NL7903267A

NL7903267A - Bevestigingselement met een ankerbout en een spreidwig.

Info

Publication number: NL7903267A
Application number: NL7903267A
Authority: NL
Original assignee: Hilti Ag
Priority date: 1978-07-03
Filing date: 1979-04-25
Publication date: 1980-01-07
Also published as: NO147122B; DK151588C; ES244190U; IT7921915A0; BE877333A; MX145612A; DK151588B; IT1112310B; NO147122C; NL184378B; DE2829158A1; US4275637A; FI791229A; GB2024976A; CA1109704A; JPS5514392A; DE2829158C2; AU4748679A; FR2430536B1; IE48361B1

Description

, * _ - -- 4 ft TO 7568 HILTI AEEIEITGESELLSCÏÏAET, Uitvinders: Annin Herb

Schaan, Dr. Gusztav Lang

Liechtenstein.

Bevestigingselement met een ankerbout en een spreidwig.

De uitvinding betreft een bevestigingselement met ankerbout en spreidwig, waarbij die ankerbout in het achterste bereik r is voorzien van een als flens uitgevoerd aangrijpdeel voor het opnemen van de last en van een naar het voorste bereik van de 5 ankerbout tot de omtrekscontour naderend wigvlak, waarlangs de spreidwig voor het spreiden van het element verplaatsbaar is en waarbij de ankerbout' en de spreidwig elkaar, in de ongespreide toestand, tot een cirkelrond dwarsprofiel aanvullen.

Bevestigingselementen van deze soort worden speciaal ge-10 bruikt voor het ophangen van tussenplafonds, bekledingen, stei gers, stellages, buizen, leidingen en dergelijke. Er zijn reeds diverse uitvoeringsvormen bekend. Aangezien al deze elementen in grote aantallen worden toegepast moet hieraan speciaal de eis worden gesteld, dat zij voordelig te vervaardigen zijn en binnen 15 de kortst mogelijke tijd en zonder moeilijkheden, wat betreft toe te passen werktuigen en gereedschappen, aangebracht kunnen / worden. Uit veiligheidsoverwegingen wordt van dergelijke elementen voorts een bepaald naspreid-gedrag onder belasting geëist.

De voor bovenvermeld doel gebruikte elementen zijn meestal 20 gebaseerd op het wig-spreidbeginsel. Daarbij is het éne deel van het element meestal als ankerbout uitgevoerd, die bestemd is om de op te hangen last te dragen. Langs een aan die ankerbout aangebracht wigvlak kan bij de bekende elementen een, gewoonlijk wigvormig, spreidelement worden verplaatst. Deze bekende beves-25 tigingselementen zijn meestal zodanig opgebouwd, dat na het tot stand brengen van een zekere vóórspreiding tenminste het element in de opneemboring, b.v. van een plafond, vastzit, en dat onder verdere krachtaangrijping op de ankerbout door de op te hangen last een naspreiding plaats vindt.

7903267 r* *· 2

Zo is aan de ankerbout van een bekend element een drukveer aangebracht, welke door middel van een grendeldeel kan worden gespannen. Dit bekende element is voorts van een, ten opzichte van de ankerbout verplaatsbare spreidwig voorzien, die zodanig 5 is aangebracht, dat na het losmaken van het grendeldeel de druk veer bij zijn ontspanning de spreidwig verplaatst en daardoor zorgt voor de vóórspreiding, wanneer het element in de opneembo-ring van een plafond of dergelijke is ingebracht. Het element heeft, ten opzichte van verderebekende uitvoeringen, het voor-10 deel, dat voldoende vóórspreiding wordt bereikt. Aanzienlijke nadelen kunnen echter niet worden vermeden. Zo is enerzijds de opbouw van het element zo kostbaar en omslachtig, dat economisch gebruik, speciaal bij toepassing in grote series, zeer dubieus is. Bovendien bestaat het gevaar, dat het grendelelement, vóór 15 het inbrengen van het element in de opneemboring kan losraken, zodat de spreidwig ten opzichte van de ankerbout te vroeg in de met de vóórspreiding overeenkomende stand komt. Dit kan voor de bedieningspersoon aanzienlijk gevaar voor letsel opleveren. Bovendien kan het naspannen, bij het opnieuw in de juiste stand 20 brengen van het grendelelement, niet worden uitgevoerd zonder bijzondere vakkennis en gebruikmaking van extra gereedschap.

