NL7810978A - Werkwijze voor het opwerken van een kunststof- voortbrengsel. - Google Patents

Description

• . .. · v ; ' ' Λ: 1 ' ..........

i "785164/vdV/We.

Aanvraagster i ffavin B.Y., te Zwolle.

Titel * Werkwijze voor het opwerken van een kunststofvoort brengsel.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het opwerken van een kunststofvoortbrengsel van een tenminste een polymeerafbraakwerend additief bevattende thermoplastische kunststof met tenminste een oppervlaktehuid van polymeerafbraakprodukten, 5 waarbij men het kunststofvoortbrengsel fijnmaakt en opnieuw vormt tot een gevormd kunststof voortbrengsel.

Het is bekend dat voortbrengsels van thermoplastische ; kunststof onder invloed van lacht, in het bijzonder door de inwerking van ultravialet licht en/of zuurstof niettegenstaande de aan-10 wezigheid van UY-licht stabilisatoren en antioxydantie, een aantasting ondergaan waardoor de mechanische eigenschappen van het uit dergelijke thermoplastische kunststoffen bestaande voortbrengsel na verloop van tijd tot beneden een gewenste waarde achteruitgaan. Dit betekent dat het voortbrengsel uit de roulatie genomen moet worden.

15 Voor het opwerken van een dergelijk kunststofvoortbrengsel met , een oppervlaktehuid van polymeerafbraakprodukten (waarbij hier onder polymeerafbraakprodukten verstaan worden alle produkten van polymeren die door inwerking van licht en/of zuurstof overgaan in polymere produkten die een geringere mechanische sterkte verechaffen), worden 20 de kunststofvoortbrengsels, zoals kunststofzakken of kunststofkratten, gebroken en de verkregen fijngemaakte kunststofvoortbrengsels opnieuw verwerkt tot nieuwe kunststofvoortbrengsels.

Bij het op deze wijze opwerken van bijvoorbeeld uit polyalkenen vervaardigde kunststofkratten, welke na enkele jaren onvoldoende 25 mechanische sterkte bezitten door de genoemde aantastingen, werd ge-konstateerd dat men op deze wijze een samenstelling verkrijgt die wel opnieuw tot kunststofkratten verwerkt kan worden maar de op deze wijze verkregen kunststofkratten vertonen het nadeel dat zij weliswaar direkt na hun vervaardiging goede sterkte-eigenschappen bezitten 30 doch deze mechanische eigenschappen blijken sterk terug te lopen onder invloed van licht en/of zuurstof, ~~ Vermoedelijk hangt dit verschijnsel samen met het feit, dat in 7810978 w .... 2 « het door her-extruderen of door het-spuitgieten verkregen kunst-stofvoortbrengsel een hoeveelheid polymeerafbraakprodukten voorkomt, welke afhraakprodukten de mechanische eigenschappen zeer nadelig beïnvloeden.

5 Gevonden is nu, dat men de mechanische eigenschappen van de door her-extruderen of door her-spuitgieten verkregen kunststofvoortbreng-sels aanzienlijk kan verhogen door aan de kunststofsamenstelling van het fijngemaakte kunststofvoortbrengsel een kunststofafbraak-werend additief toe te voegen voor het opnieuw vormen van het voort-10 brengsel.

De uitvinding heeft derhalve betrekking op een werkwijze voor het opwerken van een kunststofvoortbrengsel met tenminste een opper-vlaktehuid van polymeerafbraakprodukten waarbij men het kunststofvoortbrengsel fijnmaakt en vervolgens opnieuw vormt tot een 15 kunststofvoortbrengsel, welke werkwijze gekenmerkt is doordat men het kunststofvoorwerp fijnmaakt, aan de fijngemaakte kunststofmassa tenminste een hoeveelheid van tenminste óen kunststofafbraakwerend additief toevoegt en het geheel vermengt, waarna men opnieuw een voortbrengsel vormt.

20 Waargenomen is dat op deze wijze kunststofvoortbrengsels verkre gen worden met dezelfde mechanische eigenschappen als de uitgangs-voortbrengsels, welke eigenschappen gehandhaafd blijven gedurende dezelfde tijd als bij kunststofvoortbrengsels verkregen uit verse kunststoffen.

25 Een dergelijk resultaat is zeer verrassend, daar in de kunst stofvoortbrengsels, waarvan men uitgaat, reeds bij de oorspronkelijke vormgeving kunststofafbraakwerende additieven, zoals een ultra-violetlichtstabilisator en/of antioxydant opgenomen waren, zodat de kleine extra toevoegingen van kunststofafbraakwerend additief weinig 30 resultaat zouden moeten geven.

