NL2033098B1 - Metselprofiel - Google Patents

Abstract

U I T T R E K S E L Metselprofiel (1) voor het metselen van een muur, waarbij het metselprofiel (1) een profiel (2) omvat, dat bedoeld is om rechtop op een ondergrond te worden geplaatst, met daaraan verbonden steunen omvattende minstens twee basissteunen (3), daardoor 5 gekenmerkt dat minstens één basissteun (3) roteerbaar is met behulp van een eerste scharniermiddel (5), zodanig dat een eerste hoek tussen de twee basissteunen (3) varieerbaar is, waarbij minstens twee van de voornoemde basissteunen (3) voorzien zijn van een instelbaar steunpunt (6) met de ondergrond en waarbij het 10 instelbaar steunpunt (6) is uitgevoerd als een spindel (7) die roteerbaar bevestigd is in een spindelmoer (8) die aangebracht is op de basissteun (3) of schoor (4), waarbij door rotatie van de spindel (7), een contactpunt met de ondergrond gelegen aan een uiteinde van de spindel (7), verplaatst kan worden ten opzichte 15 van de voornoemde basissteun (3) en schoor (4), één en ander zodanig dat, door rotatie van de spindel (7) in de spindelmoer (8), het profiel (2) van het geplaatste metselprofiel (l) verticaal uitgelijnd kan worden ten opzichte van de ondergrond. (+ Fig. 1)

Description

METSELPROFIEL

De huidige uitvinding heeft betrekking op een metselprofiel.

Meer speciaal, is de uitvinding bedoeld als hulpmiddel voor het metselen van muren, muurdelen, schoorsteenmantels en dergelijke met bakstenen of andere bouwelementen.

Traditioneel worden verticale profielen, meestal in de vorm van geschaafde houten balken, aan de uiteinden van een te metselen muur opgesteld, bij voorkeur aan de zijde waar de metselaar moet werken.

Hierbij worden deze profielen perfect haaks op de ondergrond of fundering geplaatst met behulp van een schietlood of waterpas.

Het spreekt voor zich dat deze profielen dan ook perfect recht moeten zijn.

Om het profiel te ondersteunen worden meestal schoren aangebracht waarbij het ene uiteinde van de schoor wordt verbonden met het profiel en het ander uiteinde aan de ondergrond of fundering wordt bevestigd.

Meestal maakt men gebruik van twee schoren die haaks ten opzichte van elkaar worden geplaatst zodat een stabiele driepotige struc- tuur ontstaat.

Wanneer de profielen loodrecht opgesteld staan op de fundering of ondergrond dan wordt er tussen deze profielen horizontaal een met- selkoord gespannen met behulp van een opspanblokje.

Langsheen dit metselkoord, dat waterpas is opgesteld, kan een rij stenen worden gemetseld, waarna het opspanblokje met metselkoord naar boven opgeschoven moet worden voor het beginnen van een nieu-

we rij.

Eveneens kent men reeds profielsteunen met een voetelement dat op de ondergrond of fundering wordt geplaatst met daaraan telesco- pisch verschuifbare of in lengte verstelbare schoren.

Deze verstelbare schoren moeten met een profiel, meestal een hou- ten balk, worden verbonden waardoor een gelijkaardig metselprofiel ontstaat zoals met de traditionele schoren.

Een nadeel is dat geschaafde houten balken niet altijd perfect zuiver en recht zijn.

Zelfs wanneer dit direct na het opstellen van de profielen wel het geval is dan kunnen deze houten balken tijdens de werken toch nog kromtrekken onder invloed van de weerselementen.

Een ander nadeel is dat het loodrecht plaatsen van de profielen op de ondergrond met behulp van een schietlood of waterpas bij voor- keur door twee personen moet gebeuren.

Eén uitvoerder moet immers het profiel ondersteunen terwijl de an- dere uitvoerder eerst het schietlood of waterpas bedient en nadien het profiel in de juiste positie vastzet.

Het spreekt voor zich dat het plaatsen van de profielen tijdrovend is en door ervaren vakmensen dient te gebeuren.

