NL7908176A - Wondaftapinrichting. - Google Patents

Description

* *

X

V

► *

Wondaftapi nrichting.

De uitvinding heeft betrekking op zuiginrichtingen en neer in het bijzonder op een verbeterde inrichting voor automatische verwijdering van fluidale stoffen uit een wond.

Het gebruik van zuiginrichtingen om fluidale stoffen 5 uit een wond te verwijderen is op dit gebied bekend. Dergelijke inrichtingen worden aangewend om de fluidale stoffen van het lichaam, die zich normaal verzamelen ter plaatse van een wond na een operatie, te reduceren of te verwijderen.

Fluidale stoffen van het lichaam, die zich ter plaatse 10 van een wond verzamelen, kunnen speciaal indien men deze in een gesloten wond laat achte±Lijven complicaties in het helingsproces veroorzaken en zodoende de kans van een bevredigend herstel verminderen.

Bovendien zal een droog wondgebied de helingsfase niet alleen versnellen maar zal het ook de littekenvorming bevorderen.

15 Bekende typerende zuiginrichtingen zijn zowel geopen baard als voorgesteld in het Canadese octrooi 879.81*9, de Britse octrooien 1.30l*.32l* en 1.1+00.139 en de Amerikaanse octrooien 3.115.138, 3.376.868, 3.71*2.952, 3.77^.611, 3.779.21*9, 3.809.086, 3.809.087 en 3.875.9M.

20 Met betrekking tot het Canadese octrooi wordt opgemerkt dat de daarin geopenbaarde inrichting een houder behelst met een harmo-nicagewijs geplooide wand die uitgezet kan worden omhet volume van de houder te vergroten. Een losneembare uitwendige veerboog dient om de geplooide wand uit te zetten onder het zodoende veroorzaken van zui-25 ging binnen de houder. De harmonicagewijs geplooide wanden zijn achtereenvolgens genummerd om meting van de verzamelde fluidale stof wanneer de houder zich in een open, uitgezette positie bevindt te veroorloven.

Het Britse octrooi 1.30**. 32l* openbaart een door een balg bediende wegruimbare zuigaftapinrichting. Een terugslaginlaat-30 kien veroorlooft de verzameling van fluidale steffen wi het lichaam in de 790 8 1 76 '' "4.

* 2 "balg uit een inlaatcatheter die aan de aifteftappen vond verbonden is. De verzamelde fluidale stoffen van bet lichaam worden door een terugslaguitlaatklep afgevoerd in een opneemzak. De laatste is van een maatverdeling voorzien om meting van verwijderde fluidale stof-5 fen van het lichaam te veroorloven.

Het Britse octrooi 1.UOO.139 openbaart een zuigaftap-inrichting welke een elastisch samendrukbare, luchtdichte houder behelst, die een waterdichte kunststof zak losneembaar daarin bevestigd tót. De houder wekt bij uitzetting een negatieve druk op, 10 die in de stroming van fluidale stoffen van het iihaarn in de zak daarbinnen resulteert. Een schroefveer kan binnen de houder worden gebruikt om voor de uitzetting van de houder te zorgen.

Het Amerikaanse octrooi 3.115.138 openbaart een afzuig-inrichting die een fluïdum--dichte houder behelst. Ha samendrukking 15 met de hand is de houder uitzetbaar om of door middel van inwendig aangebrachte veren tussen bijkomende onderdelen, die binnen de houder geplaatst zijn, of door toedoen van het feit dat de houder van elastisch materiaal geconstrueerd is, voor zuiging te zorgen.

De afzuiginrichting , welke in het Amerikaanse octrooi 20 3.378.868 geopenbaart is, behelst een samendrukbare houder, die van elastisch èlastomeermateriaal vervaardigd is en waarvan het terug-veero-vermogen er toe leidt dat de tanden naar een niet samengedrukte toestand terugkeren. Een kleprevolverkop bovenop de houder vormt zowel een inlaat- als een aflaatopening die afdichtbaar is door 25 middelen zoals een plug of een elastisch membraan die aan de bovenkant verbonden zijn.

Het Amerikaanse octrooi 3.7^-2.952 openbaart een chirurgisch zuigstelsel dat een zuighouder behelst die elastisch samendrukbaar en uitzetbaar is. Een terugslagplug is aangebracht om fluidum 30 in de houder toe te laten bij het onttrekken van fluidum en om de stroming naar buiten daaruit af te stoppen.

Het Amerikaanse octrooi 3.77^.611 openbaart een veront-reinigings vrije afzuiginrichting welke een samendrukbare — uitzet-bare houder behelst die een inlaat- en een uitlaatgebied heeft, en 35 een fluidumstabilisator binnen de houder.

