NL7905531A - Voor kinderen veilige afsluiting voor aan een houder gemonteerde, een versproeiing afgevende inrichtingen. - Google Patents
Voor kinderen veilige afsluiting voor aan een houder gemonteerde, een versproeiing afgevende inrichtingen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL7905531A NL7905531A NL7905531A NL7905531A NL7905531A NL 7905531 A NL7905531 A NL 7905531A NL 7905531 A NL7905531 A NL 7905531A NL 7905531 A NL7905531 A NL 7905531A NL 7905531 A NL7905531 A NL 7905531A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- canopy
- outlet
- container
- opening
- cover
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05B—SPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
- B05B11/00—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
- B05B11/0005—Components or details
- B05B11/0008—Sealing or attachment arrangements between sprayer and container
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D55/00—Accessories for container closures not otherwise provided for
- B65D55/02—Locking devices; Means for discouraging or indicating unauthorised opening or removal of closure
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05B—SPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
- B05B11/00—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
- B05B11/01—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use characterised by the means producing the flow
- B05B11/10—Pump arrangements for transferring the contents from the container to a pump chamber by a sucking effect and forcing the contents out through the dispensing nozzle
- B05B11/1042—Components or details
- B05B11/1043—Sealing or attachment arrangements between pump and container
- B05B11/1045—Sealing or attachment arrangements between pump and container the pump being preassembled as an independent unit before being mounted on the container
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05B—SPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
- B05B11/00—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
- B05B11/0005—Components or details
- B05B11/0027—Means for neutralising the actuation of the sprayer ; Means for preventing access to the sprayer actuation means
- B05B11/0032—Manually actuated means located downstream the discharge nozzle for closing or covering it, e.g. shutters
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D83/00—Containers or packages with special means for dispensing contents
- B65D83/14—Containers or packages with special means for dispensing contents for delivery of liquid or semi-liquid contents by internal gaseous pressure, i.e. aerosol containers comprising propellant for a product delivered by a propellant
- B65D83/40—Closure caps
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05B—SPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
- B05B11/00—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
- B05B11/01—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use characterised by the means producing the flow
- B05B11/10—Pump arrangements for transferring the contents from the container to a pump chamber by a sucking effect and forcing the contents out through the dispensing nozzle
- B05B11/1042—Components or details
- B05B11/1052—Actuation means
- B05B11/1056—Actuation means comprising rotatable or articulated levers
- B05B11/1057—Triggers, i.e. actuation means consisting of a single lever having one end rotating or pivoting around an axis or a hinge fixedly attached to the container, and another end directly actuated by the user
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Dispersion Chemistry (AREA)
- Closures For Containers (AREA)
- Containers And Packaging Bodies Having A Special Means To Remove Contents (AREA)
- Nozzles (AREA)
Description
* V ' Λ
VO 8oW
The Afa Corporation
Miami Lakes, Elorida, Verenigde Staten van Amerika.
Voor kinderen veilige afsluiting voor aan een houder gemonteerde, een versproeiing afgevende inrichtingen._
De uitvinding heeft betrekking op inrichtingen voor het af geven van een fluidumprodukt, welke inrichtingen zijn verpakt met een fluidum-houder, en in het bijzonder op afsluitingen of overkappingen voor de uit laat van de inrichting voor het af geven van het f luidumprodukt, en 5 afsluitende verbindingsorganen voor het verwijderbaar monteren daarvan aan de houder, welke organen om veiligheidsredenen, alleen zodanig kunnen worden bediend, dat de werking en het verwijderen daarvan moeilijk is gemaakt voor kinderen en onvoorzichtige volwassenen. Inrichtingen voor het afgeven van eenversproeiïng worden veelal gebruikt met houders 10 voor het afgeven van verschillende huishoudelijke schoonmaakprodukten, die loog, ammoniak of een ander, letsel veroorzakend middel kunnen bevatten, dat schadelijk kan zijn voor kinderen indien ongewild door hen bediend of verwijderd.
Inrichtingen voor het afgeven een een fluidumprodukt, welke in-15 richtingen worden gebruikt met houders en daaraan zijn gemonteerd, in het bijzonder van de soort, die een versproeiïng produceert, zijn algemeen bekend op dit gebied, zoals bijvoorbeeld geopenbaard in het Amerikaanse octooirschrift 3.061.202, maar hebben alle het gemeenschappelijke vraagstuk van het voorkomen van lekken bij verpakking daarvan 20 door montering aan fluidumhouders gedurende verzending, en het voor komen van het ongewild bedienen of verwijderen van het sproeimecha-nisma. Een poging tot het oplossen van dit vraagstuk is geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 3.650Λ73, waarbij een kap is verschaft voor de sproei-uitlaat in twee uitvoeringen, waarvan de eerste een 25 koepelvormig deksel bevat, dat de sproei-uitlaat afsluit en op zijn plaats wordt gehouden door een schroefkap. Een afdichting is tot stand gebracht rond de uitlaat door de werking van de schroefkap op een ringvormige flens aan het deksel, welke flens tussen de kap en de neus van de sproei-inrichting wordt vastgeklemd. De sproeiinrichting wordt 790 5 5 31 ï * 2 k* werkzaam gemaakt door het afsnijden van de koepel van het deksel met een mes. Bij de andere,, in dit Amerikaanse octrooischrift, weergegeven uitvoering, is een blijvende kap verschaft rond het neusgedeelte van de sproei-inrichting, waarbij een verwijderbare dekselkap of afsluiting 5 is versehaft, die met een. nauwe passing over de blijvende kap kan worden gedrukt, en een afdichtknobbel heeft, die het gat van de sproei-uitlaat blokkeert. Deze dekselkap is bevestigd aan de blijvende kap door een uit êén stuk daarmede in een vorm gevormd scharnier, zodat de kap altijd beschikbaar is. De sproei-inrichting kan echter betrekkelijk gemak-10 kelijk worden verwijderd van de houder door het eenvoudig losschroeven van de met de bodem daarvan verbonden flessendop 16.
In een ander Amerikaans octrooischrift 3.973.700 is een sproei-inrichting weergegeven, voorzien van een samenstel van een sproei-uit-laatdeksel en een bedieningstrekker. Het deksel-trekkersamenstel is zoda-15 nig draaibaar, dat het vanuit een stand voor het bedekken van de uit laat kan worden gezwaaid naar een stand voor het bedienen van de trekker, en is bestemd em in de stand voor het bedekken van de uitlaat te zijn wanneer de sproei-inrichting niet wordt gebruikt. Een uitsteeksel aan het buiteneinde van de trekker, bedekt de sproei-uitlaat wanneer 20 de trekker zich in de bovenstand bevindt. Een afbreekschijf is verschaft om het onmogelijk te maken een lip te bewegen voor het verstellen van het mondstuk, waarbij de trekker echter nog naar beneden kan worden gedraaid in voldoende mate voor het blootleggen van de sproei-uitlaat . zonder de schijf af te breken. Het sproeien kan dan tot stand worden 25 gebracht door het samenknijpen van een pampbalg door het bedienen van de trekker met de vingers, hetgeen een waarschijnlijke werking is voor zowel kinderen als volwassenen. Bovendien kan de sproei-inrichting worden verwijderd van de houder, waaraan de inrichting wordt gebruikt, op betrekkelijk gemakkelijke wijze door het losschroeven van zijn dop 30 ïk.
Volgens een ander Amerikaans octrooischrift 3.957·1Sl is een afsluiting voor een niet-versproeiende uitlaat van een afgeefinrichting verschaft, waarbij een tuit, voorzien van een doorgang, bovenop de af geefinrichting zodanig is gemonteerd, dat hij kan draaien over een 35 hoek van 90° vanuit een dwarsstand met betrekking tot de uitlaat en 790 5 5 31 1* <4 3 met zijn doorgang eveneens dwars en derhalve niet in lijn met de uitlaat, naar een vertikale stand met de doorgang in lijn met en open naar de uitlaat. De tuit kan naar deze standen draaien met een cilindrisch oppervlak, dat glijdt op het eindvlak van de uit laat. Een grendellip is 5 aangebracht aan het buiteneinde van de tuit, welke lip met de vinger moet worden uitgebogen voordat de tuit kan worden opgetild en gedraaid naar de open, vertikale stand. De afgeefinrichting is ^bestemd voor blijvende bevestiging aan een houder, en kan voor het opnieuw vullen niet zonder beschadiging worden verwijderd.
10 Een andere niet-sproaende afsluitkap voor een afgeefinrichting is weergegeven in het Amerikaanse octrooischrift 1*.022.352, waarbij een uit een stuk gevormde, scharnierbare kap over een uitlaat kan worden gevouwen en deze afsluiten in de bovenkant van de afgeefinrichting door het blokkeren daarvan. Een grendel is verschaft aan de tegenover-15 liggende zijde van de kap met betrekking tot het scharnier, welke gren del met de vingers naar buiten kan worden gelicht voor het vrijmaken daarvan, zodat de kap kan worden opgetild en de uitlaat weer geopend.
De inrichting kan van de houder, waaraan deze is gemonteerd, slechts met moeite worden verwijderd en wordt hierbij waarschijnlijk onherstel-20 baar beschadigd.
Nog een andere, niet-versproeiende afsluitkap voor een afgeefinrichting is weergegeven in het Amerikaanse octrooischrift U.020.981, waarbij een bedienbare schroefkap is aangebracht op de bovenkant, van een eenvoudige afgeefinrichting voor vloeiende materialen, waarbij de 25 kap moeilijk te openen is uitgevoerd tenzij deze over een kwart wordt gedraaid en dan opgetild of bij een andere uitvoeringsvorm, nog een kwart wordt teruggedraaid in de tegengestelde richting voor het openen van een baan naar het vloeiende materiaal. Het gehele samenstel kan echter gemakkelijk door los schroeven worden verwijderd van de houder.
30 Verschillende andere Amerikaanse octrooischriften zijn gepubli ceerd, die trekkersproei-inrichtingen openbaren met aan de bodem verbonden kappen, van de opschroef- en opdruksoorten voor bevestiging aan de halzen van houders. Het Amerikaanse octrooischrift 3.927·33^· bijvoorbeeld openbaart een grendeldeel voor het grendelen van een bedie-35 ningsorgaan of trekker in een niet-werkzame stand wanneer de sproei- 790 5 5 31
i X
r inrichting huiten "bedrijf is, in welke stand een klep is gesloten door een zuiger, verbonden met de trekker, voor het voorkomen van lekken door de uitlaat van de sproei-inrichting vanuit een houder, waarop de inrichting wordt gebruikt, waarbij tegelijkertijd een ontluchtingsgat 5 is bedekt voor het voorkomen van lekken uit die bron. Deze inrichting echter heeft, evenals de voorgaande inrichtingen, het nadeel --v.an het betrekkelijk gemakkelijk kunnen worden bediend, omdat het eenvoudig indrukken van de trekker de inrichting ontgrendelt en het ontluchtingsgat vrijmaakt. Bovendien kan de sproei-inrichting betrekkelijk gemakkelijk 10 door zelfs een kind worden verwijderd door het eenvoudig losschroeven van de kap, die de inrichting verbindt met de houder, zodat geen maatregelen zijn getroffen om te voorkomen, dat het kind direkt toegang tot de inhoud daarvan verkrijgt.
Haast de voorgaaande stand van de techniek is het op dit gebied 15 bekend een eenvoudige op te drukken, ringvormige kap of deksel te gebrui ken over het uit laat neus stuk van een sproei-af geef inrichting voor het sluiten daarvan, welke kap eenvoudig kan worden verwijderd door het aflichten daarvan. Een gebruikelijke dergelijke kap is als stand van de techniek weergegeven in fig. 9 van de onderhavige tekening. Op te 20 merken is, dat deze soort kap alleen dient voor het sluiten van de uitlaat van de sproei-afgeefinrichting, en in zijn geheel vanaf het neusstuk moet worden verwijderd voordat het sproeien tot stand kan worden gebracht. Het draaien van de kap aan het neusstuk heeft geen uitwerking op de uitlaat-afsluitende kanten daarvan, omdat de uitlaat 25 geblokkeerd blijft, ongeacht deze beweging.
Zoals uit het volgende duidelijk wordt, lost de uitvinding de voornoemde moeilijkheden op, waarbij de daaruit voortvloeiende nadelen worden opgeheven, door het verschaffen vaneen voor kinderen veilige afsluiting voor de uitlaat van een sproei-inrichtingpomp, gebruikt 30 aan een houder, met inbegrip van een voor kinderen veilige houder-af- sluitende en monteerinriehting, die een veilige, voor kinderen tevens veilige, maar opnieuw te vullen materiaalverpakking vormt.
Bepaalde uitdrukkingen, die op het gebied van de onderhavige uitvinding algemeen bekend zijn, worden in de beschrijving gebruikt, en 35 verschaffen, naar wordt gemeend, hulp bij het verkrijgen van een beter 790 5 5 31 # * 5 begrip van de uitvinding. Een van deze uitdrukkingen "afgeefafsluiting" wordt gebruikt voor een betrekkelijk algemeen bekende soort inrichting, die wordt aangebracht op een houder voor het verschaffen van een afsluiting of deksel daarvoor voor het afdichten van de inhoud van de houder 5 of het opsluiten daarvan zonder lekken bij normaal gebruik, samen met andere inrichtingen, waarmede de inhoud van de houder kan worden geleegd.
Onder deze aanduiding wordt een tweedelige inrichting, waarbij gebruik wordt gemaakt van een kap of een of meer tuiten of gietaansluitstukken in samenhang daarmede, aangetroffen en beschreven, zoals in het genoem-10 de Amerikaanse octrooi schrift 3.957.181. Wiet werkelijk binnen de voor gaande definitie vallende, hoewel daarmede in verband staande, zijn de z.g. tweedelige inrichtingen verschaft, zoals bijvoorbeeld beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.061.202. Deze inrichtingen zijn gewoonlijk. gekenmerkt door de uitvoering met sproei-inrichtingen met 15 op te schroeven, verbindende afsluitkappen en dergelijke, bevestigd voor het installeren of monteren van de sproei-inrichting aan de mond of hals van een houder. Deze inrichtingen, die algemener en beter bekend staan als "trekkersproei—inrichtingen", welke aanduiding in de onderhavige beschrijving wordt aangenomen, maken tevens gewoonlijk gebruik 20 van een dempelbuis of een ander - inlaatleidingmiddel voor het leiden van de materiaalinhoud vanuit de houder naar de pomp in de sproei-inrichting voor het sproeien door het uitstoten daarvan door de uitlaat of het uitlaatmondstuk van de sproei-inrichting. Bovendien omvatten deze inrichtingen bijbehorende inlaat- en uitlaatterugslagkleppen, opgenomen in het 25 huis van de sproei-inrichting voor het regelen van de stroming van de materiaalinhoud, die uit de houder wordt gepompt.
