NL7812150A - Bestralingsinrichting met beveiligde programmeer- inrichting. - Google Patents

Description

t * stry/la PHN 9299 N.V. Philips1 Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Bestralingsinrichting met beveiligde programmeerinrichting.

De uitvinding betreft een bestralingsinrichting voorzien van een voedingsaansluiting, een ontladingsbuis voor het genereren van ultraviolette straling, in serie met de ontladingsbuis opgenomen eerste schakelmiddelen, en een 5 programmeerinrichting met een ingang voor het ontvangen van een werkingstijd informatie en daaropvolgend een start-signaal, een uitgang voor het afgeven van een bekrachti-gdrgssignaal voor de eerste schakelmiddelen, bijhoudmiddelen voor het bijhouden van de nog te doorlopen werkingstijd en 10 eerste detektiemiddelen voor het detekteren van genoemd bijhouden en ingeval van een falen daarin een foutsignaal te geven ter onwerkzaammaking van genoemd bekrachtigings-signaal» Zo'n inrichting is bekend uit de Nederlandse Octrooiaanvrage 7702260 (PHN 8690), De ontladingsbuis is ge-15 vuld met gas of damp en de gegenereerde straling wordt gebruikt voor therapeutische, prophylactische of kosmetische doeleinden. Er kunnen meerdere ontladingsbuizen aanwezig zijn en voorts middelen voor het teweegbrengen van andere effekten, zoals warmtestraling en andere konditionering van 20 het klimaat. Op dit laatste heeft de uitvinding geen betrekking. Een te grote dosis ultraviolette straling is bijzonder ongewenst, met name als deze veroorzaakt wordt doordat het apparaat niet afschakelt. In de bekende inrichting wordt de bestralingstijd bepaald door het ontladen van een -25 kondensator middels een instelbare weerstand. Als de ont-laadstroom onder een bepaalde waarde komt wordt de bestraling beëindigd. Dit is dus een enkele beveiliging die onwerkzaam wordt als de schakelaar door een mankement voortdurend in de gesloten stand zal blijven. In dit geval kan de 30 bekende inrichting alsnog gebruikt worden doordat uitwendig 7812150 • _ » . 2 ~ , «ί • ΡΗΝ 9299. _______________ ________________ ________________________ _______________·_____________________________.·____________ bijvoorbeeld een extra serieschakelaar wordt aangebracht. Deze pseudo-reparatie kan door de konsument worden uitgevoerd en heeft ten gevolge dat een onbeveiligde werking ontstaat. Een andere mogelijkheid is dat de transistor die het .5 beëindigen van de bestraling moet aktiverei^ defekt raakt; ook in dat geval kan er verder gewerkt worden met een niet langer beveiligd apparaat dat, zolang er geen verder mankement optreedt, overigens juiste bestralingstijden teweeg kan brengen. Het is een doelstelling van de uitvinding een 10 bestralingsinrichting volgens de aanhef te verschaffen, waarbij' een verhoogde veiligheid is verkregen, zodat bij het haperen in genoemd bijhouden de werkingstijd automatisch beëindigd wordt, en dit zonder toepassing van duurdere oplossingen, die voor grote installaties toelaatbaar zouden 15 zijn, zoals het aanbrengen van dubbele of drievoudige-tijdklokken. De uitvinding realiseert de doelstellingen doordat hij het kenmerk heeft dat genoemde bijhoudmiddelen een signaaluitgang hebben om tijdens genoemde werkingstijd een periodiek signaal af te geven om genoemd bekrachtigingssig-20 naai voortdurend te heraktiveren, en dat bij uitblijven van genoemd periodiek signaal het bekrachtigingssignaal verdwijnt. Het geven van een periodiek signaal blijkt een yeel betrouwbaarder teken te zijn dan het bij de bekende inrichting gebruikte continue signaal. Als genoemd periodiek sig-25 naai door een mankement verdwijnt, eindigt ook de bestraling. Het geven van zo een periodiek signaal/:kan gunstig daardoor worden gerealiseerd dat de werkingstijd met digitaal werkende inrichtingen worden bijgehouden,

Het is gunstig als tweede schakelmiddelen aanwezig zijn om 30 tesamen met genoemde eerste schakelmiddelen een bekrachtigingssignaal te ontvangen dat .genoemde ontladingsbuis uitsluitend in geval van gezamenlijke bekrachtiging van genoemde eerste en tweede schakelmiddelen werkzaam kan zijn, en dat tweede detektiemiddelen aanwezig zijn voor het buiten 35 genoemde werkingstijd kontroleren van genoemde eerste schakelmiddelen om bij een ingeschakelde toestand daarvan een . 7812150 • 3 PH3ST .9299 ______________________________ ____________ _____ ... ___________________________________________________ later volgend startsignaal te deaktiveren met betrekking tot de bekrachtiging van genoemde tweede schakelmiddelen.

Ook op deze manier wordt een verbeterde veiligheid gecre-eerd zodat het herbekrachtigen van de tweede schakelmidde-5 len niet meer mogelijk is als de eerste schakelmiddelen in de gesloten stand blijven staan, In dit verband kunnen de eerste schakelmiddelen bijvoorbeeld de ontladingsstroom doorlaten terwijl de tweede schakelmiddelen bijvoorbeeld de stroom door een gloeieleketrode geleiden. Het onbeveiligd 10 starten van een nieuwe werkingstijd wordt zo verijdeld.

Het is.gunstig als genoemde tweede detektiemiddelen bovendien werkzaam zijn voor het buiten genoemde werkingstijd kontroleren van genoemde tweede schakelmiddelen om bij een ingeschakelde toestand daarvan een later volgend startsig-15 naai te deaktiveren met betrekking tot bekrachtiging van ge noemde eerste schakelmiddelen.In dit geval kan ook geen werken met enkele beveiliging optreden als de tweede schakelmiddelen in de gesloten stand blijven staan.

Het is gunstig als genoemde eerste en tweede schakel'midde-20 len in serie zijn geschakeld om in bekrachtigde stand de stroom door de ontladingsbuis door te laten. Dit betekent dat het bekrachtigingssignaal parallelgewijze aan eerste en tweede schakelmiddelen kan worden toegevoerd: er hoeft dan slechts één fysiek signaal gerealiseerd te worden.

25 Het is guns-tig als een bekrachtigingsinrichting aanwezig is met een ingang om genoemd periodiek signaal te ontvangen en een uitgang om oncèr besturing van genoemd periodiek signaal gedurig genoemd bekrachtigingssignaal (continuously) af te geven. Door zo'n gedurig (DC) bekrachtigingssignaal 30 blijven de schakelaars bijvoorbeeld steeds geslotens het omzetten van een periodiek signaal in een DC-signaal kan zeer goed met uitsluitend elektronische middelen plaats vinden.

