NL7906308A

NL7906308A - Grendelmechanisme voor grammofoonplaatcassette.

Info

Publication number: NL7906308A
Application number: NL7906308A
Authority: NL
Original assignee: Rca Corp
Priority date: 1978-08-21
Filing date: 1979-08-20
Publication date: 1980-02-25
Also published as: ATA552679A; DE2933681A1; AU532324B2; FR2434092A1; IT7923744A0; AT365365B; CA1110944A; SU934917A3; GB2029076B; JPS5534386A; AU4991479A; US4164782A; GB2029076A; IT1121448B; PL217879A1; ES482952A1

Description

t * 10 7889 RCA Corporation New York

Verenigde Staten van Amerika Grendelmechanisme voor grammofoonplaatcassette.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op cassettes voor videogrammofoonplaten, en meer in het bijzonder op grendelme-chanismen voor videogrammofoonplaatcassettes.

In stelsels met grammofoonplaten met een grote dichtheid aan 5 informatie, zoals videogrammofoonplaten, is het wenselijk gebleken een cassette/spelersamenstel te verschaffen, waarbij een grammofoonplaat in de speler wordt gestoken en daaruit verwijderd bij het opsloten blijven in zijn cassette. De Amerikaanse octrooiaanvrage 8OI.603 van 31 mei 1977 en het Amerikaanse octrooi schrift ÏJ·. 133.5^-0 10 beschrijven resp. een grammofoonplaatcassette en een aan een speler gemonteerd, cassettehanteringsmechanisme, dat het met de hand hanteren van de grammofoonplaat opheft. ,

Bij het beschreven stelsel, bevat de cassette een mantel, die een randopening heeft in verbinding met een holte voor het omsluiten 15 van een grammofoonplaat. Een grammofoonplaat-vastheidorgaan (of schaal) is verwijderbaar opgencmen in de mantel. Het grammofoonplaat-vast-houdorgaan heeft een opening voor het opnemen van de grammofoonplaat, en een gedeelte dat samenwerkt met de randopening van de mantel voor het vormen van een in hoofdzaak afgedichte holte voor het cmsluiten 20 van een grammofoonplaat.

Wanneer een volle mantel in de speler wordt gestoken, grijpt een daarin aangebrachte inrichting voor het uittrekken van een grammofoonplaat het grammofoonplaat-vasthoudorgaan aan, zodat het vasthoud-orgaan en de cmsloten grammofoonplaat uit de mantel worden verwijderd 25 gedurende het daaropvolgende verwijderen van de mantel. Een platform bevindt zich in de speler voor het dragen van de verwijderde grammofoonplaat, die wordt overgebracht naar de draaitafel voor het afspelen wanneer het platform naar beneden wordt gedrukt. Voor het terugkrijgen van de grammofoonplaat wordt een lege mantel weer in de speler Λ O 7906308 *· 1 ' - 2 gestoken.

Bij de voornoemde stelsels is het gevenst te voorkomen, dat de cmsloten grammofoonplaat ongewild uit zijn "beschermende cassette valt en is het tevens gewenst willekeurige toegang tot de cmsloten 5 grammofoonplaat tegen te gaan.

Overeenkomstig de uitvinding is een vasthoudorgaan/mantel-gren-delmechanisme verschaft. Het grammofoonplaat-vasthoudorgaan is voorzien van een uit een stuk daarmee in een vorm gevormd, "buigzaam grendeldeel met een vrij einde, dat onderhevig is aan uitbuigen in 10 een richting loodrecht op het hoofdoppervlak van het vasthoudorgaan. Een uitstekende lip bevindt zich aan het buigzame grendeldeel nabij het vrije einde daarvan. De uitstekende lip heeft een onder een stompe hoek liggende rand op afstand van!diet vrije einde van het buigzame grendeldeel, zodat de aangrijping van de onder een stompe hoek ge-15 plaatste rand op het inwendige oppervlak van de mantel het uitbuigen veroorzaakt van het buigzame grendeldeel teneinde het in de mantel steken mogelijk te maken van het grammofoonplaat-vasthoudorgaan.

