NL2031151B1 - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken Download PDFInfo
- Publication number
- NL2031151B1 NL2031151B1 NL2031151A NL2031151A NL2031151B1 NL 2031151 B1 NL2031151 B1 NL 2031151B1 NL 2031151 A NL2031151 A NL 2031151A NL 2031151 A NL2031151 A NL 2031151A NL 2031151 B1 NL2031151 B1 NL 2031151B1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- liquid
- printer
- liquid food
- nozzle
- carrier
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A21—BAKING; EDIBLE DOUGHS
- A21C—MACHINES OR EQUIPMENT FOR MAKING OR PROCESSING DOUGHS; HANDLING BAKED ARTICLES MADE FROM DOUGH
- A21C5/00—Dough-dividing machines
- A21C5/006—Dough-dividing machines for dispensing liquid or semi-liquid dough, e.g. batter
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Food Science & Technology (AREA)
- General Preparation And Processing Of Foods (AREA)
- Coating Apparatus (AREA)
- Ink Jet (AREA)
- Supply Of Fluid Materials To The Packaging Location (AREA)
Abstract
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een printer voor het vervaardigen van een pannenkoek. De printer, omvat een toevoerinrichting, een mondstuk, en een blaasinrichting, waarbij de toevoerinrichting een uitgang omvat die in vloeistofverbinding met het mondstuk geplaatst is, waarbij het mondstuk geconfigureerd is voor het afgeven van ten minste een straal van een vloeibaar voedingsmiddel uit de toevoerinrichting, waarbij de blaasinrichting is ingericht om een gas— stroom af te geven in een richting waarbij de gasstroom uit de blaasinrichting de straal van het vloeibare voedingsmid— del uit het mondstuk kruist, waarbij de blaasinrichting een poedertoevoerinrichting omvat die geconfigureerd is voor het toevoeren van poeder vanuit de poedertoevoerinrichting in de gasstroom die door de blaasinrichting wordt afgegeven.
Description
Ref. Nr. P138316NL01 Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannen- koeken
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werk- wijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken.
Het Nederlandse octrooi NL2004393 beschrijft in een uitvoeringsvorm een samenstel voor het bakken van pannen- koeken. Het samenstel omvat een transporteur met een ver- warmbare drager waarop de te vervaardigen pannenkoeken ge- transporteerd worden, en een boven de transporteur ge- plaatste eerste voedselprinter (food jet printer). De voed- selprinter is voorzien van openingen voor het dispenseren van druppels van een eerste pannenkoekenbeslag, waarbij in hoofdzaak iedere opening van de voedselprinter individueel aan te sturen is voor het al dan niet uitstoten van een druppel van het eerste pannenkoekenbeslag en voor het in- stellen van de frequentie waarmee druppels van het eerste pannenkoekenbeslag wordt uitgestoten. Benedenstrooms van de eerste voedselprinter is een tweede voedselprinter boven de transporteur geplaatst, althans in een transportrichting van de transporteur beschouwd. De tweede voedselprinter is in- gericht voor het dispenseren van druppels van een tweede pannenkoekenbeslag.
Door het gebruik van een tweede pannenkoekenbeslag dat in samenstelling en/of kleur verschilt met het eerste pan- nenkoekenbeslag, kunnen pannenkoeken vervaardigd worden waarin in de pannenkoek zichtbare figuren zijn aangebracht.
De hoeveelheid beslag dat uit de verschillende openin- gen op de drager valt moet voldoende zijn om samen te vloeien en om samen één pannenkoek te vormen. De openingen moeten daarom niet te ver van elkaar verwijderd zijn. De viscosi- teit van het beslag, het debiet aan beslag dat door een opening wordt afgegeven, en de afstand tussen de openingen moeten goed op elkaar worden afgestemd om het samenvloeien van het beslag op de drager te garanderen om zo één pannen- koek te vervaardigen.
Gebleken is dat voor het vervaardigen van een pannen- koek de twee voedselprinters goed op elkaar afgesteld moeten worden en de openingen van de voedselprinters relatief dicht naast elkaar geplaatst moeten worden om één pannenkoek te vormen. Het vervaardigen en installeren van de printers is daardoor relatief complex.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING Het is onder meer een doel van de onderhavige uitvin- ding om een printer voor het vervaardigen van een pannenkoek te verschaffen die voornoemde probleem althans gedeeltelijk opheft.
De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een werkwijze voor het vervaardigen van een pannenkoek, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: het verschaffen van een eerste toevoerinrichting met een eerste vloeibaar voedingsmiddel en een tweede toevoer- inrichting met een tweede vloeibaar voedingsmiddel; het op aanvraag toevoeren van het eerste vloeibare voe- dingsmiddel vanuit de eerste toevoerinrichting via een eer- ste uitgang naar een gemeenschappelijk mondstuk en/of het op aanvraag toevoeren van het tweede vloeibare voedingsmid- del vanuit de tweede toevoerinrichting via een tweede uit- gang naar het gemeenschappelijk mondstuk; het afgeven van een straal van het eerste vloeibare voedingsmiddel en/of het tweede vloeibare voedingsmiddel vanuit het gemeenschappelijke mondstuk naar een eerste po- sitie op een drager;
het ten minste tijdelijk afbuigen van de straal van het eerste vloeibare voedingsmiddel en/of het tweede vloeibare voedingsmiddel door een afbuiginrichting voordat de straal op de drager gedeponeerd wordt, waarbij de straal in hoofd- zaak in zijn geheel afbogen wordt naar een tweede positie op de drager, waarbij de tweede positie op afstand ligt van de eerste positie.
De werkwijze voor het vervaardigen van een pannenkoek volgens de uitvinding lost bovenstaand probleem op. Doordat de eerste en tweede toevoerinrichting in vloeistofverbinding met het gemeenschappelijk mondstuk staan, is er slechts één printer noodzakelijk voor het vervaardigen van een pannen- koek. Hierdoor is het niet meer nodig om de twee voedsel- printers goed op elkaar af te stellen en wordt het instal- leren van printers daardoor minder complex.
Echter, het combineren van een eerste en een tweede toevoerinrichting, en het gebruik van een gemeenschappelijk mondstuk vergt in het algemeen meer ruimte dan de mondstuk- ken in de bekende voedselprinters. Derhalve wordt in de werkwijze volgens de uitvinding, de straal van het eerste vloeibare voedingsmiddel en/of het tweede vloeibare voe- dingsmiddel in hoofdzaak in zijn geheel ten minste tijdelijk afgebogen, waardoor het eerste vloeibare voedingsmiddel en/of het tweede vloeibare voedingsmiddel over een groter oppervlak verdeeld wordt. Elk mondstuk kan dus een groter oppervlak bereiken. Hierdoor kan de afstand tussen aangren- zende gemeenschappelijke mondstukken groter zijn dan bij de bekende voedselprinters voor het vervaardigen van een pan- nenkoek.
Opgemerkt wordt dat de straal van eerste en/of tweede vloeibare voedingsmiddel enerzijds een in hoofdzaak continue straal van vloeibaar voedingsmiddel kan omvat, anderzijds een straal van druppels vloeibaar voedingsmiddel omvat In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het beheersen van een stroom van het eerste vloeibare voe- dingsmiddel naar het gemeenschappelijke mondstuk door een eerste vloeistofbesturingselement.
In een uitvoeringsvorm omvat het eerste vloeistofbe- sturingselement een eerste ventiel of klep die geconfigu- reerd is voor het openen of sluiten van de toevoer van het eerste vloeibare voedingsmiddel naar het gemeenschappelijk mondstuk, waarbij het eerste ventiel of de eerste klep bij voorkeur in vloeistofverbinding met het gemeenschappelijk mondstuk geplaatst is. De stroom van het eerste vloeibare voedingsmiddel kan worden gestuurd of geschakeld door het openen of sluiten van het eerste ventiel of de eerste klep.
Bij het sluiten van het eerste ventiel of de eerste klep is er geen doorgang van het vloeibare voedingsmiddel mogelijk vanuit de eerste toevoerinrichting naar het gemeenschappe- lijke mondstuk. In deze gesloten toestand van het eerste ventiel of de eerste klep kan het gemeenschappelijke mond- stuk geen eerste vloeibare voedingsmiddel afgeven dat af- komstig is vanuit de eerste toevoerinrichting. Bij het ope- nen van het eerste ventiel of de eerste klep kan het eerste vloeibare voedingsmiddel vanuit de eerste toevoerinrichting naar het gemeenschappelijk mondstuk toegevoerd worden en door het gemeenschappelijk mondstuk afgegeven worden.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het beheersen van een stroom van het tweede vloeibare voe- dingsmiddel naar het gemeenschappelijke mondstuk door een tweede vloeistofbesturingselement.
In een uitvoeringsvorm omvat het tweede vloeistofbe- sturingselementen tweede ventiel of klep die geconfigureerd is voor het openen of sluiten van een toevoer van het tweede vloeibare voedingsmiddel naar het gemeenschappelijke mond- stuk, waarbij het tweede ventiel of de tweede klep bij voor- keur in vloeistofverbinding met het gemeenschappelijk mond- stuk geplaatst is. De stroom van het tweede vloeibare voe- dingsmiddel kan worden gestuurd of geschakeld door het ope- nen of sluiten van het tweede ventiel of de tweede klep. Bij het sluiten van het tweede ventiel of de tweede klep is er geen doorgang van het vloeibare voedingsmiddel mogelijk van- uit de tweede toevoerinrichting naar het gemeenschappelijke mondstuk. In deze gesloten toestand van het tweede ventiel of de tweede klep kan het gemeenschappelijke mondstuk geen tweede vloeibare voedingsmiddel afgeven dat afkomstig is vanuit de tweede toevoerinrichting. Bij het openen van het tweede ventiel of de tweede klep kan het tweede vloeibare 5 voedingsmiddel vanuit de tweede toevoerinrichting naar het gemeenschappelijk mondstuk toegevoerd worden en door het gemeenschappelijk mondstuk afgegeven worden.