Het is gunstig als de programmeerinrichting een microproces-35 sof bevat. Dit levert een flexibele opbouw op omdat zo'n mi croprocessor met grote verwerkingssnelheid ook meerdere funkties kan realiseren.____ 781 215 0 • 4 .. - · * PHN 9.299_____________________ ;______ ________________________________________________-________________

Het is gunstig als de programmeerinrichting een ingang bezit voor het ontvangen voor een uitwissignaal voor het voor de ontvangst van 'het startsignaal uitwissen van een laatst-ontvangen werkingstijdinformatie. Dit is samenwerking met • 5 het voorgaande (gescheiden toevoer van werkingstijd informatie en startsignaal) zeer voordelig omdat zo eventueel gedane vergissingen gemakkelijk ongedaan gemaakt kunnen worden vóór het toevoeren van een nieuwe werkingstijdin-formatie.

10 Het is gunstig als de programmeerinrichting een ingang bezit voor het ontvangen van een onderbreelcsignaal voor het onder besturing van dat onderbreeksignaal opschorten van genoemd bekrachtigingssignaal als mede toevoeren van een stopsignaal aan de bijhoudinrichting. Zo kan de. bestraling onderbro-15 ken worden terwijl dan de nog te voltooien werkingstijd wordt onthouden. Zo'n onderbreking kan bij de gebruikelijke bestralingstijden (tot 39 minuten bijvoorbeeld) in sommige omstandigheden gewenst zijn.

De uitvinding wordt nader uitgelegd aan de hand van 20 enkele figuren.

Fig. 1 geeft schematisch enkele schakelingen voor de bekrabh-tiging van de ontladingsbuis (buizen).

Fig. 2 geeft een nader uitgewerkt schema voor een bestralings-inrichting volgens de uitvinding.

25 Fig. 3 geeft een detaillering van de afbeeldinrichting volgens Fig. 1.

Fig. 4 geeft schematisch de samenhang van de subroutines van het stroomdiagram volgens het welk de inrichting volgens fig. 1 werkt.

30 Fig. 5 geeft een eerste deel van een detaillering van Fig. 4. Fig. 6 geeft een tweede deel van een detaillering van Fig. 4. Fig. 7 geeft een derde deel van een detaillering van Fig. 4. Fig. 8 illustreert de inhoud van het microprocessor geheugen bij Fig. 2.

35 Fig. 1a geeft schematisch een eerste schakeling van de bekrachtiging van de ontladingsbuis. Element 408 is een bestu- 7812150 5' * · ' •Λ • PBS.9299 ________________.. ..... ____________________________________________ _ ________________________ ringselement dat de volgende signalen kan ontvangen: op klem 400 een werkingstijdsignaal bijvoorbeeld aangevende een 'aantal minuten bestralingstijd), op klem 402 een startsig-naal, op klem 4θ4 een uitwissignaal en op klem 406 een 5 onderbreeksignaal. Normaliter wordt eerst de werkingstijd informatie ingetoetst, eventueel gevolgd door een uitwis-signaal (als een fout is gemaakt) en dan een nieuwe werkings— tijd informatie. Dan wordt het startsignaal toegevoerd en even daarna start de werkingstijd. Door een onderbreeksig-10 naai wordt de werking opgeschort maar de nog te doorlopen werkingstijd onthouden. Door een signaal op klem 402 wordt dan weer gestart. De klemmen kOO-koG kunnen deel uitmaken van een toetsenbord. Gedurende de werkingstijd geeft element 408 voortdurend een periodiele signaal-reeks af. Deze worden 15 in element 410 geïntegreerd, bijvoorbeeld door een RC-cir-cuit dat een karakteristieke tijd heeft die overeenkomt met enkele perioden van de signaalreeks. Element 412 bevat een discriminatori als het binnenkomend signaal boven een bepaalde waarde komt is het resultaat een 111", anders een "0”, De 20 "1” wordt voldoende versterkt om de spoel 414 zo te bekrach tigen dat de schakelaars 416 worden gesloten. Op klemmen 420 staat een wisselspanning, zo-dat dan de ontladingsbuis 418 ontsteekt. Als de werkingstijd-is afgelopen, wordt de periodieke signaalreeks beëindigd. Dit gebeurt ook als de 25 generator voor de pulsreeks defekt raakt, of het bijhouden van de te doorlopen werkingstijd stokt* Het zal blijken dat dit eenvoudig gerealiseerd wordt doordat element 408 een cyclus doorloopt die altererend het aftellen van de nog te doorlopen-werkingstijd en het geven van een signaal 30 aan element 410 bestuurt. Eenvoudshalve is niet weergegeven hoe in de ruststand van de schakeling gedetekteerd wordt of één van beide schakelaars 416 in de aktieve stand blijft. Pig. 1b geeft schematisch een tweede schakeling voor de bekrachtiging van de ontladingsbuis. Element 422 ontvangt een 35 pulsreeks met een geschikte verhouding tussen de tijden dat hij ’’hoog” is en de tijden dat hij '’laag" is. Element 422 7812150 y - . 6.- PHN 9299 _ ___________________________________________________;_____________________________ .

bevat een pulsvormer en stuurt de halfgeleiderschakelaar .424 aan. Als deze doorlaatbaar is doorloopt de gelijkstroom van klem 432 de serieschakeling van de ontladingsbuis 418, de smoorspoel 428 en de schakelaar 424. Als de schakelaar 5 424 te lang doorlaatbaar blijft wordt de veiligheid 430 overbelast en vormt dan een permanente onderbreking. Als de reeks periodieke signalen van element 4θ8 onderbroken wordt, dooft automatisch de ontladingsbuis 418. De cyclus in element 408 kan op dezelfde manier georganiseerd zijn 10 als bij fig. 1a.

Fig. 2 geeft als uitvoeringsvoorbeeld een nader uitgewerkt schema, gedeeltelijk als clockschema, volgens de algemene organisatie van fig. 1a. De klemmen 10, 12 voeren de netspanning, bijvoorbeeld 220 V, 50 Hz. De schakeling is "dub-13 bel geïsoleerd”, de middelen daartoe zijn niet aangegeven.

Dit betekent dus dat de besturingselementen in de rest van de schakeling ten opzichte van aarde "zwevend” zijn. Voorts zijn er twee parallelgeschakelde bestralingslampen voor wisselspanning 14, 16 van een op zichzelf bekend type met tel-20 kens een in serie ermee geschakelde afvlakspoel 18, 20.

Voorts is een parallel weerstand 22 van 220 kohm aanwezig om spanningsstoten op te vangen. Verdere onderdelen, zoals starters, zijn eenvoudshalve niet wéergegeven. De bekrachtiging van de twee lampen vindt plaats als beide in serie 25 geschakelde schakelaars 24, 26 van het type LCICE, 24*V" van het fabrikaat 0MR0N in de gesloten toestand zijn. De schakeling bevat voorts een generator voor gelijkspanningen.