De uitstekende lip heeft verder een rand bij het vrije einde van het buigzame grendeldeel, welke rand zich in hoofdzaak loodrecht op het 20 hoofdoppervlak van het vasthoudorgaan bevindt. De mantel is voorzien van een verdieping in verbinding met het inwendige gedeelte daarvan.

De verdieping heeft een rand, die zich in hoofdzaak loodrecht bevindt op een hoofdoppervlak van de mantel. Het aankomen van het vasthoudorgaan in een volledig ingestoken stand in de mantel, veroorzaakt 25 een aangrijping van de loodrecht staande randen voor het uitsluiten van het verwijderen van het grammofoonplaat-vasthoudorgaan uit de mantel gedurende een dergelijke aangrijping. Het vrije einde van het buigzame grendeldeel is opgesteld in de baan van een ontgrendelend deel, dat zich in de speler bevindt, gedurende het daarin steken van 30 het vasthoudorgaan/mantelsamenstel, waardoor ontkoppeling wordt ver oorzaakt van de loodrecht staande randen teneinde het van de mantel scheiden mogelijk te maken van het .grammofoonplaat-vasthoudorgaan.

Overeenkomstig een andere kant van de uitvinding, is het grammofoonplaat-vasthoudorgaan voorzien van een aanvullend buigzaam 35 grendeldeel met een uitstekend element, dat zich aan de tegenoverlig- 0 7906308 c-i κ * 3 * gende zijde van het vasthoudorgaan met betrekking tot de zijde, die is voorzien van het eerstgenoemde uitstekende element, bevindt. De mantel is voorzien van een aanvullende verdieping voor het opnemen van het tweede uitstekende element bij het volledig daarin steken van het 5 grammofoonplaat-vasthoudorgaan. Een aanvallend ontgrendeld deel is aangebraeht in de baan van het tweede buigzame grendeldeel gedurende het in de speler steken van het vasthcudorgaan/mantelsamenstel, waardoor ontkoppeling wordt veroorzaakt van het tweede uitstekende element vanuit de tweede verdieping teneinde het van de mantel 10 scheiden mogelijk te maken van het grammofoonplaat-vasthoudorgaan.

Een voordeel van deze uitvoering is, dat een mantel in de speler kan worden gestoken, zonder dat moet worden gelet op welk eindvlak naar boven is voor het terugkrijgen van de grammofoonplaat. Ook kan het vasthcudorgaan/mantelsamenstel in de speler worden gestoken met 15 elk eindvlak naar boven voor het in de speler laden van een grammo foonplaat .

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een grammofoonplaatcassette toont, voorzien van een 20 vasthoudorgaan en een mantel, en uitgerust met een grendelmechanisme overeenkomstig de onderhavige beginselen; fig. 2 een ruimtelijk aanzicht is van een speler, voorzien van het onderhavige ontgrendelingsmechanisme voor gebruik met de cassette volgens fig. 1, 25 de fig. 3 en 4 gedeelten tonen van het ontgrendelingsmechanisme, opgenomen in de speler volgens fig. 2, de fig. 5-7 de werking tonen van de grendel- en ontgrendelings-mechanismen aan een zijde van de speler volgens fig. 2, de fig. 8-10 de werking tonen van de grendel- en ontgrendelings-30 mechanismen aan de andere zijde van de speler volgens fig. 2, fig. 11 een hefpiaat toont, aangebracht in de speler volgens fig. 2 voor het dragen van het ontgrendelingsmechanisme en een inrichting voor het uittrekken van een grammofoonplaat, fig. 12 en 13 de werking tonen van de inrichting voor het uit-35 trekken van een grammofoonplaat en 7906308 V .f 1* de fig. ϋΛ en 15 de stappen tonen "bij het overbrengen van een in de speler vastgehouden grammofoonplaat vanaf de heft af el naar de draaitafel van de speler voor het met deze tafel meedraaien.

