NL7901650A - Drager. - Google Patents

Description

. 1

Jt Μ Kon/HH,399 # MULTINORM B.V. te Nieuw-Vennep Drager_ /

De uitvinding betreft een drager voor het dragen van een werkstuk, omvattende een tafel, door de tafel gedragen aanslagen voor het bepalen van het niveau van een op te spannen werkstuk ten opzichte van de tafel, spanklauwen voor 5 het aan de tafel vastklemmen van het werkstuk en bekrachti- gingsmiddelen voor het spannen van de spanklauwen.

Een dergelijke drager is bekend. Daarbij wordt het werkstuk geklemd tussen de aanslagen van de tafel aan de onderzijde van het werkstuk en de op de bovenzijde van het *0 werkstuk daarop aangrijpende, het werkstuk tegen de aanslagen aandrukkende spanklauwen. Deze op de bovenzijde van het werkstuk aangrijpende spanklauwen zijn weliswaar gemakkelijk middels loodrecht ten opzichte van de tafel naderende bedlening smiddelen te spannen, doch men moet er wel voor zorgen, *5 dat het werkstuk vantevoren goed gepositioneerd is in het vlak evenwijdig aan de tafel. Verder kunnen de aan de bovenzijde op het werkstuk aangrijpende spanklauwen hinderlijk zijn bij het van bovenaf bewerken van het werkstuk.

De uitvinding heeft ten doel het werkstuk automa-20 tisch te kunnen opspannen en daarbij automatisch goed ten opzichte van de tafel te kunnen positioneren, hetgeen bij een inrichting voor het achtereenvolgens op een aantal bewerking splaatsen bewerken van een werkstuk van belang is. Daartoe bestaat volgens de uitvinding elke spanklauw uit een om 25 een horizontale aslijn zwenkbaar met de tafel verbonden knie-hefboom, waarvan een staand been op het werkstuk en een liggend been op een ten opzichte van de tafel vertikaal geleid, vodr alle spanklauwen gemeenschappelijk spanelement aangrijpt.

20 Bij voorkeur is de drager gekenmerkt door aan de tafel bevestigde provisorische positioneermiddelen. Dan kan een werkstuk, bijvoorbeeld met onronde vorm gemakkelijk vol- 79016 50

A

2 doende dicht bij de vereiste positie op de drager worden gelegd om tijdens het spannen met zekerheid middels de span-klauwen naar de vereiste positie te worden verschoven.

De genoemde en andere kenmerken van de uitvinding 5 zullen in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening van enige voorbeelden van de drager volgens de uitvinding worden verduidelijkt.

In de tekening stellen voor: figuur 1 een schematisch bovenaanzicht van een in-10 richting voor het in serie vervaardigen van werkstukken, figuur 2 op grotere schaal een vooraanzicht van de inrichting van figuur 1, figuur 3 een weggebroken perspektivisch aanzicht van de inrichting van figuur 1, figuur 4 een doorsnede door de drager volgens de uitvinding over de lijn IV-IV van figuur 3, figuur 5 op grotere schaal een perspektivisch bovenaanzicht van detail V van figuur 4, figuur 6 een bovenaanzicht van een andere drager 2® volgens de uitvinding, en figuren 7, 8 en 9 een doorsnede door telkens weer een andere drager volgens de uitvinding.

De inrichting 1 is bestemd om werkstukken 2 in serie op een veelvoud van bewerkingsplaatsen 3 te bewerken.

25 De inrichting 1 omvat een freem 4 met rails 5 en 6, waarop dragers 7 voor het dragen van werkstukken 2 met hun wielen 8 steunen, wanneer zij in de pijlrichting 9 in een heengaand trajekt stapsgewijs worden verplaatst langs de bewerkings-plaatsen 3. De aandrijfmiddelen voor het zo verplaatsen van ^0 de dragers 7 bestaan uit hydraulische cilinders 10 en 11 die middels aandrukelementen 17 en 18 een serie dragers 7 tussen zich inklemmen en die dan de serie als een geheel over de lengte van een bewerkingsplaats 3 verder verplaatsen. Daarna worden de dragers 7 middels een hydraulische klem 12 gefi-xeerd ten opzichte van het freem 4, doordat een bewegende klembek 13 op een aangepast conisch pasvlak 14 van de drager 7901650 « 3 7 aangrijpt en aldus prismatische pasvlakken 15 van de drager 7 tegen een aangepast profiel 16 van het freem 4 aandrukt. Daarna bewegen de aandrukelementen 17 en 18 uit elkaar. De einden 19 en 20 van de rails 5 en 6 maken deel uit van een ^ middels een hydraulische cilinder 21 en'22 op en neer beweegbaar plateau 23 respektievelijk 24. Een met een drager 7 beladen plateau 24 beweegt neerwaarts tot de' raileinden 20 aansluiten op rails 25, waarna deze drager; 7·volgens pijlrich-ting 26, bijvoorbeeld door middel van een tijdstoter 37 over 10 de rails 25 tot op het inmiddels neerwaarts gelaten, lege plateau 23 rolt. Daarna wordt het plateau 23 middels de cilinder 21 opgeheven en kunnen de aandrukelementen 17 en 18 weer naar elkaar toe worden bewogen. Op het tijdstip dat alle bewerkingen op de bewerkingsplaatsen 3 beëindigd zijn en de klemmen 12 zijn gelost, is de serie dragers 7 een stap in de pijlrichting 9 te verplaatsen voor het doen aanvangen van een volgende bewerkingscyclus.