. Het arrangement 28 is een dubbelzijdige gelijkrichter met vier diodes van het type BY 179· Door de weerstand 30 (330 30 Ohm) en de kondensator 32 (6, 4 mikrofarad) wordt een af- vlakking verkregen. Tussen de klemmen jk en staat dan een spanningsverschil van ongeveer 265 volt. De zener diode 40 van het type BZX 79 C 15 verzorgt tussen de klemmen 36 en 38 een spanningsverschil van 15 volt. De zenderdiode 35 42 van het type BZ¥ 87 C 51 verzorgt tussen de klemmen 38 en 44 een spanningsverschil van 51 volt. De weerstanden 46 en 48 hebben elk een waarde van 4700 Ohm. Klem. 38 is middels 7812 1 5 0 7 _ .f PHN 9299 diode 50 van het type BAW 6'2 en de weerstand 52 van 15Q Kohm met klem 12 verbonden en definieert zo een nivo van ongeveer 0 volt spanning. Dit heeft in het navolgende de betekenis van logisch ”1". Het spanningsnivo van klem 36 is 5 daarmee ongeveer -I5 volt, wat in het volgende de betekenis heeft van logisch ”0". De klemmen 35» 36» 38, 44 zijn middels niet getekende verbindingen met verdere onderdelen van de schakeling verbonden. Het verbindingspunt tussen diode—50 en weerstand 52 is middels onderbreekschakelaar 5b verbon-10 den met ingang K8 van de programmeereenheid 56.

De programmeereenheid 56 is een mikroprocessor van het type TMS 1000 fabrikaat Texas Instruments. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de dokumentatie van de fabrikant. Deze mikroprocessor is voor het beoogde doel zeer geschikt, want 15 hij bezit onder andere een logisch arrangement (PLA) dat gebruikt kan worden om een cijferafbeeldinrichting te bekrachtigen, verdere aansluitingen om een (eenvoudig’) toetsenbord te ondervragen en uit te lezen en een aantal bestu-ringsverbindingen voor het uitvoeren van verdere funkties.

20 Eerst wordt het bekrachtigen van de schakelaars 24, 26 be sproken, klem 7^· is aangesloten op de spanning van +51 volt (klem 44), In rust zijn de transistoren 66, 68 (BC 546) gesperd en staat praktisch de hele spanning van +51 volt over de kondensator 72 die een Capaciteit heeft van 47-mikroF.

25 Klem 82 staat op een potentiaal van 0 volt (klem 38) en de spoelen 23, 25 zijn niet bekrachtigd. Via weerstand 64 (2200 Ohm ligt de basiselektrode van’transistor 66). aan 0 volt. Gedurende werkingstijd (zie later) geeft de mikroprocessor 56 voortdurend pulsvormige signalen af met een breedte 30 van 1 millisekonde en een frekwentie van 50 Hz.

Deze verschijnen op uitgang R9 en worden via lijn 58, kop-pelkondensator 60 (2,2 mikroF) toegevoerd aan de basiselektrode van transistor 66 (via weerstand 62 met 'een waarde van 56ΟΟ Ohm). Leiding 58 is nog middels weerstand 59 van 35 10 Kohm verbonden met een potentiaal van -15 Volt: (Element 56 is een p-MOS mikroprocessor met open uitganger) . Onder besturing van bovengenoemd pulsvormig signaal gaan transisto- » 7812150 8 •PHN 9299· ren 66 en 68 in geleiding en kondensator f2 wordt ontladen. Deze situatie brengt diode f6 (type BAW 62) in geleiding zodat via weerstand 78 (39 OHM) de kondensator 80 (kapaci-teit 22 mikroP) wordt opgeladen, met aan een kondensator f2 3 onttrokken lading. Na het einde van de puls op leiding 58 worden de transistoren 66 en 68 gesperd en kondensator f2 bijgeladen. De bovenste elektrode (aan de kant van diode f6) van kondensator f2 kan door diode (type BAW 62) geen positieve lading krijgen. Ook diode f6 is na het eind van de puls 10 op lijn 58 weer ondoorlatend. De lading op kondenaator 80 vloeit af via spoelen 23, 25 met een ti jdkonstante (RC-tijd) , van meerdere tientallen millisekonde'n. Bovendien gaan de schakelaars 24, 26 pas open als de spanning over de spoelen tot een lage waarde (4 volt) i.-p.v. de nominale spanning 15 van 2k volt) is gedaald. Zo mag er dus een groot aantal pulsen op lijn 58 (in de orde van 200) achterwege blijven: dan pas worden de schakelaars 24, 26 geopend. Door een andere di-mensionerdng kan dit aantal ook anders zijn. Een puls kan uitbljjven doordat het regelmatig doorlopen van de werkcycli 20 in de programmeereenheid 56 is gestokt. Zoals later beschre ven wordt is dit doorlopen gekoppeld met het terugstellen van de nog vol te maken werkingstijd, zodat als dan de bestraling snel beëindigd wordt. Het is de vakman duidelijk dat ook andere mikroprocessoren in een arrangement volgens de 25 uitvinding toepasbaar zijn. Het is ook duidelijk dat het signaal op lijn 58 niet per sé een vaste frekwentie behoeft te hebben, mits maar de reeks van signalen in een voldoende regelmaat niet door een te lange tussenpoos wordt onderbroken. Vervolgens wordt de schakeling met betrekking tot het toet-30 senbord beschreven. Het teetsenbord 84 bevat tien cijfer- toetsen 0-9 voor het toevoeren van een werkingstijd informatie en .één toets ST voor het toevoeren van een start-signaal. De later te bespreken toetsen 34 en 86 kunnen eveneens fysiek in het toetsenbord geïncorporeerd zijn. Er ' 35 wordt nog verondersteld dat steeds hoogstens één toets te gelijk is.ingedrukt. In een bepaalde fase van het programma van de inrichting 56 (zie later) worden de uitgangsklem- 8 7812150 * 4 9 - PHN 9299____________________________,..., .. . ..________________ __________________________________________________________________________., men RQ*r4 successievelijk bekrachtigd door een afvraagsig-naal. Als bijvoorbeeld toets 7 is ingedrukt en klem R2. wordt bekrachtigd, dan wordt dit doorgekoppeld naar ingangsklem K2. Bekrachtiging van de klemmen RO, R1 , R3, R4 levert dan 5 geen doorkoppeling op. Door uitkoderen is de ingedrukte toets dan bekend aan de mikroprocessor, Klem K1 ontvangt, nog een signaal van punt 88, klem K8 van de onderbreektoets 34.