Met bijzonder voordeel voegt men tenminste 0,001 en bij voorkeu:: 0,01 tot 0,50 gew.?C' additieven, berekend op de uitgangskunststofmassa toe.

"Voor het opnemen van zeer kleine hoeveelheden kunststofafbraakwe::en-35 de additieven, is het aan te bevelen de kunststofafbraakwerende additieven toe te voegen in de vorm van een mengsel van een kleurstof met 78 1 0 9 71 ......

3*· • '·' *· - '^ψ· w .

... 5 ~ tenminste e'en kunst stof afbraakwer end additief, waarbij men doelmatig werkt met kleurstofsamenstellingen welke 15 tot 55 gew.$ additieven bevatten, waarbij dan van deze samenstelling een zodanige hoeveelheid van het mengsel wordt toegevoegd, dat deze samenstelling 0,5 tot 5 1 gew.$ van de kleurende samenstelling opneemt.

Als kleurstoffen kunnen zowel organische als anorganische kleurstoffen gebruikt worden, waarbij als voorbeelden van organische kleurstoffen antrachinon-,phtftlocyanide- en indantronkleurstoffen in aanmerking komen naast cadaiumgeel, cadmiumseleensulfide, 10 nikkeltitaanpigmenten, chroomoxyden, kobaltpigmenten, ultramarijn, ijzeroxyde, titaanoxyde en roet*

Geschikte kunststofafbraakwerende additieven zijn anti-oxydanten, UV-stabilisatoren en dergelijke, welke zowel afzonderlijk als gezamenlijk kunnen worden toegepast.

15 Voorbeelden van antioxydanten zijn kresolen, fenolen, organo- fosfieten en propionaten, terwijl als UY-stabilisatoren genoemd kunnen worden de benzofenonen en benzotriazolen.

Het toepassen van een klèurende samenatelling welke een vooraf bereid mengsel van kunststofafbraakwerend additief tezamen met kleur-20 stof bevat, is ook in het bijzonder aan te bevelen wanneer na verloop van tijd niet alleen de mechanische eigenschappen, maar ook de kleur van het voortbrengsel ten gevolge van de inwerking van licht en/of zuurstof achteruit gegaan is.

Bij kunststofvoortbrengsels waarbij dit verkleuringsverschijnsel 25 niet optreedt, kan het echter ook aanbeveling verdienen om toch een kleurende samenstelling toe te passen, bestaande uit een mengsel van kunststofafbraakwerend additief of additieven tezamen met een kleurstof, teneinde het kunstztofafbraakwerende additief in de gewenste dosering aan het uitgangsprodukt van fijngemaakt kunststof-30 voortbrengsel toe te voegen,

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld,

Voorbeeld I

Een polyetheenkunststofkrat, die 2,% roet als kleurstof naast 55 l,7$UV-stabilisator en 0,47$ antioxydant als kunststofafbraakwerende ^additieven bevat, wordt gebroken in een kunststofbreker.

7810978 ~ ~ " * ... 4 „

Daar de gebroken kunststofkrat als UV-stabilisator 2-hydroxy-4-n-octoxybenzofenol bevat, en 2,2-methyleen bis(4-ethyl 6-tert.butyl-fenol) als antloxydant, werden dezelfde kunststofafbraakwerende additieven aan het mengsel toegevoegd in een hoeveelheid van elk 5 0,1 gew.$.

De trekslagsterkte van een kunststofkrat verkregen door direkt spuitgieten van het gebroken kunststofkrat zonder toevoeging van kunststofafbraakwerend additief, leidt bij kunstmatige veroudering tot een waarde die ongeveer 25/5 bedraagt van de waarde die men ver-10 krijgt bij een spuitgegoten krat, waarbij men voor het spuitgieten de hierbovengenoemde additieven heeft toegevoegd.

Voorbeeld II

Men herhaalt de voorgaande proef, uitgaande van met cadmium-geelpigment gekleurde polyetheen kunststofkratten.

15 Voor het uitvoeren van de proeven mengt men cadmiumgeelpigment telkens met de volgende kunststofafbraakwerende additieven* 25 gew.$ 2,2-methyleen bis(4,6-tertbutylfenol) = antioxydant A; 25 gew.$ cyclisch neopentaantetraylbis(octadecylfosfiet)(distearyl- pentacryltritol disfosfiet) = antioxydant B; f 20 25 gew,$ 2-hydroxy-4-n-octoxybenzofenon UV-stabilisator C, en 12,5 gew.fo antioxydant B met 12 gew.$ UV-stabilisator 0.

