NL7902752A - Werkwijze en inrichting voor het behandelen van biologisch afval onder toevoer van lucht. - Google Patents

Description

795018/vdV

* • V.

-er

Aanvrager: Ludovicus Petrus Paulus van BEERS te OEGSTGEEST

Titel :"Werkwijze en inrichting voor het behandelen van biologisch afval onder toevoer van lucht".

5 De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het behan delen van biologisch afval onder toevoer van lucht, en desgewenst vocht, en omwerken van de massa.

Een dergelijke werkwijze voor het composteren van biologisch afval in de vorm van mestsoorten en/of afvalprodukten is bekend.

10 Deze bekende werkwijze heeft het nadeel, dat bij het composteren door de in de biologische afvalmassa optredende biologische processen grote hoeveelheden warmte vrijkomen, welke warmte verloren gaat.

Anderzijds zijn ook werkwijzen bekend voor het drogen van biologisch afval onder toepassing van droogtrommels en droogbanden, deze werk-15 wijzen hebben echter het nadeel dat zij veel energie vereisen in de vorm van olie of gas terwijl ook hier alle warmte die tijdens het composteren of drogen ontstaat vrijwel geheel verloren gaat.

De uitvinding beoogt nu een werkwijze t'e verschaffen waarbij deze nadelen niet optreden en aanzienlijke hoeveelheden energie teruggewonnen 20 kunnen worden.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat men de in de massa van biologisch afval door biologische processen ontstane warmte tenminste gedeeltelijk terugwint.

Met bijzonder voordeel geschiedt de terugwinning van de warmte 25 met behulp van een gas, en wordt bij voorkeur tijdens de terugwinning van warmte meegesleept vocht tenminste gedeeltelijk gecondenseerd.

Bij het composteren van biologisch afval in de vorm van mestsoorten en/of afvalprodukten, kan het aanbeveling verdienen, dat men het gecondenseerde vocht tenminste gedeeltelijk terugvoert in de massa van het biolo-30 gisch afval ter handhaving van de voor de biologische processen tijdens het composteren noodzakelijke hoeveelheid vocht.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het behandelen van biologisch afval onder toevoer van lucht en desgewenst vocht, welke inrichting gekenmerkt is, doordat deze een al dan niet gesloten 35 behandelingsvat omvat voor het opnemen van biologisch afval, alsmede organen 75027 52 2

J

'f voor het terugwinnen van warmte*

Bij voorkeur omvatten deze organen tenminste een aan twee zijden buiten het vat uitmondende luchttoevoerbuis, een orgaan voor het aanzuigen van lucht dat aangesloten kan worden op de luchttoevoerbuis, alsmede een 5 warmte-opname of -afgifte-orgaan.

Met bijzonder voordeel omvat de inrichting een waterdampconden-satieorgaan voor het condenseren van in de afgevoerde gassen aanwezige hoeveelheden vocht.

Bij een inrichting voor het composteren van materialen verdient 10 het aanbeveling dat het waterdampcondensatieorgaan verbonden is met het behandelingsvat.

Met bijzonder voordeel is de luchttoevoerbuis draaibaar opgesteld en voorzien van uitstekende pennen.

Doelmatig kunnen de pennen voorzien zijn van openingen, waardoor 15 men lucht in de massa kan blazen of vocht, wanneer dit nodig is bij het composteren.

Hierdoor vindt een optimale aerobe omzetting plaats wat gepaard gaat met een minimaal verlies aan stikstof en organische stof.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een uit-20 voeringsvoorbeeld met behulp van de tekening, waarin:

Fig. 1 een eerste uitvoeringsvorm toont van een inrichting volgens de uitvinding, en

Fig. 2 een bepaalde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

25 In Fig. 1 is een open vat 1 weergegeven voor het opnemen van bio logisch afvalmateriaal, bijvoorbeeld te composteren biologische afvalmaterialen. Tussen de voor- en achterzijden van de bak bevinden zich luchttoevoerbuizen 2 met mondingen 3 en k·

De luchttoevoerbuis is verbonden met een blaasorgaan in de vorm 30 van een ventilator 5·

Met behulp van deze ventilator 5 kan lucht aangezogen worden door de mondingen 3, waarna deze lucht door de buis stroomt en via ventilator 5 afgevoerd wordt. De tijdens het composteren van biologisch afvalmateriaal in de afvalmassa ontstane warmte, wordt overgedragen op de lucht die door de 35 buizen 2 stroomt, zodat deze lucht verwarmd wordt.