In een uitvoeringsvorm omvat het eerste vloeistofbe- sturingselement een eerste ventiel of klep en omvat het tweede vloeistofbesturingselement een tweede ventiel of klep, zoals hiervoor beschreven. De stroom van het eerste en/of tweede vloeibare voedingsmiddel afkomstig van de eer- ste en/of tweede toevoerinrichting kan daardoor worden be- stuurd. Het gemeenschappelijke mondstuk kan daardoor geen van beide vloeibare voedingsmiddel afgeven, alleen het eer- ste vloeibare voedingsmiddel vanuit de eerste toevoerin- richting afgeven, alleen het tweede vloeibare voedingsmiddel vanuit de tweede toevoerinrichting afgeven, of gelijktijdig het eerste en tweede vloeibare voedingsmiddel vanuit de eer- ste en tweede toevoerinrichting afgeven.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het toevoeren van het eerste vloeibare voedingsmiddel van de eerste uitgang naar een kamer en/of het toevoeren van het tweede vloeibare voedingsmiddel van de tweede uitgang naar de kamer, waarbij de kamer enerzijds in vloeistofverbinding staat met het gemeenschappelijke mondstuk, en anderzijds in vloeistofverbinding staat met de eerste en de tweede uit- gang. In de kamer kunnen de vloeibare voedingsmiddel uit beide toevoerinrichtingen samen komen voordat de voedings- middelen via het gemeenschappelijk mondstuk worden afgege- ven.
In een uitvoeringsvorm is de kamer geconfigureerd om de vloeibare voedingsmiddelen te mengen. Bij het toevoeren van zowel eerste als tweede vloeibaar voedingsmiddel vanuit de eerste en tweede toevoerinrichting naar de kamer, worden de eerste en tweede vloeibare voedingsmiddelen gemengd en het mengsel wordt via het mondstuk afgegeven.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het toevoeren van het eerste vloeibare voedingsmiddel via een toevoerbuis in de kamer en het toevoeren van het tweede vloeibare voedingsmiddel in een deel van de kamer dat de toevoerbuis althans ten dele omring, bij voorkeur het toe- voeren van het tweede vloeibare voedingsmiddel via een wand in de kamer. In een uitvoeringsvorm omvat de toevoerbuis een uit- voeropening, waarbij de uitvoeropening op afstand van de wanden van de kamer geplaatst is, bij voorkeur waarbij de uitvoeropening door wanden van de kamer wordt omringt. Het vloeibare voedingsmiddel dat uit de uitvoeropening stroomt komt in de kamer terecht en wordt omgeven door het vloeibare voedingsmiddel vanuit de eerste uitgang of de tweede uitgang die in de wand van de kamer uitmondt. Bij het toevoeren van zowel eerste als tweede vloeibaar voedingsmiddel vanuit de eerste en tweede toevoerinrichting naar de toevoerbuis en naar de kamer, worden de eerste en tweede vloeibare voe- dingsmiddelen in een parallelle stroom via het mondstuk af- gegeven. Bij voorkeur worden de eerste en tweede vloeibare voedingsmiddelen hierbij in hoofdzaak niet gemengd, waarbij het ene vloeibare voedingsmiddel dat uit de uitvoeropening van de toevoerbuis komt in hoofdzaak wordt omringt door het andere vloeibare voedingsmiddel.
Zoals hiervoor omschreven omvat de werkwijze volgens de uitvinding de stap van het ten minste tijdelijk afbuigen van de straal door ten minste één afbuiginrichting. De af- buiginrichting is geconfigureerd om de straal van het afge- geven vloeibare voedingsmiddel in hoofdzaak in zijn geheel af te buigen. Bij voorkeur is de mate van afbuiging en de tijdsduur van de afbuiging instelbaar. Het vloeibare voe- dingsmiddel kan door de afbuiginrichting over een groter oppervlak verdeeld worden, dan een gemeenschappelijk mond- stuk zonder een afbuiginrichting. Elk mondstuk kan dus een groter oppervlak bereiken. De mondstukken kunnen op een gro- tere onderlinge afstand geplaatst worden, waardoor er minder mondstukken per lengte-eenheid van de printer nodig zijn.
: In een uitvoeringsvorm omvat de afbuiginrichting een blaasinrichting. De blaasinrichting is ingericht om een gas- stroom af te geven in een richting waarbij de gasstroom de richting van het vloeibare voedingsmiddel kruist en/of waar- bij de gastroom het pad van het vloeibare voedingsmiddel uit het mondstuk kruist. De gasstroom is hierbij ingericht om het vloeibare voedingsmiddel althans tijdelijk weg te duwen, en hierdoor af te buigen.
In een uitvoeringsvorm is de blaasinrichting een eerste blaasinrichting, en omvat de afbuiginrichting een tweede blaasinrichting, die is ingericht om een gasstroom af te geven waarbij de gasstroom uit de tweede blaasinrichting het pad van de eerste gasstroom kruist en het pad van het vloei- bare voedingsmiddel uit het mondstuk kruist, waarbij de eer- ste blaasinrichting en de tweede blaasinrichting in hoofd- zaak aan tegenover elkaar gelegen zijden van het mondstuk geplaatst zijn, waarbij de werkwijze de stap omvat van het althans tijdelijk wegduwen van het vloeibare voedingsmiddel door de gasstroom van de eerste blaasinrichting of door de gasstroom van de tweede blaasinrichting. Middels deze uit- voeringsvorm kan het vloeibare voedingsmiddel door de eerste blaasinrichting weggeduwd worden in een eerste richting en door de tweede blaasinrichting weggeduwd worden in een tweede richting, in hoofdzaak tegengesteld aan de eerste richting. Door de inzet van een eerste en tweede blaasin- richting kan het bereik van het afgeven van vloeibaar voe- dingsmiddel uit een gemeenschappelijk mondstuk, vergroot worden.
In een uitvoeringsvorm is de gasstroom een luchtstroom, bij voorkeur is de afbuiginrichting koppelbaar aan een bron voor perslucht. Perslucht is vaak in productie-omgevingen reeds aanwezig en vormt daarmee een eenvoudige bron voor een gasstroom voor de afbuiginrichting. In een uitvoeringvorm omvat de afbuiginrichting een filtereenheid om de gasstroom te filteren, in het bijzonder om de gasstroom te filteren voordat deze door de afbuiginrichting wordt gebruikt. Hier-
door kan althans in hoofdzaak voorkomen worden dat het af- gegeven vloeibare voedingsmiddel door de luchtstroom ver- vuild wordt. In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het aansturen van de afbuiginrichting door een besturings- inrichting. De besturingsinrichting is bij voorkeur gecon- figureerd voor het aanzetten of uitzetten van de eerste en/op de tweede blaasinrichting. Als de afbuiginrichting is uitgezet, dan zal de straal van het vloeibare voedingsmiddel niet worden afgebogen. Het vloeibare voedingsmiddel kan daardoor op een eerste positie op de drager worden aange- bracht, bijvoorbeeld in hoofdzaak recht onder het mondstuk. Indien de afbuiginrichting aanstaat, dan zal de straal in hoofdzaak in zijn geheel worden afgebogen. Het vloeibare voedingsmiddel kan daardoor op een tweede positie op de drager worden aangebracht, waarbij de tweede positie op af- stand ligt van de eerste positie. Het vloeibare voedings- middel kan daardoor verspreid over het oppervlak van de drager worden aangebracht. De besturingsinrichting is bij voorkeur ingericht om de afbuiginrichting aan te sturen om het vloeibare voedingsmiddel op de gewenste positie op de drager te deponeren.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het beheersen van de mate van afbuiging van de straal van vloeibaar voedingsmiddel door de besturingsinrichting. Doordat de besturingsinrichting de mate van afbuiging kan sturen, kan de besturingsinrichting de positie waar het vloeibare voedingsmiddel op de drager wordt afgegeven bepa- len, en bij voorkeur nauwkeurig sturen.
In een uitvoeringsvorm omvat de blaasinrichting een poedertoevoerinrichting, waarbij de werkwijze de stap omvat van: het op aanvraag toevoeren van poeder vanuit de poeder- toevoerinrichting in de gasstroom die door de blaasin- richting wordt afgegeven. In een uitvoeringsvorm omvat het poeder een kleurstof en/of een smaakstof. Door het op aan- vraag toevoeren van poeder, in het bijzonder droog poeder,
aan de gasstroom die door de blaasinrichting wordt afgege- ven, kan poeder toegevoegd worden aan het vloeibare voe- dingsmiddel voor het vervaardigen van de pannenkoek.
Hierbij wordt opgemerkt dat het toevoeren van het poe- der aan het vloeibare voedingsmiddel in hoofdzaak onafhan- kelijk kan gebeuren van het afbuigen van het vloeibare voe- dingsmiddel. Bijvoorbeeld, de gasstroom kan ingesteld worden op een laag niveau zodat de gasstroom het vloeibare voe- dingsmiddel in hoofdzaak niet afbuigt, maar met deze gas- stroom kan wel nog poeder toegevoerd worden aan het vloei- bare voedingsmiddel.
Verder wordt hierbij opgemerkt dat het afgeven van de gasstroom met poeder in hoofdzaak onafhankelijk kan gebeuren van het al dan niet afgeven van vloeibaar voedingsmiddel.