Een bijkomend nadeel is dat de huidige metselprofielen uit meerde- re delen bestaan die een verticaal profiel vereisen, meestal in de vorm van een houten balk, waaraan schoren, al dan niet geïnte- greerd op een voetstuk, moeten worden verbonden door vastspijke- ren, inhaken of dergelijke.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

Hiertoe betreft de uitvinding een metselprofiel voor het metselen van een muur, waarbij het metselprofiel een profiel omvat, dat be- doeld is om rechtop op een ondergrond te worden geplaatst, met daaraan verbonden steunen omvattende minstens twee basissteunen, met als kenmerk dat minstens één basissteun roteerbaar is door middel van een eerste scharniermiddel, zodanig dat een eerste hoek tussen de twee basissteunen varieerbaar is, waarbij minstens twee van de voornoemde basissteunen voorzien zijn van een instelbaar steunpunt met de ondergrond en waarbij het instelbaar steunpunt is uitgevoerd als een spindel die roteerbaar bevestigd is in een spindelmoer die aangebracht is op de basissteun of schoor, waar- bij, door rotatie van de spindel, een contactpunt, met de onder- grond gelegen aan een uiteinde van de spindel, verplaatst kan wor- den ten opzichte van de voornoemde basissteun en schoor, één en ander zodanig dat door rotatie van de spindel in de spindelmoer, het profiel van het geplaatste metselprofiel verticaal uitgelijnd kan worden ten opzichte van de ondergrond.

Een voordeel is dat er geen apart profiel, in de vorm van een hou- ten balk of dergelijke, vereist is.

Hierdoor bevat het metselprofiel te allen tijde een perfect haaks en recht profiel, dat niet vervormt of kromtrekt onder invloed van eventuele weerselementen.

Het metselprofiel volgens de uitvinding omvat minstens twee scho- ren welke voor een verbinding zorgen tussen het profiel en de min- stens twee basissteunen, waarbij minstens één schoor roteerbaar is met behulp van een tweede scharniermiddel zodanig dat een twee- de hoek tussen de twee schoren varieerbaar is.

Een voordeel van het instelbaar steunpunt dat is uitgevoerd als een spindel die roteerbaar bevestigd is in een spindelmoer is datHierdoor kan hierdoor het metselprofiel op eenvoudige wijze waterpas gezet kan worden door het in- of uitdraaien van één of meerdere spindels die verbonden zijn met de steunen.

Dit heeft als voordeel dat er voor het opstellen en regelen van het metselprofiel niet langer ervaren vakmensen vereist zijn en dat dit op een zeer eenvoudige en snelle manier kan gebeuren door één persoon.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn minstens één basis- steun en de corresponderende schoor geïntegreerd als één geheel.

Een voordeel is dat het metselprofiel volgens de uitvinding uit één geheel bestaat en dat om die reden het opstellen van het met- selprofiel sterk vereenvoudigd is.

Bijkomend is er geen montage, timmerwerk of inhaakwerk vereist met een apart profiel omdat het metselprofiel uit één geheel bestaat.

Doordat het metselprofiel kan worden opgesteld in slechts één be- weging, door het openklappen en borgen van één van de steunen, is er slechts één persoon vereist.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voor- keurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een metselprofiel vol- gens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in perspectief een metselprofiel volgens de uitvinding weergeeft in een gebruikspositie; figuur 2 het metselprofiel van figuur 1 weergeeft in een transport- of opslagpositie in vooraanzicht; figuur 3 het metselprofiel van figuur 1 weergeeft in een transport- of opslagpositie in zijaanzicht.

In figuur 1 is een metselprofiel 1 volgens de uitvinding weergege- ven in een gebruikspositie.

Het metselprofiel 1 omvat een profiel 2 dat bedoeld is om rechtop op een ondergrond te worden geplaatst, met daaraan verbonden twee basissteunen 3 en in dit geval, maar niet noodzakelijk voor de uitvinding, evenveel schoren 4. 5

In dit geval strekt iedere basissteun 3 zich haaks over het pro- fiel 2 uit en is hierbij telkens aan één uiteinde verbonden met het profiel 2 door een eerste scharniermiddel 5, zodanig dat een eerste hoek tussen de twee basissteunen 3 varieerbaar is. Aan zijn andere uiteinde is de basissteun 3 voorzien van een instelbaar steunpunt 6.