Een verder, op eenvoudige wijze opgebouwd, bekend bevesti-gittgselement bestaat eveneens uit een ankerbout en een spreidwig, die elkaar in ongespreide toestand tot een cirkelrond 25 dwarsprofiel aanvullen. Voor de aangrijping van de last bevat de ankerbout een schroefdraad met opgeschroefde, zeshoekige moer. Terwijl dit element ten opzichte van het eerdergenoemde, door middel van veerkracht voorgespannen element qua ophouw bepaalde voordelen biedt, is het niet eenvoudig, de spreidwig met het oog 30 op de vóórspreiding ten opzichte van de ankerbout te verplaatsen, aangezien aan de achterzijde de ankerbout tot voorbij de spreidwig reikt en, in hartlijnrichting gezien, de spreidwig door de projectie van de, voor het opnemen van de last bestemde, zeshoekige moer bedekt wordt. Om die reden is dit element voor zuivere 35 ophangdoeleinden zeer ongeschikt en vindt eerder toepassing, 7903267 Λ 3 wanneer een tussen de zeshoekige moer en de achterste kopzijde van de spreidwig te spannen wig beschikbaar is, zodat met het aanhalen van de moer voldoende vóórspreiding kan worden bereikt.

Boel van de uitvinding is nu een, speciaal voor ophangdoel-5 einden geschikt, bevestigingselement dat voordelig te vervaardi gen is en zonder gebruikmaking van speciaal gereedschap kan worden aangebracht en bovendien voldoende vóórspreiding en nasprei-ding waarborgt,

Volgens de uitvinding wordt dit .doel bereikt, doordat het 10 als flens uitgevoerde aangrijpdeel van de ankerbout is voorzien van een voor de geleiding van de spreidwig dienst doende uitsparing, terwijl de spreidwig zich tot voorbij de achterste kopzij-de van de flens uitstrekt, wanneer ankerbout en spreidwig elkaar, in ongespreide toestand, tot een cirkelrond dwarsprofiel 15 aanvullen.

Set volgens de uitvinding voorgestelde bevestigingselement onderscheidt zich in het bijzonder door uiterst eenvoudige opbouw. Bovendien is het aanbrengen bijzonder eenvoudig doordat er mee kan worden volstaan het gehele, uit ankerbout en spreidwig 20 bestaande, element zó ver in de opneemboring in te zetten, tot de flens van de ankerbout tegen het oppervlak, b.v, van een plafond, aan staat. Boor middel van hamerslagen of dergelijke wordt de spreidwig dan ingedreven, dat wil zeggen ten opzichte van de ankerbout zó ver verplaatst, tot het achterste kopvlak van de 25 spreidwig strookt met het achterste kopvlak van de flens. Be strokende stand van de beide delen is derhalve een indicatie, dat het element voldoende vóórgespreid is. Op grond van de elkaar, in ongespreide toestand, tot een cirkelrond dwarsprofiel aanvullende delen, kunnen opneemboring en elementen zodanig op 30 elkaar afgestemd zijn, dat reeds door de vóórspreiding een hoge mate van verankeringssterkte bereikt wordt. Het is mogelijk, de speling tussen het element en de wand van de opneemboring uiterst gering te houden, zodat er ook in gespreide toestand een zo groot mogelijk contactvlak is tussen de wand van de opneembo-35 ring en het element.

7903267 4

De op de flens aangrijpende last van de ankerbout leidt tot een naspreiding. Hiertoe is het enerzijds mogelijk, aan de flens rechtstreeks haken, ogen en dergelijke aan te brengen, öf er kunnen tussen flens en plafond opneemdelen in de vorm van draag-5 hoekstukken of dergelijke ingevoegd worden.