790 3 1 76 * * 3

Een verontreinigingsvrije afzuiginrichting is ook geopenbaard in het Amerikaanse octrooi 3.779.2½ welke een samendrukbare en uitzetbare afzuig-zak behelst die zowel een aftapinlaat als een afvoeruitlaat in de zak gevormd heeft. De hatste omvat voorts 5 een magnetische terugslagafvoerklep die de verontreiniging van de zak voorkomt door te sluiten bij voltooiing van de afvoer van fluidale stoffen uit de zak.

Het Amerikaanse octrooi 3.809.086 is gericht op een wondzuiginrichting welke een vat behelst die daarin een elastisch 10 bladmembraan heeft dat afgedicht is ten aanzien van de wanden van het vat. Bij beweging van het membraan door een plaat met een bedienings-orgaan neemt het volume van het vat af, hetgeen in de opwekking van een zuigkracht resulteert bij vrijlating van het bedieingsorgaan.

Er is een voorziening getroffen om het bedieningsorgaan in een zo-15 danige positie vast te zetten dat het elastische membraan verplaatst blijft.

In het Amerikaanse octrooi 3.809.087 is een zuig-apparaat geopenbaard dat een samenklapbare zak ter plaatse van tegenovergestelde"oppervlakken vastgemaakt heeft aan.plaatonderdelen 20 waarvan het ene aangedrukt wordt om van het andere plaatonderdeel af te bewegen. De geopenbaarde aandrukorganen behelzen veren en rubber handen.

Het afzuigsysteem, dat in het Amerikaanse octrooi 3.875.9½ geopenbaard is, behelst een balg-type houder die elastische 25 harmonicavormige zijwanden heeft welke van een elastomeermateriaal vervaardigd zijn. De aanvankelijke zuiging van de houder wordt verschaft door de elastische harmonicavormige zijwanden. De verdere zuiging resulteert uit het toegevoegde gewicht van verzameld fluïdum binnen de houder. De werking van dit systeem vereist dat de balg-type 30 houder gemonteerd wordt in een verticale positie met afzuigbuizen vastgemaakt aan het bovenste gedeelte van de houder.

Ofschoon elk van de in het voorgaande vermelde geoctrooieerde inrichtingen in wisselende mate bruikbaar is, lijden deze allen aan sommige van verscheidene bezwaren die bijvoorbeeld.

790 8 1 76 1+ t i de noodzaak van activering vlak voor het gebruik, het gemis aan een gemakkelijke bediening, de noodzaak van elastische houders of - bestanddelen, de ingewikkelde constructie, en het onvermogen om een in hoofdzaak constant niveau van negatieve druk te bewaren omvatten.

5 Al de in het voorgaande vermelde octrooien behalve het Amerikaanse octrooi 3.809.086 verschaffen geen open-baring van van een inrichting die door de han--teerder ongenomen kan worden in een vooraf geactiveerde of samengedrukte toestand. Deze inrbh-tingen vereisen dat de han-<teerder de balg of houder samenklapt om 10 de inrichting voor het gebruik te activeren. Moeilijkheden bij de bediening leveren in het bijzonder het apparaat volgens het Britse octrooi 1.30*+.32l+, de Canadeese aftapinrichting, en 'de'inrichting volgens het Amerikaanse octrooi 3.875.91+1 op. Het apparaat volgens het Britse octrooi 1.301+ .321+ behelst een gericht, een groot aantal 15 bestanddelen omvattend, klepsysteem dat vereist dat de han--teerder de inrichting goed aan de wond en de verzamelzak verbindt. Een groot aantal bestanddelen omvattende, ingewikkelde klepstelsels behelsen ook de klepmiddelen in het Amerikaanse octrooi 3.71+2.952 en de magnetische afvoerklen in het Amerikaanse octrooi 3.779*21+9· 20 De Canadeese aftapinrichting vereist niet alleen dat de gebruiker de harmonicawijs geplooide wanden^samendrukt om lucht uit de inrichting af te tappen maar ook dat een uitwendige veerboog vastgemaakt wordt die de bediening daarvan nog verder bemoeilijkt. Bij de inrichting volgens het Amerikaanse octrooi 3.875.91+1 vloeien 25 moeilijkheden voort uit de eisen dat de inrichting voor de goede werking rechtop gehouden moet worden. Verhoogde bedienings- of constructiekosten resulteren uit de een groot aantal bestanddelen omvattende of ingewikkelde klepsystemen niet geopenbaard zijn in het Britse octrooi 1.301+.321+ en de Amerikaanse octrooien 30 3,71+2.952 en 3.779.21+3, en uit de noodzaak van bijkomende verzamel- zakken in de Britse octrooien 1.301+.324 en 1.1+00.139. Elastische opneemhouders of bestanddelen zijn in de een of andere vorm geopenbaard in de meeste van de in het voorgaande vernielde octrooien.