De uitdrukkingen "veilig voor kinderen" en "doeltreffendheid voor de veiligheid voor kinderen" zijn de laatste tijd bekend geworden, en worden zowel gebruikt op het gebied van de onderhavige uitvinding, als op het 30 algemenere gebied van afsluitingen en afgeefinrichtingen voor het aanduiden van inrichtingen en verpakkingen, die zodanig zijn geconstrueerd, dat zij aanzienlijk moeilijk zijn voor jonge kinderen, in het bijzonder nog niet naar schoolgaande kinderen onder de vijf jaar, om binnen een redelijke tijdsduur te openen, waarbij zij tegelijkertijd niet moeilijk ^ zijn te openen voor gemiddelde, normale volwassenen. Wanneer dergelijke 790 5 5 31 *' % 6 ί* inrichtingen worden gebruikt op houders met giftige, schadelijke en andere gevaarlijke of letsel-veroorzakende materialen, vormen zij ook "bijzondere verpakkingen", zoals bepaald, in Part 1700.1 {!*) van de Code of Federal Regulations, Title 16 onder de betrokken wet. Title 15 ünited 5 States Code. Section 1^71-1^-75 daarvan is getiteld "Poison Prevention
Packaging Aet of 1970" en kan worden gebruikt als -verwijzing voor verdere informatie.
Tenzij anderszins gesteld, is- de betekenis van andere uitdruk-. kingen afgeleid van de aangeduide betrokken voorschriften met inbe-. 10. grip van alle normen, vastgesteld voor het beschermen van kinderen tegen ernstige ziekte of lichamelijk letsel door het hanteren, opnemen of gebruiken van stoffen, die zich bevinden in dergelijke verpakkingen, en worden aangetroffen in het gemiddelde huis of huishouden. Alle onderzoekingen,, waaraan de onderhavige constructies volgens de beschrijving 15 worden onderworpen, verwijzen naar het protocol voor het onderzoeken van "Special Packaging" in de Regulations, in het bijzonder onder Section 1700.20 van Title 16 C.F.R., paragraven (a), (h) en (c) daarvan.
Bij de doeleinden van de uitvinding is het verschaffen van een veiligheidsafsluiting voor een afgeefinrichting, gebruikt op een hou-20 der, waarvan de materiaalinhoud door de afgeefinrichting moet worden uitgestoten.
Een ander doel is het verschaffen van een veiligheidsaf sluiting voor de uitlaat van een sproei-inrichting van de beschreven soort., welke afsluiting beweegbaar is over de uitlaat tussen een stand, waarin de 25 uitlaat open is, en een stand, waarin de uitlaat is gesloten en gegren deld in het voor kinderenveilige verband.
Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een veiligheidsaf sluiting voor de uitlaat van een sproei-inrichting van de beschreven soort, waarbij de afgeefinrichting .-.een veiligheidsafsluit-30 inrichting bevat voor het verbinden van de afgeefinrichting met een houder.
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting van de beschreven soort, die een veiligheidsverpakking vormt van een met de hand bedienbare sproeipomp en een houder met uit te 35 stoten fluidum, welke pomp is voorzien van een uitlaat, door welke 790 5 5 31 * 4 τ uitlaat de inhoud van de houder -wordt uitgestoten, en voorzien van een voor kinderen veilig deksel of overkapping, en een voor kinderen veilig af sluit deel, verhouden met de sproei-inrichting voor het verwijderbaar bevestigen daarvan aan de houder.
5 ïfog een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een sproei-inrichting van de beschreven soort, -waarbij de delen en onderdelen alle of nagenoeg alle bestaan uit goedkope, gemakkelijk beschikbare, kunstmatige en/of natuurlijke thermoplastische materialen.
Een bijkomend doel van de uitvinding is het verschaffen van een 10 af sluit inrichting van de voorgaande soort voor een sproei-inrichting met afsluit- en monteerdelen, waarbij de sproei-inrichting met een trekker wordt bediend, de afsluiting een voor kinderen veilige overkapping is, die door glijden aangrijpt over de uitlaat van de sproei-inrichting, en het afsluitdeel wigvormige ribelementen omvat, die kunnen aangrijpen 15 tussen soortgelijke elementen aan de houder wanneer de sproei-inrichting is gemonteerd aan de hals of mond daarvan.
ÏTog een bijkomend doel is het verschaffen van een afsluit- en sluitdeel voor een sproei-inrichting van de voorgaande soort, die in een vorm kan zijn gevormd uit de aangeduide thermoplastische materialen 2Q en op een goedkope wijze, en waarbij de in elkaar grijpende elementen van het afsluitdeel en de houder uit een stuk daarmede zijn gevormd.
Door het tot stand brengen van deze en ander doeleinden is volgens de uitvinding een verbetering verschaft van afsluitingen voor sproei-inriehtingen en dergelijke afgeefinrichtingen, die veilig zijn voor 25 kinderen, en kunnen worden verzonden wanneer de sproei-inrichting is gemonteerd aan gevulde houders voor het zodoende vormen van een veilige, niet-verspillende, niet-lekkende verpakking. Bovendien voorkomt de uitvinding naast het verschaffen van bescherming tegen ongewenst, ongewild of per ongeluk sproeien van materiaal uit de houder, ook het per onge-30 luk of ongewild verwijderen van de sproei-inrichting, waardoor jonge kinderen worden beschermd, doordat wordt voorkomen, dat deze direkfc toegang verkrijgen tot de inhoud van de houder. De verbeteringen omvatten een bijzondere verpakking en het gebruik en de toevoeging van voor kinderen veilige elementen voor de afsluitingen en afsluitdelen van een 35 sproei-inrichting, die bij montering aan een houder, een veilige, te 790 55 31 i » « 8 verzenden verpakking tot gevolg hebben van gevaar-opwekkende materialen met een doeltreffendheid van het voor kinderen veilig zijn van althans 85!· Met doeltreffendheid van het voor kinderen veilig zijn wordt bedoeld, . dat bepaalde voorgeschreven handelingen moeten worden gevolgd voor het 5 sproeien van materiaal door de uitlaat van de sproei-inrichting of het verwijderen of uitpakken van de sproei-inrichting en openen van de houder, welke handelingen, zoals-hierna duidelijk wordt, tot gevolg hebben, dat wordt voorkomen, dat althans 85$ van normale kinderen onder de vijf jaar, indirekt toegang verkrijgt tot de inhoud van de houder door het 10 bedienen van de sproei-inrichting of direkt toegang door het'-verwijderen van de sproei-inrichting vanaf de houder. Tegelijkertijd hebben de handelingen ook tot gevolg, dat althans 90% van normale volwassenen tussen de leeftijden van 18 en jaar, de verpakkingen kannen openen voor het sproeien of voor het weer vullen door het verwijderen van de sproei-15 inrichting.
Volgens een voorkeursverbetering, is althans een voor kinderen veilig deksel of overkapping verschaft voor de uitlaat van de sproei-inrichting, door welke uitlaat materiaal uit de houder bij normaal gebruik kan worden uitgestoten, welk-deksel zodanig over de uitlaat is aangebracht, 2Q dat deze niet kan worden bewogen of van stand kan worden veranderd, tenzij bepaalde voorgeschreven handelingen streng worden gevolgd voor het blootleggen van de uitlaat en het mogelijk maken van de doorgang van de mat eriaalinhoudvan de houder door de uitlaat.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, 25 waarin : fig. 1 een aanzicht is van een sproei-afgeefinrichting met de onderhavige veiligheidsafsluiting op zijn plaats over de uitlaat van de af geef inricht ing in de stand daarvan voor het afsluiten van de uitlaat ; 30 fig. 2 een doorsnede toont van het neusgedeelte van de sproei- af geef inricht ing met de veiligheidsafsluiting, weergegeven in de stand voor het afsluiten van de uitlaat; fig. 3 een aan fig. 2 gelijke doorsnede is, waarbij de veiligheidsafsluiting is weergegeven in de stand voor het openen van de uit laat; 35 fig. k een doorsnede is volgens de lijn I7-IV in fig. 3; 790 5 5 31 «- 4» 9 fig» 5 een vooraanzicht is van de buitenzijde van de veiligheids-afsluiting, gezien van links in fig. 1; fig. 6 een achteraanzicht is van de binnenzijde van de veilig-heidsafsluiting, gezien Tgiaf de uitlaat in fig. 1; 5 iig- 7 een vooraanzicht is van een neusstuk of neusdraagbus, gebruikt bij de veiligheidseisluiting volgens fig. 1-6; fig. 8 een zij-aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van een neusgedeelte en veiligheidsafsluiting van een andere uitvoeringsvorm van de afgeefinrichting, waarbij de afsluiting is weergegeven op zijn 10 plaats over de uitlaat van de afgeefinrichting in de stand voor het afsluiten van de uitlaat; fig. 9 een voorste eindaanzicht is van de uitvoeringsvorm volgens fig. 8, waarbij de veiligheidsaf sluiting zich in de stand voor het afsluiten van de uitlaat bevindt; 15 fig. 10 een zij-aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van de uitvoeringsvorm volgens fig. 8, waarbij de veiligheidsaf sluiting in de stand voor het openen van de uitlaat is weergegeven; 'fig. 11 een voorste eindaanzicht is van de uitvoeringsvorm volgens fig. 8, waarbij de veiligheidsafsluiting is weergegeven in de stand voor 20 het openen van de uitlaat; fig. 12 een achteraanzicht is van de binnenzijde van de veiligheidsaf sluiting bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 8, gezien vanaf de uit laat; fig. 13 een vooraanzicht is van een neusstuk of neusdraagbus, gebruikt bij de veiligheidsafsluiting van de uitvoeringsvorm volgens 25 fig. 8; fig. 1U een zij-aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van het neusgedeelte van een gebruikelijke sproei-afgeefinrichting met een bekende, door snapwerking daarop aan te brengen afsluiting of overkapping voor de uitlaat van de afgeefinrichting; 3Q fig. 15 een aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van een ver dere uitvoeringsvorm, in het algemeen overeenkomende met die volgens fig. 1, van een sproei-afgeefinrichting, verbonden met een fluidum-houder, waarbij het inwendige en de inwendig werkzame onderdelen van het veiligheidsafsluit- en verbindingsdeel voor de afgeefinrichting 35 zijn weergegeven; 790 5 5 31 '4 * t.
10 fig. 16. een doorsnede is volgens de lijn XVI-XVI in fig. 15» en fig. 17' een aanzicht is, gedeeltelijk, in doorsnede, van nog een eindere uitvoeringsvorm.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm, heeft een trekkersproei-inrichting 5 of af geef inrichting 10, zoals is te zien in fig. 1, een eindgedeelte, waarin een neusstuk of neusdraagbus 12' is aangebracht, zoals is te zien in fig. 2 - U- en 7· Het neusstuk 12 omvat in. hoofdzaak een holle cilinder, die door persen is gepast in een boring 10a in het eindgedeelte van de af geef inrichting of sproei-inrichting 10 volgens een voor het - 10 fluidumprodukt afdichtend verband met de boring 10a, waarbij de uitlaat 11 naar links loopt of naar buiten is gericht. De sproei- of af geef uitlaat of het sproei- of afgeefmondstuk 11 brengt een fluidumverbinding tot stand tussen het inwendige van. de sproei-inrichting 10 via het neusstuk 12.met .de atmosfeer, zoals hierna duidelijk wordt. De sproei-inrich-15 ting 10 kan een fluidumprodukt uitstoten en uit zenden, gewoonlijk een vloeistof, vanuit de voorraadhouder, houder of'fles 10b, aan de hals 10c waarvan de sproei-inrichting is gemonteerd door middel van een pomp, bediend door de werking van een trekker 13, die onder veerdruk staat naar zijn uitgangs- of ruststand, weergegeven in fig. 1. Zoals 20 vermeld, is het in dergelijke inrichtingen in het algemeen altijd gewenst middelen te verschaffen, zoals een deksel of een overkapping over de uitlaat van de sproei-inrichting heen voor het voorkomen van het door de niet-afgedekte uitlaat lekken van fluidum gedurende het niet gebruiken van de inrichting'of wanneer de sproei-inrichting wordt bediend 25 door bijvoorbeeld een kind of een onzorgvuldige volwassene.
Het is tevens gewenst, dat de constructie van de verschillende betrokken onderdelen is gemaakt uit in een vorm gevormde kunststof, die enige veerkracht heeft en een goede afmetingsstabiliteit, zoals polyetheen, polypropeen en acetaal copolymeer of een andere kunststof, 30 die althans deze eigenschappen heeft naast andere eigenschappen, die nodig zijn, zoals voldoende sterkte, schokbestendigheid en verenigbaarheid met het bepaalde, te versproeien, fluidumprodukt.
Bij de voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij in het bijzonder wordt verwezen naar de fig. 1 - 7, is de sproei-inrichting 10 uitgerust met 35 een vlakke veiligheidsafsluiting in de vorm van een beweegbaar deksel 790 5 5 31 11 of overkapping 14, die verschuifbaar is bevestigd aan of gekoppeld met het neusstuk of de draagbus 12 door een paar op onderlinge afstand liggende dwanglijsten 15, 15’ aan het neusgedeelte 12 en samenverkende, overlappende, langverpige nokken of lijsten 16, 161 aan de overkapping 5 14, zoals het duidelijkst is te zien in fig. 1+, voor het zodoende verschaffen van vasthoudmiddelen voor het op het einde van de sproei-inrichting 10 houden van de afsluiting 1U en het gelijktijdig mogelijk maken de afsluiting te bevegen of te verplaatsen daarop. De lijsten 15, 15’ zijn vertikaal evenwijdig aan de nokken 16, 16' aangebracht 10 en aan de sproei-inrichting 10, vanneer deze zich in zijn gebruikelijke, opstaande stand bevindt, weergegeven in fig. 1. Deze gemonteerde overkapping ik kan op-en-neer schuiven op deze onderdelen binnen bepaalde grenzen, zoals wordt uiteengezet.Een opening of poort 17, die groter is dan de uitlaat 11 van de sproei-inrichting 10, is aangebracht in de 15 overkapping 1¼ en bevindt zich daarin zodanig, dat vanneer de overkap ping 1k is bewogen naar de in de fig. 3 en k weergegeven stand, de poort 17 in lijn komt met de volledig blootgelegde uitlaat 11. Een de neerwaartse beweging beperkende flens of eindaanslag 18 is aangebracht aan het bovenste eindgedeelte van de overkapping 1U, welke flens of aanslag zich in 20 voldoende mate naar rechts uit strekt naar de sproei-inrichting 10 voor het door aangrijping.op de bovenzijde van het neusstuk 12 voorkomen van een verdere neerwaartse beweging, van de overkapping 1¾ over meer dan de afstand, die nodig is voor het volledig bedekken van de uit-laat 11, zoals weergegeven in fig. 2.