Bijvoorbeeld, de printer kan een hoeveelheid van het vloei- bare voedingsmiddel afgeven op een drager, en nadat de af- gifte van het vloeibare voedingsmiddel gestopt is, kan aan de gasstroom poeder worden toegevoerd die dan door de gas- stroom boven op het oppervlak van het vloeibare voedings- middel kan worden gedeponeerd.
In een uitvoeringsvorm zijn er meerdere gemeenschappe- lijke mondstukken in een rij naast elkaar geplaatst. Elk gemeenschappelijk mondstuk geeft op aanvraag een portie vloeibaar voedingsmiddel af, waardoor er een rij van porties van vloeibare voedingsmiddelen in hoofdzaak gelijktijdig kan worden afgegeven, waarbij elk gemeenschappelijk mondstuk het hieruit afgegeven vloeibare voedingsmiddel kan verspreiden over een gebied overeenkomstig het bereik van de bijbeho- rende blaasinrichting. De rij van porties van vloeibare voe- dingsmiddelen worden bij voorkeur afgegeven op een drager en vloeien samen, zodat er op de drager een voedingsproduct wordt gevormd.
In een uitvoeringsvorm is de drager tot een baktempera- tuur verwarmd voordat de straal van het eerste vloeibare voedingsmiddel en/of het tweede vloeibare voedingsmiddel op de drager afgegeven wordt. De verwarmbare beweegbare drager is bij voorkeur verwarmd naar een baktemperatuur, bij voor- keur van ongeveer 180 graden Celsius.
In deze uitvoeringsvorm is de drager bij voorkeur tot een baktemperatuur verwarmd voordat het vloeibare voedings- middel op de drager gedisponeerd wordt.
Het vloeibare voe- dingsmiddel dat op de verwarmde drager wordt aangebracht kan daardoor direct worden gebakken.
In een uitvoeringsvorm omvat de verwarmbare drager een bandtransporteur of een schijftransporteur.
De voedingspro- ducten worden op de bandtransporteur of schijftransporteur gebakken en tegelijkertijd getransporteerd, waardoor de pan- nenkoeken snel en op industriële schaal geproduceerd kunnen worden.
In een uitvoeringsvorm omvat ten minste één van het eerste vloeibare voedingsmiddel of het tweede vloeibare voe- dingsmiddel een beslag, in het bijzonder pannenkoekbeslag.
In een uitvoeringsvorm omvat het eerste vloeibare voe- dingsmiddel en/of het tweede vloeibare voedingsmiddel beslag, chocolade, jam of marmelade.
Eventueel kunnen de vloeibare voedingsmiddelen voorzien van vaste componenten, bij voorkeur in kleine stukjes of in korrelvorm, zoals stukjes van vruch- ten, noten, suiker, etc.
Om dat de afstand tussen aangrenzende gemeenschappelijke mondstukken groter kan zijn, kunnen de gemeenschappelijke mondstukken bovendien een grotere diameter hebben, waardoor deze gemeenschappelijke mondstukken met een grotere diameter ook gebruikt kunnen worden voor het afgeven van een vulling voor pannenkoeken, zoals bijvoorbeeld choco- lade en/of jam In een uitvoeringsvorm heeft het eerste vloeibare voe- dingsmiddel een andere samenstelling dan het tweede vloei- bare voedingsmiddel, bij voorkeur waarbij het tweede vloei- bare voedingsmiddel een andere kleur heeft dan het eerste vloeibare voedingsmiddel.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het maken van een pannenkoek met vooraf gedefinieerde vormen en/of kleuren, bij voorkeur met vooraf gedefinieerde ver- sieringen, figuren en/of tekst.
De werkwijze volgens de uitvinding maakt het mogelijk om een breed scala aan verschillende voedingsproducten te vervaardigen, in het bijzonder een breed scala aan verschil- lende soorten pannenkoeken, eventueel met verschillende pa- tronen en/of met verschillende vullingen.
De uitvinding verschaft vanuit een tweede aspect een printer voor het vervaardigen van een pannenkoek, omvattende een eerste toevoerinrichting, een tweede toevoerinrichting, een gemeenschappelijk mondstuk, en een afbuiginrichting, waarbij de eerste toevoerinrichting een eerste uitgang omvat die in vloeistofverbinding met het gemeenschappelijke mondstuk geplaatst is, en de tweede toevoerinrichting een tweede uitgang omvat die in vloeistofverbinding met het ge- meenschappelijke mondstuk geplaatst is, waarbij het gemeenschappelijk mondstuk geconfigureerd is voor het afgeven van ten minste een straal van een vloei- baar voedingsmiddel uit de eerste en/of tweede toevoerin- richting op een eerste positie op een drager, waarbij de afbuiginrichting is geconfigureerd om de straal ten minste tijdelijk en in hoofdzaak in zijn geheel af te buigen voordat de straal op de drager gedeponeerd wordt, en om daarbij de afgebogen straal op een tweede po- sitie op de drager te deponeren die verschilt van de eerste positie op de drager. Bij voorkeur ligt de tweede positie op afstand van de eerste positie.
In de printer volgens de uitvinding kan zowel het eer- ste vloeibare voedingsproduct als het tweede vloeibare voe- dingsproduct door dezelfde printer op de drager worden aan- gebracht, en door twee afzonderlijke printers die op afstand van elkaar geplaatst zijn, zoals in het samenstel volgens de stand der techniek. Aldus maakt de printer volgens de uitvinding het mogelijk om een voedingsproduct dat opgebouwd is uit meerdere bestanddelen, meer tot één geheel voedings- product te vormen.
In een uitvoeringsvorm is het gemeenschappelijk mond- stuk tussen twee afbuiginrichtingen geplaatst. Beide afbui- ginrichtingen kunnen de richting van het afgegeven vloeibare voedingsmiddel afbuigen, bij voorkeur in hoofdzaak tegenge- stelde richtingen. In een uitvoeringsvorm zijn de twee af- buiginrichtingen aan weerzijden, links en rechts, van het mondstuk geplaats. In een uitvoeringsvorm zijn de afbuigin- richtingen geconfigureerd om de richting van de afgifte van het vloeibare voedingsmiddel af te buigen in richtingen in hoofdzaak parallel aan een verbindingslijn tussen de twee afbuiginrichtingen.
De uitvinding verschaft vanuit een derde aspect een printer voor het vervaardigen van een pannenkoek, omvattende een toevoerinrichting, een mondstuk, en een blaasinrichting, waarbij de toevoerinrichting een uitgang omvat die in vloeistofverbinding met het mondstuk geplaatst is, waarbij het mondstuk geconfigureerd is voor het afgeven van ten minste een straal van een vloeibaar voedingsmiddel uit de toevoerinrichting, waarbij de blaasinrichting is ingericht om een gas- stroom af te geven in een richting waarbij de gasstroom uit de blaasinrichting de straal van het vloeibare voedingsmid- del uit het mondstuk kruist, waarbij de blaasinrichting een poedertoevoerinrichting omvat die geconfigureerd is voor het toevoeren van poeder vanuit de poedertoevoerinrichting in de gasstroom die door de blaasinrichting wordt afgegeven.
Door het, bij voorkeur op aanvraag, toevoeren van poe- der, in het bijzonder droog poeder, aan de gasstroom die door de blaasinrichting wordt afgegeven, kan poeder toege- voegd worden aan het vloeibare voedingsmiddel voor het ver- vaardigen van de pannenkoek.
Hierbij wordt opgemerkt dat het afgeven van de gas- stroom met poeder in hoofdzaak onafhankelijk kan gebeuren van het al dan niet afgeven van vloeibaar voedingsmiddel.
Bijvoorbeeld, de printer kan een hoeveelheid van het vloei- bare voedingsmiddel afgeven op een drager, en nadat de af- gifte van het vloeibare voedingsmiddel gestopt is, kan aan de gasstroom poeder worden toegevoerd die dan door de gas- stroom boven op het oppervlak van het vloeibare voedings- middel kan worden gedeponeerd. In een uitvoeringsvorm omvat het poeder een kleurstof en/of een smaakstof. In een uitvoeringsvorm is waarbij het mondstuk gecon- figureerd voor het afgeven van de ten minste ene straal van een vloeibaar voedingsmiddel uit de toevoerinrichting op een eerste positie op een drager, en waarbij de blaasinrichting geconfigureerd om de straal van het vloeibare voedingsmiddel ten minste tijdelijk en in hoofdzaak in zijn geheel af te buigen voordat de straal op een drager gedeponeerd wordt, en om daarbij de afgebogen straal op een tweede positie op de drager te deponeren die verschilt van de eerste positie op de drager. Bij voorkeur ligt de tweede positie op afstand van de eerste positie.
Hierbij wordt opgemerkt dat het toevoeren van het poe- der aan het vloeibare voedingsmiddel in hoofdzaak onafhan- kelijk kan gebeuren van het afbuigen van het vloeibare voe- dingsmiddel. Bijvoorbeeld, de gasstroom kan ingesteld worden op een laag niveau zodat de gasstroom het vloeibare voe- dingsmiddel in hoofdzaak niet afbuigt, maar met deze gas- stroom kan wel nog poeder toegevoerd worden aan het vloei- bare voedingsmiddel.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage ge- toonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook af- zonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoe- ring.
