NL2027577B1 - Vloersysteem voor dierenstal - Google Patents

Vloersysteem voor dierenstal Download PDF

Info

Publication number
NL2027577B1
NL2027577B1 NL2027577A NL2027577A NL2027577B1 NL 2027577 B1 NL2027577 B1 NL 2027577B1 NL 2027577 A NL2027577 A NL 2027577A NL 2027577 A NL2027577 A NL 2027577A NL 2027577 B1 NL2027577 B1 NL 2027577B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
floor
slot
animal
top layer
opening
Prior art date
Application number
NL2027577A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2027577A (nl
Inventor
Cornelis Blokland Korstiaan
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL2027577A priority Critical patent/NL2027577B1/nl
Priority to EP22156646.6A priority patent/EP4046482A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2027577A publication Critical patent/NL2027577A/nl
Publication of NL2027577B1 publication Critical patent/NL2027577B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/015Floor coverings, e.g. bedding-down sheets ; Stable floors
    • A01K1/0151Grids; Gratings; Slatted floors

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Abstract

De uitvinding betreft een dierenstalvloer omvattende een samenste| van een roostervloer met een eerste vloeroppervlak en een tegenoverliggende tweede vloeroppervlak, waarbij het tweede vloeroppervlak gericht is naar een onderliggend mestreservoir, en met meerdere sleufvormige roosteropeningen die openen naar het onderliggende mestreservoir; en een elastische vloerbovenlaag met een eerste oppervlak en een op afstand Iiggend tegenoverliggend tweede oppervlak, waarbij het eerste oppervlak een loopvlak is voor dieren en het tweede oppervlak gericht is naar het eerste vloeroppervlak, waarbij de elastische vloerbovenlaag verder meerdere sleufvormige openingen omvat die zich uitstrekken van het eerste naar het tweede oppervlak, en openen naar de sleufvormige roosteropeningen, waarbij in de sleufvormige openingen een sleufelement is voorzien, waarbij een bovenvlak van het sleufelement is voorzien van doorgaande gaten die relatief smal zijn vergeleken met de roosteropeningen en de sleufvormige openingen van de elastische vloerbovenlaag, zodat urine door de doorgaande gaten naar het mestreservoir stroomt en feces op het eerste oppervlak blijven wanneer de dierenstalvloer in gebruik is.