In fig. 1 is een cassette 20 "weergegeven, die een grammo-5 foonplaat-vasthoudorgaan 22 omvat, evenals een mantel 2b. De mantel 2b heeft een randopening 26 in verbinding met een holte 28 voor het amsluiten van een grammofoonplaat. Het grammofoonplaat-vasthoudorgaan 22, dat verwijderbaar is opgenamen in de mantel 2b, bestaat uit een toren 30 en een ringvormig gedeelte 32 in de vorm van een strook, 10 waarvan de einden zijn vastgezet aan de toren. Het ringvormige ge deelte 32 houdt de vlakke beweging tegen van een omsloten grammofoonplaat 3^· met betrekking tot het vasthoudorgaan 22. Een uitstekend gedeelte 36 bevindt zich aan het grammofoonplaat-vasthoudorgaan 22 en draagt tekens voor het aanduiden van de kant van de graramofoon-15 plaat (b.v. kant l). Een uitsnijding 38 is verschaft in de mantel 2b voor het opnemen van hetuitstekende gedeelte 36 bij het in de mantel steken van het grammofoonplaat-vasthoudorgaan 22. Een ander stel, dat een uitstekend gedeelte Ho omvat, dat tekens draagt voor het aanduiden van de kant van de grammofoonplaat (b.v. kant 2), en een 20 uitsnijding b2, is verschaft aan de tegenoverliggende zijde van de cassette, zodat het grammofoonplaat-vasthoudorgaan 22 in de mantel 2b kan worden teruggeplaatst zonder te letten op de onderlinge stand daarvan. Het stelsel voor het aanduiden van de kant van de grammofoonplaat, zoals hiervoor is beschreven, is geopenbaard in het Amerikaanse 25 octrooischrift b.138,703.

Het voorste:.element bb van de vasthoudtoren 30 werkt samen met de randopening 26 van de mantel 2b voor het vormen van een in hoofdzaak afgesloten holte 28 voor het amsluiten van een grammofoonplaat, wanneer het grammofoonplaat-vasthoudorgaan volledig in de 30 mantel is gestoken. Het voorste element ^ is voorzien van een gat U6 voor het opnemen van in de speler aangebrachte kaken voor het op een hierna te beschrijven wijze uittrekken van een grammofoonplaat. Een paar veegkussens U8 is bevestigd aan de bovenste en onderste inwendige oppervlakken van de mantel 2b, grenzende aan de 35 randopening 26 voor het schoonmaken van de grammofoonplaat gedurende

O

_ 7906308 » é 5 de doorgang daarvan naar en vanuit de holte 28 voor het omsluiten van een grammofoonplaat, en om het in deze holte kernen te voorkomen van stof en vuil.

De doorn 30 en de mantelhelften kunnen met voordeel zijn ge-5 maakt van een passende kunststof (h.v. met 10-12 % vezelglas gevuld polystyreen) door een gebruikelijke werkwijze, zoals spuitgieten.

De strook 32 in de vorm van een stuk draad, kan zijn vastgezet aan de doorn 30 door het inzetvormen van zijn einden in het lichaam van de doorn. De mantelhelften kunnen aan elkaar worden vastgezet door 10 een willekeurige passende werkwijze, zoals supersoon lassen.

Overeenkomstig de onderhavige "beginselen, is het granmo-foonplaat-vasthoudorgaan 22 voorzien van een paar uit een stuk daarmee gevormde, "buigzame grendeldelen 50 en 52, welke delen op gelijke afstanden liggen van de hartlijn van de doorn 30, en vrije einden 15 hebben, die kunnen uitbuigen in een richting loodrecht op een paar evenwijdige hoofdoppervlakken 5^ en 55 van de doom. De betrokken uitstekende elementen 56 en 58 bevinden zich aan weerszijden van de doom 30 bij de vrije einden van de betrokken buigzame grendeldelen 50 en 52, zoals weergegeven in de fig. 1, 5 en 8. De betrokken uit-20 stekende elementen 58 en 58 hebben randen 60 en 62 op afstand van de vrije einden van de betrokken buigzame grendeldelen 50 en 52, welke randen onder een stempe hoek zijn geplaatst met betrekking tot de hoofdoppervlakken van de doom 30, zoals weergegeven in de fig. 5-7 en 8-10. De onder een stompe hoek geplaatste randen 60 en 25 62 van de uitstekende elementen 56 en 58 grijpen de betrokken in wendige oppervlakken aan van de mantel 2h voor het veroorzaken van het uitbuigen van de buigzame grendeldelen 50 en 52 gedurende het in de mantel steken van het grammofoonplaat-vasthoudorgaan 22.