Getoond wordt in: figuur 1 een schematisch dwarsdoorsnede-aanzicht van een eerste voorbeeld-uitvoeringsvorm van een printer voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, waar- bij een gemeenschappelijk mondstuk naast één blaasinrichting geplaatst is; figuren 2A en 2B een schematisch dwarsdoorsnede-aan- zicht van een tweede voorbeeld-uitvoeringsvorm van een prin- ter voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvin- ding, waarbij het mondstuk tussen twee blaasinrichtingen in geplaatst is; figuren 3A en 3B een schematisch onderaanzicht van va- rianten van de printer van figuren ZA en 2B, waarbij de blaasinrichtingen in hoofdzaak loodrecht of onder een hoek staan met een verbindingslijn tussen het figuur 4 een schematisch bovenaanzicht van een voor- beeld van een printer volgens figuren 3A of 3B, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij de printer meerdere gemeenschappelijke mondstukken omvat; figuur 5 een schematisch onderaanzicht van een variant van een printer voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding met twee sets van twee blaasinrichting die rondom het mondstuk van de printer geplaatst zijn; figuur 6A en 6B een schematisch dwarsdoorsnede-aanzicht van een vierde voorbeeld-uitvoeringsvorm van een printer voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding; figuur 7 een schematisch bovenaanzicht van een printer voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij de printer meerdere gemeenschappelijke mondstukken omvat; figuren 8A en 8B een schematisch dwarsdoorsnede-aan- zicht van een vijfde voorbeeld-uitvoeringsvorm van een prin-
ter voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvin- ding, omvattende een gemeenschappelijk mondstuk en twee blaasinrichtingen; figuur 9 een schematisch bovenaanzicht van een voor- beeld van een printer voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij de printer meerdere gemeen- schappelijke mondstukken omvat; Figuur 10 een schematisch dwarsdoorsnede-aanzicht van een mondstuk met blaasinrichtingen voor een printer volgens de uitvinding voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij de blaasinrichting is voorzien van poeder-toevoerinrichtingen; figuur 11 een schematische weergave van een samenstel voorzien van een aantal printers en een drager, waarbij de drager een bandtransporteur is; figuur 12 een schematische weergave van een samenstel voorzien van een aantal printers en een drager, waarbij de drager een schijftransporteur is.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN De uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekeningen. De volgende toelichting is bedoeld om de uitvinding toe te lichten en te verklaren en niet om de conclusies te beperken. De afmetingsverhouding van de componenten die in de tekeningen worden getoond kun- nen afwijken van de werkelijke verhoudingen. Figuur 1 is een schematische dwarsdoorsnede aanzicht van een eerste voorbeeld van een printer 1 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding. De printer 1 omvat een eerste toevoerinrichting 10, een tweede toevoerin- richting 20, een gemeenschappelijk mondstuk 2, en een blaas- inrichting 30. De eerste en tweede toevoerinrichtingen zijn naast elkaar geplaatst en het gemeenschappelijke mondstuk 2 is tussen de eerste toevoerinrichting 10 en de tweede toe- voerinrichting 20 geplaatst. Naast het gemeenschappelijk mondstuk 2 is de blaasinrichting 30 geplaatst.
De eerste toevoerinrichting 10 omvat een eerste reser- voir 12 voor een eerste vloeibaar voedingsmiddel en een eerste uitgang 11 die in vloeistofverbinding met het eerste reservoir 12 en het gemeenschappelijke mondstuk 2 geplaatst is. Verder omvat de eerste toevoerinrichting een eerste vloeistofbesturingselement 13 in de vorm van een ventiel. Dit ventiel kan geopend of gesloten worden om een stroom van het eerste vloeibare voedingsmiddel naar het gemeenschappe- lijke mondstuk 2 te sturen. Door het gedurende een bepaalde tijdsduur openen van het ventiel kan een portie van het eerste vloeibare voedingsmiddel naar het gemeenschappelijke mondstuk stromen, waardoor het gemeenschappelijke mondstuk het vloeibare voedingsmiddel 4’ op een eerste positie op de drager 3 afgeeft.
De tweede toevoerinrichting 20 omvat een tweede reser- voir 22 voor een tweede vloeibaar voedingsmiddel en een tweede uitgang 21 die in vloeistofverbinding met het tweede reservoir 22 en het gemeenschappelijke mondstuk 2 geplaatst is. Verder omvat de tweede toevoerinrichting een tweede vloeistofbesturingselement 23 in de vorm van een ventiel. Dit ventiel kan geopend of gesloten worden om een stroom van het tweede vloeibare voedingsmiddel naar het gemeenschappe- lijke mondstuk 2 te sturen. Door het gedurende een bepaalde tijdsduur openen van het ventiel kan er een portie van het tweede vloeibare voedingsmiddel naar het gemeenschappelijke mondstuk stromen, waardoor het gemeenschappelijke mondstuk het vloeibare voedingsmiddel 4’ op een eerste positie op de drager afgeeft.
Indien de blaasinrichting 30 wordt geactiveerd veran- dert de richting van het vloeibare voedingsmiddel 47, zoals schematisch met stippenlijnen aangegeven in figuur 1. De blaasinrichting omvat een gaskanaal 31 dat is ingericht om een gasstroom 31’ af te geven in de richting van het pad van het vloeibare voedingsmiddel uit het gemeenschappelijke mondstuk 2. De richting van de gasstroom 31’ is althans ten dele dwars op de straal van het vloeibare voedingsmiddel 47. In een gebied 32 kruist de gasstroom 31’ het pad van het vloeibare voedingsmiddel 4’, waarbij het gebied 32 tussen het mondstuk 2 en de drager 3 geplaatst is. De straal van het vloeibare voedingsmiddel 4” wordt daardoor in hoofdzaak in zijn geheel afgebogen naar een tweede positie op de drager
3. Door de druk van het gas in het gaskanaal 31 in te stellen kan de mate van afbuiging worden ingesteld.
Bij voorkeur omvat de eerste toevoerinrichting 10 en/of de tweede toevoerinrichting 20 verder een drukregelaar (niet getoond) voor het in hoofdzaak constant houden van de druk in het eerste reservoir 12 en/of het tweede reservoir 22, ten minste tijdens het afgeven van vloeibaar voedingsmiddel. Als de eerste toevoerinrichting 10 en/of de tweede toevoer- inrichting 20 elk met meerdere mondstukken 2 verbonden zijn, en er is geen drukregelaar voorzien, dan kunnen zich druk- variaties voordoen als het aantal open vloeistofbesturings- elementen 13, 23 varieert. De druk in het reservoir 12, 22 kan bijvoorbeeld {tijdelijk} lager zijn als alle vloeistof- besturingselementen 13, 23 open staan, dan wanneer alle vloeistofbesturingselementen 13, 23 gesloten zijn. Deze drukvariaties kunnen leiden tot verschillende wijzen waarop het vloeibaar voedingsmiddel op de drager 3 wordt aange- bracht. Daarom is voordelig om de druk in het eerste reser- voir 12 en/of het tweede reservoir 22 zoveel mogelijk (of in hoofdzaak) constant te houden, of om drukvariaties in het eerste reservoir 12 en/of het tweede reservoir 22 te ver- minderen.
In het voorbeeld van figuur 1 is het eerste vloeistof- besturingselement 13 getoond in de gesloten positie en het tweede vloeistofbesturingselement 23 in de geopende positie, waardoor de printer 1 een portie van het tweede vloeibaar voedingsmiddel kan afgeven op de drager 3. Door het sluiten van het tweede vloeistofbesturingselement 23 en het openen van het eerste vloeistofbesturingselement 13, kan de printer 1 een portie van het eerste vloeibaar voedingsmiddel afgeven op de drager 3. Door zowel het eerste vloeistofbesturings- element 13 als het tweede vloeistofbesturingselement 23 te openen, kan de printer 1 een portie van eerste en tweede vloeibaar voedingsmiddel afgeven op de drager.
Verder zijn de printer 1 en/of de drager 3 verplaats- baar ten opzichte van elkaar, bij voorkeur ten minste in een richting in hoofdzaak loodrecht op de richting van de gas- stroom 317, zodat de printer eerste en/of tweede vloeibaar voedingsmiddel kan afgeven op verschillende plaatsen op de drager voor het printen van een voedingsproduct of een ge- deelte daarvan.
Figuren 2A en 2B tonen een tweede voorbeeld van een printer voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uit- vinding, waarbij twee blaasinrichting aan weerszijden naast een gemeenschappelijk mondstuk 13 geplaatst zijn. Het ge- meenschappelijk mondstuk is dus tussen de twee blaasinrich- tingen 130, 140 geplaatst.
Het eerste vloeibare voedingsmiddel is afkomstig uit een eerste reservoir 112 en het tweede vloeibare voedings- middel is afkomstig uit tweede reservoir 122. Indien beide ventielen 113, 123 geopend worden, dan stroomt zowel het eerste vloeibare voedingsmiddel als het tweede vloeibare voedingsmiddel naar het gemeenschappelijke mondstuk 5. Het gemeenschappelijk mondstuk geeft een portie van het vloei- bare voedingsmiddel 14’ op de drager 3, op een eerste positie in hoofdzaak recht onder het gemeenschappelijk mondstuk 5 af.
De richting van het vloeibare voedingsmiddel 14' kan worden veranderd door zowel blaasinrichting 130 als 140. De eerste blaasinrichting 130 omvat een gaskanaal 131 dat is ingericht om een gasstroom 131’ af te geven, waarbij de gasstroom 131’ het pad van het vloeibare voedingsmiddel 14° kruist in gebied 6. In bedrijf zal de gasstroom 131’ het vloeibare voedingsmiddel 14’ wegduwen en daarmee de richting van het vloeibare voedingsmiddel veranderen, waardoor het vloeibare voedingsmiddel 14% rechts ten opzichte van het gemeenschappelijk mondstuk 5 op de drager 3 afgegeven wordt, zoals aangegeven met de stippenlijn in figuur 2A.