De verdere besturing en voeding van de mikroprocessor ge-10 beuren als volgt. Klemmen 0SC1 en 0SC2 zijn doorverbonden. Klem YSS is verbonden met een spanningsniveau van 0 volt (Substraat). VDD is verbonden met een spanningsniveau van -I5 Volt (voedingsspanning). Tussen klemmen 0SC1, 2 en YSS is geschakeld een kondensator 90 van 47 pikol" en verder een 15 weerstand 92 van 47 kohm. Deze beide bepalen de klokpuls- cyclus van de mikroprocessor volgens opgave van de fabrikant tot een waarde van ongeveer 300 KHz. Middels diode 94 (BAW 62) is klem INIT ( voor het initialiseren) verbonden met een potentiaal van *15 Volt en kan dus geen lagere potentiaal 20 aannemen. Kondensator 98 heeft een kapaciteit van 0,47 mi* kroF en moet bij het aanschakelen eerst worden geladen door e'en van klem INIT verschafte stroom. Als de klem INIT voldoende lage potentiaal bekomt wordt de mikroprocessor. gestart. Als de schakelaar 86 wordt bedien^ wordt konden-25 sator 98 over weerstand 96 ontladen (2200 Ohm) en als de potentiaal van klem INIT daarna weer voldoende laag is vindt opnieuw een startaktie plaats: Volgens de interne programmering van de mikroprocessor wordt de spanningstoestand op klem INIT gedetekteerd en als deze gedurende zes opeenvol— 30 gende perioden de waarde "O" heeft ontstaat een "reset" (terugstelsignaal) Onder normale omtstandigheden wordt deze klem opgeladen tot een potentiaal van -I5 Volt via een zich in de mikroprocessor bevindende impedantie (die dus een RO-tijd veroorzaakt) nadat de voeding is aangesloten ("power on") 35 Hierna wordt besproken de schakeling om te detekteren of een van de schakelaars 24, 26 in de gesloten toestand is, en wel..buiten de. werkingsti jd van..de. ontladingsbuizen.. 1 4,-16.

« 7812150 •, -10 .

PHN .9299_____________'...........;......... ........

De middelen hiertoe zijn: de weerstanden 100, 102 met elk een waarde van 330 Kohm, 104 met een waarde van 39 Kohm, verder de transistor 106 van type BC 546 en kondensator 108: (o>22 mikroF). Stel dat schakelaar 24 open is en schakelaar 5 2·6 gesloten. Dan is de potentiaal van punt 29 bepalend, deze is gemiddeld hoger dan die van punt 31» Hij kan momentaan nooit meer als ongeveer 1 volt lager zijn doordat diode 33 dan gaat geleiden. Anderzijds kan hij momentaan wèl hoger zijn dan de potentiaal van punt 31 in afhankelijkheid van 10 'de fase van de voedende wisselspanning. Daardoor wordt kondensator 108 opgeladen met een RC-tijd van ongeveer 0,07 sek. Als klem R10 van de mikroprocessor 56 door een signaal "1” (ongeveer 0 volt) wordt aangestuurd, gaat transistor 106 in de geleiding zodat, pok punt 88 op een potentiaal 15 van logisch "1” komt. Dit laatste signaal wordt dan gede-tekteerd op klem K1 van.de mikroprocessor 56. Als in het bovenstaande beide schakelaars open zijn (24, 26) dan is het signaal, op punt. 88 daarentegen op ongeveer -I5 volt via weerstand 104 hetgeen onverander-lijk een logische "0” sig-20 naleert. In dit verband wordt opgemerkt, dat de toleranties ten opzichte van de waarde -I5 volt tamelijk ruim zijnj enkele volts verschil geven nog steeds de logische waarde 'O”. Ten opzichte van de waarde 0 volt mag de afwijking slechts enkele tienden volts zijn. De waardering van bet 25 tussengelegen gebied (b.v. tussen -γ en -10 volt is niet gegarandeerd. Als aan de andere kant schakelaar 24 gesloten is en schakelaar 26 is geopend, dan is het de potentiaal van punt 35 die bepalend is. Dit puilt is volgens eenzelfde diode met punt 31 verbonden en heeft dus ook een hogere 30 potentiaal dan klem 36» Voor wat betreft de geleidingstoestand van transistor 106 is het eerder gestelde van toepassing: ook dan ontvang klem k1 een logische "1", Als beide schakelaars 24 en 26 zijn 'gesloten is afgezien van andere dingen de bestralingsbuis bekrachtigd. Als tijdens de werk-35 ingstijd beide schakelaars defekt raken zodat ze niet meer onderbroken kunnen, is de beveiliging gefaald, De kans op zo’n.dubbel mankement is zeer klein, en mag.worden verwaarloosd, 7812150 11 ...

• ' PHN 9299_______________________________________________________________________________________________________________________

Hierna wordt besproken de afbeeldschakeling. De mikropro-cessor 56 is hiertoe .voorzien van twee selektie uitgangen R4, R5. Verder zijn aanwezig 7 kodesignaaluitgangen O0-O6 die middels een inwendig logisch arrangement (PLA) worden 5 aangestuurd om een zevensegments afbeeldinrichting te bekrachtigen. Deze inrichting is kortheidshalve als een blok DP aangegeven en wordt nader besproken. De selektieuitgan-gen R4, R5 zijn middels de weerstanden 110, 112 (b7 Kohm) en 11b, 116, 118, 120 (allen 33,2 Kohm) verbonden met de 10 basiselektrode van transistoren 122, 124 (type BF 422). De emitterelektroden daarvan zijn verbonden met punt 82 (potentiaal 0 volt). De kollektorelektrodes ervan zijn middels weerstanden 126, 123 (waarde 330 Kohm) verbonden met een voedingspotentiaal van 250 volt (klem 34). Deze laatste is 15 geschikt om de eigenlijke afbeeldelementen aan te sturen.

Als de klemmen R4, R5 een lage potentiaal hebben worden de t.ransistoren 122, 124 door de voedingsspanning van -15 volt zo geregeld dat de kollektorelektrodes ervan op een lage potentiaal liggen. Daardoor worden de transistoren 130, 132 20 gesperd en worden de lijnen 134, 136 middels weerstanden 138, 14θ (waarde 681 Kohm) op een lage potentiaal gehouden: de afbeeldelementen zijn dan in de niet-geselekteerde toestand. Als de transistoren 122, 124 door een hoog signaal op klemmen R4, R5 (ongeveer 0 volt) verder in geleiding wor-25 den gebracht, brengt de hoge potentiaal van hun kollektorelektrodes ook de korresponderende transistor 130 of 132 (type BF 422) in geleiding en wordt de betreffende leiding 134 of 136 op een hoge potentiaal aangestuurd langs deze lijn wordt aan het afbeeldvermogen aan de afbeeldelementen 30 toegevoerd. Hierna wordt eerst besproken de eigenlijke af^ beeldinrichting en daarna het machine programma. Er wordt nog opgemerkt dat van de mikroprocessor 56 de aansluitingen R6, R7, 07 niet met' verdere onderdelen van de schakeling zijn verbonden. Eventueel zijn ze beschikbaar voor het rea-35 . liseren van verdere fuhkties.