25 Het afsluitingsdeksel of de overkapping 1U bevat een eerste, uit buigend, grendel- en ontgrendelgedeelte of -deel 19» dat uit een stuk is gevormd met de overkapping 1U en zich naar boven daaraan uitstrekt vanaf een onderste gedeelte daarvan, zoals het duidelijks; is te zien in de fig. 2 en 3. Een paar vertikale sleuven 20, 21 bevindt zich in 30 de overkapping ik, welke sleuven zich daarin uitstrekken vanaf een punt voorbij het bovenste einde van de grendel 19 naar beneden naar de onderkant van de grendel 19» waarbij de smalle scharnieren, banden of draaipunten 22, 22' overblijven van materiaal, in een vorm, gevormd tussen de buiten- en middengedeelten van de overkapping ik. De schar-35 nieren of banden 22, 22' zijn veerkrachtig, omdat de overkapping 1^, 790 5 5 31 φ * 12 waarmede zij uit êên stuk. zijn y er bonden,- veerkrachtig is, waarbij dank-zij de betrekkelijk smalle breedte van. de dwarsdoorsnede op deze plaatsen, de scharnieren of banden' gemakkelijk onder torsie buigen voor het zodoende werkzaam zijn als torsieveren voor het naar zijn oorspronkelij-5 ke ontspannen of niet-gebogen stand terugvoeren van de grendel 19» te zien in fig. 2, Zoals ook is te zien in fig. 2, heeft het bovenste einde van de grendel .19 een tegenhoudllp 23, die zich op een plaats bevindt, waarin hij een schouder of lip 2k, gevormd in het neusstuk 12, kan aangrijpen voor het zodoende voorkomen van een verdere opwaartse be-10 weging van de overkapping 1^, wanneer deze wordt bewogen naar de in fig.
3 weergegeven stand. De tegenhoudlip 23 verschaft tevens een grendel bij aangrijping op de sehouder 2k voor de overkapping 1^, wanneer deze zich in de eerste in fig. 2 weergegeven stand bevindt.
Aan het onderste einde van de grendel 19, het duidelijkst te zien 15 ia fig· 2 en 3, strekt een te bedienen indrukorgaan of bedieningslip 25 zich zijdelings uit voor het overlappen van de tegenover elkaar liggende buitenzijde of -randen van de sleuven 20, 21, en vertikaal onder de scharnieren 22, 22’, waar een drukoppervlak voor de duim van een bedienaar, is verschaft voor een hierna uiteen te zetten doel. Uit hét 20 voorgaande is het duidelijk, dat de grendel 19 linksom kan worden ge draaid rond de scharnieren 22, 22f in fig. 2, althans in een kleine mate, wanneer de lip 25 voldoende naar rechts wordt ingedrukt voor het. van de schouder 2b van het neusstuk 12 vrijkomen van de tegenhoudlip 23 voor het zodoende vrijmaken van de overkapping 14 en het deze naar 25 boven kunnen drukken volgens een rechtlijnige beweging totdat de lip·" 23 de schouder 26 aangrijpt van het neusstuk 12 en komt te rusten in een uitsparing 27, die daarin is verschaft, wanneer de vingerdruk op de lip 25 wordt opgeheven. Wanneer deze werking is voltooid, wordt de overkapping 1U op zijn plaats in zijn "uitlaat open" of tweede 30 stand gehouden, waarbij bediening van de af geef inrichting 10 voor het sproeien van fluïdum, kan beginnen. De onderste rand van het neusstuk 12, waar deze open is naar de uitsparing 2J. is afgeschuind of voorzien van een lei-oppervlak 28, zoals het duidelijkst is te zien in fig. 3-De lip 23 heeft een afgeronde, onderste rand of hoek (zie fig. 2), 35 die samenwerkt met het lei-oppervlak 28 en het losmaken vergemakkelijkt 790 55 31 13 van de lip 23 uit de uitsparing 27 wanneer een voorzichtige, maar stevige neerwaartse drukkracht gewild wordt uitgeoefend op de bovenkant van de overkapping 1¾.
Een belangrijk aanvullend en voordelig kenmerk wordt thans beschreven 5 en bestaat uit het verschaffen van een krachtige afdichting, die gewild wordt aangebracht tussen het inwendige van de overkapping ik en het verhoogde oppervlak of de naaf 29, gevormd aan het neusgedeelte 12, welke naaf de uitlaat 11 omringt en deze bevat, zoals het duidelijkst is te zien in de fig. 2 en 3. De naaf 29 steekt naar buiten uit naar 10 links in fig. 2 naar de overkapping ih, heeft een bovenoppervlak, dat plat is, en waarin de uitlaat 11 eindigt, en een af geschuinde of van een lei-oppervlak voorziene bovenste zijde 29a. Het bovenste binnen-oppervlak l.^a, het duidelijkst te zien in fig. 3 en 6, van de overkapping lh rust en ligt aan tegen het gedeelte van het neus stuk 12 onder 15 of rechts van de naaf 29» wanneer de overkapping 1 h- zich in zijn "uitlaat open" of tweede stand bevindt. Twee in hoofdzaak evenwijdige sleuven 30, 30’ zijn aangebracht in het eindvlak van de overkapping 1h, zoals weergegeven in de fig. U en 5. De sleuven 30, 30' strekken zich naar beneden uit vanaf nabij de bovenkant van de overkapping 1¾ naar een 20 punt direkt onder de poort 17. en verschaffen, zoals hierna wordt weer gegeven, een gebied daartussen, dat buigzaam is en dat kan worden beschouwd als een tweede uitbuiggedeelte van de overkapping 14. De onderste rand van het bovenste binnenoppervlak van de overkapping 1U is eveneens af geschuind en gevormd tot een lei-oppervlak ihb, dat wanneer 25 het ia aanraking komt met het eveneens afgeschuinde, lei-oppervlak vormige bovenste oppervlak 29a van de naaf 29, de neerwaartse beweging vergemakkelijkt van de overkapping 1k op het oppervlak ihb, en een druk werking verschaft, die het oppervlak 12a tegen het bovenoppervlak drukt van de naaf 29» wanneer de overkapping 1U is bewogen naar de "uitlaat 30 gesloten" of eerste stand. Wanneer de overkapping 1U weer wordt terug gebracht naar zijn "uitlaat open" stand, neemt het oppervlaktegedeel-te 14a weer zijn in hoofdzaak platte, niet-gespannen, oorspronkelijke toestand in dankzij de veerkracht van het materiaal, waaruit het is gemaakt.
35 0nder verwijzing naar de fig. 8 - 13 is een andere uitvoerings- 790 5 5 31 ♦ * 1¾ vorm weergegeven, waarbij een gewijzigde· vlakke veiligheidsafsluiting, deksel «overkapping 31 is gemonteeerd aan een eveneens gewijzigd neus-stuk of neusdraagbus 32 in het eindgedeelte van de sproei-inrichting 10, welke overkapping stevig op zijn plaats daarop wordt gehouden door 5 de ringvormige lippen 33 wanneer het deksel of de overkapping 31 daaraan is gemonteerd door het door snapwerking daarvan op zijn plaats brengen totdat de lippen 33 over de ringvormige rug 3^ aan het neussteuk 32 . gaan, zoals het duidelijkst is te zien in fig. 12. De overkapping 31 wordt dus in meer of mindere mate blijvend op zijn plaats vastgehouden 10 en is toch binnen bepaalde grenzen vrij draaibaar daaraan, zoals hier na wordt beschreven. Aan de andere kant kan de overkapping 31 niet gemakkelijk worden verwijderd door bijvoorbeeld het gebruik van de 'vingers, waarbij een gereedschap of werktuig nodig is, zonder dat de overkapping wordt beschadigd wanneer deze zich eenmaal op zijn plaats-15 bevindt als gevolg van zijn dichte passing, waarbij de overkapping, zoals hierna duidelijk wordt, met een .draaiende schuifbeweging betrekkelijk gemakkelijk kan. worden gedraaid, wanneer deze, zoals hierna eveneens wordt beschreven, is ’'ontgrendeld'’ door bediening van zijn ont-grendelmiddelen. Het neusstuk 32 bevat een uitlaat of mondstuk 35» dat 20 excentrisch ligt met betrekking tot het middelpunt van een cirkel, be paald door de ringvormige rug 3^, zoals het duidelijkst is te zien in fig. 13, en heeft een uitgangsvlak, dat eindigt in het bovenoppervlak (links in fig. 10) van een verhoogde naaf of uitlaatuitsteeksel 36, dat de uitlaat 35 omringt, zoals het duidelijkst is te zien in de fig.
25 8 en 10. Eet bovenoppervlak, van de naaf 36 is in hoofdzaak plat, en past samen met en ligt aan tegen een soortgelijk plat oppervlak aan de binnennaaf of het uitsteeksel 37 op het inwendige-oppervlak van de overkapping 31, zoals weergegeven in de fig. 8, 10 en 12, wanneer de uitlaat 35 is afgesloten voor het voorkomen van het sproeien, en voor 30 het afdichten daarvan tegen lekken gedurende opslag of verzending. Het onder de naaf 37 is in de kap 31 (zie fig. 8 en 12) een in lijn te plaatsen, naar buiten afgeschuinde opening of poort 38 gevormd door de overkapping 31, zoals het duidelijkst is te zien in de fig. 8 en 10, welke opening groter is gemaakt dan de uitlaat 35 en naar buiten ten 35 opzichte van de overkapping 31 is afgeschuind'voor het vergemakkelij- 790 5 5 31 15 ken van de doorgang van het fluidumprodukt, gesproeid uit de uitlaat 35» wanneer de poort 28 tot in lijn met de uitlaat 35 is bewogen, zoals hierna wordt uiteengezet.
Onder het thans verwijzen naar fig. 12, is een lei-oppervlak · 5 1*3 aangebraeht op het hinnenopgervlak van de overkapping 31, welk lei- oppervlak zich uitstrekt vanaf de ingang naar de poort 38 volgens een gebogen baan, die eindigt in het bovenoppervlak van de naaf 37· Het lei-oppervlak 1*3 verschaft een wigwerking wanneer de overkapping 31 wordt gedraaid,waarbij het lei-oppervlak 1*3 over de uitlaatnaaf 36 0 beweegt, en de uit laat 35 wordt af gedekt door het platte bovenopper vlak van de naaf 37 (zie fig. 8). Zowel het lei-oppervlak 1*3 als de naaf 37 zijn met betrekking tot het uitlaatuitsteeksel 36 zodanig bemeten, dat wanneer de naaf 37 zich op zijn plaats bevindt voor het bedekken van de uitlaat 35» daardoor voldoende kracht wordt opgewekt voor het ver-5 schaffen van een krachtige afdichting voor de uitlaat 35 op het opper vlak van het uitsteeksel 36. Een geforceerde, fluidumdichte produkt-afdichting wordt zodoende verzekerd voor het verbeteren van de bescherming tegen lekken, zelfs in het geval van een toevallige bediening van de trekker 13a.
0 Een radiaal uitsteeksel 1*1* is gevormd aan het binnenoppervlak van de overkapping 31, zoals weergegeven in fig. 12, welk uitsteeksel aanliggend een soortgelijk uitsteeksel of eindaanslag 1*5 aangrijpt aan het neusstuk 32 (zie fig. 13), wanneer de overkapping 31 wordt gedraaid naar de in fig. 10 weergegeven stand. Een aanvullend uitsteeksel of eind-5 aanslag 1*6, diametraal tegenover het radiale uitsteeksel 1*1* aan de draag- bus 32, is eveneens verschaft en grijpt de aanslag 1*1* aanliggend aan wanneer de overkapping 31 zich in de in fig. 8 weergegeven stand bevindt voor het zodoende begrenzen van het draaien van de overkapping 31 zowel rechtsom als linksom, en het verzekeren, dat de verschillende onder-3 delen en uitlaten op juiste wijze naar keuze in lijn of niet in lijn liggen.
Onder de overkapping 31, maar uit een stuk daarmede verbonden, strekt zich een bedieningslip 39 uit. De lip 39 is een in het algemeen plat stuk, voorzien van een paar verstijvingssteunen kO, die tussen zijn 5 buitenoppervlak en het randvormige onderste gedeelte van de overkapping 78055 31 16 31 zijn gevormd. Bij of ongeveer bij zijn middenpunt, buigt de lip 39 enigszins naar binnen naar de trekker 13a. Het onderste einde van de lip 39 bevat een tandvormig tegenbouddeel 1+1, dat zich naar achteren uitstrekt naar de trekker 13a en deze aangrijpt in een sleuf 1+2 daarin, 5 zoals weergegeven in fig. 8. De lichte buiging in het midden van lip 39 verzekert, dat het deel 1+1 positief aangrijpt in de sleuf 1+2, en het draaien van de overkapping 31 wordt voorkomen, welke omstandigheden worden gehandhaafd totdat een bepaalde werking of handeling wordt uitgevoerd door de bedienaar voor het veranderen van deze omstandigheden.
10 De sleuf 1+2 is in breedte en hoogte iets langer uitgevoerd dan het tegen- houdorgaan 1+1, zodat dit gemakkelijk daarin wordt opgenomen, waarbij echter de diepte van het tegenhoudorgaan 1+1 voldoende is voor het in hoofdzaak voorkomen van. het draaien van de overkapping 31 · Aan de andere kant is de diepte van het tegenhoudorgaan 1+1 niet zodanig lang, dat 15 de trekker 13a bovenmatig moet worden ingedrukt voordat het tegenhoud orgaan 1+1 loskamt uit de sleuf 1+2.