De tweede blaasinrichting 140 omvat een gaskanaal 141 dat is ingericht om een gasstroom 1417 af te geven, waarbij de gasstroom 141’ het pad van het vloeibare voedingsmiddel 14’ kruist in gebied 6. In bedrijf zal de gasstroom 141’ het vloeibare voedingsmiddel 14’ wegduwen en daarmee de richting van het vloeibare voedingsmiddel veranderen, waardoor het vloeibare voedingsmiddel 1477’ links ten opzichte van het gemeenschappelijk mondstuk 5 op de drager 3 afgegeven wordt, zoals aangegeven met de stippenlijn in figuur 2B.
De blaasinrichtingen 130, 140 kunnen om en om de rich- ting van het vloeibare voedingsmiddel veranderen, waardoor de richting van het vloeibare voedingsmiddel steeds wisselt. Hierdoor kan het vloeibare voedingsmiddel een heen en weer gaande beweging uitvoeren en een streep op de drager 3 vor- men. Verder zijn de printer en/of de drager 3 verplaatsbaar ten opzichte van elkaar, bij voorkeur ten minste in een richting in hoofdzaak loodrecht op de richting van de gas- stromen 131’, 141", zodat de printer eerste en/of tweede vloeibaar voedingsmiddel kan afgeven op verschillende plaat- sen op de drager 3 voor het printen van een voedingsproduct of een gedeelte daarvan.
Hierbij wordt opgemerkt, dat in de figuren 2A en 2B, het eerste reservoir 112 en het tweede reservoir 122 in het vlak van de tekening geplaatst zijn, en dat ook de blaasin- richtingen 130, 140, in het vlak van de tekening geplaatst zijn, mede om de verschillende delen van de printer volgens de uitvinding voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding duidelijk te kunnen weergeven. Echter, bij voorkeur liggen het eerste reservoir 112 en het tweede re- servoir 122 in een vlak dat in hoofdzaak loodrecht op de blaasrichtingen 131’, 141’ geplaatst is zoals schematisch getoond in het onderaanzicht van figuur 3A. Deze variant biedt de mogelijkheid om meerdere printeenheden met mond- stukken 5 en blaasinrichtingen 130, 140, eventueel met ge- zamenlijke of individuele eerste en tweede reservoirs, naast elkaar te plaatsen in een lijn L zoals hieronder nader be- schreven onder verwijzing naar figuur 4.
In een alternatieve variant liggen het eerste reservoir 112 en het tweede reservoir 122 in een vlak dat in hoofdzaak onder een hoek geplaatst is ten opzichte van de blaasrich- tingen 131", 141' zoals schematisch getoond in het onder- aanzicht van figuur 3B. Deze variant biedt de mogelijkheid om meerdere printeenheden met mondstukken 5 en blaasinrich- tingen 130, 140, eventueel met gezamenlijke of individuele eerste en tweede reservoirs, naast elkaar te plaatsen in een lijn L, waarbij de printer zodanig boven een verplaatsbare drager geplaatst is, dat de drager 3 verplaatsbaar is in een richting R die in hoofdzaak loodrecht op de blaasrichtingen 1317,141", zoals hieronder nader beschreven onder verwijzing naar figuur 4.
Figuur 4 toont een bovenaanzicht van een printer Al. Deze printer heeft een dwarsdoorsnede gelijk aan die van het tweede voorbeeld van figuren 2A en 2B, waarbij bij voorkeur het eerste reservoir 112 en het tweede reservoir 122 in een vlak geplaatst zijn dat in hoofdzaak loodrecht op de lijn L staat, terwijl de eerste blaasinrichting 130 en de tweede blaasinrichting 140 in een vlak geplaatst zijn dat in hoofd- zaak parallel aan de lijn L geplaatst is, zoals schematisch getoond in figuur 3A, of dat in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de transportrichting R geplaatst is, zoals schematisch getoond in figuur 3B.
De printer Al omvat meerdere mondstukken 5, die in hoofdzaak in een rij naast elkaar geplaatst zijn, zoals getoond in figuur 4. De steek tussen aangrenzende mondstuk- ken 5 is in hoofdzaak gelijk. Elk mondstuk 5 is door twee afbuiginrichting omgeven, waarbij elk mondstuk tussen de blaasinrichtingen geplaatst is (zoals schematisch getoond in figuren 2A en 2B). De blaasinrichtingen die zich naast elk mondstuk bevindt kunnen de richting van het vloeibare voedingsmiddel veranderen in een richting die in hoofdzaak parallel is aan de rechte lijn L of in hoofdzaak dwars op de transportrichting R. Tijdens het aanbrengen van vloeibare voedingsmiddel wordt het vloeibare voedingsmiddel door de blaasinrichtingen heen en weer afgebogen, waardoor het vloeibare voedingsmiddel over een breedte van een baan wordt verspreid en op de drager 3 wordt aangebracht. Elk mondstukken kan het eerste en/of het tweede vloei- bare voedingsmiddel op de drager 3 aanbrengen. In figuur 4 omvat het vloeibare voedingsmiddel beslag voor het vervaar- digen van een pannenkoek als het gevormde voedingsproduct. De drager 3 is in deze uitvoeringsvorm een beweegbare dra- ger, waarbij de drager in een transportrichting R beweegbaar is. Op het gedeelte van de drager 3 benedenstrooms van de printer Al is reeds een gedeelte 170 van het beslag afgegeven op de drager voor het vormen van de pannenkoek 171. De gestippelde lijn 172 bovenstrooms van de printer Al geeft het nog te vormen gedeelte van de pannenkoek aan.
Figuur 5 toont een schematisch onderaanzicht van een printer 150 volgens een derde voorbeeld-uitvoeringsvorm. Hierbij zijn ook twee sets van twee blaasinrichtingen 160, 162 en 1607, 162" bij het gemeenschappelijk mondstuk 7 ge- plaatst, waarbij elke set van twee blaasinrichtingen een eerste en een tweede blaasinrichting omvat die aan tegenover elkaar gelegen zijden van het mondstuk 7 geplaatst zijn. Hierbij zijn alle blaasinrichtingen 160, 162, 160’, 162’ zodanig geconfigureerd dat de gasstromen uit elk van de blaasinrichtingen 160, 162, 160’, 162’ ten minste een rich- tingscomponent hebben in de richting van het mondstuk 7. Door het individueel aansturen van de verschillende blaas- inrichtingen 160, 162, 160’, 162’ kan de straal van vloei- baar voedingsmiddel uit het mondstuk 7 in elke willekeurige richting afgebogen worden. Aldus kunnen de blaasinrichtingen 160, 162, 160’, 162'van dit derde voorbeeld het vloeibare voedingsmiddel uit het mondstuk 7 afbuigen in in hoofdzaak orthogonale richtingen. Bijvoorbeeld, door het instellen van een gasstroom 161, 161’ uit de blaasinrichtingen 160, 160’, kan de straal van vloeibaar voedingsmiddel uit het mondstuk 7 in de richting D worden afgebogen.
Figuren 6A en 6B zijn een schematische dwarsdoorsnede aanzicht van een vierde voorbeeld-uitvoeringsvorm van een printer 200 volgens de uitvinding voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.
De printer 200 omvat een eerste toevoerinrichting 210, een tweede toevoerinrichting 220, een gemeenschappelijk mondstuk 202, en twee blaasin- richting 230, 240, De eerste en tweede toevoerinrichtingen zijn naast el- kaar geplaatst en het gemeenschappelijke mondstuk is tussen de eerste toevoerinrichting en de tweede toevoerinrichting geplaatst.
De eerste toevoerinrichting 210 omvat een eerste reservoir 212 voor een eerste vloeibaar voedingsmiddel en een eerste uitgang 211 die uitmondt in een kamer 204, welke kamer 204 in vloeistofverbinding met het gemeenschappelijke mondstuk 202 geplaatst is.
Verder omvat de eerste toevoer- inrichting een eerste vloeistofbesturingselement 213 in de vorm van een ventiel.
De tweede toevoerinrichting 220 omvat een tweede re- servoir 222 voor een tweede vloeibaar voedingsmiddel en een tweede uitgang 221 die ook uitmondt in de kamer 204. Verder omvat de tweede toevoerinrichting een tweede vloeistof be- sturingselement 223 in de vorm van een ventiel.
Door het sluiten van het eerste vloeistofbesturingselement 213 en het openen van het tweede vloeistofbesturingselement 223, kan de printer 200 een portie van het tweede vloeibare voedings- middel afgeven uit het gemeenschappelijk mondstuk 202 op de drager 3. Door het sluiten het tweede vloeistofbesturings- element 223 en het openen van het eerste vloeistofbestu- ringselement 213, kan de printer 200 een portie van het eerste vloeibaar voedingsmiddel afgeven op de drager 3. Door zowel het eerste vloeistofbesturingselement 213 als het tweede vloeistofbesturingselement 223 te openen, kan de printer 200 een portie van eerste en tweede vloeibaar voe- dingsmiddel afgeven op de drager 3. De richting van het vloeibare voedingsmiddel 214" kan worden veranderd door zowel een eerste blaasinrichting 230 als een tweede blaasinrichting 240. De eerste blaasin- richting 230 omvat een gaskanaal 231 dat is ingericht om een gasstroom 232 af te geven, waarbij de gasstroom 232 het pad van het vloeibare voedingsmiddel 214 kruist in gebied 206. In bedrijf zal de gasstroom 232 het vloeibare voedingsmiddel 214" wegduwen en daarmee de richting van het vloeibare voe- dingsmiddel veranderen, waardoor het vloeibare voedingsmid- del 214" rechts ten opzichte van het gemeenschappelijk mond- stuk 202 op de drager 3 afgegeven wordt, zoals aangegeven met de stippenlijn in figuur 6A.