Ter vereenvoudiging van de montage en het in voorraad houden is het voordelig, wanneer de spreidwig in ongespreide toestand losneembaar met de ankerbout verbonden is. Hiertoe vormen de bij elkaar behorende delen van het element reeds vóór het in-10 brengen in de opneemboring een eenheid. Bovendien wordt het in brengen aanzienlijk vergemakkelijkt, doordat b.v, slechts met zachte hamerslagen op de uitstekende spreidwig, het element in de opneemboring kan worden ingebracht. Zodra het element zó ver in de opneemboring is ingezet, dat de flens tegen het plafond of 15 een tussengevoegd deel aanstaat, wordt, onder inwerking van ver dere hamerslagen, de verbinding gelost, zodat zich de spreidwig ten opzichte van de ankerbout kan verplaatsen en daardoor het gewenste spreideffeet tot stand komt,

De verbinding tussen de beide delen kan op verschillende 20 wijzen geschieden. Zo wordt volgens de uitvinding b.v. voorge steld, de beide delen via ligplaatsmiddelen met elkaar te verbinden. Als ligplaatsmiddelen zijn hierbij de flanken van de uitsparing aan de flens geschikt, die in overeenkomstige verdiepingen aan de spreidwig grijpen kunnen. Het losnemen van deze . 25 verbinding geschiedt, doordat de-verdiepingen van de spreidwig uit het bereik van de flanken van de flens worden gebracht. Verdere verbindingsmogelijkheden bestaan b.v. door het aanbrengen van laspunten of kleefplaatsen tussen de beide, hiervoor in aanmerking komende delen. In deze gevallen worden de verbindings-30 plaatsen bij inwerking van kracht op de spreidwig op een op zichzelf bekende wijze door afschuiving verbroken.

Bij voorkeur is de spreidwig in zijn voorste, het verst in het boorgat reikende gebied voorzien van een dwarsprofielverwij-ding. Hierdoor worden de grootste spreidkrachten naar het diep-35 ste gedeelte van een boorgat verplaatst, zodat speciaal in dat 7 9 0 3 2 S 7 5 bereik verhoogde spanningen optreden. Openspringende uitstulpingen aan het oppervlak van het plafond worden daardoor vermeden. Hetzelfde effect kan h.v. ook worden bereikt met een vertanding in het voorste gebied van de spreidwig, waarbij het mogelijk is, 5 de punten van de tanden voorbij het oppervlak van de spreidwig te-laten uitsteken. Bovendien levert een vertanding het voordeel opj dat eventuele slip van de spreidwig nog verder tegengegaan wordt, hetgeen betrouwbare, effectieve naspreiding verbetert.

Overeenkomstig een verder voorstel volgens de uitvinding 10 kan het wigvlak van de ankerbout worden gevormd door twee, een stompe hoek met elkaar insluitende langshelften. Het is daarbij niet van belang, of de ankerbout dan wel de spreidwig het concave deel vormen. Door deze maatregel wordt bereikt, dat het deel met de concave vorm óók radiaal verwijd wordt, zodat het opleg-15 vlak tegen de wand van de opneemboring onder spreidomstandighe- den wordt vergroot, hetgeen tot een verdere verhoging van de verankeringswaarde leidt. Her verbetering van deze radiale ver-vormbaarheid kan het deel met concave vorm in het gebied van de kruin een profielverzwakking, in de vorm van een langssleuf, be-20 vatten. Evenzo wordt door de concave of convexe dwarsprofielge- daante van de spreidwig de stijfheid tegen het eventueel uitknikken bij het inslaan vergroot.

De uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, waarin uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding 25 enkele uitvoeringsvormen overeenkomstig de uitvinding zijn weer gegeven, nog- nader worden toegelicht.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een, uit een ankerbout en een spreidwig bestaande, bevestigingselement volgens de uitvinding? 30 fig. 2 toont het bevestigingselement volgens fig. 1 in zijn voor montage gerede toestand; fig. 3 is een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 2; fig. 4 toont het bevestigingselement volgens fig. 1 in ge-reed-gemonteerde toestand; 35 fig. 5 toont een verdere uitvoeringsvorm van een bevesti- 7903267 β 6 -χ- gingselement volgens de uitvinding; fig, 6 is een soortgelijke doorsnede als fig* 3 van een verdere uitvoeringsvorm van een bevestigingselement volgens de uitvinding; 5 fig. 7 toont nóg een andere uitvoeringsvorm van een beves- tigingselement volgens de uitvinding in gereed-gemonteerde toestand.

Zoals speciaal uit de figuren 1 en 2 blijkt, bestaat het bevestigingselement volgens de uitvinding uit een, als geheel 10 met het verwijzingscijfer 1 aangeduide, ankerbout en een, even eens als geheel, met het verwijzingscijfer 2 aangeduide, spreidwig. De ankerbout 1 is in zijn achterste gebied voorzien van een flens 3· Deze bevat een uitsparing 4> welke dienst doet voor geleiding van de ten opzichte van de ankerbout 1 verplaatsbare 15 spreidwig 2.