De betrokken uitstekende elementen 58 en 58 hebben andere randen 30 6h en 66 bij de vrije einden van de betrokken buigzame grendeldelen 50 en 52, welke randen loodrecht staan op de hoofdoppervlakken van de doorn 30 op de in de fig. 5-7 en 8-10 weergegeven wijze.

De doom 30 is verder voorzien van beschermingsdelen 112 en 114 (fig. 1, 5 en 8) voor het beschezmen van de buigzame grendel-35 delen 50 en 52.

i i V 7906308 * 1 • · 6

De mantel 2b is voorzien van een paar verdiepingen 68 en 70 voor het losmaakbaar opnemen van de "betrokken uitstekende elementen 56 en 58 bij het in een volledig ingestoken stand in de mantel aankomen van het grammofoonplaat-vasthoudorgaan 22, zoals "weergegeven in de fig.

5 6 en 9. De verdiepingen 68 en 70 bepalen randen 72 en 7^ bij de rand- opening 26 in de mantel 2b, welke randen in hoofdzaak loodrecht staan op de hoofdoppervlakken 76 en 78 van de mantel voor aangrijping op de loodrecht aan de randen 6b en 66 van de buigzame grendeldelen 50 en 52 voor het uitsluiten van het verwijderen van het grammofoon-10 plaat-vasthoudorgaan 22 vanuit de mantel gedurende de beschreven aangrijping.

De vrije einden van de buigzame grendeldelen 50 en 52 zijn aangebracht in de baan van de betrokken ontgrendelingsdelen 80 en 82 (zoals weergegeven in de fig. 3, 5 en 75 en b, 8 en 10) gedurende het 15 in de speler steken van de cassette voor het tot stand brengen van de ontkoppeling tussen de betrokken loodrecht geplaatste randen, zoals weergegeven in de fig. 7 en 10, voor het mogelijk maken van het vanaf de mantel scheiden van het grammofoonplaat-vasthoudorgaan 22. Zoals weergegeven in fig. 11, bevindt een hef plaat 96 zich in de 20 speler voor het dragen van de cassette-ontgrendelingsdelen 80 en 82.

De werking van de hefplaat 96 wordt hierna uiteengezet in samenhang met de fig. 12-lU. De ontgrendelingsdelen 80 en 82 hebben schuine oppervlakken 8ll· en 86, die in tegengestelde richtingen schuin staan met betrekking tot de richting van het insteken van de cassette voor 25 het veroorzaken van het in tegengestelde richtingen uitbuigen van de buigzame grendeldelen 50 en 52 teneinde de uitstekende elementen 56 en 58 los te maken uit de betrokken verdiepingen 68 en 70 in de mantel 2b.

Een paar neerhouddelen 88 en 90 is aangebracht in de speler nabij 30 de ontgrendelingsdelen 80 en 82, zoals weergegeven in de fig. 3 en b, voor het verzekeren van een juist zijdelings en verticaal in lijn liggen van de doren 30 in de speler. Het neerhouddeel 88 rust in een uitsparing 92 (zie de fig. 1 en 5)s voorzien in de doren 30, wanneer de cassette volledig in de speler is gestoken. Een andere .35 uitsparing 9b is aangebracht in de tegenoverliggende zijde van de doorn Γ 7906308 • - τ 30 voor het opnemen van het neerhouddeel 88 wanneer de cassette met zijn tegenoverliggende zijde naar hoven in de speler is gestoken.

De uitsparing 9^ is te zien in de fig. 1 en 8. Het neerhouddeel 90 grijpt het hovenoppervlak aan van de doom 30 en van de mantel 2k 5 op de in fig. 10 weergegeven wijze.