Fig. 3 geeft een detaillering van de afbeeldinrichting DP

» 7812150 -.12-' i PHN 9299....... . ..... ..... ........ ..... ...... ·________________________·_____________________ uit Fig, 2, De schakeling heeft de ’aansluitingen O0-O6 en 134, 136 uit Fig. 2, en verder een voedingsaansluiting 190'die -I5 volt krijgt toegevoerd, De eigenlijke afbeelding vindt plaats middels vier afbeeldelementen 150-156.

5 Dit zijn zevensegments gas (plasma) elementen van het type Philips ZM 1550. Die selektie aansluitingen zijn aangegeven door de letters a-g. Elementen 150 en 154 worden geheel in parallel bestuurd, ook wat betreft de aansluitingen a-g Ditzelfde geldt voor elementen 152, 156. De weerstanden 10 158-170 hebben een.waarde van 330 Kohm, de transistoren 172-184 zijn van het type BC 5^-6, de zener diode 186 van het type BZX 79 C 6 V2. Er wordt dus tweemaal dezelfde informatie afgebeeld, en éénmaal in de richting van de bedienings-persoon (die voor het apparaat kan staan, en eenmaal in de 15 richting van degene die bestraald wordt (dit kan de tegengestelde richting zijn), De afbeeldelementen worden periodiek aangestuurd maar door een nalichteffekt werkt dat als een kontinue afbeelding,

Fig. 4 geeft, schematisch de samenhang tussen de subroutines 20 van het stroomdiagram volgens hetwelk de inrichting volgens Fig.-2 werkt ; het schema wordt later uitgewerkt aan de hand van Fig. 5~8. Het organisatieschema heeft een ingang bij 200 met de voorwaarde dat er voedingsspanning aanwezig is. Vandaar is een weg naar 202: de voorbereidingsroutine.

25 Vandaar is een weg naar 204: de routine van het aftasten van de ingangssignalen. Vandaar zijn'er wegen naar.206: relais-bekrachtigingsroutine, naar 216: routine van het· detekteren van de ingangsinformatie en naar 222: de routine van de tijd-aanwijzer (of bijhoudinrichting). Van 206 is er een weg naar 30 208: wachttijd routine. Van 208 is er-een weg naar 210: af- beeldroutine. Van 210 is er een weg naar 212: routine van het testen van de schakelaars (24, 26 in Fig. 2). Van 212 is er een eerste weg naar 214: relais onveilig, en een tweede weg terug naar 204 (zie hierboven) . Van 216 is :een weg naar 35 218 inleesroutine, en een naar 224: routine van de start- konditie.Van 218 is er een weg naar 220: laadroutine voor 7812150 -13- PHN 9299.........._____________________________________ ______ . ..... :................................ ...............

de tijd aanwijzer. Van 220 is er een weg naar 206. Van 222 is er een weg naar 206, naar 220, een tweede weg naar 206 (223) en naar 226: bijhoudinrichting defekt. Van 224 is er een weg naar 206. De gang van zaken wordt nader besproken 5 aan de hand van ïlig. 5j 6, 7·

Fig. 8 illustreert de inhoud van het lees-schrijfgeheugen-deel van de mikroprocessor 56 in Fig. 1. De kapaciteit is 4 banken van elk 16 woorden è. 4 bits. De bankadressen worden geleverd door het zogenoemde X-register: alleen de eer-10 ste twee banken worden beschouwd. De woorden worden geadres seerd door het zogenoemde Y-register. Van bank 0 bevatten de woorden Y6-Y11 de nog te doorlopen tijd, en wel achtereenvolgens ; het aantal tientallen minuten, het aantal minuten daarboven, het aantal tientallen seconden, het aantal · 15 seconden daarboven, het aantal 1/5 seconden daarboven en ten slotte het aantal vijftigste minuten daarboven. Woord Y9 is het startwoord en bevat de startbit (voorde tijdaan-wijzer), 0, 0, en de toestemmings (enable) bit voor het starten. Woord Y10 bevat 0, de "eerste keef bit, de "50 Hz 20 blok" bit, en 0.woord Y11 bevat 0, 0, de "wachttijd voorbij" bit, en de afbeeldingsonderdrukkingsbit (blanking). Woord Y12 bevat de aftastbit voor de uitgangsinformatie,. 0, 0, 0., Woord 413 bevat een drietal bits die als teller werken tegen het jitteren van toetskoiitakten,. en de ingangsblokkerings- 23 bit. De woorden Y14 en Y15 bevatten acht bits die tesamen s tand een teller/vormen voor de veiligheidstest. Woord YO bevat de informatie van het laatste R-uitgangssignaal bij het aftasten van de ingangsinformatie. In bank XI bevatten de woorden Y5, γ6 tijdsinstellingsformatie in respektievelijk 30 minuten en tientallen minuten op de wijze als de woorden Y3, Y6 in bank XO. De overige delen van het geheugen worden bij de uitvoering niet gebruikt.

Fig. 5 geeft een eerste deel van een detaillering van het schema van Fig. 4. Als vermeld wordt routine 202 gestart 35 als de voedingsspanning, met name de spanning van -I5 Volt aanwezig is op klem 36 en de spanning van 0 volt op klem 38 7812150 , . -14.- ' ‘ PHN 9299-_________ ___________________ ______________________________________________________________________________________________________________________ in Fig. 2. Daardoor wordt in de mikroprocessor 56 de interne klok gestart. De voorbereidingsroutine wordt gestart op het eerder gerefereerde signaal op klem INIT en vervult de volgende onkonditionele operaties: 5 1. de registers van de mikroprocessor worden gereset.

2. de tijdindikatie (die zich bevindt in het· minutengedeêl-te van de bijhoudinrichting, zie nog hierna) is dan ”00",· maar op de afbeeldinrichting wordt deze informatie afge-beeld als twee strepen op de middel te horizontale segmen-10 ten: zo staat er "niets”. Dit gebeurt doordat de onderdruk-kingsbit voor de afbeeldinrichting (woord Y11) gelijk aan "1" wordt gemaakt - de eigenlijke 4-bits kode voor de af-beeldelementen is dan "1111". Via de uit gangs inrichting (PLA) van mikroprocessor 56 wordt dit vertaald in de 8-15 bitskode 0100-0000.Blok 202 heeft een enkele uitgang naar blok 204: de routine van het aftasten van de ingangssignalen In blok 230 wordt getest of.de startbit (woord Y9) van de timer is geset en de positieve fase van de 50 Hz netspanning aanwezig is. Aanvankelijk zal niet aan deze beide, door 20 een EN-funktie te kombineren voorwaarden, voldaan zijn (met name is de startbit = o), In blok 232 worden de toetsin-gangen van toetsenbord 84 in Fig. 2 afgetast door middel van afvragen van de uitganggen R0-R4 van de mikroprocessor. De met schakelaar 54 verbonden ingang K8 wordt daarbij 25 automatis.ch mee in aanmerking genomen: de ontvangen informatie wordt opgeslagen in het accu mu latorregister van de mikroprocessor 56. In blok 234 wordt gedetekteerd of er een toets is ingedrukt, dat wil zeggen dat de inhoud van het accumulatorregister ongelijk is aan nul. Aanvankelijk zal 30 geen toets zijn ingedrukt (uitkomst van de test: negatief).