De tweede blaasinrichting 240 omvat een gaskanaal 241 dat is ingericht om een gasstroom 242 af te geven, waarbij de gasstroom 242 het pad van het vloeibare voedingsmiddel 214 kruist in gebied 206. In bedrijf zal de gasstroom 242 het vloeibare voedingsmiddel 2147 wegduwen en daarmee de richting van het vloeibare voedingsmiddel veranderen, waar- door het vloeibare voedingsmiddel 214’ links ten opzichte van het gemeenschappelijk mondstuk 202 op de drager 3 afge- geven wordt, zoals aangegeven met de stippenlijn in figuur 6B.
Bij voorkeur is de kamer geconfigureerd om de vloeibare voedingsmiddelen te mengen. Bij het toevoeren van zowel eer- ste als tweede vloeibaar voedingsmiddel vanuit de eerste en tweede toevoerinrichting 210, 220 naar de kamer 204, worden de eerste en tweede vloeibare voedingsmiddelen gemengd en het mengsel wordt via het mondstuk 202 afgegeven.
Verder is de printer 200 en/of de drager 3 verplaats- baar ten opzichte van elkaar zodat de printer eerste en/of tweede vloeibaar voedingsmiddel, of een mengsel hiervan, kan afgeven op verschillende plaatsen op de drager 3 voor het printen van een voedingsproduct of een gedeelte daarvan.
Figuur 7 toont een bovenaanzicht van een printer A2. Deze printer heeft een dwarsdoorsnede gelijk aan die van het tweede voorbeeld van figuren 6A en 6B, waarbij bij voorkeur het eerste reservoir 212 en het tweede reservoir 222 in een vlak geplaatst zijn dat in hoofdzaak loodrecht op de lijn L staat, terwijl de eerste blaasinrichting 230 en de tweede blaasinrichting 240 in een vlak geplaatst zijn dat in hoofd- zaak parallel aan de lijn L geplaatst is of dat in hoofdzaak parallel aan de transportrichting R geplaatst is.
De printer A2 omvat meerdere mondstukken 202, die in hoofdzaak in een rij naast elkaar geplaatst zijn, zoals getoond in figuur 7. De steek tussen aangrenzende mondstuk- ken 202 is in hoofdzaak gelijk. Elk mondstuk is door twee afbuiginrichting omgeven, waarbij elk mondstuk tussen de blaasinrichting geplaatst is (zoals schematisch getoond in figuren 6A en 6B). De blaasinrichtingen die zich naast elk mondstuk bevindt kunnen de richting van het vloeibare voe- dingsmiddel veranderen in een richting die in hoofdzaak pa- rallel is aan de rechte lijn L. Tijdens het aanbrengen van vloeibare voedingsmiddel wordt het vloeibare voedingsmiddel door de blaasinrichtingen heen en weer afgebogen, waardoor het vloeibare voedingsmiddel over een breedte van een baan wordt verspreid en op de drager 3 wordt aangebracht.
Elk mondstukken kan het vloeibare voedingsmiddel op de drager 3 aanbrengen. In figuur 7 omvat het vloeibare voe- dingsmiddel beslag voor het vervaardigen van een pannenkoek als het gevormde voedingsproduct. De drager 3 is in deze uitvoeringsvorm een beweegbare drager, waarbij de drager in een transportrichting R beweegbaar is. Op het gedeelte van de drager 3 benedenstrooms van de printer AZ is reeds een gedeelte 251 van het beslag afgegeven op de drager voor het vormen van de pannenkoek 250. De gestippelde lijn 252 bo- venstrooms van de printer A2 geeft het nog te vormen gedeelte van de pannenkoek aan.
Figuren 8A en 8B tonen een schematisch dwarsdoorsnede- aanzicht van een vijfde voorbeeld-uitvoeringsvorm van een printer 300 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding. De printer 300 omvat een gemeenschappelijk mond- stuk 302 en een dubbele blaasinrichting 330, 340. De blaas- inrichtingen 330, 340 zijn aan tegenover elkaar gelegen zij- den van het gemeenschappelijke mondstuk 302 geplaatst. De twee vloeibare voedingsmiddelen zijn afkomstig uit twee ver- schillende reservoirs 310, 320 en stromen via twee verschil- lende kanalen 311, 321 door een kamer 304 naar het gemeen- schappelijke mondstuk 302. De toevoer van de twee verschil- lende typen vloeibare voedingsmiddelen kan individueel wor- den gestuurd door de ventielen 313, 323. Door het openen of sluiten van een of beide ventielen kan een eerste vloeibaar voedingsmiddel uit het eerste reservoir 310 en/of een tweede vloeibare voedingsmiddel uit het tweede reservoir 320, of geen vloeibaar voedingsmiddel worden afgegeven door het ge- meenschappelijke mondstuk 302 op de drager 3.
Het gemeenschappelijk mondstuk 302 kan zowel het vloei- bare voedingsmiddel uit kanaal 311, als uit kanaal 321 op dezelfde plek op de drager 3 afgeven. De twee verschillende vloeibare voedingsmiddelen 314’ worden op de drager 3 gede- poneerd, waarbij de richting van de twee verschillende vloeibare voedingsmiddel 314’ in hoofdzaak loodrecht op de drager 3 is als de blaasinrichtingen 330, 340 niet geacti- veerd zijn.
Indien een eerste blaasinrichting 330 geactiveerd wordt, zal de gasstroom 332 uit een gaskanaal 331 van de betreffende eerste blaasinrichting 330 de richting van de het eerste en/of het tweede vloeibare voedingsmiddel 3147 die/dat door het gemeenschappelijk mondstuk 302 worden/wordt afgegeven, veranderen doordat de gasstroom 332 het eerste en/of tweede vloeibare voedingsmiddel 314’ wegduwt, waardoor het eerste en/of tweede vloeibare voedingsmiddel 314’ aan een van de eerste blaasinrichting 330 afgekeerde zijde van het gemeenschappelijk mondstuk 302 op de drager 3 gedepo- neerd wordt, zoals schematisch aangegeven door de stippen- lijnen in figuur 8A.
Indien een tweede blaasinrichting 340 geactiveerd wordt, zal de gasstroom 342 uit een gaskanaal 341 van de betreffende tweede blaasinrichting 340 de richting van de het eerste en/of het tweede vloeibare voedingsmiddel 341° die/dat door het gemeenschappelijk mondstuk 302 worden/wordt afgegeven, veranderen doordat de gasstroom 342 het eerste en/of tweede vloeibare voedingsmiddel 314’ wegduwt, waardoor het eerste en/of tweede vloeibare voedingsmiddel 314’ aan een van de tweede blaasinrichting 340 afgekeerde zijde van het gemeenschappelijk mondstuk 302 op de drager 3 gedepo- neerd wordt, zoals schematisch aangegeven door de stippen- lijnen in figuur 8B.
De gasstromen 332, 342 van de blaasinrichtingen 330, 340 worden door de respectievelijke gaskanalen 331, 341 naar het pad van het eerste en/of tweede vloeibare voedingsmiddel 341’ gericht.
In gebied 306 kruisen de gasstromen 332, 342 met het pad van de het eerste en/of tweede vloeibare voe- dingsmiddel 314', waarbij gebied 306 tussen het gemeenschap- pelijk mondstuk 302 en de drager 3 geplaatst is.
In gebruik, kan het eerste en/of tweede vloeibare voedingsmiddel 314’ door de verschillende gasstromen 332, 342 links of rechts ten opzichte van het gemeenschappelijk mondstuk 302 op de drager 3 gedeponeerd worden.
De printer 300 in figuren 8A en 8B kan ook meerdere mondstukken omvatten.
Deze mondstukken zijn dan in een rij gerangschikt, waarbij de meerdere gemeenschappelijke mond- stukken in hoofdzaak op een rechte lijn L geplaatst zijn zoals schematisch getoond in het voorbeeld van figuur 9. Figuur 9 toont een bovenaanzicht van een printer A3 met meerdere gemeenschappelijke mondstukken 302, waarbij de printer A3 in dwarsdoorsnede in hoofdzaak gelijk is aan het voorbeeld in figuur 8A en figuur 8B, waarbij bij voorkeur het eerste reservoir 310 en het tweede reservoir 320 in een vlak geplaatst zijn dat in hoofdzaak loodrecht op de lijn L staat, terwijl de eerste blaasinrichting 330 en de tweede blaasinrichting 340 in een vlak geplaatst zijn dat in hoofd- zaak parallel aan de lijn L geplaatst is of dat in hoofdzaak parallel aan de transportrichting R geplaatst is.
De printer A3 omvat meerdere gemeenschappelijke mond- stukken 302 die in een rechte lijn L met een in hoofdzaak gelijke steek tussen de aangrenzende gemeenschappelijke mondstukken 302 gerangschikt zijn.
Elk gemeenschappelijk mondstuk 302 is door twee afbuiginrichtingen omgeven, waar- bij elk gemeenschappelijk mondstuk 302 tussen de twee af- buiginrichtingen geplaatst is. Bij voorkeur omvat elke van de afbuiginrichtingen een blaasinrichting zoals getoond in figuren 8A en 8B van het voorgaande voorbeeld. De blaasin- richting(en) die zich naast elk gemeenschappelijk mondstuk 302 bevindt kan de richting van de vloeibare voedingsmidde- len veranderen. De vloeibare voedingsmiddelen worden ver- spreid op de drager 3 aangebracht. Elk gemeenschappelijk mondstuk 302 kan het eerste en/of het tweede vloeibare voe- dingsmiddel op de drager 3 aanbrengen. Hierbij zijn de af- buiginrichtingen bij elk van de gemeenschappelijke mond- stukken 302 ingericht om het vloeibare voedingsmiddel uit het betreffende gemeenschappelijke mondstuk 302 in een rich- ting af te buigen die in hoofdzaak dwars op de transport- richting R van de drager 3 gericht is.