Omdat de "buigzame grendeldelen van de doom, de verdiepingen in de mantel en de ontgrendelingsdelen van de speler symmetrisch zijn aangehracht rond de richting van het insteken, is het duidelijk, dat de lege mantel of de met een granmofoonplaat gevulde cassette 10 met eik eindvlak naar hoven kan worden ingestoken, waarbij de grendel- en ontgrendelingsmechanismen bevredigend werkzaam zijn.

Thans wordt de werking van de rest van de speler uiteengezet met elk van de fig. 11-15. Fig. 2 toont een videoplatenspeler 98 (bijv. van de in het .Amerikaanse octrooischrift 3.8^2.19^ beschreven 15 soort), die een ingangssleuf 100 heeft, die zich bij het voorste einde daarvan bevindt. Voor het in de speler laden van een grammofoonplaat, wordt een cassette door de ingangssleuf 100 gestoken.

De hef plaat 96 (fig. 11) is in de speler gemonteerd voor een beweging tussen een verhoogde stand (fig. lU) en een naar beneden gedrukte 20 stand (fig. 15). De hefplaat 96 is voorzien van banen (niet weergegeven) , die in lijn liggen met de ingangssleuf 100 wanneer de hefplaat zich in de verhoogde stand bevindt voor het leiden van het in de speler steken van de cassette. Een inrichting 102 (fig. 1¼ en 15) voor het uittrekken van een grammofoonplaat is gemonteerd 25 aan de hefplaat 96 op de met het verwijzingscijfer 10in fig. 11 aangegeven plaats. Zoals weergegeven in fig. 12, bevat de inrichting 102 voor het uittrekken van een grammofoonplaat een paar kaken 10β en 108, welke kaken zijn opgencmen in de opneming U6, die zich in de doom 30 bevindt, g edurende het in de speler steken van de 30 cassette. Bij het aankomen van de cassette in de volledig ingestoken stand in de speler, openen de kaken 106 en 108 voor het grendelen van de doorn 30 aan de hefplaat 96 op de in fig. 13 weergegeven wijze. Een daaropvolgend verwijderen van de mantel uit de speler, laat de grammofoonplaat en het vasthoudorgaan in de speler op de hefplaat 35 96 rusten, zoals weergegeven in fig. ik, Wanneer de hefplaat 96 7906308 -) • - 8 y wordt ingedrukt, wordt de vastgehouden grammofoonplaat overgehracht naar de draaitafel 110 voor het daarmee draaien. Wanneer een lege mantel in de speler wordt gestoken voor het terugkrijgen van de grammofoonplaat na het af spelen, worden de voorgaande stappen in 5 omgekeerde volgorde herhaald. De kaken 106 en 108 van het mechanisme 102 voor het uittrekken van een grammofoonplaat, worden verplaatst voor het van de hefplaat 96 losmaken van de doom 30. Wanneer de cassette uit de speler wordt verwijderd, doen de buigzame grendel-delen 50 en 52 de uitstekende elementen 56 en 58 daarop terugkeren 10 naar de verdiepingen 68 en 70 in de mantel voor het aan de mantel grendelen van het vasthoudorgaan.