Een gegeneraliseerde grondvorm van een verder de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm.· wordt thans beschreven onder verwijzing naar fig. 15» waarin een voor kinderen veilige afgeefinrichting of sproei-inrich-20 ting 1+7 is weergegeven, voorzien van met het bodemgedeelte 1+8 daarvan verbonden, een veiligheidsaf sluitmiddel in de vorm van een afsluit-deel 1+9· De sproei-inrichting 1+7 is voor het merendeel gelijk aan de hiervoor beschreven sproei-inrichtingn 10 en 10a, die de trekkers 13 en 13a bevatten, en heeft een pompmechanisme 50 in de vorm van een 25 heen-en-weer beweegbare zuiger 52, een samenhangende inlaatterugslagklep 51+ en een uitlaatklep (niet weergegeven in fig. 15), die echter met voordeel de vorm kan hebben van de heen-en-weer beweegbare klep 51 in de fig. 2, 3,1+, 8, 10 en 11+. Bovendien kan de sproei-inrichting 1+7, evenals de sproei-inrichtingen 10 en 10b, bestaan uit, en bestaat deze 30 bij voorkeur uit een in een vorm gevormd voorwerp, dat volledig of nagenoeg volledig is gemaakt uit kunststofmaterialen om zodoende weinig te kosten en economisch te kunnen worden vervaardigd. Bijzonder goede voorbeelden van dergelijke materialen zijn naast de reeds hiervoor genoemde materialen, kunststoffen en thermoplasten, zoals polyalkenen, 35 waarvan een in het bijzonder de voorkeur verdienende bestaat uit poly- 790 5 5 31 17 propeen, hoewel andere ran deze klasse of groep met inbegrip van poly-etheen en polyisobuteen, ook kannen worden gebruikt. Andere kunstmatige en natuurlijke materialen zijn ook bruikbaar, bijvoorbeeld vormbare thermoplastische polyester, polyurethaan, nylon, polyvinylchloride, 5 polyacetaat, polystyreen, acrylonitriel butadien styreen (ABS) en kunst matige en natuurlijke rubber en mengsels van deze materialen. Deze materialen bezitten rekbaarheid, hebben de noodzakelijke veerkracht en zijn bovendien goedkoop, in een betrekkelijk beschikbare en grote voorraad aanwezig, kunnen gemakkelijk en snel met een algemeen bekende en 10 op grote schaal toegepaste vorm- en gietvervaardigingswerkwij ze worden gevormd, en zijn inert voor vrijwel alle gebruikelijk toegepaste materialen en fluidums, die worden verpakt in houders met deze inrichtingen.
Zoals gezegd vormt de sproei-inrichting 1*7 een mat eriaalverpakking, wanneer deze is bevestigd en geïnstalleerd aan een fles of houder 53 15 onder toepassing hiervoor van het afsluitorgaan of afsluitdeel 1*9.
Het deel 1*9 is gekoppeld met de onderkant of het ondergedeelte 1*8 door een tussenstuk, opneemsteel of koppelingskraag 56, en omvat een cilindrische binnenkap 58, voorzien van een inwendig van schroefdraad voorzien oppervlak, een uit ien stuk daarmede gevormde, veerkrachtige 20 buitenmantel of cilinder 60, concentrisch op afstand vanaf de kap 58, en een uit een stuk daarmede gevormde bovenwand 62, vanwaar de laatstgenoemde onderdelen zich neerwaarts uitstrekken. De bovenwand 62 heeft een opening 6k in het midden, door welke opening het bovenste, cilindrische einde 66 van de opneemsteel of het inzetstuk 56 gemakkelijk met wei-25 nig speling zich uitstrekt tot in het onderste einde van het bodem- gedeelte 1*8 van de sproei-inrichting 1*7, onder een perspassing in een ringvormige buitenuitsparing of holte 68, die zich daarin bevindt.
Het cilindrische einde 66 steekt naar boven vanaf het bovenoppervlak van een zijdelings zich uitstrekkende, schijfvormige draagkraag of 30 basis 70, die een radiale verlenging is van een middenleiding 7**» die de kraag draagt. De kraag of basis 70 is in diameter groter dan de opening 6k, en grijpt dragend de kap of mantel 60 aan aan de onderzijde of het oppervlak van de bovenwand 62 van het deel 1*9. Het bovenste einde van de leiding 72 eindigt in een kegelvormige klepzitting, die 35 uitmondt in een middenhclte 73 in het onderste gedeelte 1*8 van de sproei- 790 5 5 31 18 inrichting 47, en daarmede een klepkamer bepaalt, waarin de inneem-of inlaatterugslagklep 54 is opgenomen. De leiding 72 heeft een perspassing in de holte 73, en grijpt daarin aan volgens een fluidumdicht verhand op zijn huitenomtreksoppervlak.
5 Een fluidumtoevoerleiding of dompelhuis 74, die zich neerwaarts uitstrekt vanaf het onderste einde van de leiding 72, loopt in het midden door de van schroefdraad voorziene vulhals j6 van de houder of fles 53, en eindigt onder het oppervlak van de materiaalinhoud (niet weergegeven), daarin.
^ De sproei-inriehting 47 wordt samen met de houder 53 verpakt door het aangrijpen van de inwendig van schroefdraad voorziene kap 58 op de vulhals 76 wanneer het af sluit deel 79 daarop naar beneden wordt geschroefd. Wanneer de van schroefdraad voorziene kap 58 en de vulhals 76 volledig in aangrijping zijn, bevindt het deel 49 zich in een geslo- ^ ten stand aan de houder 53, waarin de basis of de draagkraag 70 stevig is vastgeklemd tussen het bovenste ringvormig oppervlak 78 van de houder 53, en het onderste ringvormige oppervlak 80 van de bovenwand 62, waarbij· de betrokken vastklemoppervlakken 78 en 80 gewoonlijk voldoende glad. zijn voor het verschaffen van een doeltreffende afdichting voor 20 de houder 52. In bepaalde gevallen kan een pakking of een ander orgaan voor het verbeteren van de afdichting (niet weergegeven) met voordeel worden gebruikt.
Een paar wigvormige grendelnokken 82, steken radiaal naar"buiten uit vanaf het onderste omtreksoppervlak, zoals het duidelijkst is te zien 25 in fig. 16, van de vulhals 76 aan weerszijden daarvan, en grijpen volgens een grendelend, voor kinderen veilig verband aan tussen de samenwerkende, vertikaal zich uitstrekkende delen of ribben 84, die radiaal naar binnen uitsteken vanaf het binnenoppervlak van de buitenste afsluit ingsmantel of -cilinder 60. Het is duidelijk, in het bijzonder in 30 . ...
het licht van de voorgaande beschrijving van de werking van de onderhavige inrichting, dat het sluiten van de houder 53 door het naar bene-denschroeven van de kap 58 van het afsluitdeel 49 op de hals 76 een samenwerking tot stand brengt tussen de nokken 82 en de ribben 84, hetgeen een voor kinderen veilige mogelijkheid geeft aan deze onderdelen, 35 die een bijzondere verpakking vormen, die in het bijzonder moeilijk 790 5 5 31 19 m « is te openen voor kinderen onder vijf jaar binnen een redelijke tijdsduur.
Terugkerende naar fig. 15, omvat de afgeef-sproei-inrichting Vf een onder veerbelasting staande zuiger 52, die heen-en-weer beweeg-. 5 baar is gemonteerd in de sproei-inrichting kj door de bedieningstrekker 13. De trekker 13 is draaibaar gemonteerd aan de sproei-inrichting h-fbij zijn buitengedeelte, en strekt zich onder zijn voorste of uitlaat-einde uit. In het lichaam van de sproei-inrichting kj is ook een in-gangs- of inneemdoorgang opgenomen in een inwendige wand of tussen-10 wand, welke doorgang voert in een pompkamer vanuit de daaronder liggende inneemklepkamer. Een uitgangsleiding of afvoerdoorgang is eveneens verschaft, welke leiding de kamer verbindt met de buitenzijde door de afvoerterugslagklep 51 via de neusdraagbus of het neusstuk 12, zoals hiervoor beschreven.
I5 De heen-en-weer beweegbare uitlaat- of afvoerklep 51 is verschuif baar aangebracht in een inwendige holte in de neusdraagbus 12 voor het regelen van de stroming van het materiaal, gewoonlijk de fluidum-inhoud van de houder 53, die daar· naartoe wordt gepompt voor hef uif-stoten door de uitstootopening of uitlaat 11 wanneer de overkapping !Q ih zich in zijn open stand bevindt.
Om te verzekeren, dat de houder 53 op juiste wijze wordt ontlucht, en de druk daarin vereffend gedurende het pompen van de materiaalinhoud daaruit, zijn passende ontluchtingsdoorgangen aangebracht in de basis-of draagkraag JO van het koppelingssteeldeel 56, en in een binnenwand 5 of tussenwand van de zuigerboring, die in een vorm is gevormd op een plaats direkt onder de zuiger 52. In fig. 15 is de zuiger 52 in zijn gebruikelijke,nièf-pcmpende of ruststand weergegeven, waarbij de ontlucht ingsdoorgang is afgesloten en afgedicht tegen de omgevingslucht door de op onderlinge afstand liggende afdichtringen 86 aan de zuiger 3 52, aangebracht aan weerszijden van de doorgang. Gedurende een pompslag van de zuiger 52 echter, wordt de ontluchtingsdoorgang vrijgemaakt, en gaat omgevingslucht de houder 53 binnen via de open doorgang en een soortgelijke doorgang in de basis T0 .
Kerende naar fig. 17 is een verdere uitvoeringsvorm weergegeven, i waarbij een sproei-inrichting 88, soortgelijk in werking en in alle andere belangrijke aspecten aan de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, 790 5 5 31 20 een gewijzigd houderafsluitorgaan of -deel 90 "bevat. Omdat de overkapping 1^ en de draagtas 12 net zo goed zouden kunnen worden gebruikt, is alleen ter illustratie de sproei-inrichting 88 uit gerust met de draaibare, voor kinderen veilige overkapping 31 en trekker 13a volgens de fig.
5 8-13· Het afsluitdeel 90 is verbonden met de bodem of het onderge deelte 92 van de sproei-inrichting 88 door bekende middelen, zoals bijvoorbeeld roteerlassen, plakmiddelbinden en dergelijke na het vooraf in elkaar zetten daarvan. In fig. 17 bevat het deel 90 een uit êên stuk in een vorm gevormd gedeelte in de vorm van een inneemsteel 9b, voorzien 10 van. een bovenste, cilindrisch einde 96 voor het door een perspassing verbinden van het deel 90 met het onderste of bodemeinde 92 van de sproei-inrichting 88. Het is duidelijk, dat het gebruik van een uit een stuk gevormde steel 92, zoals in fig. 17» bepaalde kostenbesparingen tijdens de vervaardiging mogelijk maakt, dankzij het opheffen van althans 15 êên afzonderlijk vervaardigd onderdeel, te weten de tussenliggende inneemsteel 56. In de steel 9b is uit êên stuk daarmede gevormd een middeninlaatleiding 98, die direkt bovenop de uit êên stuk gevormde wand 100 van het deel 90 wordt gedragen. De inneem- of inzet steel 9^ strekt zich naar boven uit vanaf de bovenwand 100 tot in de ringvormige 20 buitenholte 102 in het onderste gedeelte 92, waarbij het bovenste einde van de leiding 98 zich uitstrekt in een inwendige middenholte 10^, en daarin een perspassing heeft, zoals bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 15.
Het afsluitdeel 90 is verder constructief gelijk aan het afsluitkapdeel b9, en bevat een binnenkap of cilinder 106 met een van inwendige schroef-25 draad voorzien oppervlak (overeenkomende met de kap 58), en een veer krachtige buitenmantel 108 (overeenkomende met de mantel 60), die beide volgens een uit êên stuk daarmede gevormd verband en concentrisch op onderlinge afstand naar beneden zich uitstrekken vanaf een uit êên stuk daarmede gevormde bovenwand 100. Verder draagt het binnen-30 oppervlak van de veerkrachtige buitenmantel 1Ό8 een paar gelijkgevormde, vertikaal zich uitstrekkende, radiaal uitstekende ribben 110, die samenwerken met en aangrijpen tussen samenwerkende grendeldelen of nokken 82 aan de vulhals 76 van de houder 53, wanneer deze wordt gesloten door het daarop naar benedenschroeven van de kap 106 van het afsluit-35 deel 90 voor het zodoende vormen van een voor kinderen veilige ver- 790 5 5 31 21 pakking, zoals "bij de hiervoor "beschreven uitvoeringsvorm volgens fig.
15.
Tijdens het installeren van de sproei-inrichting 88 aan de houder 53 voor het afsluiten daarvan, is op te merken, dat dankzij de ééndelige 5 constructie van het afsluitdeel 90 en zijn door een perspassing en/of door lassen verkregen verbinding met de sproei-inrichting 88, het gehele samenstel als een eenheid draait vanneer het kapdeel 90 naar beneden wordt geschroefd op de vulhals 1*6. In tegenstelling hiermede is de uitvoeringsvorm volgens fig. 15 een draaiverbinding, waarbij, wan-10 neer het deel i+9 wordt gemonteerd aan de af geef inrichting 1+7, de kap 58 naar beneden wordt geschroefd op de vulhals j6 door het draaien van het afsluitdeel 1+9 onafhankelijk van de inzetsteel 56 voor het sluiten van de houder 53.
Met betrekking tot de werking van de inrichting, wordt verve-15 zen naar de uitdrukkingen "Packaging” en/of "Special Packaging", welke uitdrukkingen dezelfde betekenis hebben als gegeven èn gedefinieerd in Title 16 van de Code of Federal Regulations, Part 1700.1 - 1700.20, Sub-chapter Ξ-POISON PREVENTION PACKAGING ACT OF 1970-REGULATIONS .
Wanneer de sproei-inrichting 10 is gemonteerd en de in fig. 1 20 weergegeven houder is gevuld met af te geven fluidumprodukt, neemt de bedienaar de in elkaar gezette inrichting gewoonlijk op aan de hals daarvan, waarbij hij met zijn vingers de trekker aanknijpt voor het opgang brengen van het sproeien. Volgens fig. 1 komt echter geen versproeiing uit de uitlaat 11, omdat deze is geblokkeerd door de overkapping 1L-, 25 die zich in zijn stand voor het afsluiten van de uitlaat bevindt.
Het wordt derhalve nodig de overkapping 14 te bewegen naar zijn stand voor het openen van de uit laat voor het verwijderen van de blokkering vanaf de uitlaat 11, zodat het sproeien tot stand kan worden gebracht. Bij de in de fig. 1 - 7 weergegeven uitvoeringsvorm, bestaat de natuurlijke 30 neiging van de bedienaar, in het bijzonder van een jong kind, uit het trachten de overkapping 1¼ te verwijderen door het aflichten daarvan, het waarschijnlijkst door het van de af geef inrichting 10 wegtrekken van de lip 25, hetgeen wordt voorkomen dankzij de aangrijping van de dwang-lijsten 15, 15’ op de lijsten 16, 16*. In plaats daarvan moet de lip 35 25 in de tegengestelde richting of naar binnen worden gedrukt en op 79055 31 22 een onnatuurlijke wijze naar rechts als een eerste beweging of stap, die een licht links omdraaien veroorzaakt van de grendel 19 rond de scharnierpunten of buigzame banden 22, 22r, en de lip 23 doet bewegen of naar links verplaatsen in fig. 2 totdat deze vrijkomt van de schou-5 der 2b. Wanneer deze beweging of stap is voltooid, is een opwaartse be weging van de overkapping 1^ mogelijk, die na voltooiing als een tweede beweging of stap, de lip 23 de uitsparing 27 doet binnengaan onder de veerdruk van de in de banden 22, 22’ opgewekte torsiekrachten. De overkapping 1U schuift dan naar boven naar zijn "uitlaat open” stand, waarin de uitlaat 11 wordt geopend wanneer de poort 1? in lijn daarmede wordt gebracht . In deze "uitlaat open" of tweede stand, kan het sproeien op gebruikelijke wijze tot stand worden gebracht. Wanneer het sproeien ophoudt, wordt de overkapping 1U naar beneden gedrukt met een voorzichtige maar stevige druk van de vinger totdat een verdere beweging in die ^ 5 richting wordt tegengehouden wanneer de lip 23 aanligt tegen de bovenste rand van het neusstuk 12. De uitlaat 11 is weer geblokkeerd, waarbij, zoals hiervoor beschreven, de poort 17 uit lijn daarmede beweegt, waarbij de lip 23 naar boven en uit de uitsparing 27 loopt en onder druk van de veren 22, 22’ terugveert naar zijn oorspronkelijke stand ^ onder de schouder 2b t en de overkapping 1U zijn "uitlaat gesloten" stand weer inneemt.