Een ingewikkelde constructie is gevormd bij de een groot aantal 35 veerstelsels om\ö;tende inrichtingen volgens de Amerikaanse octrooien 790 81 78 < 5 λ 3.115.138, 3.779.2^3 en 3.809.087, en bij de noodzaak van een fluidumstabilisator zoals geopenbaard in iA Amerikaanse octrooi 3.77^.611. Dergelijke ingewikkelde constructies bemoeilijken de constructie en verhogen ook de kosten daarvan. Tenslotte openbaart 5 geen van de in het voorgaande vermelde octrooien een inrichting die een in hoofdzaak constante zuiging over het werkbereik verschaft. De veerorganen, die in het Canadeese octrooi en in het Britse octrooi 1.^00.139 en de Amerikaanse octrooien 3.115.138, 3.779.2^3 en 3.809.087 geopenbaard zijn, veroorloven geen in hoafl-10 zaak constante zuigwerking.

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding beoogt een verbetering te verschaffen van de in het voorgaande besproken apparaten en om de daarbij gebleken beperkingen te ondervangen.

De inrichting volgens de uitvinding is er op berekend om een in 15 hotfdzaak constante stromingssnelheid te verschaffen over het gehele bereik van de onttrekking en verzameling van fluidale stoffen van het lichaam uit een wond in de inrichting. Ook is de inrichting beschikbaar voor de 'gebruiker in een vooraf geactiveerde toestand.

De inrichting vermijdt zodoende de noodzaak voor de han^teerder 20 om de lucht binnen de inrichting af te voeren zoals het geval gebleken is bij nagenoeg al de inrichting^'Volgens de in het voorgaande besproken stand van de techniek. Daarbij is voor een gemakkelijke verrichting gezorgd doordat de nieuwe inrichting een verrichting met één hand veroorlooft onder het vrijlaten van de 25 han-'teerder om zijn aandacht te besteden aan bijkomende zaken en tegelijkertijd de inrichting te activeren. De inrichting is er ook op berekend om als alternatief of algehele wegruiming of afzuiging van de verzamelde fluidale stoffen en heractivering voor daaropvolgend hernieuw!gebruik te veroorloven.

30 De inrichting volgens de uitvinding is voorzien van een in hoofdzaak stijijhuis met een eindwand en een opening daarin aan één einde. Binnen het huis bevindt zich een luchtdichte en waterdichte passieve houder die de fluidale stoffen van hetilichaam verzamelt. Een orgaan is aangebracht om verbinding tussen de bimen-35 zijde van de houder en buitenzijde van het huis te veroorloven. Er 790 8 1 76 fc * 6 zijn ook organen aangebracht om de passieve houder aangrenzend aan het huisdeksel te houden onder het zodoende veroorloven van een in hoofdzaak vastjpunt van waaruit de passieve houder uit zet. Andere organen zorgen voor de samenklapping en vasthouding van de passieve 5 houder in een samengeklapte toestand. Een orgaan buiten de passieve houder zorgt voor automatische uitzetting van de passieve houder om een constante mate van zuiging te verschaffen. Bij éên voorkeursuitvoering van de uitvinding bestaat de houder uit een passieve balg en bestaat het uitzetorgaan uit een met constante kracht 10 werkend veerstelsel.

Bijgevolg is het een oogmerk van de uitvinding om te voorzien in een wondzuiginrichting die een uitzetorgaan heeft dat een in hoofdzaak constante zuiging over het afzuigbereik verschaft.

Een ander oogmerk van de uitvinding is om te voerzien 15 in een vondzuiginrichting die gemakkelijk met éên hand gebruikt kan worden.

Nog een ander oogmerk van de uitvinding is om te voorzien in een wondzuiginrichting die goedkoop en algeheel vegruimbaar is.

20 Nog een ander oogmerk is om te voorzien in een vond zuiginrichting die afgezogen en opnieuw geactiveerd kan worden voor daaropvolgend hernieuwd gebruik.

Een verder oogmerk van de uitvinding is om een inrichting te verschaffen die beschikbaar is voor een gebruiker in een 25 vooraf geactiveerde of samengedrukte toestand.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoor-beeld daarvan.

Fig. 1 is een afbeelding in perspectief van een inrch-30 ting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een afbeelding van de inrichting volgens fig. 1, waarin de bestanddelen in hun betrekkelijke verband losgenomen beschouwd worden.

Fig. 3 is een uitgesneden afbeelding in perspectief van 35 een basis van de inrichting van fig. 2 waarin een met constante 790 8 1 76 » . k 7 kracht werkend veerstelsel opgenomen is.

