NL7905930A - Ergonomische stoel. - Google Patents

Description

/ \ ' - 1 - * "r N. Ο.28.054

Protoned B.T. te .Amsterdam !

Ergonomische stoel.

Be uitvinding heeft betrekking op een ergonomische stoel met een zitschaal en een met de zitschaal vast verbonden rug- j leuning, waarvan het bovenste einde grijpt in een naar beneden open omgeteerd ïï-vormige uitsparing van een schouder deel, dat in het gebied van het bovenste einde van de rugleuning hiermede 5 zwenkbaar is verbonden. ! i

Toor het verkrijgen van een ergonomisch juiste vormgeving j van een stoel is het noodzakelijk, behalve een voor het lichaam juiste vormgeving voor de zitschaal, de rugleuning en het overgangsgebied tussen de zitschaal en de rugleuning, ook het schou- 10 derdeel en in het bijzonder de aansluiting van het schouderdeel op het bovenste einde van de rugleuning zo uit te voeren dat de i ; gewenste buiglijn van het totale rugsteundeel overeenkomstig het i natuurlijke verloop van de menselijke wervelkolom nagevormd kan worden. Toor de vorming van het overgangsgebied tussen de zit- 15 plaat en de rugleuning zijn reeds een groot aantal eenvoudige op- ! ) : lossingen bekend die rekening houden met de eisen van de fleribi- ; liteit. Baarentegen bestaan bij de vormgeving van het overgangs- _ gebied tussen de rugleuning en het schouderdeel evenals tot dus- ; verre problemen wat betreft de materiaal sterkte, als een eenvou- · 20 dige en aan de eisen van een ergonomische stoel voldoende oplossing moet worden getroffen. Zo is het zeer moeilijk gebleken met ! de tot op heden bekende kunststoffen slechts door vormgevings- j • maatregelen een homogeen overgangsgebied tussen het bovenste einde ! i ; van de rugleuning en het schouderdeel te vormen, welk overgangs- | 25 ' gebied zowel voldoet aan de mechanische eisen voor een stoelcon- ! struntie en het ook mogelijk maakt de noodzakelijke flexibiliteit} i 1 te bereiken.

-I- 790 5 9 30 f . 2 ' ifc

Doel van de uitvinding is het geven van een oplossing voor het hoven aangegeven probleem, welke oplossing constructief eenvoudig en goedkoop is te realiseren en in het bijzonder een goede mogelijkheid tot aanpassing aan de verschillende rugleuning-constructies en schouderdeelconstructies verschaft. 5

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt dooivdat de aansluitinrichting een met het bovenste einde van de rugleuning kracht sluit end en vormsluitend in ingrijping zijnde basisplaat met zij del ings over de begrenzing van de rugleuning uitstekende draagtappen is welke tappen op een gemeenschappelijke praktische 10 rechthoekig met de verticale hartlijn van de rugleuning verlopende plaathartlijn zijn gericht en dat het schouder deel aan beide zijden van zijn U-vormige uitsparing steeds een uitsparing voor het opnemen van een de betreffende draagtap elastisch zwenkbaar ondersteunend legerelement bezit. 15

Aan de hand van een tekening, waarin een uitvoeringsvoor-beeld is weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont in perspectief schematisch het aansluitdeel van de rugleuning op de zitplaats van een stoel volgens de uitvinding en de wijze van de aansluiting van'het schouder deel in 20 het gebied van het bovenste einde van de rugleuning, waarbij de bekleding van de stoel is weggelaten.

Fig. 2 toont een verticale doorsnede door het zitlichaam van de stoel in het. gebied van de rugleuning-aansluiting op de zitschaal en door het aansluit gebied van het schouderdeel op de 25 rugleuning.

Fig. 5 toont in aanzicht op groter schaal de aansluit-inriehting volgens fig. 1 .

Fig. 4a en 4b tonen doorsneden respectievelijk over de lijnen IYa-ITa en IYb-IYb in fig. 5 en geven de bevestiging van 50 de aansluitinrichting op het bovenste einddeel van de rugleuning (4a) en op het schouderdeel (4b) weer, waarbij de bekleding is weggelaten.

In de fig. 1 en 2 is met 1 ' het achterste einde van een zitschaal 1 van gebruikelijk type aangegeven, waarbij de vorm er- 35 van voor het verkrijgen van een geschikt zitcomfort aan de natuur- 790 5 9 30 * lijke vorm van het zitvlak en het bovendi jdeel van een gebruiker van de stoel zo goed mogelijk is aangepast. De zitschaal is uit een kunststofmateriaal met of zonder glasvezelversterking vervaardigd en van een niet weergegeven bekleding Voorzien. Aan het achterste einde 1 * van de zitplaat is bijvoorbeeld aansluitend op een 5 verstijvingsdeel 2 een bij voorkeur uit hetzelfde kunststofmateriaal als de zitschaal vervaardigde rugleuning 3 als één deel gevormd. In het overgangsgebied tussen de zitschaal en de rugleuning beginnend en bij voorkeur om de gehele rugleuningrand zijn aan beide zijden zijrandversterkingsribben 4 aangebracht. Deze ver- 10 oorzaken een extra versterking van de op zichzelf reeds betrekkelijk stijf uitgevoerde zitschaal 1 en een zodanige verstijving • van het overgangsgebied tussen de zitplaat en de rugleuning dat ook bij ruwe behandeling van de stoel een praktisch niet deformeer-bare aansluiting van de rugleuning 3 op de zitschaal aanwezig is. 15