In dat geval volgt een overgang naar blok 206: de relais-bekrachtigingsroutine. In blok 236 wordt de uitgang R9 van mikroprocessor 56 logisch "0" gemaakt. Aanvankelijk zal. dit een loz.e operatie zijn omdat deze informatie al de waarde 35 "0" had. Daarom volgt een overgang naar blok 208: de wacht-, tijdroutine: de wachttijd is de tijd die verloopt tussen het .bedienen van.de ...starttoets en de feitelijke aanschake- 78121 50 " -15- PHN 9299 ; ____________ .

ling van de stralingsbron. In blok 238 wordt getest of de startbit is gezet (vergelijk ook blok 230). Aanvankelijk zal dit niet zo zijn. In blok 240 wordt het secondengedeelte (woord Y3) van het register van de tijdaanwijzer gevuld 5 rost de informatie: 15 sekonden. Dit is de waarde (111 ) van de wachttijd. Bovendien wordt een verder gedeelte (woord Y4) van het register van de tijdaanwijzer gevuld met de informatie: 60 sekonden (0110): daardoor wordt de op het register ingestelde bestralingstijd 1 minuut te hoog. Dit heeft 10 het voordeel dat de stand 0 minuten, 60 sekonden gebruikt kan worden om het einde van'de bestralingstijd te detekte-ren. Daarop volgt de overgang naar blok 210: de afbeeldrou— tine. In blok 242 wordt eerst getest of de onderdrukkings— bit voor de afbeeldinrichting op 1 gesteld is. Deze bit be-15 stuurd het knipperen van de afbeelding tijdens de wachttijd. Aanvankelijk zal deze bit die (in het woord Y11) niet op 1 zijn gezet. In blok 284 wordt via een miltiplexorganisatie in twee slagen de informatie van het minutenregister van de tijdaanwijzer-aan de afbeeldinrichting toegevoerd. Aan-20 vankelijk zal dit (zie blok 202 hierboven) de afbeelding van de middelse twee horizontale elementen van de afbeeldinrichting ten gevolge hebben. Het multiplexen wordt bestuurd door de eerste bit van het woord Y12. Als de onderdrukkings-bit wel de waarde "1" heeft (dit gebeurt tijdens het wach-25 ten afwisselend gedurende een sekonde w&l en de volgende sekonde niet) dan wordt in blok 244 de afbeelding onderdrukt. De nalichttijd van de afbeeldelementen is veel kleiner dan 1 sekonde zodat dan de afbeelding "knippert” Daarop volgt cfe overgang naar blok 212: de routine van het testen van de 30 schakelaars. Eerst wordt in blok 246 getest of de startbit is geset (vergelijk blok 238).. Als de startbit niet op "1" is gesteld (dat zal dus oorspronkelijk het geval zijn) wordt in blok 248 getest of de schakelaars "veilig" zijn (middels uitgang R10 en ingang K1), dus beide in de geopen-35 de stand (de kans dat ze beide gesloten zijn wordt verwaarloosd) . G-ewoonlijk zullen de schakelaars veilig zijn en volgt 78 1 2 1 5 0.

Λ 4 * .· · -16 ΡΗΝ 9299........................._ ....................................... .......................

een overgang naar lijn 249· Als ze onveilig zijn wordt een telsaldo in de woorden Y14, Y15 opgehoogd. Daarop wordt in blok 25Ο getest of de onveilige toestand al een zekere tijd bestaat, bijvoorbeeld doordat genoemde twee woorden een over-loopsignaal genereren bij ophogen. Deze tijd kan bijvoor-5 beeld na 1,3 sekonden bereikt worden. Aanvankelijk 2al deza tijd nog niet voltooid zijn en volgt eveneens een overgang naar lijn 249· Als de tijd wèl is verstreken volgt een overgang naar lus 2^2 die een onbeperkt aantal malen doorlopen kan worden, bijvoorbeeld door een kommando: ga naar deze 1o zelfde instruktie terug. De lus kan alleen worden verlaten als de netspanning wordt afgeschakeld en zal bij hernieuwde omschakeling in het algemeen opnieuw worden bereikt. De beschreven lus (blokken 204-206-208-210-212) kan een willekeurig aantal malen worden doorlopen en vormt een ifitiële 15 wachtlus. Het doorlopen daarvan vergt steeds een zekere tijd. Deze tijd maakt het dat de woorden Y14, YI5 slechts een beperkte kapaciteit behoeven om 1γ sekonde af te tellen, De eerste verandering kan teweeg worden gebracht door het indrukken van een toets op toetsenbord 84 .in Fig. 2. In dat 20 geval vindt in blok 234 een overgang plaats naar blok 216 in Fig. 7: dé routine voor het detekteren van de ingangsin-'formatie. In blok 254 wordt allereerst gedetekteerd welke wordt de vierde bit vaa woord YI3 gelijk aan ’O"· gemaakt. Als bij het doorlopen van de lus dezelfde toets nog eens wordt 25 gedetekteerd wordt het saldo van de eerste drie bits van woord YI3 met een eenheid verhoogd. Als een overloop conditie ontstaat is het.een "echte” toets die verwerkt mag worden. Als er bij het doorlopen van de lus geen of een andere toets wordt gedetekteerd wordt woord Y13 op nul teruggesteld. 30 Zo wordt geen last ondervonden van denderen (boucing) van de toetsen. Als de toets verwerkt is wordt de vierde bit van het woord op "1" gesteld om een tweede verwerking te blokkeren. In blok 256 wordt getest of de starttoets (ST in Fig. 2) is bediend. In geval van juiste bediening zal dit 35 niet zo zijn en vindt in blok 258 de detektie van de ingedrukte. .cijfertoets. plaats. Dit cijfer wordt gedekodeerd en 78-1 21 5 0 - 17- PHN 9299.__________1_________________ . ____________________________________ ____________________________________ .. ___________________________ daarop vindt een overgang plaats naar blok 218: de inlees-routine. Eerst wordt dan in blok 260 het ingetoetste cijfer volgens de digitale kodering opgeslagen in de geheugen-plaats van de tijd in stelling: bank XT, woord Y5 van het 5 geheugen. De eerste toets geldt als de 'meest signifikante toets, en de toets "0" wordt verwaarloosd. In blok 262 wordt eerst.getest of de toets toelaatbaar is. De eerste toets is altijd toelaatbaar, mits φ 0. De "0" wordt dan in 15 vertaald en geeft weer de afbeelding: "niets". Verder wordt 10 in blok 2ÖQ nog de herhaal-bit (in woord Y10, tweede bit) op de stand "herhaling mogelijk", d.i. "0" gesteld. Als er een toets met toelaatbare cijferwaarde is bediend wordt daarop in blok 264 de toelaatbit (enable) voor het starten gelijk gemaakt aan "1". Daarna vindt een overgang plaats 15 naar blok 220: laadroutine voor de tijdaanwijz.er. In blok 266 wordt dan uitsluitend het ingetoetste cijfer opgeslagen in het register (minutengedeelte) van de tijd-aanwijzer: bank XO, woord Y5 van het geheugen. Dan vindt er een overgang plaats naar blok 206 in Fig. 5· De beschreven excursie 20 naar Fig. 7 vindt voor elke indrukaktae slechts éénmaal plaats. Zolang de toets niet wordt losgelaten en een verdere toets (kan dezelfde toets zijn) weer wordt ingedrükt wordt daarna telkens de eerdergenoemde hoofdlus van de blokken 204— 206-208-210-212 doorlopen.. Daarbij 'wordt de het eerst in-25 gedrukte toets op de minst signifikante positie afgebeeld.