Fig. Ha is een onderaanzicht van de basis van fig. 3.

Fig. Vb is een doorsnede over de basis van het stelsel van fig. 3 volgens IV-IV in fig. 2.

5 Fig. 5 is een doorsnede over de inrichting van fig. 1 volgens IV-IV in fig. 2.

Fig. 6a is een afbeelding in perspectief van een schuif-kraag van de inrichting van fig. 5·

Fig. 6b is een bovenaanzicht van de schuifkraag van 10 fig. 6a.

Fig, · 1 toont de inrichting 11 volgens de uitvinding.

Fig. . 2 verschaft een afbedding van de inrichting 10, waanzin de bestanddelen in hun betrekkelijke verband losgenomen beschouwd worden en de constructie en samenstelling daarvan voorgesteld 15 is. Ia het algemeen omvat de inrichting 10 een in hoofdzaak stijf cilindrisch huis 20 dat aan het ene einde gesloten en aan het. andere einde open is, en in volgorde vanaf het gesloten einde een passieve balg 80, een schuifkraag 60, en een basis 1+0, die op vaste wijze samengaat met het openjeinde van het huis 20, omsluit. Een met con-20 stante kracht werkend veerstelsel 50 is opgenomen binnen de basis Ho.

Zowel het veerstelsel 50 als de balg 80 zijn aan de schuifkraag 60 vastgemaakt. Zodoende wordt de balg 80 uitgezet of constant uitzettend gehouden door de kracht die door het veerstelsel 50 geleverd wordt.

Het cilindrische huis 20 van de inrichting 10 heeft een 25 êên geheel daarmee vormende eindwand 22 aan het gesloten einde daarvan.

De eindwand 22 heeft een opening 2k die de verbinding met de balg 80 binnen het huis 20 veroorlooft. Twee sleuven 26 zijn tegenovergesteld aangebracht in de zijwanden van het huis 20 en zijn in hoofdzaak uitgericht met de langsas van het huis 20. De sleuven 26 lopen van een 30 eerste -positie tot een tweede positie samenvallend met het andere einde van het huis 20, De sleuven 26 omvatten ter plaatse de eerste uitsnöding 28 zoals in fig. 1 en 2 weergegeven is. De bedoeling van deze sleuven 26 en uitsnijdingen 28 zal in de beschrijving die volgt duidelijk gemaakt worden. Het andere einde van het huis 20'eindigt één 35 geheel daarmee vormend in een ring 29 welke een buitendianeter heeft 790 8 1 76 i 8 die kleiner is dan de buitendiameter van het huis 20.

De balg 8θ heeft een boveneinde 85 en een ondereinde 86. De balg 80 is binnen het huis opgenomen met het boveneinde 85 daarvan aangrenzend aan de eindwand 22. De balg 80 heeft geribde 5 gedeelten 81+ die het uitzetten van de balg 80 veroorloven om de volumetrische capaciteit te vergroten. Aan het ondereinde 86 van de balg 80 bevindt zich een appendage 88 met onening 89 daarin die, zoals hier beschreven zal worden, koppeling van de balg 80 met de overige constructie binnen hethiis 20 veroorlooft. Een geheel vormend 10 met het boveneinde 85 en in verbinding staand met het inwendige van de balg 80 is een buis 81. De buis 81 heeft in omtrekszin daarop een flens 82 welke een afgeknotte kegelvorm heeft die de doorgang van de buis 8l door de eindwandopening 2h veroorlooft maar die niet toelaat dat de buis 81 teruggetrokken wordt door,'de opening 2h. Op 15 deze wijze wordt het boveneinde 85 van de balg 80 aangrenzend aan de eindwand 22 gehouden. De balg 80 kan dan omlaag uitgezet worden naar het andere einde van het huis 20.

Ook omsloten binnen het huis 20 is een sehuifkraag 60 welke eën rondlopende ring 61 omvat die binnen het huis 20 schuift.