Deze pigmentsamenstellingen werden vermengd met het produkt verkregen door het fijnmaken van cadmiumgeelpigment bevattende kratten, waarin eveneens antioxydant B en UV-stabilisator C opgenomen is. De 25 vermenging vindt zodanig plaats, dat men 2310 g van de kleurstof met 47»7 kg polyetheengranulaat vermengt. De smeltindei van het polyetheen bedroeg 6,5 g/lO minuten, terwijl het soortelijk gewicht 0,964 g/ml bedroeg.

Uit de kratten van elke partij werden 16 proefstaafjes gefreesd 50 voor de beproeving op trekslagsterkte; van de blanco respektievelijk

Hef. 2-kratten werden 32 proefstaafjes genomen. Vervolgens werden telkens 16 proefstaafjes blootgesteld aan 800 uur kunstmatig zonlicht, zoals dit verkregen wordt in de bekende Xenon testapparatuur (= l600 uur werkelijke beproeving). De resultaten van deze belichte 35 alswel onbelichte proefstaafjes wat betreft trekslagsterkte zijn [weergegeven in de onderstaande tabel *_...............

7810973

Claims (9)

10 Trekslag^X 130 39 122 ΊΓ ————^ sterkte S (35) (31) (65) (41) (56) (68) Duidelijk blijkt, dat het inmengen van kunststofafcraakwerend additief, al dan niet in de vorm van een kleurstof/kunststof-afbraakwerend additief samenstelling in regeneraat de mechanische eigenschappen gunstig beïnvloedt, terwijl men op eenvoudige wijze de 15 voorwerpen weer de gewenste sterkte kan geven. Voorbeeld_III Men verwerkt op dezelfde wijze als in voorbeeld I polyvinyl-chlorideprofielen, welke bij toevoegen van een geschikte IJV-stabilisator en antioxydant in hoeveelheden van 0,1$ de gewenste 20 mechanische eigenschappen gedurende lange tijd behouden bij kunst matige veroudering. C 0 N C LI S I E S

1. Werkwijze voor het opwerken van een kunststofvoortbrengsel van een, tenminste een polymeerafbraakwerend additief bevattende, thermoplastische kunststof met tenminste een oppervlaktehuid van 25 polymeerafbraakprodukten, waarbij men het kunststofvoortbrengsel fijnmaakt en opnieuw vormt tot een gevormd kunststofvoortbrengsel, met het kenmerk, dat men het kunststofvoorwerp fijnmaakt, aan de fijngemaakte kunststoftoassa tenminste een hoeveelheid van tenminste een kunststofafbraakwerend additief toevoegt en het geheel 30 vermengt, waarna men opnieuw een voortbrengsel vormt. ~2„ Werkwijze volgens conclusie 1, m ethet kenmerk, 7 8T5TTB i ... 6 - ✓ dat men tenminste 0,001 gew./fc kunststofafbraakwerend additief toevoegt aan de fijngemaakte kunststofmassa.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat men 0,01 tot 0,50 gew.^ additieven berekend op de uit- 5 gangskunststofmassa toevoegt.

4. Werkwijze volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat men het kunststofafbraakwerend additief of de kunststofafbraak-werende additieven toevoegt in de vorm van een mengsel van een kleurstof met tenminste een kunststofafbraakwerend additief.

5. Werkwijze volgens conclusie 4>niet het kenmerk, dat men een kleurstofsamenstelling toevoegt welke 15 tot 35 gew.$ kunststofafbraakwerende additieven bevat.

6. Werkwijze volgens conclusie 5» m e t het kenmerk, dat men van deze samenstelling een zodanige hoeveelheid aan de fijn- 15 gemaakte kunststofmassa toevoegt dat deze samenstelling 0,1 tot 1 en bij voorkeur 0,5 tot 1 gew.$ van de kleurende samenstelling opneemt.

7. Werkwijze volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het fijn te maken kunststofvoorwerp 20 uit een polyalkeen, bij voorkeur polyetheen of polypropeen bestaat.

8. Werkwijze volgens een of meer der voorgaande conclusies, me·; het kenmerk, dat het kunststofvoorwerp^polyvinylchloride bestaat.

9. Gevormd kunststofvoortbrengsel verkregen onder toepassing 25 van de werkwijze volgens conclusie 1 tot 8. /FTTSTS