Aan het bovenste einde van de rugleuning 3 is een in het algemeen met 5 aangegeven omgekeerd U-vormig gevormd schouder deel zwenkbaar bevestigd. Het schouderdeel 5 bezit een zijdelings op het centrale jukdeel 6 gevormde naar beneden gerichte vleugel 7 en het schouder deel is door een spleet 3*1 van de rand van de 2o naar boven smaller wordende rugleuning gedistantieerd.

De ergonomische eigenschappen van de stoel worden voor het grootste deel bereikt door de bijzondere vorming van de zich boven het achterste einde 1r van de zitschaal uitstekende rugleuning en het schouder deel 5· Bij het achterover leunen van de gebruiker van 25 __ de stoel moet daarbij een doorbuiging van de rugleuning 3 en van het schouderdeel uit een in fig. 2 met I aangegeven niet belaste stand naar een met II aangegeven belaste stand verkregen kunnen worden (pijl richting C). In het laatste geval moet een vorm worden verkregen die zo nauwkeurig mogelijk overeenkomt met het na- 50 tuurlijke verloop van de menselijke wervelkolom. Aan deze eis wordt in het onderste deel van de rugleuning op de genoemde wijze door het verstijvingsdeel 2 en de verstijvingselementen 4 voor de zijden van de zitschaal voldaan. Deze verstijving heeft tot gevolg dat de flexibiliteit van de rugleuning 3 respectievelijk de door- 35 buigbaarheid voortschrijdend groter wordt. Yerder moet de bevestiging van het schouderdeel in het gebied van de bovenste einden 790 5 9 30 . . 4 ' van de rugleuning voor het voort z et ten van de gewens te buiglijn van de wervelkolom zo plaats hebben dat in elk geval een door de doorbuiging van de rugleuning onafhankelijk verder terugbuigen van het schouderdeel mogelijk is. Aan deze eis wordt volgens de uitvinding voldaan door een in het algemeen met 8 aangegeven 5 aansluitinrichting, die door elastisch werkzame middelen een geschikte relatieve beweging tussen de rugleuning en het schouderdeel toelaat. Hoewel normaal de bekleding 1 .1 in het overgangs-deel tussen rugleuning en schouderdeel op de binnenzijde van de rugleuning betrekkelijk dik is, kan een in het algemeen niet 10 buiten de draagstructuur van deze beide stosldelen uitstekende vormbare aansluitinrichting goed op de binnenzijde (de zijde van de gebruiker) van de rugleuning worden aangebracht. Ben uitvoering svoorbe el d van een dergelijke: injle fig. 1 ma 2 schematisch weergegeven inrichting, wordt hierna aan de hand van de fig. 3 en 15 4a, 4¾ ia detail beschreven.

Iets onder het bovenste einde 3' van de rugleuning 3 is deze aan zijn binnenzijde van vier ogen 10 voorzien, die elk een (niet weergegeven) boring voor het opnemen van een bevestigings-schroef 11 bevatten. Elk van de ogen 10 grijpt zodanig in een er- 20 bij behorende boring in elk van de bevestigingsplaten 12 op een basisplaat 13» dat deze tegen losgaan geborgd en niet verwijderbaar met de rugleuning 3 is verbonden. De bevestigingsschroeven 11 dienen voor het vasthouden van de basisplaat door de rugleuning.

De in fig. 3 en 4b in bovenaanzicht respectievelijk in doorsnede 25 en in gemonteerde toestand weergegeven basisplaat 13 is een giet-lichaam met een "gesloten" bovenzijde, een kastvormige ribbe 14 op zijn onderzijde in het middendeel 13’ tussen de bevestigings-platen 12 voor het verstijven van de plaat, en elk een zijdelingse buiten steeds een plaatipaar en de rugleuning 3 uitstekende 30 op de langshartlijn x-x \en de plaat gerichte draagtap 15 met ten minste ongeveer een rechthoekige dwarsdoorsnede. De versterkings-ribbe 4 van de rugleuning 3 is in het gebied van de aan beide zijden liggende opneemtap 15 van een uitsparing 16 voorzien om te waarborgen dat de'basisplaat 13 uitsluitend op de ogen 10 is ge- 35 plaatst en hierdoor wordt gecentreerd.