20 De langsas van de rondlopende ring 61 is uitgericht met die van het huis 20. De sehuifkraag 60 omvat, een dwarsstaaf die langs één diameter van de rondlopende ring 61 opgenomen is£n (niet weergegeven) sleuveh en zich buiten die ene diameter uitstrekt naar tegenovergestelde lippen 62. Deze lippen 62 steken wanneer deze in ingrijping 25 zijn met de sleuven 26 buiten de zijwanden van het huis 20. De lippen 62 zijn afgeschaafd onder een hoek naar de basis Λθ en zijn geribd zodat deze gemakkelijk met de vingers aangegrepen kunnen worden. De dwarsstaaf 6k heeft voorts een eerste opening 65 en een (niet weergegeven) tweede opening die onder de eerste opening 65 aangebracht 30 is, Dooifmiddel van de opening 65 kan de balg 80 aan de sehuifkraag 60 vastgemaakt worden. Na uitrichten van de opening 89 van de balg 80 met de opening 65 wordt een bout 67 door de balgopening 85 en dwarsstaafopening 65 gevoerd en wordt deze in aangrijping gebracht met een moer 66 onder het zodoende vastmaken van de balg 80 aan de 35 sehuifkraag 60, 790 8176 ' 9

V

De basis ko omvat een in het algemeen cilindrische een zijwandconstruetie kl metx een geheel daarmee vormende boveneindwand k2. De boveneindwand h2 heeft een in het algemeen rechthoekige opening IA en aan de onderzijde daarvan bevinden zich twee in het al-5 gemeen evenwijdig aangebrachte ribben k6 zoals in fig. 3* ka en kb weergegeven is, en een gebogen wig k8, die in het bijzonder in fig. kb weergegeven is, is opgenomen tussen de einden van de ribben ké en aangrenzend aan êên einde van de in het algemeen rechthoekige opening kk. Het veerstelsel 50 omvat een gewonden veer 51 waarvan 10 een gedeelte opgenomen is in de door de ribben k6 begrensde ruimte zoals in fig. 3 weergegeven is. Het gewonden gedeelte 51 van het veerstelsel 50 is opgenomen tussen de ribben k6 en tegen de wig k8.

Het niet gewonden of vrije gedeelte 52 van het veerstelsel 50 strekt zich door de opening kk van. de boveneindwand k2 uit en eindigt ter 15 plaatse van een vrij einde 5k met een (niet weergegeven) opening daar ter plaatse die de vastmaking van het veerstelsel 50 aan de sehuifkraag 60 na uitrichting met de (niet weergegeven) tweede opening van de dwarsstaaf 6k veroorlooft door tussenkomst van een bout en moer (waarvan de bout niet weergegeven is) op dezelfde wijze 20 als de balg 80 aan de sehuifkraag 60 vastgemaakt was. De boveneindwand k2 heeft in omtrekszin binnen de bovenrand daarvan een groef k3 die er op berekend is om op samengaande wijze de huisring 29 op te nemen. Een ondereindwand k9 dicht het veerstelsel 50 binnen de basis kO af.

25 Nadat de balg 80 en basis k0 elk zoals in het voorgaan de beschreven is vastgemaakt zijn aan de sehuifkraag 60 wordt de samenstelling van de inrichting 10 tot stand gebracht door iribren-ging van in het voorgaande vermelde bestanddelen met de balg 80 eerst binnen het huis 20 zodat de linnen k2 of verschuifbare wijze 30 ingrijpén in de sleuven 26. De balg 80 wordt ingebracht met de buis 81 eerst. Wanneer de flens 82 van de buis 81 eenmaal door de eind-wandopening 2k gevoerd is, kan de buis 81 niet teruggevoerd worden in het huis 20. Daarbij wordt het boveneinde van de balg 80 zodoende aangrenzend aan het deksel 22 gehouden en dient dit zodoende als een 35 vasfjnunt van waaruit de balg 80 zal uitzetten door middel van de 790 8 1 76 β 10 kracht van het veerstelsel 50. Het stelsel wordt voltooid vanneer de basis 60 aan het huis 20 bevestigd is door middel van het aanbrengen van de huisring 29 in de basisgroef 1+3. Wanneer de lippen 62 voortbewogen worden naar de eerste positie of zover mogelijk in 5 het huis 20 schuiven, zullen άόοr een geringe verdraaiing van de lippen 62 in de uitsnijdingen 28, die er qua afmetingen op berekend zijn om de lippen 62,althans gedeeltelijk op te nemen zoals in fig. .2 weergegeven is, de linnen 62 op hun plaats vastgezet en het veerstelsel 50 uitgezet worden. De eerste positie van de sleuven 26 10 wordt bijjVoorkeur zo gekozen dat de balg 80 volledig samengeklapt is wanneer de lippen 62 zo in de uitsnijdingen 28 ingrijpen. Bij vrijlating van de lipnen 62 uit hun vastgezette nosities binnen de uitsnijdingen 28 zal door de kracht van het veerstelsel 50 de schuifkraag βθ zonder verdere actie van de kant van de gebruiker 15 automatisch naar het andere einde van het huis 20 getrokken worden en zal hierdoor de balg 80, die aan de schuifkraag 60 vastgemaakt is, tegelijkertijd automatisch uitgezet worden onder het zodoende opwekken van een negatieve druk binnen de balg 80.