Met betrekking tot de tweede uitvoeringsvormVan het veiligheids-uitlaatdeksel of -overkapping, weergegeven in fig. 8-13, wordt de overkapping 31 aangenomen in zijn "uitlaat gesloten" stand volgens oc * 7 fig. 8. In deze stand, strekt de lip 39 zich neerwaarts uit, waarbij het tegenhoudorgaan of de tand Ui aangrijpt in de sleuf b2 van de trekker 13a. De zodoende gegrendelde lip 39 kan niet worden bewogen, d.w.z. gedraaid, zonder het uitvoeren van een bepaald stel handelings- stappen. Voor het openen van de uitlaat 11 van de af geef inrichting 30 13 is het bijvoorbeeld als een eerste stap nodig, dat de bedienaar de trekker 13a enigszins indrukt door het samenknijpen van de vingers totdat de sleuf 52 vanaf het tegenhoudorgaan ^1 is teruggetrokken.
Op dat moment moet een tweede beweging of stap worden uitgevoerd, waarbij de bedienaar door draaien de lip 39 beweegt of verschuift en de 35 ....
' overkapping 31 naar boven of linksom, gezien m fig. 11, of totdat de 790 5 5 31 r · 23 lip 39 de stand volgens fig. 11 heeft "bereikt, waarin de lip zich recht naar "boven uit strekt. In deze stand wordt het verder draaien voorkomen door de eindaanslag Ui-, omdat deze in aanraking is en aanligt tegen de aanslag 1)-5. -Anders gezegd moet een overkapping 31 worden 5 gedraaid over een hoek van ongeveer 180°. hetgeen de overkapping 31 draaiend doet schuiven over het einde van het neusstuk 32, waarbij de excentrische naaf 37 terugkomt uit zijn stand voor het "bedekken van de uitlaat 35· De overkapping 31 bereikt dus zijn "uitlaat open" stand, waarbij gelijktijdig de poort 38 in de kap 31 in lijn wordt gebracht 10 met de uitlaat 35· Het fluidumprodukt kan dan door de uitlaat 35 gaan en uit de poort 38 worden gestoten.
Als een aanvullend veiligheidskenmerk, kunnen de overkapping 31 en de bijbehorende lip 39 door het aanbrengen van de betrokken eind-aanslagen 1)-5 en H6 aan het neusstuk 3^·, in slechts een richting draaien 15 (linksom) om de reden, dat het merendeel van de jonge kinderenwaarschijn- lijk verdere poringen tot het openen van de overkapping 31 nalaten indien zij bij de eerste poging ondervinden, dat zij niet in staat zijn de overkapping te "doen werken", waardoor dus de waarschijnlijkheid van het per ongeluk of ongewild bedienen en sproeien verder wordt ver-20 minderd.
Wanneer het sproeien is beëindigd, worden de lip 39 en de bijbehorende overkapping 31 gedraaid en gezwaaid over een hoek naar rechts van ongeveer 180° totdat de eindaanslag IA aan de overkapping 31 in aanraking komt met en aanligt tegen de aanslag k6 aan het neus-25 stuk 32. In deze toestand, bevindt de overkapping 31 zich weer in de "uitlaat gesloten" stand, waarbij de lip 39 zich naar beneden uitstrekt en het tegenhoudorgaan ^1 weer wordt aangegrepen door de trekker 13a in de sleuf k-2. Voor het verzekeren van de aangrijping van het tegenhoudorgaan 1)-1 in de sleuf b2, wordt de trekker 13a ingedrukt, d.w.z. iets naar achteren getrokken of in voldoende mate om het het tegenhoudorgaan 1)-1 mogelijk te maken vrij te komen van de voorste rand van de trekker 13a, waarna de trekker 23a wordt losgelaten wanneer het tegenhoudorgaan Μ in de sleuf k2 dringt, en de overkapping 31 in zijn "uitlaat gesIonen" stand is gegrendeld. Gedurende het draaien van de overkapping 35 31 naar deze stand, verschaft het lei-oppervlak 1)-3 een gebogen, schuine 79055 3' 2k "baan, waarover het uitlaatuitsteeksel 36 geleidend wordt "bewogen tot tegen het bovenoppervlak van de naaf 37 voor het verschaffen van een krachtige afdichting tegen lekken door de uitlaat 35·
Zoals gezegd, is de de voorkeur verdienende gronduitvoerings-5 vorm weergegeven in de fig. 1 - 13· In de fig. 15 - 17 zijn aanvullen de uitvoeringsvormen weergegeven, waarvan de werking thans wordt beschreven voor het verschaffen van een duidelijker begrip van bepaalde voordelige kanten van de uitvinding. In het bijzonder wordt verwezen naar fig. 16, omdat de beginselen, die daarin zijn weergegeven, gemeenschap-pelijk toepasbaar zijn bij de uitvoeringsvormen volgens de fig. 15 en 17, waarbij een volledig voor kinderen veilige sproei-inrichting-houder of verpakking is verschaft.
De houder 53 is gesloten wanneer de sproei-inriehting ^7 (of 88) daarop is gemonteerd door het naar beneden schroeven op de vulhals "*5 56 van de kap 58 (of 106), hetgeen de ribben 8U (of 110) aan de mantel 60 (of 108) doet aangrijpen op de grendelnokken 82 aan de vulhals 76 van de houder 53. Ha een volledig aangrijpen, zoals aangegeven in fig. 16, is de sproei-inriehting kj (of 88) betrouwbaar gegrendeld aan de houder 53, waardoor een voor kinderen veilige "Special Package" is ^ gevormd. Het is zonder meer duidelijk, dat bij het volledig aangrijpen in de aangegeven stand, elke poging tot het verkrijgen van toegang tot de houder 53 door het verwijderen van de sproei-inriehting U7 (of 88) vanaf de vulhals j6 moet falen, omdat de aangrijpende ribben 8k..(of 110) en nokken 82 een dergelijke ingreep tegengaan en voorkomen tenzij be-paalde handelingen zijn uitgevoerd voor het ontgrendelen daarvan, welke handelingen volledig worden beschreven in de hierna volgende uiteenzetting van een onderzoekingsprogramma, uitgevoerd voor het vaststellen of kleine kinderen onder de leeftijd van vijf jaar in staat zouden zijn de uitlaat 1¼ te openen voor het sproeien van mate-riaal of de houder 53 te openen voor het verkrijgen van toegang daartoe. Tegelijkertijd zijn andere onderzoekingen uitgevoerd voor het vaststellen of normale volwassenen van boven de 18 jaar in staat zouden zijn de uitlaat 1U vrij te maken of de houder 53 te openen.
Het is natuurlijk zeer gewenst de houder 53 te kunnen openen 35 * voor het weer vullen daarvan na het legen van zijn inhoud. Voor het 790 5 5 Jï 25 tot stand brengen hiervan moeten bepaalde handelingen worden uitgevoerd, die thans worden beschreven onder verwijzing naar fig. 16. Zoals aangegeven door de pijlen in fig. 16, wordt een drukspanning uitgeoefend op de mantel 60 (of 108) door het samenknijpen van de gegroefde zij-5 gedeelten daarvan voor het vervormen van de mantel 60 (of 108), zoals aangegeven door de streep-stippellijnen in fig. 16. Wanneer de mantel 60 (of 108) wordt vervormd, worden de ribben of grendeldelen 8h- (of 110) die door de mantel worden gedragen, naar buiten verplaatst over een korte afstand, die voldoende is voor het vrijkomen van de nokken 10 82 aan de vulhals j6 van de houder 53. Het deel k-9 (of 90) kan dan worden gedraaid of losgeschroefd over een korte afstand of totdat de ribben 8h (of 110) en de nokken 82 volledig zijn ontkoppeld, waarna de sproei-inrichting kj (of 88) helemaal kan worden losgeschroefd en verwijderd. Het is duidelijk uit het voorgaande, dat twee gescheiden 15 en gelijktijdig uitgevoerde handelingen nodig zijn voordat de houder 53 kan worden geopend door het verwijderen van de sproei-inrichting bj (of 88) daarvan, welke handelingen bestaan uit (1) een vervormende samen-drukspanning, bijvoorbeeld door het samenknijpen, uitgeoefend op de mantel 60 (Of· 108) in voldoende mate voor het veroorzaken van een ra-20 diale verplaatsing van de grendeldelen 8U (of 110) voor het losmaken daarvan vanaf de nokken 82, en (2) het in zijn vervormde toestand houden van de mantel 60 (of 108) onder het gelijktijdig losschroeven van het afsluitdeel k9 (of 90) en de kap 58 (of 106) daarvan over een korte afstand, die voldoende is voor het losmaken van de ribben Sij·, (of 25 110) vanaf de nokken 82, waarna de sproei-inrichting kj (of 88) kan worden verwijderd.
Zoals gezegd is het economisch gewenst de beschreven sproei-inrichtingen reeds geïnstalleerd aan hun gevulde houders te verzenden als gevulde, gesloten verpakkingen. Het is ook gewenst te verzekeren, 30 dat bij het op deze manier verzenden, de verpakkingen lekdicht zijn en veilig voor kinderen. Tot nu toe zijn echter werkelijk doeltreffende, voor kinderen veilige sproei-inrichting-houderverpakkingen, die kunnen voldoen aan de normen, voorgeschreven in de genoemde Federal Regulations voor Special Packaging, niet beschikbaar. Wanneer net andere woorden 35 de in de fig. 15 en 17 weergegeven uitvoeringsvorm, wordt gevormd tot 79055 31 26 een verpakking met een gevulde'ï kouder 53, en wordt uitgerust met een van de voor kinderen veilige overkappingen 1¼ of 31 volgens fig. 2 of 8, is voor de eerste maal een dergelijke "Special Package" het gevolg.
Om vast te stellen of de onderhavige sproei-inrichting, verpakt 5 met een polyetheenfles of -houder, voldoet aan de Consumer Product
Safety Commission normen voor Poison Prevention Packaging overeenkomstig het protocol en de normen, beschreTgi in Title 26, Code of Federal Regulations, Parts 1J00 - 1700.20, zijn bijzondere verpakkingen van sproei-inrichtingen bj en de houder 53 in een voldoende aantal gemaakt voor 10 het onderzoeken daarvan overeenkomstig Part 2700.20, sub-section (a') - (c) daarvan, getiteld "Testing Procedure for Special Packaging". De onderzochte sproei-inrichtingen werden gemaakt overeenkomstig de hiervoor beschreven sproei-inrichting i+7» "weergegeven in fig. 15, uitgerust voor het voor kinderen veilige afsluitdeel lj-9, verbonden met 15 het bodemgedeelte U8 daarvan, en met de voor kinderen veilige overkap ping 1U.
De hiervoor beschreven verpakking werd onderzocht en op zijn waarde beproefd voor wat betreft de doelmatigheid van de veiligheid voor kinderen en zijn doelmatigheid voor het gebruik door volwasse-20 nen door groepen, bestaande uit 200 kinderen en 100 volwassenen, afkom stig uit kleuterscholen, dagverblijven en groepen burgers.
De 200 kinderen, gebruikt als groepsleden voor de onderzoekingen, waren tussen k2 en 51 maanden oud en in hoofdzaak regelmatig naar leeftijd en geslacht als volgt verdeeld : 25 (1) 20 kinderen (plus of min 10$), waarvan de dichtst bij liggende leeftijd b2 maanden was, 20 kinderen, waarvan de dichtstbij liggende leeftijd U3 maanden was, 20 bij bh maanden, enz, tot en met 20 bij 51 maanden, en (2) de kinderen waren verdeeld in groepen van twee, en kregen 30 vijf minuten voor het openen van de houders en/of het openmaken van de uit laat 11 van de sproei-inrichting door het bewegen van de overkapping 1U in zijn "uitlaat open" stand. Voor elk onderzoek kregen de paren kinderen gelijktijdig dezelfde bijzondere verpakking zonder enige demonstratie of instructie, waarbij hun werd gevraagd de verpakkingen 35 in de toegestane^ tijdsduur te openen. De resultaten van deze onder- 790 5 5 31 27 zoekingen zijn weergegeven in tabel I.
TABEL I
Zonder demonstratie Leeftijd Getoetste 5 van groeps- . groepsleden Gelukt openen leden_ maanden _
Samenstel 10 Overkapping ik
Mannen Vrouwen Totaal Mannen & vrouwen Mannen & vrouwen 10 1*2 '9 11 20 0 0 1*3 11 9 20 0 0 1*1* 10 10 20 0 0 1*5 10 10 20 0n 0 1*6 10 10 20 0 0 15 1*7 10 10 20 0 0 1*8 10 10 20 0 0 1*9 10 10 20 0 0 50 10 10 20 0 0 51 _J0 10 20 _0 20 Totalen 100 100 200 0 0
Percentage niet gelukt 100$ 100$
Uit tabel I had geen van de groepsleden succes bij het in wer- ’Λ king stellen van de versproeiïng, hetgeen het naar zijn uitlaat open” stand kunnen schuiven vereist van de overkapping 1U of het vanaf de 25 houder 53 verwijderen van de sproei-inrichting 1*7» hetgeen het uit oefenen vereist van een vervormende kracht tegen de mantel 6© in voldoende mate en in een richting voor het vanaf de nokken 82 losmaken van de ribben 81* voor het ontgrendelen van het afsluitdeel 1*9·
De onderzoekingen werden met dezelfde groepsleden herhaald, 30 behalve dat in dit geval een demonstratie werd gegeven van de juiste wijze voor het openen van de houder 53 en het naar zijn open stand bewegen van de overkapping 11*.
De resultaten van deze onderzoekingen bij dezelfde groepsleden, zijn weergegeven in tabel II.
