NL7908330A

NL7908330A - Werkwijze en inrichting voor het ontnesten van tapse, in elkaar gestoken verpakkingsbakjes.

Info

Publication number: NL7908330A
Application number: NL7908330A
Authority: NL
Original assignee: Ir Willem Frederik Jense
Priority date: 1979-11-14
Filing date: 1979-11-14
Publication date: 1981-06-16

Description

Ke/gn/2

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het ontnesten van tapse, in elkaar gestoken verpakkings-bakjes

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het ontnesten van tapse in een rij in elkaar gestoken verpakkingsbakjes door deze met de open zijde voorwaarts gericht over een geleiding aan te voeren, 5 tegen te houden met een of neer tegenhoudorganen boven die geleiding en met behulp van aangrijporganen een voor êën voorbij de tegenhoudorganen te trekken. Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3,322,301 en is voorzien van zuignappen als aangrijporganen, 10 welke zuignappen aangrijpen op de bodem van het te verwijderen bakje en deze kromtrekkend tegen een centrale steun, zodat de zijranden van het bakje naar elkaar bewegen en vrij komen van de zijdelingse tegenhoudorganen. Vervolgens bewegen de zijdelingse tegenhoudorganen van de rij bakjes 15 vandaan zodat deze kan opschuiven, waarna de tegenhoudorganen hun oorspronkelijke stand hernemen en de rij weer inklemmen. Tenslotte kan het onderste bakje met een zwaai-beweging van de rij worden verwijderd. Een dergelijke werkwijze en inrichting voor het uitvoeren daarvan is betrek-20 kelijk ingewikkeld en de verschillende bewegingen dienen in een nauwkeurige opeenvolging plaats te vinden. Bovendien is een bezwaar van zuignappen dat bij oneffenheden en beschadigingen van het aan te grijpen bakje geen onderdruk gezogen kan worden, zodat geen bakjes worden aangevoerd.

25 Dit laatste heeft tot gevolg dat in een na de ontnestinrich-ting geschakelde vulmachine een grote wanorde ontstaat.

Ten einde genoemde bezwaren te voorkomen verschaft de uitvinding een werkwijze van de genoemde soort die gekenmerkt is doordat men onder uitoefening van enige 30 druk met stroeve aangrijporganen op de binnenzijde van ten minste een opstaande wand van het onderste bakje aangrijpt en die organen vervolgens in de lengterichting van de geleiding van die rij vandaan beweegt. Hoewel het mogelijk is twee tegen- 7908330 r 2 over elkaar liggende zijwanden aan te grijpen of een tussen-schot vast te klemmen, grijpt men bij voorkeur aan op de naar de geleiding gekeerde wand.

Bij het ontnesten van de bakjes is het mogelijk 5 dat het losgemaakte bakje niet in de juiste richting kantelt, waartoe bij voorkeur men in de lengterichting van de geleiding gezien voorbij de tegenhoudorganen ten minste één uitsteeksel aan de van de geleiding afgekeerde zijde in de bewegingsbaan van de bakjes houdt. Door de aanwezigheid 10 van dat uitsteeksel wordt de van de geleiding afgekeerde zijwand van het bakje tegengehouden, zodat alle bakjes op betrouwbare wijze in dezelfde richting kantelen.

In uitzonderingsgevallen kan het gebeuren dat meer dan één bakje tegelijk wordt losgetrokken uit de rij.

15 Ten einde dat op betrouwbare wijze te voorkomen brengt men bij voorkeur op de geleiding één of meer 0,5 tot 2 mm opwaarts uitstekende pennen aan op een· plaats voorbij het vlak dwars op de geleiding ter plaatse van de tegenhoudorganen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een 20 inrichting voor het ontnesten van tapse verpakkingsbakjes die in elkaar gestoken in een rij met de open zijde schuin neerwaarts worden aangevoerd, welke inrichting voorzien is van een geleiding, een inrichting voor het in de lengterichting over de geleiding voortbewegen van de rij ; een of 'meer 25 zich boven die geleiding bevindende tegenhoudorganen en ten minste één door besturingsorganen in de lengterichting van die geleiding beweegbare aangrijporganen voor het aangrijpen op het onderste bakje van die rij. Een dergelijke inrichting is eveneens bekend uit het eerder genoemde Amerikaanse octrooi-30 schrift. Ten einde de bovenstaande tekortkomingen daarvan te vermijden, is deze inrichting volgens ’de uitvinding voorzien van aangrijporganen van een materiaal met een grotere wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van het materiaal van de bakjes dan die van de materialen van de in elkaar gestoken 35 bakjes onderling, terwijl de besturingsorganen zijn ingericht voor het bewegen van het aangrijporgaan dwars op en onafhankelijk daarvan in de lengterichting van de geleiding.