Het is duidelijk dat de instelbare steunpunten 6 ook op een andere plaats op de basissteun 3 of schoor 4 aangebracht kunnen zijn.

Het instelbaar steunpunt 6 omvat een spindel 7 met schroefdraad en een spindelmoer 8 waarin de spindel 7 op en neer kan bewegen door verdraaiing van de spindel 7 in de spindelmoer 8. Deze spindelmoer 8 is vast aangebracht aan de basissteun 3.

Iedere schoor 4 is op haar beurt aan één uiteinde verbonden met het profiel 2 door middel van een tweede scharniermiddel 9, zoda- nig dat een tweede hoek tussen de twee schoren 4 varieerbaar is en met zijn andere uiteinde verbonden met een basissteun 3. In het geval van figuur 1 ligt dit andere uiteinde van de schoor 4 ter plaatse van het instelbare steunpunt 6 van de betreffende basis- steun 3.

De basissteunen 3 en de corresponderende schoren 4 in figuur 1 zijn geïntegreerd als één geheel. Dit zorgt voor een stabiele driepotige structuur.

De integratie van de basissteunen 3 met de corresponderende scho- ren 4 is niet noodzakelijk voor de uitvinding.

Het eerste scharniermiddel 5 en het tweede scharniermiddel 9 zijn gelegen op een afstand van elkaar op het profiel 2, waar de be-

treffende basissteun 3 respectievelijk schoor 4 in verbinding staan met het profiel 2.

Het eerste scharniermiddel 5 en tweede scharniermiddel 9 bestaan in dit geval telkens uit U-vormige beugels 10 die vast op het pro- fiel 2 gemonteerd zijn en waarbij de twee uiteinden van de basis- steunen 3 in het eerste scharniermiddel 5 passen en de twee uit- einden van de schoren 4 in het tweede scharniermiddel 9.

Doorheen de flenzen van de twee U-vormige beugels 10 en ieder uit- einde van een basissteun 3 of schoor 4 zijn telkens twee corres- ponderende doorgangen voorzien. Vermits er volgens de uitvinding ofwel twee basissteunen 3 ofwel twee schoren 4 in iedere U-vormige beugel 10 aangebracht zijn, zijn er dus 4 corresponderende door- gangen per U-vormige beugel 10.

Er worden doorheen de doorgangen in iedere U-vormige beugel 10 en de corresponderende doorgangen in de basissteun 3 of schoor 4 twee bout-moerverbindingen 11 aangebracht wanneer de bassisteun 3 of schoor 4 niet mag kunnen roteren ten opzichte van het profiel 2.

Er wordt doorheen de doorgangen in iedere U-vormige beugel 10 en de corresponderende doorgangen in de basissteun 3 of schoor 4 éen bout-moerverbindingen 11 aangebracht wanneer de bassisteun 3 of schoor 4 wel mag roteren ten opzichte van het profiel 2.

Uiteraard kunnen er ook andere soorten scharniermiddelen gebruikt worden dan de voorgestelde vorm en opbouw met U-vormige beugels 10 en bout-moerverbindingen 11.

De basissteunen 3 worden in de gebruikspositie zoals weergegeven in figuur 1 verbonden met elkaar door een verbindingslat 12.

In deze gebruikspositie zal typisch één basissteun 3 met zijn cor- responderende schoor 4 vastgezet zijn in het eerste scharniermid- del 5 of tweede scharniermiddel 9 door middel van telkens twee bout-moerverbindingen 11 in de U-vormige beugel 10, terwijl de an-

dere basissteun 3 met zijn corresponderende schoor 4 met slechts één bout-moerverbinding 11 is verbonden met de U-vormige beugel 10.