790 55 31 28
TABEL II
Met demonstratie
Leeftijden Getoetste Gelukt openen van groeps- Groepsleden 5 leden_
Maanden
Samenstel 10 Overkapping ll*
Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Totaal 1*2 9 11 20 0 0 0 0 0 1*3 11 9 20 0 0 0 0 0 10 1*1+ 10 10 20 0 0 0 0 0 1*5 10 10 20 0 0 0.0 0 k6 10 10 20 0 0 0 0 0 1*7 10 10 20 0 0 0 0 0 1*8 10 10 20 0 0 0 0 0 15 1*9 10 10 20 0 0 0 0 0 50 10 10 20 0 0 1 0 1 51 10 10 20 0 0 0 0 0
Totalen 1Ö0 100 200 0 0 1 0 1
Percentage niet gelukt 100$ 98$ 99-5% 20 · · .
Op grond van de normen van de doelmatigheid van de veilighéid voor kinderen van niet minder dan 85$ zonder demonstratie, en niet minder dan 80$ na demonstratie van de juiste manieren voor het openen van een bijzondere verpakking, zoals vastgesteld in het protocol voor het onderzoeken van een dergelijke bijzondere verpakking, voldoet 25 . ......
' het onderhavige samenstel van de voor kinderen veilige afgeefinrichting 1*7 en het afsluitdeel 1*9, uitgerust met de voor kinderen veilige overkapping 11* en verpakt met de houder 53, gemakkelijk aan de eisen voor Poison Prevention Packaging, voorgeschreven in Part 1700 van Title 16 van de Code of Federal Regulations. De doelmatigheid, gemeten aan het percentage gelukt openen zonder demonstratie (tabel i) en met demonstratie (tabel II) is als volgt : ZONDER DEMONSTRATIE is de doelmatigheid 100$ met betrekking tot zowel het openen als het verkrijgen van toegang tot de inhoud van 790 5 5 31 V * 29 de verpakking door het verwijderen van de sproei-inrichting 1+7 of het naar zijn "uitlaat open” stand verschuiven van de overkapping 1U.
MET DEMONSTRATIE is de doelmatigheid 100$ met betrekking tot het afsluit-deel 1+7 s 99$ met betrekking tot de overkapping 11+ en 99*5$ met betrek-5 king tot de gehele sproei-eenheid.
Dezelfde onderzoekingen van dezelfde bijzondere verpakking als in de tabellen I en II werden gegeven aan groepsleden, bestaande uit 100 volwassenen in de leeftijd tussen 18 en 1+5 jaar, waarvan er J0 vrouwen waren en 30 mannen. Geen demonstratie werd gegeven, waarbij echter aan- * 10 wijzingen en instructies als volgt werden gegeven :
Voor het openen van het afsluitdeel moeten de over elkaar liggende zijden van de kap aan de onderkant van het gegroefde gedeelte met de duim en voorvinger worden samengedrukt en moet de fles rechtsom worden gedraaid.
15 Voor het openen van de sproeilip van de overkapping moet de over kapping in êên vlak liggen met de bovenkant van de sproei-inrichting en moet met de duim of een vinger de lip naar binnen en naar boven worden gedrukt.
De onderzoekers was opgedragen de waardebepalingen van de inrich— 20 tingen streng uit te voeren overeenkomstig het genoemde protocol. Om te helpen verzekeren, dat de onderzoekers zich hielden hieraan, werden zij met tussenpozen gedurende het gehele onderzoekingsprogramma bekeken.
De resultaten voor de groep volwassenen zijn weergegeven in tabel 25 UI·
TABEL III
Groepsleden met goed gevolg zonder demonstratie Getoetste . . . . , groepsleden Overkapping 14 Afsluitgedeelte 14 2o (aantal)
Vrouwen 70 88 63
Mannen 30 . 30 30
Totaal 100 98 93
Percentage gelukt 98,0 93,0 790 5 5 31 • t 30
De twee groepsleden, die niet in staat waren de overkapping 1U te bedienen en te verschuiven naar zijn "uitlaat open" stand, waren in staat de overkapping te bedienen na een demonstratie van de juiste wijze voor het uitvoeren daarvan.
5 Vier van de zeven groepsleden, die niet in staat waren de houder 53 te openen door het verwijderen van de sproei-inrichting Vf, waren na een demonstratie nog steeds niet in staat de houder te openen.
Op grond van de norm van doeltreffendheid voor het gebruik door. volwassenen van niet minder dan 90%, voldoet althans één uitvoerings-10 vorm, zoals hiervoor beschreven, aan de eisen voor Poison Prevention Packaging, gebaseerd op het protocol en de nomen, uiteengezet daarvoor in Part 7700 van Titl 16 van de Code of Federal Regulations.
790 5 5 31
Claims (32)
1. Veiligheidsafsluiting voor een afgeefinrichting, voorzien van een eindgedeelte, waarin een uitlaat is aangebracht, gekenmerkt door een vlakke afdekking voor de uitlaat, welke afdekking kan worden verplaatst vanuit een stand, waarin de uitlaat is gesloten, naar een stand, waarin 5 de uitlaat is geopend, waarbij de afdekking en het eindgedeelte van de afgeefinrichting in schuifaangrijping zijn, door middelen voor het aan het eindgedeelte van de afgeefinrichting bevestigen van de afdekking, door een grendel, dat de afdekking aan de afgeefinrichting kan grendelen voor het voorkomen van een verplaatsing van de afdekking vanuit de 10 stand, waarin de uitlaat is gesloten, naar de stand, waarin de uitlaat is geopend, door middelen voor het ontgrendelen van de grendel, en door met de grendel samenhangende, bedienbare middelen voor het mogelijk maken van het met de hand verplaatsen van de afdekking vanuit de stand, waarin de uitlaat is gesloten, naar de stand, waarin de uitlaat is geopend. ^5 2. Afsluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de grendel wordt ontgrendeld bij bediening van de bedienbare middelen naar de afgeef inrichting toe.
3. Afsluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de grendel wordt ontgrendeld bij bediening van de bedienbare middelen in een richting 20 vanaf de grendelweg. k. Afsluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de bedienbare middelen bestaan uit een trekker, die scharnierbaar is bevestigd aan de afgeefinrichting.
5. Afsluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de afdekking in aangrijping blijft op het eindgedeelte van de afgeefinrichting in zowel de stand, waarin de uitlaat is geopend, als in de stand, waarin de uitlaat is gesloten.
6. Afsluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de schuif-aangrijping tussen de afdekking en het eindgedeelte rechtlijnig is. 3 - 3 7· Afsluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de schuif- aangrijping tussen de afdekking en het eindgedeelte draaiend is. S. Overkapping voor het gekozen sluiten en openen van de uitlaat-opening van een vloeistofafgeefinrichting, voorzien van een neusdraag- /90 5 5 31 bus, waarin de opening is gevormd, met het kenmerk, dat de overkapping is gekoppeld met de neusdraagbus voor een schuifbeweging ten opzichte daarvan tussen eerste of de opening-sluitende stand, en een tweede of de opening-openende stand, welke overkapping een eerstegedeelte 5 bevat, dat kan worden uitgebogen met betrekking tot de neusdraagbus en is voorzien van daaraan gevormd tegenhoudmiddelen, die in een grendelend verband samenwerken met een oppervlak van de neusdraagbus voor het vasthouden van de overkapping tegen een schuifbeweging wanneer de overkapping zich in de eerste stand bevindt, waarbij het uitbuigen 10 van het gedeelte van de overkapping werkzaam is voor het uit grendel- verband met de neusdraagbus losmaken van de tegenhoudmiddelen, waardoor de overkappipg kan worden bewogen naar de tweede stand vanuit de eerste stand.
9. Overkapping volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat daarin een ^ opening is aangebracht in lijn met de doorstroomopening wanneer de over kapping zich in de tweede stand bevindt.
10. Overkapping volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat een tweede uitbuigbaar gedeelte is aangebracht op afstand van het eerste uit- buigbare gedeelte, welk tweede uitbuigbare gedeelte is voorzien van on „ . . een daaraan aangebracht lei-oppervlak nabij de neusdraagbus, welk lei-oppervlak samenwerkt met de neusdraagbus voor het verschaffen van een klempassing bij de aangrijping van de doorstroomopening door de overkapping, wanneer deze wordt bewogen vanuit de tweede stand naar de eerste stand. ^ 11. Overkapping volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat het uit buigbare gedeelte daarvan draaimiddelen bevat, aangebracht bij een tussengedeelte daarvan.
12. Overkapping volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat de koppe- lingsmiddelen een aanslagmiddel bevatten voor het begrenzen van de 30 . schuifbeweging van de overkapping met betrekking tot de neusdraagbus, waardoor de overkapping niet vanaf de neusdraagbus kan worden verwijderd.
13. Overkapping volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat daarin een opening is aangebracht in lijn met de doorstroomopening wanneer 35 ... ... ' de overkapping zich m de tweede stand bevindt, waarbij de overkap- 79055 31 * * 33 ping een tweede uitbuigbaar gedeelte bevat op afstand van het eerste uitbuigbare gedeelte, welk tweede uitbuigbare gedeelte is voorzien van een lei-oppervlak, dat daaraan is aangebracht nabij de neusdraagbus, welk lei-oppervlak samenwerkt met de neusdraagbus voor het verschaffen van een klempassing bij de aangrijping van de doorstroomopening door de overkapping, wanneer deze worden bewogen vanuit de tweede stand naar de eerste stand, waarbij het eerste uitbuigbare gedeelte van de overkapping draaimiddelen bevat, aangebracht bij een tussengedeelte daarvan, en de koppelingsmiddelen een aanslagmiddel bevatten voor het begrenzen van de schuifbewegmg van de overkapping met betrekking tot de naafdraagbus, waardoor de overkapping niet vanaf de neusdraagbus kan worden verwijderd. 1U. Voor kinderen veilige overkapping, voor het naar keuze afsluiten en openen van de doorstroomopening van een sproei-inrichting, met het 15 ... . kenmerk, dat de overkapping nabij de doorstroomopening is gemonteerd aan de spr oei-inr icht ing voor het aangrijpen daarvan bij een schuifbe-weging tussen een eerste stand en een tweede stand,, welke overkapping werkzaam is voor het afsluiten van de doorstroomopening in de eerste stand, en is voorzien van een opening daarin, die samenvalt met en 20 uitmondt naar de doorstroomopening in de tweede stand, verder van een uitbuigbaar gedeelte, en van afzonderlijke, op onderlinge afstand liggende, klemmende en bedienende lippen, waarbij middelen aan de sproei-inrichting samenwerken met de klemlip voor het grendelen van de overkapning tegen een beweging naar de tweede stand wanneer de overkan-25 ping zich in de eerste stand bevindt, welke bedieningslip bij het naar de sproei-inrichting drukken daarvan werkzaam is voor het uitbuigen van het uitbuigbare gedeelte van de overkapping voor het zodoende uitbuigen en losmaken van de klemlip vanuit het grendelverband met de middelen aan de sproei-inrichting, waardoor de overkapning beweegbaar 30 is naar de tweede stand door bediening van de bedieningslip, in die richting.
15· Vloeistofafgeefinrichting, voorzien van een neusdraagbus, waarin een doorstroomopening is aangebracht, gekenmerkt door een overkapping, die is gekoppeld met de neusdraagbus voor een gekozen sluiten en openen 35 van de doorstroomopening, door middelen voor het koppelen van de over- 790 5 5 31 . · I · 3^ tapping met de neusdraagbus voor een de doorstroomopening aangrijpende schuifbeweging tussen een eerste stand, waarin de overkapping de door-stroomopening aangrijpt voor het afsluiten daarvan tegen de stroming van vloeistof daaruit, en een tweede stand, waarin geen enkel gedeelte 5 van de overkapping de doorstroomopening aangrijpt, waarbij een gedeelte van de overkapping zich tot onder de neusdraagbus naar beneden uitstrekt, welk naar beneden zich uitstrekkende gedeelte is voorzien van een eerste, gewoonlijk niet-uitgebogen stand, en een tweede uitgebogen stand, waarbij het naar beneden zich uitstrekkende overkappingsgedeel-10 te is voorzien van een klemlip aan een einde, en êên bedieningslip aan het andere einde, en grendelmiddelen aan de neusdraagbus samenwerken met de klemlip voor het grendelen van de overkapping tegen een schuifbeweging naar de tweede stand, wanneer de overkapping zich in de eerste stand bevindt en het zich naar beneden zich uitstrekkende 15 gedeelte van de overkapping niet is uitgebogen, en een beweging van het naar beneden, zich uit strekkende gedeelte naar de tweede uitgebogen stand door bediening van de bedieningslip, werkzaam is voor het vrij-, maken van de klemlip vanuit grendelverband met. de grendelmiddelen, waardoor de overkapping beweegbaar is naar de tweede stand door bediening 20 van de bedieningslip.
16. Inrichting volgens, conclusie 15 met het kenmerk, dat de richting van het uitbuigen van het naar beneden zich uitstrekkende gedeelte van de overkapping, nodig voor het losmaken van de klemlip, dwars verloopt met betrekking tot de richting van de schuifbeweging van de over-25 kapping met betrekking tot de neusdraagbus.
17· Inrichting volgens conclusie 16 met het kenmerk, dat de richting van het uit buigen van het naar beneden zich uit strekkende gedeelte van de overkapping voor het vrijmaken van de klemlip, plaats vindt naar de neusdraagbus toe.
18. Inrichting volgens conclusie 15 met het kenmerk, dat leimiddelen zijn aangebracht aan de overkapping, welke leimiddelen samenwerken met de neusdraagbus bij een beweging van de overkapping vanuit de tweede stand naar de eerste stand voor het ontwikkelen en door afmetings-klemming vasthouden van een sluitdruk op de doorstroomopening. 35 19· Inrichting volgens conclusie 15 met het kenmerk, dat de koppe- 7905 5 31 lingsmiddelen een lipmiddel omvatten aan de neusdraagbus, welk lipmiddel de overkapping op de neusdraagbus vasthoudt, maar een schuifbeveging toelaat van de overkapping met betrekking tot de neusdraagbus.
20. Inrichting volgens conclusie 15 met het kenmerk, dat een in 5 de overkapping aangebrachte opening in lijn ligt met de doorstroom- opening in de neusdraagbus wanneer de overkapping zich in de tweede stand bevindt.
21. Inrichting volgens conclusie 15 met het kenmerk, dat een uitsparing is aangebracht in de neusdraagbus, waarbij tegenhoudmiddelen aan 10 de overkapping samenwerken met deze uitsparing voor het verschaffen van een aanslag bij een beweging 'van de overkapping naar de tweede stand, en dienen voor het in deze tweede stand houden van de overkapping.