790 27 52 % 3

De verkregen verwarmde lucht wordt vervolgens geleid naar een warmteafgifteorgaan 6, en stroomt vervolgens in een condensatieinrichting 7» waar het in de lucht aanwezige vocht gecondenseerd wordt.

Deze hoeveelheid vocht kan teruggeleid worden in het behandelings-5 vat 1 via een direkte leiding 8, doch het is ook mogelijk' om het vocht via de buizen 2 weer in de massa terug te leiden wanneer men de draairichting van de ventilator 5 omkeert. De ventilator 5 zal dan namelijk vocht in de buizen 2 blazen, waardoor dit vocht via op de buizen aangebrachte holle pennen 9 en hierin aanwezige openingen 10 weer in de biologische afvalmassa in behande-10 lingsvat 1 teruggeleid wordt.

De buizen 2 zijn draaibaar opgesteld en kunnen door middel van een niet-weergegeven mechanisrné gedraaid worden, waardoor de pennen 9 automatisch de in het vat aanwezige biologische afvalmassa omwerken.

Bij het drogen van materiaal worden openingen 3 afgesloten met af-15 . sluitplaten 11, waardoor bij het aanzuigen van ventilator 5 gassen met warmte via de openingen 10 in de holle pennen 9 en van daar in de buis 2 stromen.

Hen kan ook op deze wijze de in de biologische afvalmassa ontstane warmte terugwinnen en het vocht condenseren, doch het zal duidelijk zijn,‘dat men bij het drogen het gecondenseerde vocht niet meer terugvoert in de massa, 20 Bij het in het vat brengen van biologisch afvalmateriaal ontstaat daarin namelijk altijd een natuurlijk broeiproces, waardoor de temperatuur in het produkt kan oplopen tot 80°C, afhankelijk van de soort biologisch afval-produkt.

Het via buis 2 aangevoerd warmtegas stroomt bijvoorbeeld door een 25 radiator, die warmte afgeeft.

De warmte die vrijkomt bij het condenseren van vocht uit de lucht kan eveneens nog gebruikt worden voor verwarmingsdoeleinden in een tweede warmteterugwinelement 12.

Het genoemde vat 1 voor het opnemen van het te composteren of te 30 drogen mengsel van mest en afvalprodukten, alleen mest, of alleen afval of mengsels daarvan bezit bijvoorbeeld een grootte van 6 x 2 x 2 m. Het vat kan bestaan uit gesloten wanden of uit geperforeerd materiaal, bijvoorbeeld metaalgaas of ook vlechtconstructies, afhankelijk van de door de gebruiker gestelde eisen wat betreft het drogen of composteren.

35 De in het vat aanwezige buizen 2 zijn bijvoorbeeld voorzien van 790 27 52 / r h de holle pennen 9, met een lengte van 10 tot 20 cm.

Doelmatig kan de inrichting voorzien zijn van een meetband 13 voor het uithalen van gecomposteerde produkten of gedroogde produkten uit het be-handelingsvat.

5 Doelmatig omvat de inrichting meerdere buizen 2 voor toevoer van lucht asm de massa wanneer de mondingen 3 van de buizen 2 afgesloten zijn en via blaasorgaan 5 lucht in de massa geblazen wordt, welke uittreedt via de openingen 10 in de pennen.

Van zeer groot belang is, dat de buizen 2 draaibaar opgesteld zijn 10 waardoor men de in het vat aanwezige massa zeer goed in beweging kan brengen, waardoor het drogen of composteren bevorderd wordt.

Fig. 2 toont een andere uitvoeringsvorm waarbij de wand van het behandelingsvat 1 dubbelwandig 16 uitgevoerd is door welke dubbelwandige ruimte lucht of water gepompt kan worden. In het vat 1 kunnen nog ribprofiel-15 buizen 1*f aangebracht zijn. Door deze ribprofielbuizen kan men water en/of lucht leiden voor het opnemen van warmte uit de in het behandelingsvat aanwezige massa. De ribprofielbuizen kunnen ook tegen een wand of in de dubbelwandige ruimte geplaatst zijn.

De uit de dubbelwandige ruimte en/of ribprofielbuizen verkregen 20 verwarmde lucht kan gebruikt worden voor drogen van het afvalmateriaal of mest. In dat geval wordt de verkregen warme lucht via ventilator 5 terugge-hfessn in het behandelingsvat 1 via buizen 2 en van openingen voorziene pennen 9.