Dit wil zeggen dat in elke U-vormige beugel 10 drie bout- moerverbindingen 11 zijn aangebracht.

Alhoewel deze andere basissteun 3 met zijn corresponderende schoor 4 in principe los of beweegbaar is met slechts één bout- moerverbinding 11, zal de verbindingslat 12 voor de blokkering zorgen waardoor geen rotatie van de basissteunen 3 en schoren 4 mogelijk is.

In de gebruikspositie bedraagt de eerste hoek tussen de basissteu- nen 3 en de tweede hoek tussen de schoren 4 dus 90°.

Het spreekt voor zich dat er ook meerdere gebruiksposities kunnen uitgewerkt worden waardoor de eerste hoek en tweede hoek ook ande- re waarden zouden kunnen aannemen.

De basissteunen 3 en schoren 4 kunnen bijvoorbeeld metalen buizen, latten, stangen of kokerprofielen zijn terwijl het profiel 2 bij voorkeur een metalen kokerprofiel is.

Figuur 2 geeft de transport- of opslagpositie weer van het metsel- profiel 1 in vooraanzicht.

In deze positie zijn de basissteunen 3 en corresponderende schoren 4 als het ware naar elkaar toe geroteerd op zodanige wijze dat de eerste hoek tussen de basissteunen 3 en de tweede hoek tussen de schoren 4 0° bedraagt.

In deze transport- of opslagpositie zijn typisch beide basissteu- nen 3 en corresponderende schoren 4 vastgezet in het eerste schar- niermiddel 5 en tweede scharniermiddel 9 door middel van telkens twee bout-moerverbindingen 11 in de U-vormige beugel 10.

Dit wil zeggen dat in elke U-vormige beugel 10 vier bout- moerverbindingen 11 zijn aangebracht.

Het is niet uitgesloten dat in de transport-of opslagpositie er slechts drie bout-moerverbindingen 11 in de U-vormige beugels 10 zijn aangebracht, net zoals in de gebruikspositie, waarbij de ver- bindingslat 12 uiteraard nu niet aanwezig is.

In dit geval zijn de basissteunen 3 en schoren 4 niet vergrendeld in de transport-of opslagpositie, maar kunnen de basissteunen 3 en corresponderende schoren 4 ten opzichte van elkaar roteren. Dit heeft als voordeel dat voor het opstellen van het metselprofiel geen bout-moerverbinding 11 moet losgemaakt worden.

In deze figuur 2 is de verbindingslat 12 tussen de basissteunen 3 uit figuur 1 nu vastgemaakt op het profiel 2 door middel van twee vergrendelbare haakjes 13. Op die manier kan de verbindingslat 12 niet kwijt geraken tijdens opslag of transport.

Figuur 3 geeft de transport- of opslagpositie weer van het metsel- profiel 1 in zijaanzicht.

In deze figuur 3 is het duidelijk dat de basissteunen 3 verbonden zijn met het eerste scharniermiddel 5 en de schoren 4 verbonden zijn met het tweede scharniermiddel 9, waarbij het eerste schar- niermiddel 5 en tweede scharniermiddel 9 zijn aangebracht aan één gemeenschappelijke zijde van het profiel 2. Dit eerste scharnier- middel 5 en tweede scharniermiddel 9 omvatten elk een U-vormige beugel 10.

Hierbij zijn de afmetingen van de U-vormige beugel 10 en van de basissteunen 3 en schoren 4 zodanig gekozen dat de breedte A van het samenstel van voornoemde elementen, wanneer het metselprofiel 1 zich in de opslag- of transportpositie bevindt, niet groter is dan de breedte B van voornoemde gemeenschappelijke zijde van het profiel 2 waarop dit samenstel is aangebracht.

omdat de breedte A van het voornoemde samenstel van basissteunen 3, schoren 4 en U-vormige beugels 10 steeds kleiner is dan de breedte B van het profiel 2 kunnen de metselprofielen 1 zeer een- voudig gestapeld worden wanneer deze opgeslagen of getransporteerd moeten worden.

