NL2027177B1 - Planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën - Google Patents

Planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën Download PDF

Info

Publication number
NL2027177B1
NL2027177B1 NL2027177A NL2027177A NL2027177B1 NL 2027177 B1 NL2027177 B1 NL 2027177B1 NL 2027177 A NL2027177 A NL 2027177A NL 2027177 A NL2027177 A NL 2027177A NL 2027177 B1 NL2027177 B1 NL 2027177B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plant
plant container
edge
plug
epiphytic
Prior art date
Application number
NL2027177A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Maria De Koning Adrianus
Original Assignee
A J M De Koning Beheer B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by A J M De Koning Beheer B V filed Critical A J M De Koning Beheer B V
Priority to NL2027177A priority Critical patent/NL2027177B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2027177B1 publication Critical patent/NL2027177B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën, welke planthouder is voorzien van een bovenste sectie met een bovenrand, alsmede van een onderste sectie. De uitvinding heeft verder betrekking op een samenstel dat is voorzien van een planthouder. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën.

Description

Korte aanduiding: Planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën Beschrijving De uitvinding heeft betrekking op een planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën, welke planthouder is voorzien van een bovenste sectie met een bovenrand, alsmede van een onderste sectie.
De uitvinding heeft verder betrekking op een samenstel dat is voorzien van de planthouder.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën.
Uit NL2003810 is een hierboven genoemde planthouder bekend, waarbij middels een korf een plug met een jonge plant in het inwendige van de planthouder op te hangen is. De bekende planthouder heeft een bodem voorzien van ribben alsmede van een afvoeropening. Uit NL2003810 is bekend dat er onder de korf een ruimte aanwezig kan zijn, om ruimte te bieden voor groeiende luchtwortels.
Een nadeel van de bekende planthouder is dat deze niet de meest optimale omstandigheden verschaft voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder jonge planten waarvan de wortels niet in de grond groeien.
Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding om een verbeterde planthouder te verschaffen. In een aspect kan een ander doel van de uitvinding zijn om een planthouder te verschaffen waarmee relatief optimale omstandigheden te verschaffen zijn voor het bevorderen van de groei van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën.
Ten minste een van deze doelen wordt bereikt met de planthouder zoals gedefinieerd in conclusie 1.
De planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën, is voorzien van een bovenste sectie met een bovenrand, alsmede van een onderste sectie met een onderrand die te positioneren is op een ondersteuningsvlak zodanig dat de hoogte van de planthouder is bepaald door de afstand tussen de onderrand en de bovenrand. De onderrand sluit ten minste een opening in. De onderrand en de bovenrand zijn middels een gesloten wand van de planthouder met elkaar verbonden, waarbij de onderste helft van de gesloten wand tot de onderste sectie behoort en de bovenste helft van de gesloten wand tot de bovenste sectie behoort. De bovenste sectie is ingericht om een plug omvattende een jonge plant te dragen op hangende wijze ten minste grotendeels in het inwendige van de planthouder tijdens het opkweekproces zodat in ten minste de onderste sectie een kweekruimte in het inwendige van de planthouder te verschaffen is rondom de plug en de minimale afstand tussen de plug en de onderste sectie van de planthouder 10% van de hoogte van de planthouder is.