Elke drager 7 omvat een horizontale tafel 38 en een aantal, bijvoorbeeld drie, door de tafel 38 gedragen aansla-20 gen 39 voor het bepalen van het niveau van een op te spannen werkstuk 2 ten opzichte van de tafel 38. Elke aanslag 39 bestaat uit een bout die tot op ingestelde diepte in de tafel 38 is geschroefd en met een moer 40 is vastgezet. Verder omvat de drager 7 vier spanklauwen 41 voor het aan de tafel 38 25 vastklemmen van een werkstuk 2. Volgens de uitvinding bestaat elke spanklauw 41 uit een om een horizontale aslijn 42 zwenk-baar met de tafel 38 verbonden kniehefboom. Daartoe is elke spanklauw 41 zwenkbaar om een horizontale pen 43 in een opstaande console 44 van de tafel 38 gelegerd. Een opstaand 30 been 45 van elke spanklauw 41 grijpt aan op de zijkant van het werkstuk 2, terwijl een liggend been 46 van elke spanklauw 41 op een voor alle spanklauwen 41 gemeenschappelijk spahelement 47 aangrijpt, dat in vertikale richting ten opzichte van de tafel 38 is geleid middels zijn centrale bus 48 35 die schuivend en passend in een centrale bus 49 van de tafel 38 is opgenomen. Hierdoor blijft het spanelement 47 steeds evenwijdig aan de tafel 38, zodat de niveauverschillen van de 7901650 .

fi 4 vier aslijnen 42 tot het spanelement 47 voortdurend onderling gelijk blijven* De spanklauwen 41 worden gespannen, doordat bekrachtigingsmiddelen, in de figuren 1-5 bestaande uit bouten 29, tegen de veerwerking van drukveren 50 in, worden aan-5 gehaald. Daarbij drukken schuine aangrijpvlakken 51 van de spanelementen 47 op schuine aangrijpvlakken 52 van de spanklauwen 41 die dan met hun holle klemvlakken 53 op de zijkant van het werkstuk 2 drukken en het werkstuk 2 aldus tussen zich in klemmen. Daarbij wordt het werkstuk 2 gepositioneerd 10 in het horizontale vlak, dat wil zeggen verschoven in een vlak evenwijdig aan de tafel 38 tot het werkstuk 2 zich centraal tussen de spanklauwen 41 bevindt. Bij onronde vormen van een werkstuk 2 heeft de drager 7 bij voorkeur provisorische positioneermiddelen, in de figuren 1-5 bestaande uit 15 aan de tafel 38 bevestigde, daarop staande pennen 54 die in uitsparingen 56 of hoeken van het werkstuk 2 grijpen en die ervoor zorgen, dat het werkstuk 2 gezet bij geloste spanklauwen 41 slechts in een juiste stand op de drager 7 kan worden geplaatst, waarbij weliswaar de exakte positionering 20 nog niet is verzekerd. Deze verkrijgt men eerst later tijdens het spannen.