Description

Vloersysteem voor dierenstal
GEBIED VAN DE UITVINDING De uitvinding heeft betrekking op een vloer voor een dierenstal, waarbij de vloer urine en feces scheidt. Daarnaast heeft de uitvinding betrekking op een dierenstal met een dergelijke vloer en een dierenstalsysteem omvattende een dergelijke dierenstal of een dergelijk vloersysteem.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING Traditioneel wordt vee gehouden in een dierenruimte op een roostervloer met sleufvormige roosteropeningen die uitmonden in een onderliggende mestkelder. Kenmerkend voor dergelijke vloeren is dat de breedte van de roosteropening in neerwaartse richting gelijk blijft of over de diepte toeneemt. Feces en urine vallen door de roosteropeningen en komen terecht in de mestkelder die dient als opslag voor het mengsel van urine en feces, de zogenaamde mest of drijfmest. In deze mest zijn alle mestbestanddelen zoals fosfaten, vezels en stikstof aanwezig. De reactie van urine met feces produceert ammoniak die via de roosteropeningen de stal in komt en uiteindelijk naar de omgeving vervliegt waar het een schadelijk effect heeft.
Vanwege regelgeving en milieubescherming is het wenselijk om te bemesten met individuele meststofcomponenten. Drijfmest scheiden in afzonderlijke mestcomponenten is lastig en duur.
Het is bekend dat een stalvloer met perforaties urine doorlaat naar een onderliggende ruimte. Lucht met ammoniak boven de urine wordt afgezogen en door een luchtwasser geleid. Het doel is om op deze manier alle ammoniak uit de urine te verdampen en te verwijderen. De feces blijven bovenop de vloer liggen. De vloer met perforaties heeft het nadeel dat de gaten vrij gemakkelijk worden geblokkeerd door de feces en ander vuil. Verspreide feces op de vloer of ander vuil blokkeren de perforaties in een traditionele betonnen dierenvloer meestal gemakkelijk. Het vergroten van deze perforaties is niet gunstig, vanwege een verhoogd risico op verwonding van de dieren door verstuiking of breuk van een poot als gevolg van misstappen in een dergelijke perforatie.
Octrooipublicatie NL2018338 openbaart een roostervloer met een loopoppervlak en tenminste één sleufvormige roosteropening die uitmondt in een mestkelder, en waarin in de roosteropening een sleufelement wordt voorzien om de opening van de sleuf te verkleinen. Het sleufelement bestaat uit een profiel dat in de roosteropening past en een of meerdere gaten waardoor urine kan passeren. Roostervloeren hebben echter geen gestandaardiseerde sleufmaten, zodat voor elke afzonderlijke sleuf een sleufelement op maat gemaakt moet worden. Daarnaast is het aantal van een dergelijk sleufelement te voorziene roosteropeningen door de afmeting van een stalvloer zeer groot, waardoor dit zeer arbeidsintensief werk is. Verder belemmeren de profielen de beloopbaarheid van de roostervloer doordat de grip van het loopoppervlak afneemt. Het zou daarom wenselijk zijn om een stalvloer te verschaffen die ten minste een deel van de waargenomen ongemakken van de stand van de techniek verlicht.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een dierenstalvloer omvattende een samenstel van: - een roostervloer met een eerste vloeroppervlak en een tegenoverliggende tweede vloeroppervlak, waarbij het tweede vloeroppervlak gericht is naar een onderliggend mestreservoir, en met meerdere sleufvormige roosteropeningen die openen naar het onderliggende mestreservoir; en - een elastische vloerbovenlaag met een eerste oppervlak en een op afstand liggend tegenoverliggend tweede oppervlak, waarbij het eerste oppervlak een loopvlak is voor dieren en het tweede oppervlak gericht is naar het eerste vloeroppervlak, waarbij de elastische vloerbovenlaag verder meerdere sleufvormige openingen omvat die zich uitstrekken van het eerste naar het tweede oppervlak, en openen naar de sleufvormige roosteropeningen, waarbij in de sleufvormige openingen een sleufelement is voorzien, waarbij een bovenvlak van het sleufelement is voorzien van doorgaande gaten die relatief klein zijn vergeleken met de roosteropeningen en de sleufvormige openingen van de elastische vloerbovenlaag, zodat urine door de doorgaande gaten naar het mestreservoir stroomt en feces op het eerste oppervlak blijven wanneer de dierenstalvloer in gebruik is.
Roostervloeren met een elastische vloerbovenlaag zijn bekend, bijvoorbeeld uit de Europese octrooipublicatie EP2936977. Nadeel van dergelijk samengestelde stalvloeren is dat zowel urine als feces door de sleufvormige openingen, of sleufopeningen, en de roosteropeningen in de ondergelegen mestkelder vallen. De uitvinding beoogt met het sleufelement dit nadeel weg te nemen.
Onder de stalvloer is een mestreservoir voorzien voor het opslaan van mest,
urine en/of een mengsel daarvan, drijfmest genoemd, zoals een mestkelder. De doorgaande gaten van het sleufelement komen uit in het reservoir wanneer de stalvloer in gebruik is. Het sleufelement heeft meerdere doorgaande gaten waardoor perforaties ontstaan, zodat een geperforeerde vloer wordt bereikt. De perforaties of doorgaande gaten hebben afmetingen die ervoor zorgen dat urine door het sleufelement naar het onderliggende reservoir kan stromen, wanneer de stal in gebruik is, d.w.z. wanneer dieren in de stal worden gehouden. Doordat het doorgaande gat relatief smal is in vergelijking met de roosteropening en de sleufopening, is er slechts een kleine fluidumverbinding van de dierenruimte met het onderliggende reservoir of mestkelder. De doorgaande gaten in het sleufelement openen naar het mestreservoir. De urine stroomt vanaf de stalvloer via de gaten direct in het mestreservorr. Dampen zoals ammoniak blijven grotendeels in het reservoir. Bovendien zijn de openingen in het sleufelement zodanig gedimensioneerd dat feces niet gemakkelijk in het reservoir kunnen vallen. Het grootste deel van de feces blijft op de stalvloer, en kan apart van de urine worden verwijderd. Het verwijderen van de feces kan plaatsvinden door een mestverwijderingsinrichting, bijvoorbeeld een mestrobot of een mestschuif.
Bovendien kunnen de doorgaande gaten, die de perforaties vormen, een stroomregelaar vormen om een luchtstroom van de stal naar het reservoir te regelen, zodat eventueel op de vloer van de stal gevormde ammoniak in het reservoir wordt gezogen, waardoor de ammoniakconcentratie in de stal wordt verlaagd en daardoor de geur in de dierenstal vermindert.