Van de flens 3 tegen het vóóreinde is de ankerbout 1 voorzien van een afplatting 5, waartegen een wigvlak 6 aansluit. Dit wigvlak 6 heeft een zodanige helling, dat het naar het vóóreinde van de ankerbout toe de omtrekscontour hiervan nadert. De spreid-20 wig 2 is in zijn achtergebied afgeplat en heeft naar het voor einde toe een toelopende vorm. Zoals speciaal uit de figuren 2 en 3 blijkt, is de spreidwig 2 zodanig afgeplat en loopt zodanig toe, dat ankerbout 1 en spreidwig elkaar in niet-gespreide toestand tot een cirkelrond dwarsprofiel aanvullen.

25 Zoals reeds opgemerkt, toont fig. 2 het bevestigingselement in niet-gespreide, vóórgemonteerde toestand. Met het oog op de vóórmontage is de spreidwig 2 voorzien van verdiepingen 7» waarin de flanken 4a van de uitsparing 4 «en ligplaats kunnen innemen.

30 Fig. 4 toont het bevestigingselement volgens de figuren 1 - 3 in gereed-gemonteerde toestand, waarbij met het element een draag-hoekstuk 8 is bevestigd, let bevestigingselement is hierby in vóórgemonteerde stand dóór het draag-hoekstuk 8 heen in een opneemboring 9 van een plafond 10 geplaatst. Dit inzetten kan 35 b.v. met hamerslagen op de, in ongespreide toestand voorbij de 7903257 Λ 7 achterste kopzijde van de flens 3 uitstekende spreidwig plaats vinden. Zodra de flens 3 van de ankerbout 1 - met tussenvoeging van het draaghoekstuk 8 - tegen het plafond 10 is komen te liggen, bewerkstelligen verdere slagen met de hamer verplaatsing 5 van de verdiepingen 9 ten opzichte van de uitsparing 4, zodat de spreidwig 2 ten opzichte van de ankerbout 1 versprongen is. Door de relatieve verplaatsing van beide delen komt aldus de vóór-spreiding tot stand. De strokende stand van de achterste kop-vlakken van de spreidwig 2 en van de flens 3 vormt een indicatie, 10 dat voldoende vóórspreiding bereikt is. Aangrijping van de last op het draaghoekstuk 8, b.v. met gebruikmaking van de opening 8a, zorgt voor de vereiste naspreiding.

Fig. 5 toont een verdere uitvoeringsvorm van een bevesti-gingselement volgens de uitvinding met een, als geheel, met het 15 verwijzingscijfer 11 aangeduide ankerbout en een, eveneens als geheel, met het verwijzingscijfer 12 aangeduide spreidwig. De ankerbout 11 bevat in het achterste gebied ook weer een flens 13» waarvan de niet-zichtbare uitsparing dienst doet ter geleiding van de spreidwig 12. Met het oog op de vóórmontage zijn an-20 kerbout 11 en spreidwig 12, b.v. door middel van een laspunt 14 met elkaar verbonden. Deze verbindingsplaats, welke, overeenkomstig een verdere mogelijkheid volgens de uitvinding, ook als kleef-verbindingsplaats kan zijn uitgevoerd, wordt bij het zetten van het bevestigingselement, analoog aan hetgeen in het 25 voorgaande beschreven is, verbroken. Zoals fig. 5 verder laat zien, bevat de spreidwig aan het vódreinde een dwarsprofielver-wijding 15. Deze verwijding 15 heeft tot gevolg, dat de grootste spreidkrachten naar het diepste gedeelte van het boorgat worden verlegd. Overigens is het bevestigingselement overeenkomstig het 30 in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld uitgevoerd.