Fig. 5 is een verticale doorsnede volgens IV-IV in 20 fig, 2 en toont de posities van de constructiebestanddelen van de inrichting 10 wanneer de balg Βθ zich in een samengeklapte of vooraf geactiveerde toestand bevindt binnen het huis 20.

Fig. 6a en 6b tonen een andere uitvoering van de schuifkraag 60, De dwarsstaaf 7^ heeft een uitgestaard gedeelte 75 dat van 25 geschikte afmeting is om het vrije einde 5^ van het veerstelsel 50 op te nemen. Binnen het uitgesuaarde gedeelte 75 bevindt zich een knop 78 die een schacht 76 en verbrede kop 77 heeft. Zowel de balg 80 als het vrije veereinde 5*+ zijn aan de schuifkraag 60 vastgemaakt door aangrijpingmn de balgopening 89 en de (niet weergegeven) 30 vrije veereindooening over de verbrede kop 77 en on de schacht 76 zoals in fig. 5 weergegeven is. De kracht, die door het veerstelsel 50 gelazerd wordt, houdt de balg 80 en het vrije veereinde 5^ aan de schuifkraag 60 vast.

Het samenstel van de inrichting 10 kan tenslotte af-35 gewerkt worden door het.aaneenlijmen van de afzonderlijke construe- 790 8 1 76 11 tiebestanddelen. Bij voorkeur wordt de ring 29 van het andere einde van het huis 20 in de groef 1*3 op de bovenzijde van de één geheel daarmee vormende basis^-boveneindwand 1*2 gelijmd. De dwarsstaaf 6h kan ook gelijmd worden in de (niet weergegeven) bijbehorende uit-5 sparingen in de rondlopende ring 61 van de schuifkraag 60. Als alternatief kunnen de eindwanden 22 en 1*2, en de buis 81 afzonderlijk van hun respectieve constructies geconstrueerd en daaraan gelijmd worden. Bij een voorkeursstelsel wordt ultrasonis3jlassen toegepast om de ring 22 aan de groef 1*3 vastftejmaken. De samenstelling van 10 de inrichting 10 is niet tot lijmen en uit ras oni atlas s en beperkt maar kan tot stand komen met andere gebruikelijke middelen die bekend zijn' en waarvan de ter-'zake deskundige zich bewust is daaronder begrepen, ofschoon niet daartoe benerkt, mechanische middelen zoals schroeven.

15 Het huis 20 zal bij voorkeur van een doorzichtige kunststof vervaardigd worden en zal maatverdelingen 110 daarop geëtst hebben zoals in fig. · 1 weergegeven is. De gebruiker zal derhalve in staat zijn om op het zicht de goede werking van de inrichting 10 te inspecteren. Bovendien kan hij de hoeveelheid 20 fluïdum meten, die zich bij het met het boveneinde 85 van de balg omlaag houden van het huis 20 verzamelt en het fluiduru-niveau tegen de maatverdelingen 110 afwegen.

De inrichting 10 kan geleverd worden met een (niet weergegeven) beschermingsomhulling om onbedoeld vrijgeven van de 25 lippen 62 uit hun vastgezette positie terwijl de balg 80 zich in een vooraf geactiveerde toestand bevindt te voorkomen. De omhulling kan ook dienen om gebruiksvoorschriften of andere gewenste daarop gedrukte inlichtingen te verschaffen. Extra inlichtingen kunnen op de basis^ondereindwand 1*9 gedrukt worden door de gebruiker om .

30 de identiteit van de patiënt aan te geven en andere tèr zake dienende gegevens die op het betreffende gebruik van de inrichting 10 betrekking hebben.

Bij voorkeur worden de balg 80, basis 1*0, schuifkraag 60 en buis 81 door spuitgieten van geschikt kunststofmateriaal 35 vervaardigd.

790 8 1 76 12

Op geschikte wijze is het huis 20 in hoofdzaak stijf onder het zodoende vermijden van de mogelijkheid van onbedoelde samendrukking door een patiënt die omrolt op de inrichting 10.

De balgbuis 81 kan desgewenst geleverd worden met een 5 kap 130 zoals in fig. 1 weergegeven is. De kap 130 is bijjvoorkeur verbonden via een streng 132 die vastgemaakt is aan de omtrek van de ring 13^ welke er op berekent is om met een perspassing over de flens 82 aangébracht te worden. Op deze wijze kan de buis 81 aan het buiteneinde daarvan met de kap afgedekt worden om een steriel 10 milieu binnen de balg te bewaren voor het gebruik of om de fluidale stoffen binnen de balg 80 af te dichten na gebruik.