De vloerbovenlaag is voorzien op de roostervloer, zodat een bovenoppervlak van de vloerbovenlaag het loopvlak vormt waarop de dieren, zoals koeien, in de dierenstal lopen. De roostervloer omvat bij voorkeur een betonnen roostervioer, bijvoorbeeld gewapend beton. Beton is het meest gebruikte materiaal voor roosterstalvloeren, maar andere geschikte materialen kunnen ook gebruikt worden. Het bovenoppervlak van de vloerbovenlaag, dus het loopvlak, en het bovenvlak van het sleufelement vormen tezamen het loopoppervlak van de dierenstalvloer. Bij voorkeur is de vloerbovenlaag gemaakt van een veerkrachtig materiaal, in het bijzonder een elastomeer, zoals een rubber of een thermoplastisch elastomeer. Het voordeel van een veerkrachtig materiaal is dat de vloerbovenlaag onder het gewicht van de op de vloerbovenlaag lopende dieren kan worden samengedrukt en vervolgens weer kan worden losgelaten. De vloerbovenlaag kan ook van andere materialen zijn gemaakt, zolang de vloerbovenlaag elastisch, of anders gezegd, vervormbaar is. De elastische bovenlaag kan een dikte hebben tussen 1 en 5 cm.
Volgens een uitvoeringsvorm ligt het bovenvlak van het sleufelement gelijk met het loopvlak van de elastische vloerbovenlaag. Als alternatief is het bovenvlak van het sleufelement verschoven van het loopvlak, zodat het bovenvlak en het loopvlak niet gelijkliggen, waarbij het bovenvlak lager of hoger ligt dan het loopvlak. Een onderzijde van het sleufelement is gericht naar het mestreservoir.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat het sleufelement een U-profiel met van het bovenvlak neerwaarts gerichte zijbenen aan tegenoverliggende uiteinden van het bovenvlak, waarbij een flens is voorzien aan elk van de zijbenen en de flensen van elkaar af gericht zijn, zodanig dat elke flens zich bevindt tussen de elastische vloerbovenlaag en de roostervloer. De dwarsdoorsnede van het sleufelement is dan omega-vormig (Q). In deze uitvoeringsvorm kan het sleufelement worden bevestigd aan de roostervloer ter plekke van de roosteropeningen, en kan daarna de elastische vloerbovenlaag op de roostervloer en de flens gelegd worden. De flens bevindt zich dan tussen de roostervloer en de elastische vloerbovenlaag in.
Alternatief omvat het sleufelement een U-profiel met van het bovenvlak neerwaarts gerichte zijpenen vanaf tegenoverliggende uiteinden van het bovenvlak, waarbij de zijbenen van het U-profiel zich uitstrekken tot in de roosteropening en aangrijpen op een omtrekswand van de roosteropening. De zijbenen van het U-profiel zijn in deze uitvoeringsvorm langer dan een dikte van de elastische vloerbovenlaag, zodat de zijbenen kunnen aangrijpen op een omtreksrand of —wand van de roosteropening in de roostervloer.
Volgens een verder alternatief, omvat het sleufelement een U-profiel met van het bovenvlak neerwaarts gerichte zijpenen vanaf tegenoverliggende uiteinden van het bovenvlak, waarbij de zijpenen van het U-profiel zich uitstrekken tot in de roosteropening, en waarbij elke zijbeen tenminste een zijwaarts uitstekend steunelement omvat voor het fixeren van het sleufelement aan de roostervloer. Het steunelement kan plaatvormig zijn. Bij voorkeur omvat de roostervloer een spleet dwars op de roosteropening waarbij het steunelement inpasbaar is in de spleet.
In een verdere uitvoeringsvorm is de sleufvormige opening, of sleufopening, van de elastische vloerbovenlaag in breedte en/of lengte relatief groter dan de roosteropening, zodat een deel van het eerste vloeroppervlak vrij ligt en een afsteunvlak vormt voor het sleufelement in de sleufvormige openingen. Als de sleufopening van de elastische vloerbovenlaag in breedte en/of lengte groter is dan de roosteropening, is bij een bovenaanzicht een deel van het eerste oppervlak van de roostervloer zichtbaar doordat het vrij ligt. Dit deel kan als afsteunvlak dienen voor het steunelement.
In een uitvoeringsvorm is het sleufelement relatief stijf ten opzichte van de elastische vloerbovenlaag. Het sleufelement en de elastische vloerbovenlaag vormen daarmee respectievelijk afwisselende stijve en elastische zones. Hierdoor wordt een comfortabel loopoppervlak voor de dieren verkregen. De verschillen in flexibiliteit van de 5 stijvere en de elastische zones vergroot de grip voor dieren die op de stalvloer lopen, en reduceert het gevaar van uitglijden. Daarnaast heeft het de voorkeur dat het loopvlak en het bovenvlak van het sleufelement verschillende ruwheden hebben zodat extra grip voor dierenpoten wordt gecreëerd.
Een verhoogde ruwheid van een vloer kan worden verkregen door een textuur aan te brengen op het loopvlak om zo de oppervlakteruwheid te verhogen, op micro- of mesoschaal. Alternatief, of in combinatie, kan het loopvlak worden voorzien van inkepingen en/of uitstulpingen. Bij voorkeur is het loopvlak voorzien van inkepingen die zich uitstrekken in een dwarsrichting ten opzichte van de sleufopening en uitmonden in de sleufopening. In een uitvoeringsvorm is het bovenvlak van het sleufelement voorzien van groeven die zich aan weerszijden in een dwarsrichting uitstrekken vanaf het gat en uitmonden in het gat. Deze inkepingen en/of groeven zorgen voor een (verder) verhoogde ruwheid, zoals bij een schoenzoolprofiel, en voor een verbeterde afvoer van urine naar het mestreservoir.
Bij voorkeur loopt het bovenvlak van het sleufelement schuin af naar de doorgaande gaten. In deze uitvoeringsvorm omvat het bovenvlak van het sleufelement een verdieping, waarbij de doorgaande gaten zich in de verdieping bevinden. Bij voorkeur omvat de verdieping een schuin oplopende zijwand die de een of meerdere doorgaande gaten omgeeft, waarbij de schuin oplopende zijwand van de verdieping een hellend deel vormt dat een lagergelegen deel van het bovenvlak, gevormd door de verdieping, en een verhoogd deel van het bovenvlak verbindt.
Bij voorkeur omvat de elastische vloerbovenlaag meerdere elastische vloerelementen, zoals tegels van een elastisch materiaal, waarbij ten minste één sleufvormige opening is voorzien in een dergelijk elastisch vloerelement. Door de elastische vloerbovenlaag op te bouwen uit meerdere elastische vloerelementen, zoals tegels, is het mogelijk versleten of defecte delen te vervangen zonder de hele vloerbovenlaag te hoeven vervangen. Daarnaast is het makkelijker de vloerbovenlaag aan te passen aan de vorm van de dierenstal en het gebruiksoppervlak voor de dieren. De elastische vloerelementen zijn ook eenvoudiger op te slaan en te vervoeren van een productielocatie naar een gebruikslocatie dan een integrale elastische vloerbovenlaag.
Bij voorkeur fixeert het sleufelement de elastische vloerbovenlaag ten opzichte van de roostervloer lateraal. De fixatie is in laterale richting, dat wil zeggen in het vlak van de roostervloer. De elastische vloerbovenlaag wordt dan verhinderd te verschuiven in horizontale richting. Wanneer het sleufelement is bevestigd aan de roostervloer en/of aangrijpt op de roostervloer, vormt het sleufelement een fixatiepunt voor de elastische vloerbovenlaag, in het bijzonder voor de individuele elastische vloerelementen zoals hierboven beschreven.