Als een tweede cijfertoets wordt ingedrukt gebeurt hetzelfde als bij het indrukken van de eerste: het tweede cijfer wordt het minst signifikante, terwijl het eerst ingedrukte cijfer naar de me est- signifikante plaats wordt overgebracht 30 (woordplaats Y6) en dienovereenkomstig afgebeeld. In blok 262 wordt gekontroleerd op juiste bediening: de bediening is juist als ten hoogste twee cijfertoetsen achtereen worden ingedrukt (één is echter reeds voldoende), en als de waarde van de bestralingstijd φβη hoogste 39) dus een bestra-35 lingstijd tussen 40 en 399 minuten zou opleveren, wordt in blok 268 de toelatingsbit (enable) voor het starten op nul 7812150 18.....

PHN 9.299..... . ..................-............-...........-...............-_____________________1__________ ............................

teruggesteld en -wordt wederom de informatie "ni-ets" middels twee horizontale strepen afbeeldt (dit laatste in blok 270)! uit blok 270 is er weer de overgang naar blok 266 en daarna naar blok 206 in Fig, 5· 5 In tweede of derde instantie kan de starttoets worden ingedrukt c Dan vindt in Fig. 7 een overgang plaats van blok 216 naar blok 224: des.routine van de start konditie. Eerst wordt in blok 272 getest of de toelaatbit voor het starten de waarde "1" heeft. Deze was op "1" gesteld in blok 264. Als 10 deze echter niet op "1" was gesteld vindt een terugkeer plaats naar blok 206 in Fig, 5· Als deze op ”1” gesteld was wordt de startbit op "1n gesteld in blok 274. In blok 276 wordt getest of de bit "herhaling mogelijk" (2° bit van woordplaats Y10) de waarde "0" of "1" heeft. Deze was in 15 blok 26Ο op nul gesteld. Als het de eerste keer is wordt deze bit dus nu op "1" gesteld, ten teken dat herhaling mogelijk is. (blok 278). Als hij"1" was wordt hij daarentegen in blok 280 teruggesteld: herhaling is niet meer mogelijk. De uitgang van blokken.278 en 280 is naar blok 206 20 in Fig. 4. Middels deze bit "herhaling mogelijk" kunnen achtereen twee evenlange bestralingen worden geaktiveerd zonder dat de tijdprogrammering bij de tweede keer opnieuw hoeft te worden ingesteld. Bij het aanschakelen, en bij het veranderen' van de ingestelde tijd wordt deze bit steeds 25 ("in blok 260) op nul gesteld. De genoemde herhaling kan dus achterwege blijven.

Zo is nu de startbit geset. Als eerder vermeld kan deze worden getest in de blokken 230, 238 en 246 in Fig. 5, 6. Eerst kan nu in blok 238 worden afgetakt naar blok 280. Hierin 30 wordt getest of de tijd van 15 sekonden die in blok 240 was gegenereerd, al verstreken is (deze tijd wordt afgeteld in blok 222). Als de startbit nog niet op "1" gesteld is wordt deze tijd bij elke passage door blok 240 opnieuw gesteld. Als genoemde 15 sekonden nog niet voorbij zijn volgt 35 e©n overgang van blok 280 naar blok 282. Daarin wordt ge-detekteerd op de tijdwaarde in sekonden (in woord Y3) even ?812150 -19- PHN .9.299 ........-----............... .....-................... .:___________________________________________________________ of oneven is. Als de tijd even is wordt de afbeeldingson-derdrukkingsbit op "1" gezet en als de tijd oneven is wordt bij op ”0" gezet. Daarna volgt weer de overgang naar blok 210: de afbeeldroutine: nu is in blok 210 de afbeeldingson-5 derdrukkingsbit of "0” of "1” zodat ofwel blok 244 doorlopen wordt (dan wordt de afbeelding onderdrukt), of wel het blok 284 doorlopen wordt. In blok 284 worden de cijfers in het minutengedeelte van het register van de tijdaanwijzer naar de afbeeldingsinrichting gevoad. Zo knippert de afbeel-10 ding dus gedurende 15 sekonden. Als de 15 sekonden verlopen zijn (test in blok 28θ) wordt in blok 286 de bit "wachttijd voorbij" geset. Voor het overige wordt steeds de door lijn 249 gesloten lus doorlopen. Daarbij wordt in blok 212 het relais niet meer getest omdat de uitgang naar lijn 249 di-15 rekt uit blok 246 resulteert (uitgang 247)· Door het multi-plexen in blok 284 moeten er telkens twee lussen doorlopen worden om het hele getal af te beelden.