Boven het behandelingsvat 1 kan ook een beregeningsinstallatie 17 25 geplaatst zijn, waarbij dan de tegenoverliggende bodem van het vat geperforeerd uitgêvoerd is. De wegstromende waterige vloeistof kan via pomp 15 naar de beregeningsinstallatie teruggeleid worden. Bij gebruik van een dubbelwandig vat kan de dubbelwandige ruimte in dat geval dienst doen voor het opslaan van het af te voeren water.

30 Desgewenst kan men ook een gas vormig medium onder druk zoals lucht waaraan eventueel extra zuurstof toegevoegd kan zijn, in het behandelingsvat leiden via holle pennen 9 die voorzien zijn van openingen.

7902752 35

Claims (19)

1. Werkwijze voor het behandelen van biologisch afval onder toevoer van lucht en desgewenst vocht, en omwerken van de massa, met het 5 kenmerk, dat men de in de massa van biologisch af val door biologische processen warmte tenminste gedeeltelijk terugwint.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de warmte.terugwint met behulp van een gas.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 10 dat men tijdens de terugwinning van warmte meegesleept vocht tenminste gedeeltelijk condenseert. k. Werkwijze volgens conclusie 3»met het kenmerk, dat men het gecondenseerde vocht tenminste gedeeltelijk terugvoert in de massa van het biologisch afval.

5. Werkwijze volgens conclusie 1 tot 3» m e t het kenmerk, dat men de warmte terugwint tot het produkt droog is.

6. Werkwijze volgens conclusie 1-5» met het kenmerk, dat men warmte terugwint met een vloeibaar medium.

7. Inrichting voor het behandelen van biologisch afval onder toevoer 20 van lucht en desgewenst vocht en omwerken van de massa, met het kenmerk, dat de inrichting een al dan niet gesloten behandelingsvat omvat voor het opnemen van biologisch afval, alsmede organen voor het terugwinnen van warmte.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat 25 de organen voor het terugwinnen van warmte tenminste een aan twee zijden buiten het vat uitmondende luchttoevoerbuis, een orgaan (5) voor het aanzuigen van lucht, die aangesloten kan worden op de luchttoevoerbuis alsmede een warmteopname en/of warmteafgifteorgaan omvatten. 9. inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, 30 dat de inrichting een waterdampcondensatie-orgaan omvat.

10. Inrichting volgens conclusie 7-9, met het kenmerk, dat het waterdampcondensatieorgaan verbonden is met het behandelingsvat.

11. Inrichting volgens conclusies 8-10, met het kenmerk, dat een luchttoevoerbuis draaibaar opgesteld is.

12. Inrichting volgens conclusie 8-11, met het kenmerk, 790 2 7 52 1 ✓ dat een luchttoevoerbuis draaibaar voorzien is van openingen die in het vat uitmonden.

13· Inrichting volgens conclusie 8-12, met het kenmerk, dat een luchttoevoerbuis voorzien is van holle pennen met daarin aangebrachte 5 openingen.

14. Inrichting volgens één of meer der conclusies 8 tot 13, me t het kenmerk, dat de inrichting meerdere luchttoevoerbuizen omvat.

15. Inrichting volgens één of meer der conclusies 8 tot 14, met het kenmerk, dat de verst van het orgaan (5) afgelegen monding (3) 10 van de buis (2) afgesloten is.

16. Inrichting volgens één of meer der conclusies 8 tot 15, m e t het kenmerk, dat de inrichting meerdere luchttoevoerbuizen omvat welke allen aan één zijde afgesloten zijn.

17· Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies 7 - 16, 15 met het kenmerk, dat de inrichting een mest en/of biologisch af-valafvoerorgaan omvat.

18. Inrichting volgens conclusie 7-17, met het kenmerk, dat het behandelingsvat van de inrichting voorzien is van een dubbele wand en de daarbij ontstane ruimte voorzien is van mediumtoevoer en mediumafvoer·

19. Inrichting volgens conclusie 7-18, met het kenmerk, dat de in het behandelingsvat en/of in de dubbele wand ribprofielbuizen aangebracht zijn.

20. Inrichting volgens conclusie 7-19, met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van een beregeningsinstallatie.

21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van een geperforeerde bodem tegenover de beregeningsinstallatie · 30 790 2 7 52