In een Uitvoeringsvorm is het sleufelement losmaakbaar ingebracht in de sleufopening. De bevestiging aan en/of aangrijping op de roostervloer van het sleufelement kan gepaard gaan met losmaakbaarheid van het sleufelement. Bijvoorbeeld wanneer een losmaakbare mechanische bevestiging, zoals bouten, wordt gebruikt, of de aangrijpingskracht van het sleufelement op de roostervloer kan worden overkomen door een verwijderingsmiddel, zoals een haak of ander gereedschap. De losmaakbaarheid kan voordelig zijn voor renovatie of reparatie van de stalvloer, of vervanging van een defect sleufelement.
In een uitvoeringsvorm heeft het sleufelement overeenkomende afmetingen met de sleufvormige opening van de elastische vloerbovenlaag, zodat het sleufelement een vormpassing heeft met de sleufvormige opening. De vormpassing zorgt ervoor dat eventuele spleten tussen de bovenlaag en het sleufelement worden voorkomen of ten minste zo klein mogelijk worden gehouden, zodat de afvoer van urine via de gaten in het sleufelement gebeurt. Dergelijke spleten kunnen ook zorgen voor ophoping en/of aankoeken van feces op de dierenstalvloer.
In een verdere uitvoeringsvorm zijn de meerdere gaten geordend in een patroon over het bovenvlak van het sleufelement. Omdat het sleufelement over de roosteropening valt, zijn de doorgaande gaten uitgelijnd met de roosteropeningen. Het patroon kan willekeurig, lineair, cirkelvormig, vierkant, een rasterpatroon of elk ander patroon zijn.
Het heeft de voorkeur dat het aantal doorgaande gaten in de vloer tussen 20 en 50 doorgaande gaten per vierkante meter ligt, meer bij voorkeur tussen 20 en 35 doorgaande gaten per vierkante meter, in het bijzonder ongeveer 20 tot 30 doorgaande gaten per vierkante meter. Het aantal doorgaande gaten kan ook worden berekend in vierkante millimeter doorgangsoppervlak voor urine en lucht per vierkante meter vloeroppervlak. Het aantal doorgaande gaten moet bijvoorbeeld 1000 tot 2000 vierkante millimeter per vierkante meter vloer bedragen, bij voorkeur tussen 1300 en 1700 vierkante millimeter per vierkante meter vloer, met meer voorkeur ongeveer 1500 tot 1600 vierkante millimeter per vierkante meter vloer. Het aantal doorgaande gaten, hetzij in absolute aantallen per vierkante meter vloer of overeenkomend met het doorgangsoppervlak per vierkante meter vloer, zou voldoende zijn om het drukverschil tussen de stal boven de vloer en het reservoir onder de vloer te behouden.
Bij voorkeur heeft de opening van het doorgaande gat een diameter of een kleinste afmeting tussen 5 en 10 millimeter (mm). Het is voordelig als het gat rond is met een diameter tussen 5,0 en 10 mm, bij voorkeur tussen 7,5 en 8,5 mm. Experimenteel is vastgesteld dat een gat of opening van een dergelijke grootte enerzijds een snelle doorgang van urine mogelijk maakt en anderzijds voldoende klein is om te voorkomen dat feces passeren.
De uitvinding betreft verder een dierenstal omvattende een dierenstalvloer zoals hierboven beschreven. De dierenstal omvat verder een onder de dierenstalvloer gelegen reservoir, waarbij de doorgaande gaten en de roosteropeningen een vloeistofstroom van het loopvlak naar het reservoir toelaten.
Verder betreft de uitvinding een dierenstalsysteem omvattende: - een dierenstal met een dierenstalvloer of een dierenstalvloer zoals hierboven beschreven; - een onderliggend mestreservoir, waarbij de doorgaande gaten een fluidumstroom toestaan van de dierenstal naar het reservoir, en - een luchtafvoerinrichting voor het afzuigen van ammoniakhoudende lucht vanonder de vloer, uit het reservoir, waarbij het luchtafzuigsysteem onder de vloer een onderdruk ten opzichte van de druk boven de vloer creëert.
De dierenstalvloer laat via de doorgaande gaten in het sleufelement en de roosteropeningen van de roostervloer urine en lucht van de dierenstal naar het reservoir stromen. De luchtafzuiginrichting, in het bijzonder een ventilator, verlaagt de luchtdruk in hetreservoir, zodat lucht uit de dierenruimte of stal boven de stalvloer wordt aangezogen. Dit resulteert in een extra reductie van emissies naar de omgeving. Daarnaast zorgt de luchtstroom boven de stalvloer voor een versnelde urinestroom door de gaten.
In het bijzonder omvat het dierenstalsysteem een luchtwasser die is gekoppeld aan de luchtafzuiginrichting om in de afgezogen lucht aanwezige ammoniak te vangen. De luchtwasser of gaswasser kan een zure oplossing bevatten, zoals zwavelzuur, salpeterzuur of citroenzuur.
De lucht boven de vloeistoflaag, die doorgaans voornamelijk uit urine zal bestaan, heeft een hoog ammoniakgehalte. Door de lucht uit het reservoir door een op zich bekende luchtwasser te persen, wordt de ammoniak in de zuuroplossing van de gaswasser gebonden. Experimenteel is gebleken dat een bijzonder voordelig effect wordt verkregen indien de luchtafzuiginrichting een onderdruk onder de vloer creëert ten opzichte van de druk boven de vloer, waarbij het drukverschil tussen 0,3 mbar en 1,0 mbar ligt. De luchtafzuiginrichting zorgt zo voor een onderdruk onder de vloer, met een lagere druk dan atmosferische druk. De druk onder de vloer is bij voorkeur 0,3 tot 1,0 mbar lager dan de atmosferische druk die boven de vloer actief is. Het dierstallenstelsel kan verder een mestverwijderingsvoertuig omvatten voor het verwijderen van mest of feces van de stalvloer. Doordat de urine via de doorgaande gaten van de vloerbovenlaag en de sleufopeningen van de roostervloer door de stalvloer stroomt, blijft de feces grotendeels op het loopvlak van de stalvloer. Het mestverwijderingsvoertuig kan de feces verwijderen om de stalvloer schoon te houden en te voorkomen dat de feces de doorgaande gaten van de vloerbovenlaag blokkeren. Het mestverwijderingsvoertuig kan een verrijdbare mestverwijderingsvoertuig zijn, zoals een mestzuigrobot, of een mestschuif.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Figuur 1 toont schematisch een stalsysteem voor dieren volgens de uitvinding. Figuur 2 toont schematisch een stalvloer volgens de uitvinding. Figuur 3 toont schematisch een stalvloer met verschillende uitvoeringsvormen van het sleufelement volgens de uitvinding. Figuur 4 toont een bovenaanzicht van een stalvloer volgens de uitvinding.