Bovendien ontstaat een driehoekvormige structuur wanneer de basis- steunen 3 en schoren 4 worden geroteerd en dichtgevouwen zoals te zien in figuur 2 en 3. Hierdoor kunnen de metselprofielen 1 ook eenvoudig naast elkaar opgeslagen en getransporteerd worden door ze geschrankt te rangschikken. Op die manier liggen de schoren 4 van een eerste metselprofiel 1 parallel aan die van een tweede metselprofiel 1.

Zo kunnen twee stapels van metselprofielen 1 gemaakt worden die, wanneer gerangschikt zoals hierboven beschreven, slechts weinig ruimte innemen.

De werking van het metselprofiel 1 volgens de uitvinding en de plaatsingswijze is eenvoudig en verloopt bijvoorbeeld als volgt.

In eerste instantie bevindt het metselprofiel 1 zich in de opslag- of transportpositie, zoals weergegeven in figuur 2 en figuur 3.

Hierbij bedraagt de eerste hoek tussen de basissteunen 3 en de tweede hoek tussen de schoren 4 0°.

De verbindingslat 12 is in deze positie geborgd op het profiel 2 door middel van twee vergrendelbare haakjes 13.

Om het metselprofiel 1 volgens de figuren 1 tot 3 op te stellen volstaat het eenvoudigweg om het profiel 2 verticaal op een onder- grond te plaatsen en door het wegnemen van één bout-moerverbinding 11 in elke U-vormige beugel 10, één van de basissteunen 3 en cor- responderende schoor 4 open te vouwen naar een gebruikspositie, waarbij de eerste hoek tussen de basissteunen 3 en de tweede hoek tussen de schoren 4 in dit geval 90° bedragen.

Nadien kan deze positie geborgd worden door de verbindingslat 12 te verwijderen van de vergrendelbare haakjes 13 op het profiel 2 en deze aan te brengen tussen de twee basissteunen 3.

Doordat de gebruikerspositie kan worden bekomen door het eenvou- digweg openklappen van één van de twee basissteunen 3 en schoren 4 en vervolgens het borgen van de basissteunen 3 kan deze handeling zeer eenvoudig en door slechts één persoon gebeuren.

Desondanks dat de driepotige structuur intrinsiek stabiel staat op een effen ondergrond kan desgewenst op de verbindingslat 12 een tegengewicht gezet worden in de vorm van blokken cellenbeton of dergelijke, die het omvallen van het metselprofiel 1 moeten voor- komen.

Tot slot volstaat het om het profiel 2 perfect loodrecht op de on- dergrond of fundering te positioneren met behulp van de instelbare steunpunten 6.

Hierbij worden één of meerdere spindels 7 in- of uitgedraaid in de spindelmoer 8, waarbij het contactoppervlak tussen het uiteinde van de spindel 7 en de ondergrond zodanig verplaatst kan worden in horizontale richting ten opzichte van de voornoemde basissteun 3 en schoor 4, totdat het profiel 2 waterpas komt te staan.

Ook deze handeling kan zeer eenvoudig en door slechts één persoon gebeuren.

Volgens de voorkeurdragende uitvoering van figuur 1 tot 3 omvat het metselprofiel 1 twee basissteunen 3 en twee corresponderende schoren 4, maar het is duidelijk dat het metselprofiel 1 uit meer dan slechts twee basissteunen 3 en corresponderende schoren 4 zou kunnen bestaan.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een metselprofiel 1 volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (14)

CONCLUSIES

1. Metselprofiel (1) voor het metselen van een muur, waarbij het metselprofiel (1) een profiel (2) omvat, dat bedoeld is om rechtop op een ondergrond te worden geplaatst, met daaraan verbonden steu- nen omvattende minstens twee basissteunen (3), daardoor gekenmerkt dat minstens één basissteun (3) roteerbaar is met behulp van een eerste scharniermiddel (5), zodanig dat een eerste hoek tussen de twee basissteunen (3) varieerbaar is, waarbij minstens twee van de voornoemde basissteunen (3) voorzien zijn van een instelbaar steunpunt (6) met de ondergrond en waarbij het instelbaar steun- punt (6) is uitgevoerd als een spindel (7) die roteerbaar beves- tigd is in een spindelmoer (8) die aangebracht is op de basissteun (3) of schoor (4), waarbij door rotatie van de spindel (7), een contactpunt met de ondergrond gelegen aan een uiteinde van de spindel (7), verplaatst kan worden ten opzichte van de voornoemde basissteun (3) en schoor (4), één en ander zodanig dat door rota- tie van de spindel (7) in de spindelmoer (8), het profiel (2) van het geplaatste metselprofiel (1) verticaal uitgelijnd kan worden ten opzichte van de ondergrond.