I, '· I l 40 790 83 30 < 3

Deze inrichting is bij voorkeur tevens voorzien van organen voor het uitvoeren van de voorkeurswerkwijze zoals hiervoor beschreven.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de 5 hand van de tekening, waarin schematisch enkele uitvoeringsvormen zijn weergegeven.

Fig. 1 toont een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in langsdoorsnede. fig. 2 toont een dwarsdoorsnede volgens de lijn II-II in 10 fig. 1 en fig. 3 toont een gedeeltelijke dwarsdoorsnede overeenkomstig fig. 2 door een gewijzigde uitvoeringsvorm.

Op een schuin neerwaarts hellénde geleiding 1 is een rij in elkaar gestoken tapse bakjes 2 met de open 2ij-15 de naar beneden gelegd. Door een op wielen lopend gewicht 3 worden de bakjes neerwaarts belast, wat ook met een veer of pneumatisch kan geschieden. De bakjes worden tegengehouden door een vast, doch verstelbaar met de geleiding 1 verbonden tegenhoudorgaan 4, dat op de bovenrand van de bakjes aan-20 grijpt.

Bij het ondereinde van de geleiding 1 is een aangrijporgaan aangebracht, bestaande uit twee naast elkaar liggende strips 5, die ongeveer evenwijdig aan de geleiding zijn opgesteld en aan de onderzijde van de naar de bakjes 25 gekeerde einden bekleed zijn met een contactorgaan 6, bestaande uit een rubberachtig materiaal dat een grote wrij-vingscoëfficiënt heeft ten opzichte van het materiaal waarvan de bakjes gewoonlijk zijn vervaardigd.

De aangrijporganen zijn samen bevestigd aan 30 de plunjer 7 van een pneumatische cilinder 8, die op zijn beurt verschuifbaar is opgehangen aan een zich evenwijdig aan de geleiding 1 uitstrekkende stang 9. De beweging in de richting van de pijl 10 langs die stang kan met de pneumatische cilinder 11 plaatsvinden.

35 De inrichting werkt als volgtr voor het ont- nesten van telkens het onderste bakje wordt de ciliner 8 bekrachtigd, zodat het aangrijporgaan 5 neerwaarts beweegt en het contactorgaan 6 onder enige druk tegen de naar de geleiding 1 gekeerde zijwand van het bakje 2 brengt. Vervolgens 790 83 30 — 4 wordt de cilinder 11 zo bekrachtigd, dat de cilinder 8 langs de stang 9 neerwaarts schuift en daarbij het bakje 2 meeneemt. Dit bakje stuit met de bovenrand tegen een in de baan ervan gebracht uitsteeksel 12, zodat het bakje met de bodem naar 5 beneden kantelt en langs een hellende glijbaan 13 naar een transportband 14 glijdt en daarop met de opening naar boven terechtkomt.

Ten einde te voorkomen dat twee of meer bakjes tegelijk uit de rij worden los getrokken, zijn aan het einde 10 van de geleiding 1 twee omhoogstekende pennen 15 aangebracht. Het boveneinde van deze pennen bevindt zich 0,5 tot 2 mm boven het bovenoppervlak van de geleiding waarover de bakjes neerwaarts schuiven. Mocht behalve het door de aangrijp-organen 5, 6 direkt aangegrepen bakje 2 ook het daaropvolgen-15 de meegenomen worden ten gevolge van een grote klemming, zal wel de onderrand van het eerstgenoemde bakje onder vervorming over die pennen 15 getrokken worden, doch niet die van het volgende bakje daar de klemming tussen de beide bakjes niet de vereiste kracht voor de vervorming van die rand 20 kan overbrengen. De pennen 15 zijn in hoogte verstelbaar ten einde de hoogte ervan aan maatafwijkingen van de bakjes en stugheid van het materiaal ervan te kunnen aanpassen.

Zoals in fig, 2 is weergegeven is een zijwand 16 van de geleiding vast, terwijl de andere zijwand 17 in 25 dwarsrichting verstelbaar is ter aanpassing aan de afmetingen van de bakjes. Om dezelfde reden is ook de stang 9 zijdelings verplaatsbaar. Tenslotte kan de slag van het aangrijporgaan 5 in beide bewegingsrichtingen woiden gevarieerd.