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING Figuur 1 toont schematisch een dierenstalsysteem 100, omvattende een vloer 110 voor een dierenruimte of dierenstal 101. De vloer 110 omvat een samenstel 111 van een roostervloer 120 en een elastische vloerbovenlaag 130. De vloerbovenlaag 130 heeft een eerste oppervlak, het loopvlak 131, een tegenoverliggend tweede oppervlak 132 en meerdere sleufvormige openingen of sleufopeningen 133 die uitkomen op een ondergelegen reservoir 102, b.v. een mestkelder. De sleufopeningen 133 zijn voorzien van sleufelementen 140. Het loopvlak 131 en het tweede oppervlak 132 zijn uit elkaar geplaatst, zodat de vloerbovenlaag 130 een dikte D heeft, zie figuur 2. De vloerbovenlaag 130 bedekt de roostervloer 120, dat wil zeggen ligt bovenop de roostervloer 120. De roostervloer 120 heeft een eerste vloeroppervlak 121 en een tweede vloeroppervlak 122, en meerdere sleufvormige roosteropeningen 123 die uitkomen op het onderliggende reservoir 102. Het tweede oppervlak 132 is gericht naar het eerste vloeroppervlak 121. Het tweede oppervlak 132 en het eerste vloeroppervlak 121 zijn aangrenzend in de getoonde uitvoeringsvormen. Het sleufelement 140 heeft een bovenvlak 142 met doorgaand gat 141. Het bovenvlak 142 ligt gelijk met het eerste oppervlak 131. Tezamen vormen het bovenvlak 142 en het eerste oppervlak of het loopvlak 131 het loopoppervlak van de dierenstalvloer 110. Urine 202 zal door het doorgaande gat 141 stromen via de sleufopening 133 en de roosteropeningen 123 naar het reservoir 102 onder de vloer 110. Het doorgaande gat 141 is zo gevormd dat feces 201 niet kan passeren en op het loopvlak 131 of bovenvlak 142 zal blijven liggen. De sleufopeningen 133 in het elastische vloerbovenlaag 130 zijn uitgelijnd ten opzichte van de roosteropeningen 123, zodat elke sleufopening 133 samenvalt met een roosteropening 123, zoals ook te zien is in Fig. 1. De sleufopeningen 133 en de roosteropeningen zijn gelijkvormig, waarbij ze in afmetingen kunnen afwijken, en in een aantal uitvoeringsvormen congruent, waarbij de afmetingen en de vorm gelijk zijn.
Het systeem 100 omvat verder een luchtafzuiginrichting 103, in het bijzonder een ventilator 103 ', voor het afzuigen van lucht onder het samenstel 110. Het systeem 100 omvat verder een luchtwasser 104 die is gekoppeld met de luchtafzuiginrichting 103 om ammoniak aanwezig in de afgezogen lucht af te vangen. De ventilator 103' zorgt voor een onderdruk van circa 0,7 mbar, wat het verschil is tussen de heersende luchtdruk in de dierenruimte 101 en de lagere druk in de mestkelder 102 gelegen onder de stalvloer 110. Omdat de gaten 141 relatief klein zijn en de vrije ruimte onder de schuur vloer 110 relatief groot is, zal de onderdruk in deze vrije ruimte over de gehele ruimte gezien relatief constant zijn. Met andere woorden, de drukgradiënt in de richting van de ventilator 103 "is klein. De luchtwasser 104 is ontworpen als een gepakt- bed-waskolom 106. Een pomp 105 van onder de waskolom 106 pompt zuurabsorberende vloeistof in de vorm van verdund zwavelzuur of verdund salpeterzuur naar een sproeier 107 boven de waskolom 106. De ammoniakrijke lucht die wordt afgezogen door de ventilator 103' wordt in tegenstroom geleid door de waskolom 106 en stroomt omhoog in tegenstroom met de absorberende vloeistof. De absorberende vloeistof neemt onder andere de ammoniak op en maakt deze oplosbaar als ammonium. In gezuiverde vorm wordt de lucht via een uitlaat 108 naar de buitenomgeving geleid. Het gepakte bed in de waskolom 106 kan worden gemaakt van verschillende soorten vulstoffen en dient om het contactoppervlak van de absorberende vloeistof met de te zuiveren lucht te vergroten. De luchtwasser 104 kan ook in dwarsstroom worden uitgevoerd, waarbij de luchtstroom in horizontale richting door het gepakte bed wordt geleid. De luchtwasser 104 kan ook uitgevoerd worden met een doek waarover de absorptievloeistof loopt en de te wassen lucht in dwarsstroming wordt doorgelaten.
Na verloop van tijd veroorzaakt de hoeveelheid opgeloste ammoniak in het absorptiemiddel een pH-verhoging, zodat het absorptiemiddel moet worden vervangen.
De resulterende verzadigde en nog enigszins zure absorptievloeistof is een stikstofhoudende meststof, ook genaamd spoelwater.
Om vervanging uit te kunnen stellen omvat de luchtwasser in een niet getoonde uitvoering een zuurdoseringssysteem om de pH van de absorptievloeistof constant te kunnen houden.
Naast ammoniak kan ook waterdamp uit de mestkelder 102 door de luchtwasser 104 gaan en worden afgevoerd.
Dit leidt tot een verdikking van de vloeistof in de mestkelder 102. Deze vloeistof is rijk aan zouten; vooral kaliumzouten, en is daarom een goede kaliummeststof.
Een autonome, zelfrijdende mestzuigrobot 200 rijdt tussen de dieren 109 over de vloer 110, dat wil zeggen het loopoppervlak.
Deze robot 200 verwijdert vaste feces 201 die grotendeels op het oppervlak van de vloer 110 achterblijven, en dumpt de feces vervolgens in een aparte ruimte, niet getoond.
In een niet weergegeven uitvoering worden de feces 201 verwijderd door een getrokken mestschuif.
De verzamelde feces 201 kunnen verder worden verwerkt door bijvoorbeeld drogen of persen waarbij mestvezels uit de feces 201 worden verwijderd.
Contact van feces 201 met urine 202 zorgt voor een enzymatische omzettingsreactie van ureum in de urine 202 tot ammoniak.
Door de stalvloer 110 regelmatig te reinigen, bijvoorbeeld elk uur, hebben de feces 201 geen of in ieder geval minder kans te reageren met de urine 202. Door hiervoor een mestzuigrobot 200 in te zetten, worden de feces 201 afgevoerd van de vloer 110 ter plaatse.
De feces 201 worden niet over de vloer verspreid, wat anders gemakkelijk kan leiden tot verstopping van de gaten 141. Omdat de feces 201 niet volledig worden gemengd met de urine 202, blijft bijna alle fosfaat in de feces en is het percentage vaste stof relatief hoog.
Uiteindelijk worden de uitscheidingsproducten (feces 201 en urine 202) van een boerderijdier in de dierenruimte 101 op relatief eenvoudige wijze gescheiden in drie delen: fosfaatrijke vaste- stof feces met een hoog organisch gehalte, een kaliumrijke vloeistof en een stikstofrijke vloeistof.
Deze delen kunnen worden gebruikt voor specifieke bemestingsprocessen en hebben een waarde die hoger is dan die van de drijfmest die doorgaans ontstaat als feces 201 en urine 202 samen in een mestkelder worden gestort.