2. Metselprofiel (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de steunen minstens twee schoren (4) omvatten welke voor een ver- binding zorgen tussen het profiel (2) en de minstens twee basis- steunen (3), waarbij minstens één schoor (4) roteerbaar is met behulp van een tweede scharniermiddel (9) zodanig dat een tweede hoek tussen de twee schoren (4) varieerbaar is.

3. Metselprofiel (1) volgens conclusies 1 en 2, daardoor geken- merkt dat minstens één basissteun (3) en de corresponderende schoor (4) geïntegreerd zijn als één geheel.

4. Metselprofiel (1) volgens conclusies 1 en 2, daardoor geken- merkt dat het eerste scharniermiddel (5) en het tweede scharnier- middel (9) gelegen zijn op een afstand van elkaar op het profiel (2), waar de betreffende basissteun (3) respectievelijk schoor (4)

in verbinding staan met het profiel (2).

5. Metselprofiel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de minstens twee basissteunen (3) zich haaks ten opzichte van het profiel (2) uitstrekken.

6. Metselprofiel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de basissteunen (3) en/of schoren (4) be- staan uit latten, buizen, stangen of kokerprofielen.

7. Metselprofiel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het profiel (2) een kokerprofiel is.

8. Metselprofiel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de basissteunen (3) aan één uiteinde ver- bonden zijn aan het profiel (2), al dan niet met een scharnier, en aan het andere uiteinde voorzien zijn van het instelbaar steunpunt

(6).

9. Metselprofiel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de eerste en/of tweede hoek minstens in- stelbaar is tussen een eerste positie, zijnde een opslagpositie of transportpositie van het metselprofiel (1) en een tweede positie zijnde een gebruikspositie van het metselprofiel (1).

10. Metselprofiel (1) volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de eerste en/of tweede hoek in de eerste positie nul graden be- draagt en in de tweede positie 90° bedraagt.

11. Metselprofiel (1) volgens conclusie 9 of 10, daardoor geken- merkt dat het metselprofiel (1) voorzien is van een verwijderbare verbindingslat (12) die aangebracht is tussen de minstens twee ba- sissteunen (3), waarmee de basissteunen (3) kunnen geborgd worden in de tweede positie.

12. Metselprofiel {1) volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de verwijderbare verbindingslat (12) op het profiel (2) kan worden bevestigd met behulp van twee vergrendelbare haakjes (13) ter bevestiging van de verbindingslat (12) wanneer de eerste en/of tweede hoek ingesteld zijn in de eerste positie.

13. Metselprofiel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het profiel (2) uit metaal vervaardigd is.

14. Metselprofiel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het eerste scharniermiddel (5) en/of twee- de scharniermiddel (9) bestaat uit een U-vormige beugel (10) waar- in één of meerdere uiteinden van de basissteunen (3) en schoren (4) passen, waarbij doorheen de U-vormige beugel (10) en de uit- einden van de basissteunen (3) en schoren (4) minstens twee cor- responderende doorgangen voorzien zijn, waarbij één bout- moerverbinding (11) wordt aangebracht in een eerste van de min- stens twee doorgangen wanneer de basissteunen (3) en schoren (4) moeten kunnen scharnieren ten opzichte van het profiel (2) en waarbij in elke doorgang een bout-moerverbinding (11) wordt aange- bracht wanneer de basissteunen (3) en schoren (4) niet mogen kun- nen scharnieren ten opzichte van het profiel (2).