7906308

—O

Claims

1. Beschermende bedekking voor een grammofoonplaat voor toepas sing bij een platenspelers voorzien van een ontgrendelingsdeel, welke bedekking een mantel omvat, voorzien van een randopening in verbinding met een holte voor het cmsluiten van een grammofoonplaat, en een graxnmofoonplaat-vasthoudorgaan, dat verwijderbaar is opgenomen in de mantel en een hoofdoppervlak heeft, welk vasthoudorgaan kan samenwerken met de randopening van de mantel voor het vormen van een in hoofdzaak afgedichte holte voor het amsluiten van een grammofoonplaat, en een gedaante heeft voor het tegengaan van een vlakke beweging van een omsloten grammofoonplaat met betrekking tot het vasthoudorgaan, met het kenmerk, dat het vasthoudorgaan (22) is voorzien van een uit een stuk daarmee in een vorm gevormd, buigzaam grendel-deel (50) met een vrij einde, dat onderhevig is aan uitbuigen in een richting loodrecht op het hoofdoppervlak (55) van het vasthoudorgaan, waarbij een uitstekend element (56) zich bevindt aan het buigzame grendeldeel nabij het vrije einde daarvan, welk element is voorzien van een rand (60) op afstand van het vrije einde, welke rand onder een stompe hoek is geplaatst met betrekking tot het hoofdoppervlak van het vasthoudorgaan, zodat aangrijping tussen de onder een stompe hoek geplaatste rand en een inwendig oppervlak van de mantel (2¼) het uitbuigen veroorzaakt van het buigzame grendeldeel teneinde het in de mantel steken mogelijk te maken van het vasthoudorgaan, en verder een rand (6¼) bij het vrije einde van het buigzame grendeldeel, welke rand in hoofdzaal loodrecht is geplaatst op het hoofdoppervlak van het vasthoudorgaan, waarbij de mantel is voorzien van een gedeelte, dat een in hoofdzaak loodrechte rand (72) bepaalt bij de randopening (26) van de mantel voor aangrijping op de loodrecht geplaatste rand van het buigzame grendeldeel bij het in een volledig ingestoken stand in de mantel aankomen van het vasthoudorgaan voor het uitsluiten van het verwijderen van het vasthoudorgaan uit de mantel gedurende deze aangrijping tussen de loodrechte randen van het vasthoudorgaan en de mantel, en het vrije einde van het buigzame grendeldeel kan aankomen in de baan van het ontgrendelingsdeel (80, 84. van de speler gedurende het in de speler steken van de bedekking 7906308 *- ψ voor het tot stand brengen van een ontkoppeling tussen de loodrechte rand van het vasthoudorgaan en die van de mantel voor het mogelijk maken van een daaropvolgend vanaf de mantel scheiden van het vasthoudorgaan .

2. Bedekking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vast houdorgaan is voorzien van een aanvullend, uit een stuk daarmee in een vorm gevormd, buigzaam grendeldeel, voorzien van een vrij einde, dat eveneens onderhevig is aan uitbuigen in een richting loodrecht op het hoofdoppervlak van het vasthoudorgaan, en dat zodanig is ge-10 plaatst, dat de betrokken vrije einden op gelijke afstanden liggen van de hartlijn van het vasthoudorgaan, welk aanvullend buigzame grendeldeel bij het vrije einde daarvan is voorzien van een uitstekend element, dat zich aan de tegenoverliggende zijde van het vasthoudorgaan bevindt met betrekking tot de zijde, die is voorzien van het 15 eerste uitstekende element, welk tweede uitstekende element een onder een stompe hoek geplaatste rand heeft op afstand van het vrije einde daarvan, welke rand zodanig is aangebracht, dat de aangrijping daarvan op een inwendig oppervlak van de mantel het uitbuigen veroorzaakt van het aanvullende buigzame grendeldeel voor het mogelijk 20 maken van het in de mantel gaan van het vasthoudorgaan, welk tweede uitstekende element verder een in hoofdzaak loodrecht geplaatste rand heeft bij het vrije einde van het aanvullende buigzame grendeldeel, waarbij de mantel is voorzien van een aanvullend gedeelte, dat een in hoofdzaak loodrechte rand bepaalt bij de randopening daarvan voor 25 aangrijping op de loodrechte geplaatste rand van het aanvullende buigzame grendeldeel bij het volledig in de mantel steken van het vasthoudorgaan voor het uitsluiten van het verwijderen daarvan uit de mantel gedurende de aangrijping tussen de loodrecht geplaatste randen van het aanvullende buigzame grendeldeel en het aanvullende' 30 mantelgedeelte, en het vrije einde van het aanvullende buigzame grendeldeel is aangebracht in de baan van een aanvullend ontgrendelings-deel, voorzien in de speler, gedurende het in de speler steken van de bedekking, voor het tot stand brengen van de ontgrendeling tussen de loodrecht geplaatste randen van het aanvullende buigzame grendel-35 deel en het aanvullende mantelgedeelte voor het mogelijk maken van { 's*.. 7906308 het vanaf de mantel scheiden van het vasthoudorgaan.

3. Bedekking volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de gedeelten van de mantel, die de in hoofdzaak loodrechte randen bepalen, verdiepingen omvatten in verbinding met het inwendige 5 van de mantel. 79 0 63 0 8