22. Vloeistofafgeefinrichting, voorzien van een neusdraagbus, waar- 15 in een uit laat opening is aangebracht, en van een voor kinderen veilige overkapping voor het gekozen sluiten en openen van deze uitlaatopening, gekenmerkt door middelen voor het aan de neusdraagbus koppelen van de overkapping voor een schuifbeveging tussen een eerste stand, -waarin de overkapping werkzaam is voor het sluiten van de uitlaatopening, 20 en een tweede stand, waarin de uitlaatopening open is, waarbij een ge deelte van de overkapping, wanneer deze zich in de eerste stand bevindt, beweegbaar is tussen een gewoonlijk niet-uitgebogen stand en een uitgebogen stand, welk overkappingsgedeelte is voorzien van .tegenhoudmiddelen, die samenwerken met een oppervlak van de neusdraagbus voor 25 het grendelen van de overkapping tegen een beweging naar de tweede stand, wanneer de overkapping zich in de eerste stand en in zijn niet-uitgebogen toestand bevindt, waarbij een beweging van de overkapping naar de uitgebogen toestand werkzaam is voor het vrijmaken van de tegenhoudmiddelen uit grendelverband met de neusdraagbus, waardoor de over-30 kapping beweegbaar is naar de tweede stand.
23· Sproei-inrichting, voorzien van een neusdraagbus, voorzien van een uitlaatopening daarin, gekenmerkt door een overkapping, gemonteerd aan de neusdraagbus bij de uitlaatopening, en uitgevoerd voor een schuifbeveging tussen een eerste stand en een tweede stand, waarbij 35 de overkapping in de eerste stand de uitlaatopening kan sluiten, en 790 55 31 * * daarin is voorzien van een opening, die samenvalt met de uitlaatope-ning in de tweede stand, waarbij de overkapping èen daarin gevormd scharnierbaar deel heeft, dat is voorzien van afzonderlijke en op onderlinge afstand liggende klem- en bedieningslippen, door middelen aan 5 de draagnaafbus, samenwerkende met de klemlip voor het grendelen van de overkapping in de eerste stand tegen een schuifbeweging naar de tweede stand, welke bedieningslip bij bediening door een van de schuifbeweging van de overkapping gescheiden en afzonderlijke beweging werkzaam is voor het uitbuigen en zodoende vrijmaken van de klemlip vanuit 10 grendelverband met de samenwerkende middelen aan de neusdraagbus, waardoor de overkapping kan worden bewogen naar de tweede stand door een verdere bediening van de bedienbare lip in die richting. 2b. Veiligheidsafsluiting voor een afgeefinrichting, gebruikt op een houder, welke afgeefinrichting is voorzien van een eindgedeelte, waar-15 in een uitlaat is aangebracht, gekenmerkt door een vlakke afdekking voor de uitlaat, welke afdekking kan worden verplaatst vanuit een stand, waarin de uitlaat is gesloten, naar een stand, waarin de uitlaat is geopend, waarbij de afdekking en het eindgedeelte van de afgeefinrichting in schuifaangrijping zijn, door middelen voor het bevestigen van de ' 20 afdekking aan het eindgedeelte van de af geef inrichting, door een grendel, die de afdekking kan grendelen aan de afgeefinrichting voor het voorkomen van een verplaatsing van de afdekking vanuit de stand, waarin de uitlaat is gesloten, naar de stand, waarin de uitlaat is geopend, door middelen voor het ontgrendelen van de grendel, door met de grendel 25 samenhangende bedienbare middelen voor het mogelijk maken van het met de hand verplaatsen van de afdekking vanuit de stand, waarin de uitlaat .is gesloten, naar de stand, waarin de uitlaat is geopend, en veiligheidsaf sluitmiddelen, verbonden met de afgeefinrichting voor het verwijderbaar monteren daarvan aan de houder, welke middelen een middel 30 bevatten voor het afsluiten van de houder.
15· Afsluiting volgens conclusie 2h met het kenmerk, dat de veiligheidsaf sluitmiddelen bestaan uit een afsluitdeel, voorzien van een kapgedeelte en een veerkrachtig mantelgedeelte, welk kapgedeelte afsluitend de houder kan aangrijpen wanneer de afgeefinrichting daarop is 35 gemonteerd, welk mantelgedeelte het kapgedeelte omringt, waarbij door 790 5 5 31 het mant elgedeelt e gedragen veiligheidsvasthoudmiddelen de houder aangrijpen voor het in het voor kinderen veilige verhand vasthouden van de af geef inrichting wanneer de houder is gesloten door de af sluitmiddelen, en het van de houder losmaken daarvan wanneer de mantel veerkrachtig 5 onder spanning is geplaatst.
6. Afsluiting volgens conclusie 2b met het kenmerk, dat de af sluit middelen zijn verbonden met de af geefinrichting door een inneemsteel.
27. Veiligheidsafgeefinrichting, voorzien van een eindgedeelte, waarin een uitlaat is aangebracht, en van een veiligheidsei sluiting, die aan- 10 grijpt op het eindgedeelte van de uitlaat, welke af geef inrichting kan worden bevestigd aan een houder voor het uitstoten van materiaal daaruit, gekenmerkt door af sluitmiddelen, die een middel bevatten voor het verwijderbaar verbinden van de af geef inrichting met de houder, en door veiligheidsmiddelen, die werkzaam samenhangen, met de afsluit-15 middelen en de houder kunnen aangrijpen volgens een voor kinderen veilig verband wanneer het samenstel is bevestigd aan de houder.
28. Inrichting volgens conclusie 27 met het kenmerk, dat de veiligheidsei sluiting, aangrijpende op het eindgedeelte, een voor kinderen veilige afdekking is, die kan worden bewogen over het eindgedeelte voor 20 het openen en sluiten van de uitlaat, waarbij bevestigingsmiddelen wor den gedragen door de afgeefinrichting voor het aangrijpen van de afdekking over het eindgedeelte van de afgeefinrichting wanneer de afdekking daarover wordt bewogen.
29. Inrichting volgens conclusie 28 met het kenmerk, dat de afdekking 25 een overkapping is, waarbij de bevestigingsmiddelen, die de overkapping aangrijpen, zijn gevormd aan een draagbus in het eindgedeelte van de afgeefinrichting.
30. Inrichting volgens conclusie 29 met het kenmerk, dat de overkapping rechtlijnig verschuifbaar aangrijpt op de draagbus bij het ope- 30 nen en sluiten van de uitlaat.
31. Inrichting volgens conclusie 29 met het kenmerk, dat de overkapping door draaien verschuifbaar aangrijpt bij het openen en sluiten van de uitlaat.
32. Yoor kinderen veilige, met de hand bedienbare sproei-inrichting, 35 die kan worden gemonteerd aan een fluidumhouder, gekenmerkt door afgeef- 790 5 5 * * middelen, voorzien van een eindgedeelte, -waarin een uitlaat is aangebracht en die een pomp bevatten voor bet uitstoten van de houder-inboud, door een veiligheidsafsluiting voor de uitlaat, -welke afsluiting is verbonden met bet eindgedeelte van de afgeefmiddelen en daarop 5 verplaatsbaar is vanuit een stand voor bet sluiten van de uit laat naar althans een andere stand voor het openen van de uitlaat, door veilig-heidsafsluitmiddelen, verbonden met de afgeefmiddelen voor het aangrijpen van de houder, welke middelen een kapmiddel bevatten voor bet volgens een de inrichting vasthoudend en de houder afsluitend verband doen aan-10 grijpen van de af sluitmiddelen op de houder, en een grendelmiddel, dat samenhangt met de afsluitmiddelen en de houder volgens een voor kinderen veilig verband kan grendelen en deze kan ontgrendelen wanneer een voor-afbepaalde spanning, gericht tegen een gedeelte van de afsluitmiddelen, dit gedeelte vervormt en het loskoppelen mogelijk maakt van de afsluit-15 middelen, en bet verwijderen van de inrichting vanaf de houder.
33. Inrichting volgens conclusie 32 met het kenmerk, dat het vervormbare gedeelte van de afsluitmiddelen een veerkrachtige, volgens de omtrek zich uitstrekkende mantel is. 3^. Inrichting volgens conclusie 33 met het kenmerk, dat het bin-20 nenoppervlak van de mantel de grendelmiddelen draagt.
35· Inrichting volgens conclusie 32 met het kenmerk, dat de veiligheidsafsluiting een voor kinderen veilige overkapping is, die beweegbaar aangrijpt op het eindgedeelte van de afgeefmiddelen.
36. Inrichting volgens conclusie 35 met het kenmerk, dat de overkapping 25 een verschuivend, beweegbare aangrijping heeft.
37· Inrichting volgens conclusie 3β met het kenmerk, dat de schuif-beweging van de overkapping rechtlijnig is.
38. Inrichting volgens conclusie 36 met het kenmerk, dat de schuif-beweging van de overkapping een draaiende is. 30 39· Afgeefinrichting, voorzien van een veiligheidsafsluiting, welke inrichting kan worden gemonteerd aan een open houder voor het daaruit af geven van de materiaalinhoud., gekenmerkt door pompmiddelen voor het onttrekken van het materiaal aan de houder en het uitstoten daarvan, waarbij een afsluitdeel met de pompmiddelen is verbonden en is voor-35 zien van een middel voor het monteren van de afgeefinrichting en de 79055 31 t veiligheidsafsluiting aan de houder, en van een kapgedeèlte voor het afsluiten van de houder, en door veiligheidsvasthoudmiddelen aan dit deel, welke middelen de houder hunnen aangrijpen en daarmede een voor kinderen veilige verpakking kunnen vormen wanneer de afgeefinrichting 5 en de veiligheidsafsluiting daaraan zijn gemonteerd. Uo. Inrichting volgens conclusie 39 met het kenmerk, dat de afgeefinrichting een eindgedeelte heeft, verder een in het eindgedeelte aanwezige neusdraagbus, voorzien van een uit laat, hedieningsmiddelen aan de afgeefinrichting, welke middelen een met de hand hedienhare trekker 20 bevatten voor het bedienen van de pompmiddelen en het pompen van de materiaalinhoud uit de houder naar de uitlaat in de neusdraagbus, en voor kinderen veilige middelen aan de veiligheidsafsluiting voor het gekozen sluiten en openen van de uitlaat, welke middelen zijn gekoppeld met de neusdraagbus en daarop verschuifbaar kunnen worden bewogen van-^5 -uit een stand, waarin de uitlaat is gesloten, naar een stand, waarin de uitlaat is geopend, welke middelen een eerste gedeelte omvatten, dat kan worden uitgebogen met betrekking tot de neusdraagbus, en daaraan gevormde tegenhoudmiddelen heeft, die samenwerken volgens een gren-delverband met een oppervlak van de neusdraagbus voor het vasthouden van 20 de voor kinderen veilige middelen tegen een schuifbeweging in de stand, waarin de uitlaat is gesloten, waarbij het uitbuLgenvan het eerste gedeelte werkzaam is voor het vrijmaken van de tegenhoudmiddelen vanuit het grendelverband met de neusdraagbus, waardoor de voor kinderen veilige middelen beweegbaar zijn naar de stand, waarin de uitlaat is 25 geopend. Ui. Inrichting volgens conclusie 39 met het kenmerk, dat de veiligheidsvasthoudmiddelen een veerkrachtige, volgens de crntrek zich uitstrekkende mantel omvatten, verbonden met het kapgedeelte, waarbij het binnenoppervlak van de mantel op onderlinge afstand is voorzien van 30 althans een ribbe, die radiaal naar binnen vandaar uitsteekt en de houder kan aangrijpen voor het vormen van de voor kinderen veilige verpakking wanneer de afgeefinrichting en de veiligheidsafsluiting daaraan zijn gemonteerd, en afgesloten door het kapgedeelte. k2. Inrichting volgens conclusie met het kenmerk, dat de voor *3^ · · · kinderen veilige middelen bestaan uit een overkapping, voorzien van een 790 5 5 31 · * »1 4o opening in lijn met de uitlaat wanneer de overkapping zich in de stand "bevindt, waarin de uitlaat is geopend.
43. Voor kinderen veilige sproei-inrichting, voorzien van een, een uitlaat "bevattende neusdraagbus in een einde, gekenmerkt door een voor ^ kinderen veilige overkapping, die aan de neusdraagbus bij de uitlaat is gemonteerd en daarop een schuifbeweging kan uitvoeren tussen een eerste stand voor het openen van de uitlaat, en een tweede stand voor het sluiten van de uitlaat, welke overkapping is voorzien van een opening in een samenvallend, de fluiflumstroming niet-belemmerend verband ^ met de uitlaat wanneer de overkapping zich in de tweede stand bevindt, en een uit êén stuk daarmede gevormd scharnierbaar deel bevat, dat is voorzien van afzonderlijke en op onderlinge afstand liggende kiemen bedieningslippen, waarbij middelen aan de neusdraagbus samenwerken met de klemlip voor het grendelen van de overkapping in de eerste stand, ^ welke bedieningslip bij bediening, door een van de schuifbeweging van de overkapping gescheiden en afzonderlijke beweging, werkzaam is voor het uitbuigen en zodoende vrijmaken van de klemlip vanuit het grendel-verband met de samenwerkende middelen van de neusdraagbus, waardoor de overkapping kan worden bewogen naar de tweede stand door een verdere 20 . ..... bediening van de bedienbare lip in die richting, en door voor kinderen veilige afsluitmiddelen aan de sproei-inrichting voor het monteren daarvan aan een houder, en het afsluiten van de houder.
44. Veiligheidsverpakking voor het opnemen van materiaal bij het verzenden daarvan in een houder, gekenmerkt door voor kinderen veilige, 25 een uitlaat bevattende afgeefmiddelen voor het uit de houder lossen van het materiaal, en door voor kinderen veilige af sluitmiddelen, verbonden met de afgeefmiddelen en voorzien van een middel voor het monteren van de afgeefhiiddelen aan en het afsluiten van de houder voor het vormen van de verpakking. ^ 45. Verpakking volgens conclusie 44, met het kenmerk, dat het middel voor het monteren van de afgeefmiddelen, een kapmiddel bevat voor het afsluiten van de houder.