790 5 9 30 5 Η

De vleugels 7 van het schouderoplegdeel 5 aan. heide zijden "bevatten op tegenover elkaar liggende zijden van hun omgekeerd ΤΓ-vormige uitsnijding steeds een in dwarsdoorsnede ongeveer rechthoekige vanaf de IJ-vormige uitsnijding toegankelijke uitsparing 17 voor het opnemen van een op de draagtap 15 geschoven leger- 5 element uit elastisch rubber, dat de draagtappen manchetachtig omgrijpt. Bij de montage van het schouder deel 5 aan de tevoren van de basisplaat 13 voorziene rugleuning 3 wordt het reeds op de draagtap 15 geplaatste leger element 18 in de uit sparing 17 gestoken. Op liet in niet samengedrukte toestand iets buiten de plaat- 10 singsopening aan de uitsparing 17 uitstekende leerelement 18 wordt dan een dekplaat 19 geplaatst, die door middel van drie schroeven 20 tegen het erbij behorende montagevlak aan het schouderdeel 5 wordt vaste zet. Het leerelement 18 wordt daardoor enerzijds vast in de uitsparing 17 en anderzijds in innige aanraking 15 met de draagtap 15 geperst. Door een ten°iïchte van het leerelement uitstekende rug 21 in het dekplaat oppervlak kan de noodzakelijke aanpersdruk optimaal worden gemaakt.

Het leerelement 18 kan gemakkelijk zo diep in het schaal -vormige draaglichaam 5‘ van het schouderdeel 5 worden geplaatst, 20 dat de dekplaat 19 ten opzichte van de schaalrand 5" relatief diep ligt. Daardoor kunnen in de nabijheid van de bekledings-oppervlakken liggende harde oppervlakdelen worden vermeden. De "hardheid" van het legerelement 18 kan gemakkelijk zo worden gekozen en/of ook worden ingesteld, dat de resulterende progressief 25 stijgende buigweerstand van het schouderdeel gemakkelijk op een aan het meegeven van de rugleuning aangepaste waarde gebracht kan worden. Bovendien wordt door de vaste bevestiging van de draagtap-legering 18 in het schouderdeel een even breed blijvende spleet 3.1 aangehouden, waardoor wrijvirgsgeluiden van elkaar rakende 30 oppervlakken van de rugleuning en het schouderdeel uitgesloten zijn.

Het zal duidelijk zijn dat de aansluitinrichting in principe ook op de buitenste respectievelijk achterste zijde van de rugleuning respectievelijk het schouderdeel kan worden gemonteerd. 35

Omdat echter deze zijde meestal zonder bekleding blijft, zou om 790 59 30 -ï* 6 . ' esthetische redenen een verdere kosten-veroorzakende afdekking noodzakèlijk zijn. Hierbij komt dat enerzijds veranderingen naderhand van de ''hardheid" van het legerelement 18 nauwelijks noodzakelijk worden en anderzijds de bekledingen vaak wegneembaar zijn aangebracht, zodat in geval van nood een naregeling of een ver- 5 vanging van de legerelementen meestal zonder grote kosten mogelyk is. Yerder zal het duidelijk zijn dat in plaats van het beschreven legerelement 18 uit elastisch rubber ook een op andere wijze verend uitgevoerd legerlement kan worden gebruikt, waarmede een anders gevormde basisplaat dan weergegeven respectievelijk anders 10 gevormde draagtappen samenwerken.

790 5 9 30

Claims (4)

1. Ergonomische stoel met een zitschaal en een met de zitschaal vast verbonden rugleuning waarvan het bovenste einde in een naar beneden open omgekeerd ïï-vormige uitsparing van een schouderdeel grijpt, dat in het gebied van het bovenste einde van 5 de rugleuning zwenkbaar hiermede is verbonden, met het kenmerk, dat de aansluitinridating een met het bovenste einde (3') van de rugleuning (3) in kracht- en vormsluitende ingrijping staande basisplaat (13) met zijdelingsover de begrenzing van de rugleuning (4) uitstekende draagtappen (15) is, welke 10 tappen op een gemeenschappelijke, praktisch rechthoekig op de verticale hartlijn van de rugleuning, verlopende plaathartlijn (x - x) zijn gericht, en dat het schouderdeel (5) aan beide zijden van zijn U-vormige uitsparing steeds een uitsparing (17) bezit voor het opnemen van een de betreffende draagtap (15) elastisch zwenk- 1^ baar ondersteunend legerelement (18).

2. Stoel volgens conclusie 1,met het ken merk, dat de basisplaat (13) van een aantal bevestigingsdelen (12) met passende boringen en een bovenste einddeel van de rugleuning van hetzelfde aantal uit het materiaal ervan gevormde en 20 naar de passende boringen gerichte pastappen (10) is voorzien, en dat ten minste een deel van deze pastappen middelen bevat voor het opnemen van bevestigingselementen (11) voor het borgen van de basiaplaat op de rugleuning.

3. Stoel volgens conclusie 1, m e t het ken- 25 — merk, dat het legerelement een het oppervlak van de draagtap (15) omsluitende manchet uit elastisch rubber is.

4. Stoel volgens conclusie 3, 1 e t het ken- merk, dat de uitsparin&f(l7) in het schouderdeel (5) door een persdeel (21) bevattende dekplaat (19) gesloten zijn, door middel 30 waarvan de manchet (18) uit elastisch rubber tot een gewenste "hardheidsgraad" kan worden samengeperst. 7905930