Om te bereiken dat de urine 202 en feces 201 worden gescheiden, en bovendien dat de ventilator 103' een onderdruk in het reservoir 102 veroorzaakt, zijn meerdere doorgaande gaten 141 nodig in de vloer 110. De vloerbovenlaag 130 van het stalensysteem 100 getoond in Fig. 1 omvat ten minste één vloerbovenlaagelement 150. De vloerbovenlaag 130 kan dus bestaan uit één enkel vloerbovenlaagelement 150 (dat wil zeggen gemaakt uit één stuk, eventueel uitgerold als tapijt in de dierenstal 101), of meerdere vloerbovenlaagelementen of vloerelementen 150 die de vloerbovenlaag 130 vormen. De laatste situatie is de voorkeursuitvoeringsvorm van de vloerbovenlaag 130. Het vloerbovenlaagelement 150, en ook de vloerbovenlaag 130, heeft een of meerdere sleufopeningen 133 die uitgelijnd zijn met de roosteropeningen 123 van de roostervloer 120 en zo uitmonden op het reservoir 102 onder de vloer 110, zoals getoond in Figuren 1, 2 en 3. De vloerbovenlaag 130, en dus het voerbovenlaagelement 150, heeft een loopvlak 131 en een tweede oppervlak 132. Het loopvlak 131 en het bovenvlak 142 van de sleufelementen 140 vormen samen het loopoppervlak van de vloerbovenlaag 130, en van de vloer 110 in het algemeen, dat wil zeggen de dieren 109 in de stal lopen over het loopvlak 131 wanneer de vloerbovenlaag 130 of vloer 110 in gebruik is. Het tweede oppervlak 132 is naar de roostervloer 120 gericht. De sleufopeningen 133 strekken zich uit van het loopvlak 131 naar het tweede oppervlak 132. Figuur 2 toont een stalvloer 110 die een samenstel 111 is van een roostervloer 120 en een vloerbovenlaag 130. De roostervloer omvat een eerste vloeroppervlak 121 en een tweede vloeroppervlak 122. Roosteropeningen 123 strekken zich uit door de roostervloer van het eerste vloeroppervlak 121 naar het tweede vloeroppervlak 122. De roostervloer 120 is bedekt met de vloerbovenlaag 130. De vloerbovenlaag 130 heeft een eerste oppervlak, het loopvlak 131 en een tweede oppervlak 132, waartussen zich een sleufvormige opening of sleufopening 133 uitstrekt. De sleufopening 133 is uitgelijnd met de roosteropening 123. In de sleufopening 133 is een sleufelement 140 voorzien. Het sleufelement 140 heeft een vormpassing met ten minste de vloerbovenlaag 130, zodat een eventuele ruimte of kier tussen het sleufelement 140 en de vloerbovenlaag 130 relatief klein is en ophoping van feces wordt voorkomen of ten minste verminderd.
In Figuur 2 is het sleufelement 140 gevormd zodat de dwarsdoorsnede als een omega (Q) is. Het bovenvlak 142 heeft twee tegenoverliggende uiteinden. Vanaf het bovenvlak 142 strekt zich aan elk van de uiteinden een been 144 in de sleufopening 140 uit, in de richting van de roosteropening 123. Van elk been 144 strekt zich een flens 143 uit, waarbij de flensen 143 van elkaar af gericht zijn. De flens 143 bevindt zich tussen de roostervloer 120 en de elastische vloerbovenlaag 130. De flens 143 kan bevestigd worden aan het eerste vloeroppervlak 121 door middel van een mechanisch bevestigingsmiddel, zoals een bout, of een hechtmiddel, zoals lijm of kit.
Figuur 3 toont verschillende andere uitvoeringsvormen van het sleufelement 140 volgens de uitvinding. Figuur 3A toont de roostervloer 120 en de elastische vloerbovenlaag 130. Het sleufelement 140 is voorzien in de sleufopening 133. De sleufopening 133 is breder dan de roosteropening 123. Hierdoor vormt het eerste vloeroppervlak 121 grenzend aan de roosteropening 123 een afsteunvlak 124 voor de zijpenen 144 van het sleufelement 140. De sleufopening 133 kan ook in een lengterichting groter zijn dan de roosteropening 123, zodat het afsteunvlak 124 rondom de roosteropening 123 is voorzien.
Figuur 3B toont het sleufelement 140 waarbij de zijbenen 144 verlengd zijn en zich uitstrekken van het bovenvlak 142 tot in de roosteropening 123. Elk zijbeen 144 is voorzien van een zijwaarts uitstekend steunelement 147 voor het fixeren van het sleufelement 140 aan de roostervloer 120. Het steunelement 147 is hier plaatvormig afgebeeld. De roostervloer 120 omvat een afsteungroef 126 die dwars gericht is op de roosteropening 123. De afsteungroef 126 is zo gevormd dat het steunelement 147 erin past. Bij voorkeur zijn is de vorm van de afsteungroef gelijk aan de vorm van het steunelement, zodat er een vormpassing is.
In deze uitvoeringsvorm heeft het sleufelement 140 een vormpassing met zowel de sleufopening 133 als de roosteropening 123, zodat ophoping van feces tussen het sleufelement 140 en de vloerbovenlaag 130 is geminimaliseerd.
Figuur 4 toont een bovenaanzicht van een stalvloer 110 volgens de uitvinding. Het bovenaanzicht toont het loopvlak 131 van de vloerbovenlaag 130 en het bovenvlak 142 van de sleufelementen 140. De vloerbovenlaag 130 bestaat uit twee vloerbovenlaagelementen of vloerelementen 150, 150" en in elk van de vloerelementen 150 is een variant van het sleufelement 140, 140’ voorzien.
In het bovenvlak 142 van het eerste sleufelement 140 zijn groeven 145 voorzien, die elk uitmonden in een gat 141. Vanaf de doorgaande gaten 141 strekken zich groeven 145 uit naar een omtreksrand 146 van het sleufelement 140. De groeven 145 kunnen gelijkliggen met inkepingen 135 die zijn voorzien in het loopvlak 131 van de vloerbovenlaag 130, of ten minste gedeeltelijk gelijkliggen. De inkepingen 135 strekken zich in een richting dwars op de langsrichting van de sleufopeningen 133, maar kunnen hier ook parallel aan liggen. De inkepingen 135 monden aan ten minste een zijde uit in de sleufopening 133. De diepte van de inkepingen 135 is gelijk of kleiner dan de diepte van de groeven 145 in het bovenvlak 142 van het sleufelement 140, zodat een fluidumstroom niet ophoopt tegen de omtreksrand 146 van het sleufelement.
Het tweede sleufelement 140’ is voorzien in de sleufopening 133’ van het tweede vloerbovenlaagelement 150’. Het bovenvlak 142’ van het tweede sleufelement 140 loopt vanaf alle zijden schuin af naar de doorgaande gaten 141’, zodat de doorgaande gaten 141’ in een verdieping liggen.
De schuine zijden van het bovenvlak 142’ zorgen voor een verbeterde fluidumstroom over het bovenvlak 142’ naar de doorgaande gaten 141’. In Figuren 3 en 4 is verder een kier 137 tussen de omtreksrand 146 het sleufelement 140 en een omtreksrand 136 van de sleufopening 133 getoond.
Deze kier 137 is relatief klein door de vormpassing van het sleufelement 140 in de sleufopening, waardoor ophoping van feces en ander vuil tussen het sleufelement 140 en de elastische vloerbovenlaag 130 wordt voorkomen of tenminste verminderd.
Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt.
De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.
LIJST VAN ONDERDELEN
100. Dierenstalsysteem 140. Sleufelement
101. Dierenstal 141. Doorgaand gat
102. Mestkelder of reservoir 142. Bovenvlak
103. Luchtafzuiginrichting 143. Flens 103’. Ventilator 144. Zijbenen
104. Luchtwasser / scrubber 145. Groef
105. Pomp 146. Omtreksrand
106. Waskolom 147. Steunelement
107. Sproeier
108. Uitlaat 150. Vloerelement
109. Dier (koe)
110. Dierenstalvloer 200. Mestzuigrobot
111. Samenstel 201. Feces
202. Urine
120. Roostervloer 203. Mest
121. Eerste vloeroppervlak
122. Tweede vloeroppervlak
123. Roosteropening
124. Afsteunvlak
125. Omtrekswand
126. Afsteungroef
130. Vloerbovenlaag
131. Loopoppervlak
132. Tweede oppervlak
133. Sleufopening
135. Inkeping
136. Omtreksrand
137. Kier