Op de bewerkingsplaatsen 3X (figuur 1) worden te bewerken werkstukken 2 los op de aanslagen 39 en om de pennen 54 van de dragers 7 gelegd. Op de bewerkingsplaats 3D wordt 25 een werkstuk 3 op de middels klem 12 gefixeerde drager 7 opgespannen door de bouten 29 met aangedreven sleutels 30 aan te halen. Een support 60 van de sleutels30 en hun aandrijving 61 is in vertikale richting verschuifbaar middels een pneumatische cilinder 62 en leidstangen 63. Op de bewerkings-30 plaats 3E wordt een aantal gaten in het werkstuk 2 geboord middels een aantal boren 31. Op de bewerkingsplaats 3F wordt middels beitels 33 een schuin gat 34 gekotterd. Op de bewerking splaats 3G wordt de vertikale tap 35 bewerkt. Op de bewerking splaats 3H wordt het werkstuk 2 schoongespoeld. Op de 35 bewerkingsplaatsen 31 en 3J worden de bewerkte vla ken waaraan hoge nauwkeurigheidseisen worden gesteld, opgemeten. Bij 7901650 5 afwijking van de voorgeschreven maat wordt dit gesignaleerd en wordt de inrichting 1 stopgezet. Op de bewerkingsplaats 3K wordt het werkstuk 2 losgemaakt, met een soortgelijke inrichting als op de bewerkingsplaats 3D is getekend, doch met an-5 dersom draaiende sleutels 30. Torsieverén 74 drukken de span-klauwen 41 weer tot in hun losstand terug. Op de bewerkings- v plaats 3L wordt het werkstuk 2 van de drager 7 verwijderd.

De drager 7 wordt aan het te.’bewerken werkstuk 2 aangepast. In het bijzonder is de drager 7 volgens de uitvin-10 ding geschikt voor schijf- en/of ringvormige werkstukken.

Er zijn vele variaties van de'drager 7 volgens de uitvinding mogelijk. Zo kunnen de pennen 54 van de figuren 1-5 worden weggelaten, zodat dan de geloste spanklauwen 41a en 41b zelf als provisorische positioneermiddelen dienst doen 15 (zie de drager 76 van figuur 6). Het werkstuk 2 hoeft niet symmetrisch te zijn. Ook de spanklauwen 41 behoeven niet allen identiek te zijn. De ene spanklauw 41a kan een bol klemvlak 66 en de andere spanklauwen 41 kunnen een recht klemvlak 67 hebben.

20 Van de drager 75 volgens figuur 7 grijpen de klem- vlakken 68 van de spanklauwen 41 binnen in het holle werkstuk 2 daarop aan. Het werkstuk 2 is hier op vaste aanslagen 69 gelegd. Het spanelement 70 bestaat uit een om het werkstuk grijpende ring die met leidpennen 71 ten opzichte van de ta-25 fel 38 is geleid en die op de naar buiten reikende, liggende benen 72 van de spanklauwen 41 aangrijpt.

De drager 77 van figuur 8 heeft een tafel 38 met aanslagen 39 en een centraal geleid spanelement 47 dat middels een centrale bout 78 van onderen door een sleutel 79 30 wordt aangehaald en gelost voor het spannen respektievelijk lossen van de spanklauwen 41.

^ De drager 80 van figuur 9 heeft een spanelement 47 dat middels bussen 81 geleid is ten opzichte van de staande aanslagen 39 en dat middels schotelveren 82 wordt bekrachtigd. Het lossen van de spanklauwen 41 geschiedt middels een hydraulische cilinder 83 die tegen werking van de schotelveren 82 in het spanelement 47 opwaarts drukt. In deze 790 1 6 50 6 positie van het spanelement 47 dient het werkstuk 2 te worden verwijderd. In dit geval dient een cilinder 83 op de laad- en op de losplaats te worden opgesteld.

\ 7901650

Claims (4)

1. Drager voor het dragen van een werkstuk, omvattende een tafel, door de tafel gedragentaanslagen voor het bepalen van het niveau van een op te spannen werkstuk ten t opzichte van de tafel, spanklauwen voorliet aan de tafel vastklemmen van het werkstuk en bekrachtigingsmiddelen voor het spannen van de spanklauwen, met het kenmerk, dat elke spanklauw uit een om.een horizontale aslijn zwenkbaar met de tafel verbonden kniehefboom bestaat, waarvan een staand been op het werkstuk en een liggend been op een ten opzichte van de tafel vertikaal geleid, voor alle spanklauwen gemeenschappelijk spanelement aangrijpt.

2. Drager volgens conclusie 1, gekenmerkt door aan de tafel bevestigde provisorische positioneermiddelen.

3. Drager volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bekrachtigingsmiddelen uit schroefmiddelen bestaan die tegen veerwerking in het spanelement bekrachtigen voor het spannen van de spanklauwen.

4. Drager volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bekrachtigingsmiddelen uit veermiddelen bestaan die het spanelement bekrachtigen voor het spannen van de spanklauwen en dat voor het lossen van de spanklauwen ten minste een tegen de werking van genoemde veermiddelen in werkende hydraulische of pneumatische cilinder aanwezig is. 7901650