In figuur 9 omvat ten minste één van de twee vloeibare voedingsmiddelen beslag voor het vervaardigen van een pan- nenkoek 370 is. De drager 3 is in deze uitvoeringsvorm een beweegbare drager, waarbij de drager in de transportrichting R beweegbaar is. Door de beweging van de drager en het afbuigen van de stromen van vloeibare voedingsmiddel uit de verschillende mondstukken 302, kan een voedingsproduct ver- vaardigd worden. Door het gebruik van een printer met twee verschillende vloeibare voedingsmiddelen, kunnen eerste de- len 371 van het voedingsproduct met het eerste vloeibare voedingsmiddel vervaardigd worden, tweede delen 372 van het voedingsproduct met het tweede vloeibare voedingsmiddel ver- vaardigd worden en derde delen 373 van het voedingsproduct met zowel het eerste als het tweede vloeibare voedingsmiddel vervaardigd worden. Op het gedeelte van de drager 3 bene- denstrooms van de printer A3 is reeds een gedeelte 374 van het beslag afgegeven op de drager voor het vormen van de pannenkoek. De gestippelde lijn 375 bovenstrooms van de printer A3 geeft het nog te vormen gedeelte van de pannenkoek aan.
Hierbij wordt opgemerkt, dat in de figuren 1, 2A, 2B, 57, 5B, 7A, 7B, het eerste reservoir 12, 112, 212, 310 en het tweede reservoir 22, 122, 222, 320 in het vlak van de tekening geplaatst zijn, en dat ook de blaasinrichtingen 30, 130, 140, 230, 240, 330, 340 in het vlak van de tekening geplaatst zijn, mede om de verschillende delen van de prin- ter volgens de uitvinding voor het uitvoeren van de werk- wijze volgens de uitvinding duidelijk te kunnen weergeven. Echter, bij voorkeur liggen het eerste reservoir 12, 112, 212, 310 en het tweede reservoir 22, 122, 222, 320 in een vlak dat in hoofdzaak loodrecht op het vlak van de tekening geplaatst is, waarbij de blaasinrichtingen 30, 130, 140, 230, 240, 330, 340 in het vlak van de tekening geplaatst blijven, op de wijze zoals getoond in de bijgaande figuren 1, 2A, 2B, 5A, 5B, 7A, 7B.
Figuur 10 toont een schematisch dwarsdoorsnede-aan- zicht van een verder voorbeeld-uitvoeringsvorm van een prin- ter voor het vervaardigen van een pannenkoek. De printer omvat een toevoerinrichting (niet getoond) met een uitgang omvat die in vloeistofverbinding met een mondstuk 405 ge- plaatst is. Het mondstuk is geconfigureerd voor het afgeven van ten minste een straal van een vloeibaar voedingsmiddel 408 uit de toevoerinrichting. De printer omvat ten minste éen blaasinrichting 430, 440, een gaskanaal 431 omvat dat is ingericht om een gasstroom 431’ af te geven, in een richting waarbij de gasstroom 431’ uit de blaasinrichting 430 de straal van het vloeibare voedingsmiddel 408 uit het mondstuk 405 kruist in gebied 406. In het voorbeeld van figuur 10 omvat de printer ten minste twee blaasinrichtingen 430, 440 bij elk mondstuk 405, waarbij de blaasinrichtingen 430, 440 aan weerszijde van het mondstuk 405 geplaatst zijn.
Elke blaasinrichting 430, 440 omvat een poedertoevoer- inrichting 401, 402 die geconfigureerd is voor het toevoeren van poeder vanuit de poedertoevoerinrichting 401, 402 naar de overeenkomstige blaasinrichtingen 430, 440. In de leiding van de poedertoevoerinrichtingen 401, 402 naar de respec- tievelijke blaasinrichtingen 430, 440 is een klep of ventiel 403, 404 geplaatst voor het sturen van een toevoer van poeder aan de betreffende blaasinrichtingen 430, 440. Door het, bij voorkeur op aanvraag, toevoeren van poeder, in het bijzonder droog poeder, aan de gasstroom 431’ die door de blaasin- richting 430 wordt afgegeven, kan poeder toegevoegd worden aan het vloeibare voedingsmiddel 408 voor het vervaardigen van de pannenkoek. Het poeder omvat bij voorkeur een kleur- stof en/of een smaakstof, echter het poeder kan ook andere ingrediënten omvatten zoals bijvoorbeeld fijngemalen noten, chocolade of suiker. Hierbij wordt opgemerkt dat het afgeven van de gas- stroom 431’ met poeder in hoofdzaak onafhankelijk kan ge- beuren van het al dan niet afgeven van vloeibaar voedings- middel 408. Bijvoorbeeld, de printer kan een hoeveelheid van het vloeibare voedingsmiddel 408 afgeven op een drager 407, en nadat de afgifte van het vloeibare voedingsmiddel 408 gestopt is, kan aan de gasstroom poeder worden toegevoerd die dan door de gasstroom 431’ boven op het oppervlak van het vloeibare voedingsmiddel op de drager 407 kan worden gedeponeerd.
Het mondstuk 405 is bij voorkeur geconfigureerd voor het afgeven van de ten minste ene straal van een vloeibaar voedingsmiddel 408 uit de toevoerinrichting op een eerste positie 414’ op een drager 407, waarbij de blaasinrichtingen 430, 440 geconfigureerd om de straal van het vloeibare voe- dingsmiddel 408 ten minste tijdelijk en in hoofdzaak in zijn geheel af te buigen voordat de straal van het vloeibare voedingsmiddel 408’ op de drager 407 gedeponeerd wordt, en om daarbij de afgebogen straal 408’ op een tweede positie 414” op de drager 407 te deponeren die verschilt van de eerste positie 414’ op de drager 407. Bij voorkeur ligt de tweede positie 414” op afstand van de eerste positie 4147. Hierbij wordt opgemerkt dat het toevoeren van het poe- der aan het vloeibare voedingsmiddel 408 in hoofdzaak onaf- hankelijk kan gebeuren van het afbuigen van het vloeibare voedingsmiddel 408’. Door de gasstroom 431’ zodanig in te stellen op een niveau dat de gasstroom 431’ het vloeibare voedingsmiddel 408 in hoofdzaak niet afbuigt, kan de gas- stroom 4317 wel nog poeder toe voeren aan het vloeibare voedingsmiddel 408 zonder dat de straal van vloeibaar voe- dingsmiddel 408 afgebogen wordt. Figuur 11 is een schematisch aanzicht van printers A4, en een verplaatsbare drager in de vorm van een bandtrans- porteur 380 die verplaatsbaar is in een transportrichting R. De printers A4 omvatten meerdere gemeenschappelijke mond- stukken, zoals bijvoorbeeld in één of meer van de hiervoor beschreven voorbeelden-uitvoeringsvormen, zoals in de hier- voor beschreven printers Al, A2 of A3.
De meerdere gemeenschappelijke mondstukken of meerdere mondstukken van de printers A4 zijn boven de bandtranspor- teur 380 geplaatst. Op de bandtransporteur 380 wordt ten minste één vloeibaar voedingsmiddel aangebracht, waarbij het ten minste ene vloeibare voedingsmiddel beslag omvat voor het vormen van een pannenkoek. De bandtransporteur 380 is bij voorkeur verhit door een verwarmingseenheid 381. De ver- warmingseenheid is bovenstrooms van de printers A4 ge- plaatst. Aldus wordt het beslag uit de printers A4 direct op een verwarmde drager, in het bijzonder bandtransporteur 380, geprint, waardoor het bakken van het beslag uit de printers A4 start als het beslag op de bandtransporteur 380 neer komt. De pannenkoeken worden op de bandtransporteur 380 gebakken en tegelijkertijd getransporteerd. Eventueel kun- nen de printers A4 verschillende printers zijn of gevuld zijn met beslag met verschillende recepten voor het in hoofdzaak gelijktijdig vervaardigen van verschillende pan- nenkoeken 171, 250, 370.
Figuur 12 is een schematisch bovenaanzicht van een sa- menstel omvattende ten minste een printers AL en een ver- plaatsbare drager in de vorm van een schijftransporteur 382 die draaibaar is in een transportrichting R. De printers A5 omvatten elk meerdere gemeenschappelijke mondstukken, zoals bijvoorbeeld overeenkomstig de voorbeelden van printer Al, A2 of A3. De meerdere gemeenschappelijke mondstukken of meerdere mondstukken van de printers A5 zijn boven de schijftransporteur 382 geplaatst.
Op de schijftransporteur 382 wordt ten minste éen vloeibaar voedingsmiddel aangebracht, waarbij het ten minste ene vloeibare voedingsmiddel beslag omvat voor het vormen van een pannenkoek. De schijftransporteur 382 is bij voor- keur verhit door een verwarmingseenheid (niet getoond), dat bij voorkeur bovenstrooms van de printers AL geplaatst is, zodat, in gebruik, de printers A5 het vloeibare voedings- middel op een hete schijftransporteur 382 deponeren. Aldus wordt het beslag uit de printers A5 direct op een verwarmde drager, in het bijzonder schijftransporteur 382, geprint, waardoor het bakken van het beslag uit de printers AS start als het beslag op de schijftransporteur 382 neer komt. De pannenkoeken worden op de schijftransporteur 382 gebakken en tegelijkertijd getransporteerd. Eventueel kunnen de prin- ters A5 verschillende printers zijn of gevuld zijn met be- slag met verschillende recepten voor het in hoofdzaak ge- lijktijdig vervaardigen van verschillende pannenkoeken 171, 250, 370.
