiligheid vergroot.

Een dergelijke kogelkoppeling is uitstekend geschikt in verband met het aandrijven van wissels. Daarbij neemt bijvoorbeeld de aangegeven hydraulische instelcilinder 18 via de meenemer 19 na een loze voorslag in de orde van grootte van ongeveer 20 mm de kogel-10 koppeling en daarmee de schuif stang of trekstang 1 mee, die met de wisseltong is verbonden. In de eindstand na ongeveer 220 mm wordt de kogelkoppeling tegen de koppelingshuls aan de buitenkant vergrendeld. De vasthoudkracht van de schuiftsang of trekstang 1 bedraagt ongeveer 7>5 ± 0,5 kN. Bij een oprijden van een verkeerd 15 staande wissel door een trein wordt de vasthoudkracht van de kogelkoppeling overschreden en kan de schuifstang of trekstang 1 ondanks de vergrendeling gemakkelijk totaan een maximale waarde in de orde van grootte van 160 mm door de kogelkoppeling heenglijden.

De kogelkoppeling volgens de uitvinding maakt bij het aan-20 drijven van wissels een van de vergrendeling onafhankelijke uitschakeling van de vasthoudkracht bij het oprijden van de wissel mogelijk en laat na een korte losmaakweg de schuifstang of trekstang 1 met de kleinste wrijvingskracht door de koppelingshuls 2 glijden, De koppeling laat bovendien bij dezelfde vasthoudkracht 25 een grotere omstelweerstand van de wisseltongen toe.

7908366

Claims (9)

1. Kogelkoppeling voor het overbrengen van lineaire bewegingen op een schuifstang of trekstang, in het bijzonder voor het aandrijven van wissels, met het kenmerk, dat de schuifstang of 5 trekstang (l) binnen een omsluitende koppelingshuls (2) is aangebracht en in twee aan de einden aangebrachte legerbussen (3, 4) verschuifbaar is gelegerd, waarbij via een ringvormige groef (15) in de schuifstang of trekstang (1), waarin een ring van legerkogels (14) ligt, de aan beide zijden tegen de kracht van schotelveren (6, 10 7) in door op de schuifstang of trekstang (1) verschuifbare druk-schijven (12, 13) en radiaal door een kogelgeleidingsring (16) in deze stand worden gehouden, waarbij de ingeschakelde en middenstand door krachten instelbaar is gefixeerd.

2. Kogelkoppeling volgens conclusie 1,met het ken- 15 merk, dat de drukschijven (12, 13) door verbindings- of schouder-bussen (8, 9) worden gedragen, die via de schotelveren (6, 7) tegen de aan de einden liggende legerbussen (3, 4) verschuifbaar zijn afgesteund.

3. Kogelkoppeling volgens conclusie 1 of 2,met het 20 kenmerk, dat de legerbussen (3, 4) in de koppelingshuls (2) kunnen worden ingeschroefd (5) en dat door middel van het inschroeven de voorspanning van de veren voor de drukschijven (12, 13) kan worden veranderd.

4. Kogelkoppeling volgens één van de voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de ringvormige groef (15) afge- schuinde zijvlakken heeft, via welke zijvlakken de legerkogels (14) bij het overschrijden van bepaalde krachten op de schuifstang of trekstang (1) uit de ringvormige groef (15) onder terugdrukken van de ene of de andere drukschijf (12 of 15) in de hulsruimte (17) 30 van de koppeling boven de schuifstang of trekstang (1) kan worden uitgedrukt.

5. Kogelkoppeling volgens één van de voorgaande'conclusies, met het kenmerk, dat de kogelgeleidingsring (16) in de inwendige wand van de koppelingshuls (2) tegenover de ringvormige 35 groef (15) voor de ingeschakelde en middenstand is ingebracht.

6. Kogelkoppeling volgens conclusie 5» e e t het kenmerk, dat de kogelgeleidingsring (ié) in doorsnede trapeziumvormig met een in de richting naar de ringvormige groef (15) toe smaller wordend is geconstrueerd.

7. Kogelkoppeling volgens conclusie 5 of 6,met het ken- 790 8 3 66 t !* merk, dat de koppelingshuls (2) uit twee in één lijn liggende buisdelen (2a en 2¾) is samengesteld, waartussen dé kogelgeleidings- . ring (16) is ingepast.

8. Kogelkoppeling volgens één van de voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat de verbindings- of schouderbussen (8, 9) in hun beweegbaarheid ten opzichte van elkaar door aanslagen (10, 11) binnen de koppelingshuls (2) zijn begrensd, waartegen de schouders van de schouderbussen (8, 9) aanliggen.

9. Kogelkoppeling volgens conclusie 8,met het ken-10 m e r k, dat de aanslagen (10, 11) telkens door reducering van de diameter binnen de koppelingshuls (2) zijn gevormd. 790 8 3 66