Pig. 6 toont, in dwarsdoorsnede, een verdere uitvoeringsvorm van een ankerbout 16 met spreidwig 17, die tezamen een bevestigingselement vormen. In deze uitvoeringsvorm is het wigvlak van de ankerbout 16 niet vlak uitgevoerd, doch bestaat uit twee, 35 een stompe hoek met elkaar insluitende langshelften 18. Bij ver- 7903287 •4" 8 plaatsing van de spreidwig 17 ten opzichte van de ankerbout 16 wordt, dank zij de speciale uitvoering van het wigvlak, de ankerbout 16 ook radiaal verwijd. Deze verwijding kan worden vergemakkelijkt, door dwarsprofielverzwakkingen, h.v. in de vorm 5 van een langssleuf 16. Iet is uiteraard ook mogelijk, de langs- helften 18 van het wigvlak van de ankerbout 16 zodanig ten opzichte van elkaar te richten, dat zich de spreidwig 17 radiaal verwijdt. Ook in dat geval kan de verwijding door het aanbrengen van dwarsprofielverzwakkingen worden vergemakkelijkt, 10 Fig, 7 toont een bevestigingselement volgens een andere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding in gereed-gemon-teerde toestand, waarbij met het element een lip 25 aan een plafond 26 is bevestigd. Het bevestigingselement bestaat ook hier weer uit een, als geheel met het verwijzingscijfer 21 aan-15 geduide, ankerbout en een, eveneens als geheel, met het verwij zingscijfer 22 aangeduide spreidwig.

foor bevestiging van de lip 25 bevat de ankerbout 21 aan het achtereinde een flens 23. Deze flens 23 is voorzien van een - in de tekening niet-weergegeven - uitsparing ter geleiding 20 van de spreidwig 22. Deze spreidwig 22 bevat in het voorste ge bied een vertanding 24. Deze vertanding 24 kan énerzijds dienst doen ter verhindering van eventuele slip van de spreidwig 22.

Bij geschikte uitvoering kunnen de afzonderlijke tanden van die vertanding gemakkelijk veren, zodat anderzijds deze vertanding 25 24 dan óók geschikt kan zijn, om toleranties in de afmetingen binnen de diameter van de opneemboring 28 te vereffenen. De vertanding 24 kan, zoals uit de tekening blijkt, b.v. zaagtandvormig zijn uitgevoerd of ook slechts uit één enkel uitsteeksel bestaan. De vóórmontage van het bevestigingselement kan b.v. via 30 een ligplaatsvoorziening op de in het voorgaande beschreven wij ze plaats vinden, waarbij voor dit doel de spreidwig is voorzien van verdiepingen 27» waar delen van de· flens 23 in kunnen grijpen. Zoals voorts nog uit de figuur blijkt, is het achterste gebied van de spreidwig 22 voorzien van een toelopend gedeelte 29. 35 Dit gedeelte verhindert het vastgeklemd raken van de spreidwig 7903257 -¾ 9 aan de lip 25 of de ankerbont 21, zodat de naspreiding van het bevestigingselement niet nadelig wordt beïnvloed. De omstandigheid, dat de geleiding van de spreidwig 22 wordt opgeheven, wanneer het toelopende gedeelte 29 zich in het bereik van de flens 5 23 bevindt, is niet van belang, omdat bij het spreiden in deze fase de spreidwig 22 reeds voldoende in de opneemboring 28 geleid wordt.

7903267

Claims

2. Bevestigingselement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spreidwig (2, 12, 22) ter spreiding tenminste zó ver ten opzichte van de ankerbout (1, 11, 21) verplaatsbaar is, tot het achterste kopvlak van de spreidwig (2, 12, 22) strookt met het achterste kopvlak van de flens (3, 13» 23)· 20 3* Bevestigingselement volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de spreidwig (2, 12, 22) in niet-gespreide toestand losneembaar met de ankerbout (1, 11, 21) verbonden is.
4· Bevestigingselement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de spreidwig (2, 22) door middel van ligplaatselementen (?♦ 25 27, 4a) met de ankerbout (1, 21) verbonden is. 5« Bevestigingselement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de spreidwig (12) door middel van één of een aantal laspunten (14) met de ankerbout (11) verbonden is.
6. Bevestigingselement volgens conclusie 3» met het kenmerk, 30 dat de spreidwig door middel van kleef-verbindingsplaatsen met de ankerbout verbonden is.
7. Bevestigingselement volgens tenminste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voorste gebied van de spreidwig (12) is voorzien van dwarsprofielverwijding (15). 7903267 8» Bevestigingselement volgens tenminste één der conclusies 1 - 6, met het kenmerk, dat het voorste gebied van de spreidwig (22) van een vertanding (24) is voorzien.
9. Bevestigingselement volgens tenminste één der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat het wigvlak van de ankerbout (6) wordt gevormd door twee, met elkaar een stompe hoek insluitende langshelften (18). 7903267