Samengevat heeft de uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen van een pannenkoek. De werkwijze de stappen omvat van: het verschaffen van een eerste en een tweede toevoer- inrichting met respectievelijk een eerste en een tweede vloeibaar voedingsmiddel; het op aanvraag toevoeren naar een gemeenschappelijk mondstuk van het eerste vloeibare voedingsmiddel vanuit de eerste toevoerinrichting via een eerste uitgang en/of het tweede vloeibare voedingsmiddel vanuit de tweede toevoerin- richting via een tweede uitgang;
het afgeven van een straal van het eerste en/of het tweede vloeibare voedingsmiddel vanuit het gemeenschappe- lijke mondstuk naar een eerste positie op een drager; het ten minste tijdelijk afbuigen van de straal van het eerste en/of het tweede vloeibare voedingsmiddel door een afbuiginrichting voordat de straal op de drager gedeponeerd wordt, waarbij de straal in hoofdzaak in zijn geheel afbogen wordt naar een tweede positie op de drager op afstand van de eerste positie.
Claims (10)
1. Printer voor het vervaardigen van een pannenkoek, omvattende een toevoerinrichting, een mondstuk, en een blaasinrichting, waarbij de toevoerinrichting een uitgang omvat die in vloeistofverbinding met het mondstuk geplaatst is, waarbij het mondstuk geconfigureerd is voor het afgeven van ten minste een straal van een vloeibaar voedingsmiddel uit de toevoerinrichting, waarbij de blaasinrichting is ingericht om een gas- stroom af te geven in een richting waarbij de gasstroom uit de blaasinrichting de straal van het vloeibare voedingsmid- del uit het mondstuk kruist, waarbij de blaasinrichting een poedertoevoerinrichting omvat die geconfigureerd is voor het toevoeren van poeder vanuit de poedertoevoerinrichting in de gasstroom die door de blaasinrichting wordt afgegeven.
2. Printer volgens conclusies 1, waarbij de printer is ingericht voor het afgeven van de gasstroom met poeder in hoofdzaak onafhankelijk van het al dan niet afgeven van vloeibaar voedingsmiddel.
3. Printer volgens conclusie 1 of 2, waarbij het poe- der een kleurstof en/of een smaakstof omvat.
4, Printer volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het mondstuk geconfigureerd voor het afgeven van de ten minste ene straal van een vloeibaar voedingsmiddel uit de toevoer- inrichting op een eerste positie op een drager, en waarbij de blaasinrichting geconfigureerd om de straal van het vloeibare voedingsmiddel ten minste tijdelijk en in hoofd- zaak in zijn geheel af te buigen voordat de straal op een drager gedeponeerd wordt, en om daarbij de afgebogen straal op een tweede positie op de drager te deponeren die verschilt van de eerste positie op de drager.
5, Printer volgens conclusie 4, waarbij de tweede positie op afstand ligt van de eerste positie.
6. Printer volgens één van de voorgaande conclusies waarbij de printer is ingericht voor het toevoeren van het poeder aan het vloeibare voedingsmiddel in hoofdzaak onaf- hankelijk van het afbuigen van het vloeibare voedingsmiddel.
7. Werkwijze voor het vervaardigen van een pannenkoek met een printer omvattende een toevoerinrichting, een mond- stuk, en een blaasinrichting, waarbij de toevoerinrichting een uitgang omvat die in vloeistofverbinding met het mond- stuk geplaatst is, waarbij het mondstuk van ten minste een straal van een vloeibaar voedingsmiddel uit de toevoerinrichting afgeeft, waarbij de blaasinrichting een gasstroom afgeeft in een richting waarbij de gasstroom uit de blaasinrichting de straal van het vloeibare voedingsmiddel uit het mondstuk kruist, waarbij de blaasinrichting een poedertoevoerinrichting omvat die poeder toevoert vanuit de poedertoevoerinrichting in de gasstroom die door de blaasinrichting wordt afgegeven.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij de printer een hoeveelheid van het vloeibare voedingsmiddel afgeeft op een drager, en nadat de afgifte van het vloeibare voedings- middel gestopt is, wordt aan de gasstroom poeder toegevoerd die dan door de gasstroom boven op het oppervlak van het vloeibare voedingsmiddel gedeponeerd wordt.
9, Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, waarbij het mondstuk de ten minste ene straal van een vloeibaar voe- dingsmiddel uit de toevoerinrichting op een eerste positie op een drager afgeeft, en waarbij de blaasinrichting de straal van het vloeibare voedingsmiddel ten minste tijdelijk en in hoofdzaak in zijn geheel afbuigt voordat de straal op een drager gedeponeerd wordt, om daarbij de afge- bogen straal op een tweede positie op de drager te deponeren die verschilt van de eerste positie op de drager.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de gas- stroom ingesteld is op een laag niveau zodat de gasstroom het vloeibare voedingsmiddel in hoofdzaak niet afbuigt, waarbij met deze gasstroom wel nog poeder toegevoerd wordt aan het vloeibare voedingsmiddel.
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2026032A NL2026032B1 (nl) | 2020-07-09 | 2020-07-09 | Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken |
NL2031151A NL2031151B1 (nl) | 2020-07-09 | 2020-07-09 | Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2026032A NL2026032B1 (nl) | 2020-07-09 | 2020-07-09 | Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken |
NL2031151A NL2031151B1 (nl) | 2020-07-09 | 2020-07-09 | Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2031151A NL2031151A (nl) | 2022-05-12 |
NL2031151B1 true NL2031151B1 (nl) | 2022-11-15 |
Family
ID=77999258
Family Applications (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2026032A NL2026032B1 (nl) | 2020-07-09 | 2020-07-09 | Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken |
NL2031151A NL2031151B1 (nl) | 2020-07-09 | 2020-07-09 | Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken |
Family Applications Before (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2026032A NL2026032B1 (nl) | 2020-07-09 | 2020-07-09 | Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (2) | NL2026032B1 (nl) |
Family Cites Families (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4576108A (en) * | 1984-10-03 | 1986-03-18 | Frito-Lay, Inc. | Apparatus for applying viscous seasoning evenly to tumbling food articles |
FR2636209A1 (fr) * | 1988-09-09 | 1990-03-16 | Lemoine Georgette | Dispositif pour la preparation, la cuisson et la delivrance instantanee et automatique de produits alimentaires |
US5558007A (en) * | 1995-11-20 | 1996-09-24 | Mo, Deceased; Yoke K. | Apparatus for making thin and continuous wrapping sheets |
GB2326116B (en) * | 1997-05-29 | 2001-04-11 | Cadbury Schweppes Plc | Treatment of chocolate |
NL2000881C1 (nl) * | 2007-09-25 | 2009-03-26 | Konink Verkade N V | Een inrichting en werkwijze voor het extruderen van een voedingsmiddel. |
NL2004393C2 (nl) | 2010-03-12 | 2011-09-13 | Vink Jr Dev B V J | Werkwijze en samenstel voor het vervaardigen van pannenkoeken. |
AU2015203284A1 (en) * | 2010-07-02 | 2015-07-09 | Nestec S.A. | Method and apparatus for making a low density wafer product |
KR101426688B1 (ko) * | 2013-08-22 | 2014-08-07 | 주식회사 에프아이텍 | 호떡 성형기 |
-
2020
- 2020-07-09 NL NL2026032A patent/NL2026032B1/nl active
- 2020-07-09 NL NL2031151A patent/NL2031151B1/nl active
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL2026032A (nl) | 2022-02-28 |
NL2026032B1 (nl) | 2022-04-29 |
NL2031151A (nl) | 2022-05-12 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CA2604103C (en) | Apparatus and method for applying solid edible particulates to an edible substrate | |
US5964146A (en) | Topical application of particulates for production of reduced fat, low fat and no-fat baked goods and snacks | |
JPH02503068A (ja) | 粉末噴霧装置 | |
RU2480994C2 (ru) | Наносимая распылением шоколадная глазурь с пониженным содержанием жира | |
EP1885910B1 (en) | Spraying system for progressive spraying on non-rectangular objects | |
NL2004393C2 (nl) | Werkwijze en samenstel voor het vervaardigen van pannenkoeken. | |
AU2008218777B2 (en) | Pneumatic seasoning system | |
JP2006180870A (ja) | 食品を微粒子からなる材料で被覆するデバイス | |
NL2031151B1 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van pannenkoeken | |
US6485569B1 (en) | Spray chamber and system and method of spray coating solid particles | |
JPH02135165A (ja) | ホットメルト接着剤の噴霧装置 | |
US7275498B2 (en) | Flowable solids dispensing apparatus and method of use | |
GB2385810A (en) | Product coating method and apparatus | |
US6591777B2 (en) | Apparatus for turning-over a stream of product and coating the product | |
EP1683427B1 (en) | Convergent spray nozzle apparatus | |
GB2459088A (en) | Coating dispersal apparatus | |
EP3329785B1 (en) | Process for flavouring biscuits | |
GB2277469A (en) | An electrostatic system for powder coating | |
JPH07299389A (ja) | 分与時における流体または粉体流の偏向制御 | |
CN116209528A (zh) | 用于颗粒状和/或粉末状材料的分配设备 |