Claims (19)

1. Dierenstalvloer (110) omvattende een samenstel (111) van: - een roostervloer (120) met een eerste vloeroppervlak (121) en een tegenoverliggende tweede vloeroppervlak (122), waarbij het tweede vloeroppervlak gericht is naar een onderliggend mestreservoir (102), en met meerdere sleufvormige roosteropeningen (123) die openen naar het onderliggende mestreservoir; en - een elastische vloerbovenlaag (130) met een eerste oppervlak (131) en een op afstand liggend tegenoverliggend tweede oppervlak (132), waarbij het eerste oppervlak een loopvlak is voor dieren (109) en het tweede oppervlak gericht is naar het eerste vloeroppervlak, waarbij de elastische vloerbovenlaag verder meerdere sleufvormige openingen (133) omvat die zich uitstrekken van het loopvlak naar het tweede oppervlak, en openen naar de sleufvormige roosteropeningen, waarbij in de sleufvormige openingen een sleufelement (140) is voorzien, waarbij een bovenvlak (142) van het sleufelement is voorzien van een of meer doorgaande gaten (141) die relatief klein zijn vergeleken met de roosteropeningen en de sleufvormige openingen van de elastische vloerbovenlaag, zodat urine (202) door de doorgaande gaten naar het mestreservoir stroomt en feces (201) op het eerste oppervlak blijft wanneer de dierenstalvloer in gebruik is.
2. Dierenstalvloer volgens conclusie 1, waarbij het bovenvlak van het sleufelement lager ligt dan het loopvlak van de elastische vloerbovenlaag en hoger dan het eerste vloeroppervlak van de roostervloer.
3. Dierenstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het sleufelement een U-profiel omvat met van het bovenvlak neerwaarts gerichte zijbenen (144) aan tegenoverliggende uiteinden van het bovenvlak, waarbij een flens (143) is voorzien aan elk van de zijbenen en de flensen van elkaar af gericht zijn, zodanig dat elke flens zich bevindt tussen de elastische vloerbovenlaag en de roostervloer.
4. Dierenstalvloer volgens conclusies 1-3, waarbij het sleufelement een U- profiel omvat met van het bovenvlak neerwaarts gerichte zijpenen (144) vanaf tegenoverliggende uiteinden van het bovenvlak, waarbij de zijbenen van het U-profiel zich uitstrekken tot in de roosteropening en aangrijpen op een omtrekswand (125) van de roosteropening.
5. Dierenstalvloer volgens conclusies 1-3, waarbij het sleufelement een U- profiel omvat met van het bovenvlak neerwaarts gerichte zijbenen (144) vanaf tegenoverliggende uiteinden van het bovenvlak, waarbij de zijpenen van het U-profiel zich uitstrekken tot in de roosteropening, en waarbij elke zijbeen tenminste een zijwaarts uitstekend steunelement omvat voor het fixeren van het sleufelement aan de roostervloer.
6. Dierenstalvoer volgens conclusies 1-3, waarbij de sleufvormige opening van de elastische vloerbovenlaag in breedte en/of lengte relatief groter is dan de roosteropening, zodat een deel van het eerste vloeroppervlak vrij ligt en een afsteunvlak (124) vormt voor het sleufelement in de sleufopeningen.
7. Dierenstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het loopvlak van de vloerbovenlaag en het bovenvlak van het sleufelement verschillende ruwheden hebben.
8. Dierenstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het sleufelement relatief stijf is ten opzichte van de elastische vloerbovenlaag.
9. Dierenstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bovenvlak van het sleufelement is voorzien van groeven (145) die zich aan weerszijden in een dwarsrichting uitstrekken vanaf het doorgaande gat en uitmonden in het gat.
10. Dierenstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het loopvlak is voorzien van inkepingen (135) die zich uitstrekken in een dwarsrichting ten opzichte van de sleufopening en uitmonden in de sleufopening.
11. Dierenstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de elastische vloerbovenlaag meerdere elastische vloerelementen (150, 150°) omvat, zoals tegels van een elastisch materiaal, waarbij ten minste één sleufopening is voorzien in een dergelijk elastisch vloerelement.
12. Dierstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het sleufelement de elastische vloerbovenlaag lateraal fixeert ten opzichte van de roostervloer.
13. Dierenstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het sleufelement losmaakbaar is ingebracht in de sleufopening.
14. Dierenstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bovenvlak van het sleufelement schuin afloopt naar de doorgaande gaten.
15. Dierenstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het sleufelement overeenkomende afmetingen heeft als de sleufopening van de elastische vloerbovenlaag, zodat het sleufelement een vormpassing heeft met de sleufopening.
16. Dierenstalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de meerdere gaten zijn geordend in een patroon over het bovenvlak van het sleufelement.
17. Dierenstal (101) omvattende een dierenstalvloer (110) volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een onderliggend mestreservoir (102), waarbij de doorgaande gaten een fluidumstroom toestaan van de dierenstal naar het reservoir.
18. Dierenstalsysteem (100) omvattende: - een dierstalvloer (110) volgens een der conclusies 1-16, of een stal (101) omvattende een dergelijke dierenstalvloer volgens conclusie 17, waarbij het stalsysteem verder omvat - een onderliggend mestreservoir (102), waarbij de doorgaande gaten een fluidumstroom toestaan van de dierenstal naar het reservoir, en - een luchtafzuiginrichting (103) voor het afzuigen van ammoniakhoudende lucht vanonder de vloer, uit het reservoir, waarbij het luchtafzuigsysteem onder de vloer een onderdruk ten opzichte van de druk boven de vloer creëert.
19. Systeem volgens conclusie 18, omvattende een luchtwasser (104) gekoppeld aan de luchtafzuiginrichting om ammoniak, aanwezig in de afgezogen lucht, te vangen.
NL2027577A 2021-02-17 2021-02-17 Vloersysteem voor dierenstal NL2027577B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2027577A NL2027577B1 (nl) 2021-02-17 2021-02-17 Vloersysteem voor dierenstal
EP22156646.6A EP4046482A1 (en) 2021-02-17 2022-02-14 Floor system for an animal shed