De balgbuis 81 kan als alternatief desgewenst gelererd worden met een (niet weergegeven) gebruikelijke Y-aansluiting. Een leiding van de gebruikelijke Y-aansluiting zou met de buis 81 ver-15 bonden worden. Een andere leiding zou via gebruikelijke urefean-buizen verbonden worden met een (niet weergegeven) bijkomende Y-aansluiting die ook verbonden zou worden met (niet weergegeven) wond-buizen waarvan ëën einde in de wond opgenomen is. Een (niet weergegeven) gebruikelijke terugslagklep zou op een of andere plaats langs 20 de buisvormgeving ingébracht worden. De resterende leiding van de Y-aanslui-fing, die met de buis $1 verbonden wordt, zou een (niet weergeven) kap overeenkomstig aan de kap 130 streng 132 en ring 13^ voor de buis 81 aangebracht hebben. Bormaal zou deze kap de resterende leiding afdichten terwijl fluïdum onttrokken wordt uit de wond door 25 de gebruikelijke buizen en in de balg 80. De verwijdering van de kap op de resterende leiding van de Y-aansluiting veroorlooft echter af zuiging van iluidum uit de balg 80 door de lippen 62 voort te bewegen naar de eerste positie onder het zodoende samendrukken van de balg 80. Het fluidum kan zodoende algeheel afgezogen worden uit de 30 balg 80 die dan gereed is voor verder gebruik of hernieuwd gebruik, of gedeeltelijk in een andere houder om onmiddelijke overbrenging van het fluidum voor studie, bijvoorbeeld in een pathologie^labarato-riüm, te veroorloven zonder verbreking van de opstelling van de inrichting 10 voor verdere verwijdering van fluidum uit een wond, 35 De inrichting 10 is er ook op berekend om of wegruiming 780 8176 13 van de gehele eenheid, of hernieuwd gebruik na afzuiging van de fluidale stoffen daarin te veroorloven. Ha volledige afzuiging kan de balg 80 gereinigd en veer geactiveerd worden voor desgewenst verder gebruik door middel van de Y-aansluiting via de in het voor-5 gaande beschreven afvoernrocedure.

Bij de voorkeursuitvoering bestaat het veerstelsel 50 uit een met constante kracht werkende strookveer zoals in fig. 3 weergegeven is en zoals in de Amerikaanse octrooien 2.609.191, 2.609.192 en 2.609.193 geopenbaard en voorgesteld is. Dergelijke 10 veren zijn wenselijk daar deze het aspect van het verschaffen van een nagenoeg constante kracht over hun gehele uitzetbereik hebben.

Op deze wijze verschaft de inrichting 10 een in hoofdzaak constante zuiging over het gehele afzuigbereik, een aspect dat de meeste doktoren erg wenselijk gebleken, is bij der gelijke inrichtingen.

15 Bovendien maken dergelijke veerstelsels de inrichting 10 ongevoelig voor oriëntatie zodat geen bepaalde oriëntatie van de inrichting 10 vereist is.

Andere uitvoeringen zijn mogelijk met een met constante kracht verkend orgaan anders dan het veerstelsel 50 zoals hier ge-20 openbaard. Bovendien zijn andere constructie^vormgevingen mogelijk zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Zo kan de balg·80 bijvoorbeeld aan het andere einde van het huis 20 bevestigd worden en laat men deze naar de huiseindwand 22 uitzetten met geschikte buizen en krachtorganen.

25 Kort samengevat is in het voorgaande een inrichting voor het verwijderen van fluidale stoffen uit een wond beschreven.

De inrichting behelst een huis en een passieve balg binnen het huis.

Er zijn organen aangebracht voor het samenklappen van de balg en het in het samengeklapte of geactiveerde toestand houden daarvan. Er 30 is ook een orgaan buiten de balg aangebracht voor-het uitzetten van de balg bij het vrijgeven uit de geactiveerde toestand daarvan om een in hoofdzaak constant niveau van negatievejdruk te verschaffen waarop fluidale stoffen uit een wond automatisch ingezogen en verzameld worden binnen de balg met een in hoofdzaak constante mate van zuiging 35 over het gehele afzuigbereik.

790 8 1 76

J

ill· *

Bij voorkeur bestaat het uitzetorgaan uit een met een constante · kracht werkende strookveer die een constante uitzetkracht levert. Daarbij is het huis bij voorkeur doorzichtig met daarop geëtste maatverdelingen die de inspectie op het zicht en meting van de 5 uit de wond verwijderde fluidale stoffen veroorloven.