Het eerder genoemde aftellen vindt plaats in blok 222. Voorts' is in blok 230 de startbit voo.r de ti jdaanwi jzer nu "1" en 20 met 50$ kans is ook de netspanning 50 Hz in de positieve fase. Als dit laatste het geval is volgt een overgang uit blok 230 naar bl.ok 288. Hierin wordt gedetekteerd of een "eerste keer bit" (derde bit van woord YTo) de waarde "0" heeft. Als hij de waarde "0" heeft volgt een overgang naar 25 blok 290. In blok 290 wordt de inhoud van het tellenregis-ter (woordplaatsen Y0-Y6) met 1/50 sekonde afgeteld. Bovendien wordt in blok 29Ο genoemde "eerste keer bit" op 1 teruggesteld. Het stellen (op "0") van deze eerste keer bit gebeurt in blok 232. In blok 291 wordt gedetekteerd of de 30 tellerregisters goed werken. Dit gebeurt als volgt: eerst· wordt de tellerstand uit het geheugen opgevraagd, naar de accumulator van de mikroprocessor overgebracht en met 1 verminderd (dus 1/50 sekonde). Vervolgens wordt deze stand weer in het geheugen opgeslagen. Tenslotten wordt gekontro-35 leerd of het saldo in de accumulator gelijk is aan het hernieuw in het geheugen opgeslagen saldo. Als dit niet ;zö' is 7812150 y « / - 20 - PHN 9299 .....--....................................... . ...........-............................' -------------------- ' volgt een overgang naar_ lus 293 die als eindlus werkt. Zo is het bijhouden gekontroleerd. Als de test ’’goed" is wordt in blok 292 getest of de minutenwaarde van de tijdaanwijzer "0" is. Als dit niet zo is volgt een uitgang naar blok 294.

5 In blok 294 wordt getest- op de volgende kondities: a) heeft het startwoord (woord 79) de juiste waarde (dus "1001" b) heeft.de bit "wachttijd voorbij" de waarde "1" (geset in blok 286) 10 Als de test "false" is volgt een overgang naar blok 236s uitgang R9 (en daarme schakelaars 24, 26) worden niet meer door de eerder genoemde 1 kHz pulsreeks bekrachtigd. Als ze" tot dan toe wèl bekrachtigd werden wordt deze bekrachtiging beëindigd. Als de test in blok 294 '$rue" is volgt 15 een overgang naar blok 296j de uitgang R9 wordt bekrachtigd en de bestraling neemt een aanvang. Als in blok 292 de tijd-aanwijzer de waarde "0 minuten" aangeeft betekent dit dat de bestralingstijd is voltooid (eerder waren er immers 60 sekonden bij opgeteld). Dan volgt een overgang naar blok 20 298s daarin worden de bits: e startbit voor de tijdaanwijzer5 de toestemmingsbit voor het startenj en de bit "wachttijd voorbij" op "Q" gesteld en is de bestraling gereed: de uitgang R9 wordt dan niet langer bekrachtigd na de eerstvolgende door-25 gang door blok 206. Daarna volgt weer een overgang naar blok 220 in Fig.. 7! laadroutine voor de tijdaanwijzer. Eerst wordt in blok 300 getest of de bit "herhaling mogelijk" de waarde "true" heeft. Als dit zo is wordt in blok 302 de toestemmingsbit van de start opnieuw geset. Daarop vindt een 30 overgang plaats naar blok 266. Als genoemde toestemmingsbit de waarde "false" heeft wordt in blok 270 de tijdsinstelling op nul gesteld met de afbeeldingsonderdrukking als bij de uitgang van blok 202, In blok 266 wordt dan het minutengedeelte van het register (waarden Y5, Y6 in bank X1 op nul 35 gesteld. Zo is de beginkonditie hersteld.

Het woord YO. van bank XO dient nog als tellerregister om \ 7812150

Claims (6)

1. Bestralingsinrichting voorzien van een voedingsaan- sluiting, een ontladingsbuis voor het genereren van ultra-20 violette straling, in serie met de ontladingsbuis opgenomen eerste schakelmiddelen, en een programmeerinrichting met een ingang voor het ontvangen van een werkingstijd informatie en daaropvolgend een startsignaal, een uitgang voor het afgeven van een bekrachtigingssignaal voor de eerste schakelmiddelen, 25 bijhoudmiddelen voor het bijhouden van de nog te doorlopen werkingstijd en eerste detektiemiddelen voor het detekteren van genoemd bijhouden en ingeval van een falen daarin een foutsignaal te geven ter onwerkzaammaking van genoemd be-kraehtigingssignaal, met het kenmerk, dat genoemde bijhoud-30 middelen een signaaluitgang hebben om tijdens genoemde werkingstijd een periodiek signaal af te geven om genoemd be-krachtigingssignaal voortdurend te heraktiveren, en dat bij uitblijven van genoemd periodiek signaal het bekrachtigings-signaal verdwijnt.

2. Bestralingsinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat tweede schakelmiddelen aanwezig zijn om tesamen 7812150 - 22·· EffiL 9299 _________________ __________________________________________ _______ __________:_________,________________ met genoemde eerste schakelmiddelen een bekrachtigings-signaal te ontvangen, dat genoemde ontladingsbuis uitsluitend in geval van gezamenlijke bekrachtiging van genoemde eerste en tweede schakelmiddelen werkzaam kan zijn, en dat 5 tweede detektiemiddelen aanwezig zijn voor het buiten genoem de werkingstijd kontroleren van genoemde eerste schakelmiddelen om bij een ingeschakelde toestand daarvan een later volgend startsignaal te deaktiveren met betrekking tot de bekrachtiging van genoemde schakelmiddelen. 10 3· Bestralingsinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat genoemde tweede detektiemiddelen bovendien werkzaam zijn voor het buiten genoemde werkingstijd kontroleren van genoemde tweede schakelmiddelen om bij een ingeschakelde toestand daarvan een later volgend startsignaal te de-15 aktiveren met betrekking tot bekrachtiging van genoemde eer ste schakelmiddelen. k. Bestralingsinrichting volgens conclusie 3» met het kenmerk dat genoemde eerste en tweede schakelmiddelen in serie zijn geschakeld om in bekrachtigde stand de stroom door 20 de ontladingsbuis door te laten.

5. Bestralingsinrichting volgens één der conclusies 1 t/m k, met het kenmerk §en bekrachtigingsinrichting aanwezig is met een ingang om genoemd periodiek signaal te ontvangen en een uitgang om onderbesturing van genoemd perio-25 diek signaal gedurig genoemd bekrachtigingssignaal (conti nuously)· af te géven,

6. Bestralingsinrichting volgens één der conslusies 1 t/m k, met het kenmerk, dat de programmeerinrichting een mikroprocessor bevat,

7. Bestralingsinrichting volgens een der conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk dat de programmeerinrichting een ingang bezit voor het ontvangen voor een uitwissignaal voor het voor de ontvangst van een startsignaal uitwissen van een laatstontvangen werkingsti jdinformatie.

8. Bestralingsinrichting volgens één der conclusies 1 t/m 7» met het kenmerk, dat de programmeerinrichting een 7812150 .EBN-.92.99___________ __________ _____________________________________________________ ___________________________ ingang bezit voor het ontvangen van een onderbreeksignaal voor het onder besturing van dat onderbreeksignaal opschorten van genoemd bekrachtig-ingssignaal als mede toevoeren van een stopsignaal aan de bijhoudinrichting. 7812150