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2027577A NL2027577B1 (nl) 2021-02-17 2021-02-17 Vloersysteem voor dierenstal

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2027577A NL2027577A (nl) 2022-09-14
NL2027577B1 true NL2027577B1 (nl) 2022-09-14

Family

ID=74871795

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2027577A NL2027577B1 (nl) 2021-02-17 2021-02-17 Vloersysteem voor dierenstal

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP4046482A1 (nl)
NL (1) NL2027577B1 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2009136376A1 (en) * 2008-05-09 2009-11-12 Van Der Velden Beton, Naamloze Vennootschap Stable floor element
GB2500682A (en) * 2012-03-30 2013-10-02 G E Baker Uk Ltd Slotted flooring plate
EP2936977A1 (en) 2014-04-25 2015-10-28 United Business Care B.V. A stable floor element
NL2015454B1 (nl) * 2015-09-17 2017-04-19 Hci Betonindustrie B V Vloerelement voor een stal of dergelijk.
WO2018096059A1 (de) * 2016-11-23 2018-05-31 Gerhard Grabner Bodenkonstruktionselement
NL2018338B1 (nl) 2017-02-08 2018-09-03 Lely Patent Nv Samenstel van een roostervloer met een sleufelement, sleufelement voor gebruik in het samenstel en stalsysteem met een dergelijk samenstel
WO2019156551A1 (en) * 2018-02-12 2019-08-15 Lely Patent N.V. Cattle barn with airwasher

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2009136376A1 (en) * 2008-05-09 2009-11-12 Van Der Velden Beton, Naamloze Vennootschap Stable floor element
GB2500682A (en) * 2012-03-30 2013-10-02 G E Baker Uk Ltd Slotted flooring plate
EP2936977A1 (en) 2014-04-25 2015-10-28 United Business Care B.V. A stable floor element
NL2015454B1 (nl) * 2015-09-17 2017-04-19 Hci Betonindustrie B V Vloerelement voor een stal of dergelijk.
WO2018096059A1 (de) * 2016-11-23 2018-05-31 Gerhard Grabner Bodenkonstruktionselement
NL2018338B1 (nl) 2017-02-08 2018-09-03 Lely Patent Nv Samenstel van een roostervloer met een sleufelement, sleufelement voor gebruik in het samenstel en stalsysteem met een dergelijk samenstel
WO2019156551A1 (en) * 2018-02-12 2019-08-15 Lely Patent N.V. Cattle barn with airwasher

Also Published As

Publication number Publication date
NL2027577A (nl) 2022-09-14
EP4046482A1 (en) 2022-08-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7879233B2 (en) Drain grate filter assembly with compressible anchors
NL2018338B1 (nl) Samenstel van een roostervloer met een sleufelement, sleufelement voor gebruik in het samenstel en stalsysteem met een dergelijk samenstel
US20160316712A1 (en) Livestock production facility
BE1019414A5 (nl) Stalvloerelement.
NL2027577B1 (nl) Vloersysteem voor dierenstal
US6234114B1 (en) Nesting pads for use in combination with poultry houses
US4976221A (en) Facility for livestock, fowl and other animals
US20230225286A1 (en) Animal shed system with an air trap and a scrubber
NL2015454B1 (nl) Vloerelement voor een stal of dergelijk.
NL2025967B1 (en) Animal shed floor assembly
NL1003271C2 (nl) Stalvloer alsmede vloerelement voor toepassing in een dergelijke vloer.
KR100463497B1 (ko) 조립식 여과용 바닥판
KR101018441B1 (ko) 신발 흙 털이 깔판
NL2026980B1 (en) Animal barn floor
EP3821704A1 (en) Animal shed floor
JPS635466Y2 (nl)
CA2630336A1 (en) Stable arrangement and method of animal breeding on such stable arrangement
DE102013008358A1 (de) Bodenelement zur Ausbildung eines Bodens in einem Tierstall
BE1028596B1 (nl) Emissiearm stalvloerpaneel
KR200285816Y1 (ko) 조립식 여과용 바닥판
RU219157U1 (ru) Туалет для домашних животных
NL1006953C1 (nl) Stalvloer met opgelegde stroken en mestschuif.
DE202018000611U1 (de) Baugruppe aus einem Spaltenboden und einem Schlitzelement
JP3040615U (ja) ペット用マット
GB2254236A (en) A bedding support for horse bedding