7908t76

Claims (10)

1. Inrichting voor verwijdering van f luidale stoffen uit een wond, voorzien van een huis net zijwanden en ten^minste eên eindwand aan een einde daarvan, welke eindwand een onening heeft, 5 van een luchtdichte en waterdichte passieve houder die binnen het huis opgenomen is, welke passieve houder samenklanbaar en uitzet-baar is en een boven- en een ondereinde heeft, van een orgaan voor verbinding met het inwendige van de passieve houder, van een orgaan voor instandhouding van het boveneinde van de passieve houder aan-10 grenzend aan de genoemde eindwand van het huis, van een orgaan voor het samenklapnen van de nassiere houder binnen het huis, en van een orgaan voor het automatisch uitzetten van de nassieve houder uit de samengeklapte toestand daarvan om een in hoofdzaak constant niveau van negatieve drukte verschaffen, welke orgaan buiten de passieve 15 houder opgenomen is, onder het zodoende zorgen voor de verwijdering van fluidale stoffen uit een wond met een in hoofdzaak constante mate van zuiging over het gehele afzuigbemk.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de houder uit een passieve balg bestaat.

3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat het uitzetorgaan uit een met constante kracht werkend veerstelsel beslaat. U. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het verbindingsorgaan uit een holle buis bestaat, welke buis een 25 geheel vormt met het boveneinde van de passieve houder en daarin communiceert, welke buis zich door de opening van de genoemde eindwand uitstrekt zodéLt het inwendige van de passieve houder in verbinding staat met de buitenzijde van het huis.

5. Inrichting volgens conclusie k, gekenmerkt doordat 30 het in'standhoudingsorgaan een flens omvat welke om de holle buis en boven het boveneinde van de passieve houder opgenomen is op een afstand die tenminste iets groter is dan de dikte van de genoemde eindwand, welke flens er op berekend is om normaal de doorgang in êên richting van de holle buis van binnen naar buiten het huis door 35 de opening van de genoemde eindwand te veroorloven, zodat dit boven- 790 8 1 76 J einde van de passieve houder zich aangrenzend aan de genoemde eind-vand van het huis bevindend gehouden wordt.

6. Inrichting volgens conclusie 3» gekenmerkt doordat deze voorts voorzien is van een orgaan voor het vasthouden van de 5 passieve balg in een samengeklapte toestand, en voorts voorzien is van een basis die op samengaande wijze vast te maken is aan het andere einde van het huis, en waarbij de zijwanden van het huis in het algemeen cilindrisch zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat 10 deze voorts voorzien is van tenminste één sleuf van geschikte breedte, welke sleuf zich in de zijwanden van het huis bevindt en uitgericht is met de langsas van het huis, en loopt van een eerste positie die samenvalt met het ondereinde van de passieve balg terwijl deze althans gedeeltelijk samengeklapt is tot een twee-15 de positie die samenvalt met het andere einde van het huis en waarbij het eamenklaporgaan een kraag omvat, die in verschuifbare aan-grijping is binnen het huis tussen het andere einde van het huis en het ondereinde van de passieve balg, welke kraag aan het ondereinde van de passieve balg vastgenaakt is, en waarvan radiaal ten-20 minste één lip uitgaat, welke lip verschuifbaar aangrijpt binnen en zich voldoende buiten de sleuf uitstrekt, zodat door beweging van de lip naar de eerste positie de passieve balg samenklapt.

8. Balg volgens conclusie 7·. gekenmerkt doordat de eerste positie ongeschikte wijze zo gekozen is dat de passieve balg 25 in hoofdzaak geheel samengeklapt is wanneer de lip zich ter plaatse van de eerste positie bevindt en waarbij het vasthoudorgaan bestaat uit de sleuf die tenminste een uitsnijding ter plaatse van de eerste positie heeft, welke uitsnijding van geschikte afmetingen is om de lip op te nemen wanneer de lip zich ter plaatse van de eerste positie 30 bevindt en verdraaid is in de uitsnijding, welke uitsnijding zodoende voor het vasthouden van de lip en in^stand^-houden van de passieve balg in een samengeklapte toestand zorgt.

9. Inrichting volgens conclusie 8, gekmmerkt doordat het met constante kracht werkende veerstelsel"opgenomen is binnen de 35 basis,welk veerstelsel een vrij einde heeft, dat zich langs de langs- 7908176 it as van het huis uitstrekt en aan de kraag vastgemaakt is, waarbij door het vrijgeven van de lip uit de bijbehorende uitsnijding het veerstelsel op de kraag naar het andere einde van het huis trekken en zodoende de passieve balg uitzetten kan om een negatieve druk 5 daarin op te wekken,

10, Inrichting volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat het veerstelsel uit een met constante kracht werkende strookveer bestaat , en waarbij het huis in hoofdzaak stijf is.

11. Inrichting, in'hoofdzaak zoals voorgesteld in de 10 beschrijving en/of tekeningen. 790 8 1 76