46. Verpakking volgens conclusie 45 met het kenmerk, dat de afgeefmiddelen een beweegbare afdekking bevatten voor het openen en slui-35 ^ ten van de uitlaat, verder bevestigingsmiddelen voor het vasthouden 790 5 5 31 in van de afdekking, velke middelen 'bijbehorende grendelmiddelen bevatten, die werkzaam zijn voor het grendelen van de afdekking aan de afgeef-middelen in een voor kinderen veilig verband wanneer de afdekking de uitlaat afsluit. 5 bj. Verpakking volgens conclusie b6 met het kenmerk, dat de afdekking een verplaatsbare overkapping is, waarbij de bevestigingsmiddelen worden gedragen door een draagbus in een einde van. de afgeefmiddelen. bQ. Verpakking volgens conclusie bh met het kenmerk, dat de afgeefmiddelen bestaan uit een trekkersproei-inrichting, voorzien van een af-10 geef einde, van een daarin zich bevindende draagbus, waarbij de uit laat zich in deze draagbus bevindt, van een voor kinderen veilige overkapping, die aan de draagbus is aangebraeht volgens een beweegbaar verband over de uit laat en kan worden verplaatst vanuit een stand, waarin de uitlaat is gesloten, naar althans een andere stand, waarin de uitlaat 15 is geopend, welke overkapping aan de draagbus in schuifaangrijping daar mede is, van middelen voor het bevestigen van de overkapping aan de draagbus, van grendelmiddelen voor het aan de draagbus grendelen van de overkapping in de stand daarvan, waarin de uitlaat is gesloten, van middelen voor het ontgrendelen van de grendelmiddelen, en van met 20 de grendelmiddelen samenhangende bedienbare middelen voor het verplaat sen van de overkapping vanuit de stand, waarin de uitlaat is gesloten, naar de- andere stand. b9. Verpakking volgens conclusie Uk met het kenmerk, dat de voor kinderen veilige af sluitmiddelen een kap omvatten voor het afsluiten van 25 de houder, verder een veerkrachtige mantel, die is verbonden met de kap en concentrisch op afstand daarvan ligt, welke mantel is voorzien van een binnenoppervlak, en van naar binnen uitstekende rihmiddelen daarop, welke middelen grendelbaar de houder kunnen aangrijpen wanneer de afgeefinrichting daaraan is gemonteerd. 790 5 5 31
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US822279 | 1979-01-31 | ||
US06/008,222 US4346821A (en) | 1978-03-16 | 1979-01-31 | Child-resistant closures for container mounted spray dispensers |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL7905531A true NL7905531A (nl) | 1980-08-04 |
Family
ID=21730433
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL7905531A NL7905531A (nl) | 1979-01-31 | 1979-07-16 | Voor kinderen veilige afsluiting voor aan een houder gemonteerde, een versproeiing afgevende inrichtingen. |
Country Status (16)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4346821A (nl) |
JP (1) | JPS55102454A (nl) |
KR (1) | KR830001101A (nl) |
AU (1) | AU4853379A (nl) |
BE (1) | BE880168A (nl) |
BR (1) | BR7905398A (nl) |
CA (1) | CA1130764A (nl) |
DE (1) | DE2948862A1 (nl) |
DK (1) | DK424979A (nl) |
FR (1) | FR2447870A1 (nl) |
GB (1) | GB2041339A (nl) |
IT (1) | IT1118121B (nl) |
NL (1) | NL7905531A (nl) |
NO (1) | NO792374L (nl) |
NZ (1) | NZ191257A (nl) |
ZA (1) | ZA793156B (nl) |
Families Citing this family (39)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4516695A (en) * | 1981-02-09 | 1985-05-14 | The Afa Corporation | Child-resistant liquid dispenser sprayer or like apparatus |
US4441633A (en) * | 1981-10-26 | 1984-04-10 | Bennett Robert A | Child resistant trigger pump |
JPS5888356A (ja) * | 1981-11-19 | 1983-05-26 | Sumitomo Chem Co Ltd | トリイソプロピルベンゼントリヒドロペルオキシド類の製造法 |
FR2528328B1 (fr) * | 1982-06-11 | 1985-11-22 | Valve Precision Sarl | Dispositif de pulverisation pour liquides |
DE3544985A1 (de) * | 1985-12-19 | 1987-06-25 | Pfeiffer Erich Gmbh & Co Kg | Austragvorrichtung fuer fliessfaehige medien |
US4955511A (en) * | 1988-09-23 | 1990-09-11 | Blake William S | Trigger actuated pump and method of making same |
US4946074A (en) * | 1989-06-15 | 1990-08-07 | Calmar, Inc. | Tamper evident manually actuated pump sprayer |
US5050779A (en) * | 1990-07-13 | 1991-09-24 | Calmar Inc. | Dispenser having child-resistant nozzle assembly |
US5088628A (en) * | 1990-07-13 | 1992-02-18 | Calmar Inc. | Dispenser having child-resistant nozzle assembly |
US5161716A (en) * | 1990-07-13 | 1992-11-10 | Calmar Inc. | Dispenser having child-resistant nozzle assembly |
IL104783A0 (en) * | 1992-02-24 | 1993-06-10 | Afa Products Inc | Child resistant sprayer nozzle assembly |
US5228600A (en) * | 1992-02-24 | 1993-07-20 | Afa Products Inc. | Child resistant nozzle for trigger sprayer |
US5238152A (en) * | 1992-02-24 | 1993-08-24 | Afa Products Inc. | Quick-locking child resistant bottle cap assembly |
JP2857032B2 (ja) * | 1993-08-06 | 1999-02-10 | 哲也 多田 | 手動式トリガ−タイプディスペンサ−およびそのノズル |
US5360127A (en) * | 1994-02-17 | 1994-11-01 | Calmar Inc. | Non-removable container closure |
US5590834A (en) * | 1994-07-22 | 1997-01-07 | Contico International, Inc. | One-piece trigger sprayer housing |
US6550694B1 (en) | 1994-12-05 | 2003-04-22 | Continental Sprayers International, Inc. | Dual component trigger sprayer which mixes components in discharge passage |
US5649646A (en) * | 1995-06-02 | 1997-07-22 | Contico International, Inc. | Child resistant nozzle |
US5657907A (en) * | 1995-11-13 | 1997-08-19 | Calmar Inc. | Orifice cover slide for trigger sprayer |
US5687880A (en) * | 1996-04-24 | 1997-11-18 | Afa Products, Inc. | Child lock nozzle cap assembly |
EP0810036A3 (de) * | 1996-05-30 | 2000-12-27 | SHB Warenhandels- und Beteiligungs GmbH | Verschlusskappe mit integrierter Spenderpumpe |
US5848733A (en) * | 1996-11-12 | 1998-12-15 | Continental Sprayers International, Inc. | Manually operated pump dispenser having child-resistant nozzle |
US5823395A (en) * | 1997-04-24 | 1998-10-20 | Continental Sprayers International, Inc. | Child-resistant pump dispenser |
US6244469B1 (en) | 1998-01-14 | 2001-06-12 | Michael G. Knickerbocker | Child resistant trigger for dispenser |
US6286723B1 (en) | 2000-03-06 | 2001-09-11 | Saint-Gobain Calmar Inc. | Self-resetting child-resistant trigger sprayer |
US6196423B1 (en) | 2000-04-25 | 2001-03-06 | Innopak, Inc. | Child resistant overcap with safety collar and containing a child resistant slip collar for screw-on pump sprayers |
US6286728B1 (en) * | 2001-01-05 | 2001-09-11 | Saint-Gobain Calmar Inc. | Shroud cover for trigger sprayer |
US7036689B1 (en) * | 2002-04-22 | 2006-05-02 | Continental Afa Dispensing Company | Child-resistant trigger sprayer |
US6845922B2 (en) * | 2003-06-10 | 2005-01-25 | Continental Afa Dispensing Company | Child resistant indexing nozzle for a trigger sprayer |
US7032777B2 (en) * | 2003-10-16 | 2006-04-25 | Saint-Gobain Calmar, Inc. | Child-resistant trigger sprayer |
US7303150B2 (en) * | 2005-11-22 | 2007-12-04 | Meadwestvaco Corporation | Foam and spray nozzles having a hinged door and a trigger dispenser incorporating same |
US20070119982A1 (en) * | 2005-11-29 | 2007-05-31 | Hildebrand George R | Foam nozzles having a locked screen door and a trigger dispenser incorporating same |
EP1844862A1 (en) * | 2006-04-14 | 2007-10-17 | Monsanto Europe S.A. | Safety arrangement for fluid dispenser |
ATE524390T1 (de) | 2008-11-25 | 2011-09-15 | Guala Dispensing Spa | Verschluss-system zwischen einer spritzvorrichtung und einem behälter |
FR2940251A1 (fr) * | 2008-12-22 | 2010-06-25 | Rexam Dispensing Sys | Dispositif de fixation d'une pompe de distribution sur un flacon contenant un produit |
US20100320237A1 (en) * | 2009-06-17 | 2010-12-23 | Accredit Innovations Limited | Fluid dispensing apparatus with lockable actuator |
FR2957903B1 (fr) * | 2010-03-25 | 2014-01-24 | Valois Sas | Distributeur de produit fluide. |
GB2528649A (en) * | 2014-07-14 | 2016-02-03 | Rieke Packaging Systems Ltd | Pump dispensers |
WO2024097502A1 (en) * | 2022-11-03 | 2024-05-10 | The Clorox Company | Apparatus for use with multiple coupleable accessories |
Family Cites Families (16)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2971680A (en) * | 1957-05-27 | 1961-02-14 | Woodrow S Wilson | Dispensing caps |
US3104039A (en) * | 1960-04-12 | 1963-09-17 | Continental Can Co | Plastic captive seal closure and spout |
US3830391A (en) * | 1970-03-04 | 1974-08-20 | G Uhlig | Safety closure container |
US3650473A (en) * | 1970-03-13 | 1972-03-21 | Afa Corp | Liquid dispensing apparatus |
US3655099A (en) * | 1970-07-27 | 1972-04-11 | Polytop Corp | Rotatable spout closures with latch structures |
US3759426A (en) * | 1972-09-08 | 1973-09-18 | N Kane | Manually-operated liquid dispenser |
US3786964A (en) * | 1972-09-15 | 1974-01-22 | Eyelet Specialty Co | Safety mechanism for a liquid-dispensing container |
US3830392A (en) * | 1972-10-02 | 1974-08-20 | G Kessler | Plastic self-reclosing safety cap with elastic spring |
JPS49121213A (nl) * | 1973-03-26 | 1974-11-20 | ||
JPS5222448B2 (nl) * | 1974-02-12 | 1977-06-17 | ||
US3973700A (en) * | 1975-09-29 | 1976-08-10 | Schmidt Edward C | Bellows pump with extension having integral valves |
NZ182980A (en) * | 1976-02-09 | 1979-12-11 | Afa Corp | Liquid spryhand-pump with openable vent for liquid reservoir |
JPS535417A (en) * | 1976-07-05 | 1978-01-19 | Tetsuya Tada | Sprayers |
US4117945A (en) * | 1977-06-29 | 1978-10-03 | Owens-Illinois, Inc. | Child-resistant safety closure |
US4144983A (en) * | 1977-12-16 | 1979-03-20 | Lewis, Pauls And Associates, Ltd. | Child-resistant closure |
NZ189768A (en) * | 1978-03-16 | 1983-06-17 | Afa Corp | Child resistant cap for sprayer push and slide action |
-
1979
- 1979-01-31 US US06/008,222 patent/US4346821A/en not_active Expired - Lifetime
- 1979-06-25 ZA ZA793156A patent/ZA793156B/xx unknown
- 1979-06-29 AU AU48533/79A patent/AU4853379A/en not_active Abandoned
- 1979-07-11 CA CA000331628A patent/CA1130764A/en not_active Expired
- 1979-07-16 NL NL7905531A patent/NL7905531A/nl not_active Application Discontinuation
- 1979-07-17 NO NO792374A patent/NO792374L/no unknown
- 1979-07-20 JP JP9250279A patent/JPS55102454A/ja active Pending
- 1979-07-27 IT IT49882/79A patent/IT1118121B/it active
- 1979-08-09 NZ NZ191257A patent/NZ191257A/xx unknown
- 1979-08-22 BR BR7905398A patent/BR7905398A/pt unknown
- 1979-08-22 FR FR7921170A patent/FR2447870A1/fr active Pending
- 1979-08-25 KR KR1019790002910A patent/KR830001101A/ko unknown
- 1979-10-09 DK DK424979A patent/DK424979A/da not_active Application Discontinuation
- 1979-11-20 BE BE0/198213A patent/BE880168A/fr unknown
- 1979-12-05 DE DE19792948862 patent/DE2948862A1/de not_active Ceased
-
1980
- 1980-01-29 GB GB8002956A patent/GB2041339A/en not_active Withdrawn
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
FR2447870A1 (fr) | 1980-08-29 |
NO792374L (no) | 1980-08-01 |
DK424979A (da) | 1980-08-01 |
CA1130764A (en) | 1982-08-31 |
BE880168A (fr) | 1980-03-17 |
US4346821A (en) | 1982-08-31 |
IT7949882A0 (it) | 1979-07-27 |
AU4853379A (en) | 1980-08-07 |
BR7905398A (pt) | 1980-10-14 |
JPS55102454A (en) | 1980-08-05 |
IT1118121B (it) | 1986-02-24 |
NZ191257A (en) | 1983-06-14 |
KR830001101A (ko) | 1983-04-29 |
DE2948862A1 (de) | 1980-08-07 |
ZA793156B (en) | 1980-06-25 |
GB2041339A (en) | 1980-09-10 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL7905531A (nl) | Voor kinderen veilige afsluiting voor aan een houder gemonteerde, een versproeiing afgevende inrichtingen. | |
AU2009251854B2 (en) | Closure with lid and slidable latch system | |
US5060701A (en) | Closed granular chemical handling system | |
US8267274B2 (en) | Closure having a drip minimizing lid | |
US6739481B2 (en) | Spray dispensing device with nozzle closure | |
US6866164B2 (en) | Child resistant dispenser | |
EP1922260B1 (en) | Closure | |
CZ26499U1 (cs) | Uzávěr pro obrácený zásobník | |
EP3849916B1 (en) | Closure for a container | |
AU2004213363B2 (en) | Toggle-action closure | |
US5341960A (en) | Toggle-action dispensing closure with capture structure for severable actuation-prevention abutment | |
CN109890721B (zh) | 分配封闭件 | |
MXPA05006275A (es) | Tapa distribuidora superior con disco trabable. | |
CN111108047A (zh) | 用于容器的封闭件 | |
US20050035154A1 (en) | Childproof attachment for a dispenser | |
EP0701523B1 (en) | Clog-resistant toggle disk closure | |
WO2015069257A1 (en) | Closure with hinged lid | |
CA2013969C (en) | Liquid dispensing means | |
US20200140152A1 (en) | Closure for a container | |
AU2008237613B2 (en) | Liner piercing twist closure | |
FR3023733A1 (fr) | Tete d'actionnement et de distribution d'un produit, dispositif et procede associes | |
US11858699B2 (en) | Dispensing closure for a container | |
GB2023556A (en) | Child-Resistant Dispenser and Closure | |
JP7005114B2 (ja) | エアゾール容器用吐出具 | |
JPH08273Y2 (ja) | 流動物注出容器 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BV | The patent application has lapsed |