In fig. 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm 30 weergegeven, waarin de aangrijporganen 5 om met de contactorganen 6 op een bakje 2 te kunnen aangrijpen in horizontale richting naar en van elkaar beweegbaar zijn. Daartoe zijn twee pneumatische cilinders 18, 19 met de plunjers 20, 21 van elkaar afgekeerd onderaan een met de cilinder 11 langs 35 de staaf 9 verschuifbare draagstang 22 bevestigd. Bij bekrachtiging van de beide cilinders 18, 19 bewegen de plunjers 20, 21 uiteen en drukken de contactorganen 6 tegen overstaande zijwanden van een bakje 2. Bij bekrachtiging van de cilinder 790 83 30 V· , "ά 5 11 wordt het voorste bakje uit de stapel getrokken. Bij omgekeerde bekrachtiging van de cilinders 18, 19 wordt het bakje losgelaten en kan door omgekeerde bekrachtiging van de cilinder 11 de uitgangsstand weer verkregen worden.

5 Op overeenkomstige wijze kan ook een opstaand tussenschot in de bakjes worden ingeklemd tussen twee naar en van elkaar beweegbare aangrijporganen.

In plaats van de getekende en beschreven neerwaarts hellende geleiding waarvoor de rij bakjes onder 10 invloed van de zwaartekracht naar het tegenhoudorgaan worden belast is het ook mogelijk een horizontale of opwaarts hellende geleiding toe te passen in welk geval de bakjes door een hydraulische of pneumatische inrichting, een veer of door een over een schijf of rol lopende kabel, ketting of 15 dergelijk verbindingsorgaan en een daarmee verbonden gewicht worden belast.

790 8330

Claims

1. Werkwijze voor het ontnesten van tapse in een rij in elkaar gestoken verpakkingsbakjes door deze met de open zijde voorwaarts gericht over een geleiding aan te voeren, tegen te houden met een of meer tegenhoudorganen ( 5 boven die geleiding en met behulp van aangrijporganen één voor één voorbij de tegenhoudorganen te trekken, met het kenmerk, dat men onder uitoefening van enige druk met stroeve aangrijporganen op de binnenzijde van ten minste een opstaande wand van het onderste bakje aangrijpt en die organen ver-10 volgens in de lengterichting van de geleiding van die rij vandaan beweegt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de naar de geleiding gekeerde wand aangrijpt.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, 15 dat men in de lengterichting van de geleiding gezien voorbij de tegenhoudorganen ten minste een uitsteeksel aan de van de geleiding afgekeerde zijde in de bewegingsbaan van de bakjes houdt.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, met 20 het kenmerk, dat men op de geleiding een of meer 0,5 - 2mm opwaarts uitstekende pennen aanbrengt op een plaats voorbij | een vlak dwars op de geleiding ter plaatse van de tegenhoudorganen,

5. Inrichting voor het ontnesten van tapse verpak-25 kingsbakjes die in elkaar gestoken, in een rij met de open zijde naar voor gericht worden aangevoerd, voorzien van een , geleiding, een inrichting voor het in de lengterichting . over de geleiding voortbewegen van de rij; een of meer zich , boven die geleiding bevindende tegenhoudorganen en ten minste 30 één door besturingsorganen in de lengterichting van die geleiding beweegbare aangrijporganen voor het aangrijpen op het voorste bakje van die rij, met het kenmerk, dat de aangrijporganen voorzien zijn van een contactgedeelte van een materiaal met een grotere wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van het ; 35 materiaal van de bakjes dan die van de materialen van de in elkaar gestoken bakjes onderling en dat de besturingsorganen 7908330 7 zijn ingericht voor het bewegen van het aangrijporgaan dwars op en onafhankelijk daarvan in de lengterichting van:'de geleiding.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het ken-5 merk, dat het contactgedeelte naar de geleiding is gekeerd en dat de aangrijporganen naar en van de geleiding beweegbaar zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat,in de lengterichting van de geleiding gezien, 10 voorbij de tegenhoudorganen ten minste een uitsteeksel aan de van de geleiding afgekeerde zijde in de bewegingsbaan van de bakjes is aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat op de geleiding een of meer 0,5 - 2mm 15 opwaarts uitstekende pennen zijn aangebracht op een plaats voorbij een vlak dwars op de geleiding ter plaatse van de tegenhoudorganen. 790 83 30