Middels de gesloten wand, de onderste rand en de opening ingesloten door de onderste rand, is in het inwendige van de planthouder een kweekruimte te verschaffen waarin ideale omstandigheden te creëren zijn voor de groei van een jonge plant in een plug, in het bijzonder voor jonge planten waarvan de wortels niet in de grond groeien zoals epifytische planten waaronder epifytische orchideeën. De planthouder omvat een hoogte die is gedefinieerd door de verticaal gemeten afstand tussen de bovenrand en de onderrand, welke hoogte bijvoorbeeld is gelegen tussen 5-20 cm. Elke dimensie van een in de planthouder te gebruiken plug is kleiner dan een corresponderende dimensie van de planthouder, dus de hoogte van de plug is kleiner dan de hoogte van de planthouder of de diameter van de plug is kleiner dan de diameter van de bovenrand. De planthouder verschaft de mogelijkheid om een plug grotendeels zwevend in het inwendige van de planthouder op te hangen, waardoor niet alleen ruimte onder de plug wordt verschaft, maar eveneens een minimaal corresponderende ruimte rondom de plug in de onderste sectie van de planthouder. Zonder aan enige theorie gebonden te willen zijn, suggereren de experimenten dat de contactloze onderste sectie ten aanzien van de plug relatief sterk bijdraagt aan het reduceren van ziektes vanuit de wortels van de jonge plant en/of het reduceren van zwarte wortelpunten hetgeen een teken van gestopte groei is. De minimale afstand tussen de plug en de onderste sectie van de planthouder kan verder worden verhoogd tot 15% van de hoogte van de planthouder, in het bijzonder zelfs tot minimaal 20% de hoogte van de planthouder.
In een eerste aspect omvat de bovenste sectie naar de hartlijn van de planthouder wijzende steunflenzen voor het dragen van de plug. Deze steunflenzen strekken zich, gezien vanuit de bovenrand of de gesloten wand, naar de hartlijn van de planthouder uit. De steunflenzen zijn flexibel uitgevoerd, zodat het van de gesloten wand afgekeerde uiteinde van de steunflenzen richting de binnenzijde van de gesloten wand te verplaatsen, in het bijzonder te scharnieren, is.
Dergelijke steunflenzen zijn gebruiksvriendelijk voor het in het inwendige van de planthouder brengen van een plug met een jonge plant op een zwevende wijze, waarbij een betrouwbare verbinding tussen plug en steunflenzen te verschaffen is voor het tijdens de opkweekperiode dragen van de plug met de jonge plant.
De steunflenzen zijn verder aangepast om een centrerende functie voor de in te voeren plug te omvatten ten aanzien van de hartlijn van de planthouder.
Deze centrerende functie zorgt ervoor dat de hartlijn van de plug in hoofdzaak samenvalt met de hartlijn van de planthouder.
De vormgeving van de steunflenzen kan zodanig zijn dat bij een middels de steunflenzen gedragen plug, het contact tussen het inwendige van de planthouder en de omgeving boven de steunflenzen beperkt is.
De steunflenzen kunnen voor gebruik met behulp van handmatig te verbreken verbindingen met elkaar zijn verbonden.
Dergelijke breekbare verbindingen kunnen ervoor zorgen dat het inwendige van de planthouder, voor gebruik, ten minste grotendeels is afgesloten met de steunflenzen.
De steunflenzen kunnen tevens bijvoorbeeld voor gebruik in een vlak zijn gelegen, waarbij het oppervlak van de steunflenzen ten minste 80% is van het oppervlak gevormd door de gesloten wand ter hoogte van de steunflenzen, in het bijzonder ten minste 90 % van dit zich in hoofdzaak dwars op de hartlijn van de planthouder zich uitstrekkende oppervlak is.
Verder kan het handmatig of machinaal invoeren van de plug tot in de planthouder voor de (gedeeltelijke) verbreking zorgen, waardoor de steunflenzen gebruiksvriendelijk zijn voor het invoeren van een plug.
Tevens is het mogelijk dat de breekbare verbinding tussen twee steunflenzen variabel te breken is inzake de tussen de hartlijn van de planthouder en de gesloten containerwand zich uitstrekkende breeklengte.
Bijvoorbeeld kan de verbinding slechts voor een bepaald gedeelte breken, bijvoorbeeld bij een relatief kleine plug, waardoor de steunflenzen door de niet volledig doorbroken verbinding toch voldoende kracht kunnen uitoefenen om de relatief kleine plug tijdens de opkweekperiode te dragen.
Bij een relatief grote plug kunnen de breekbare verbindingen tijdens het invoeren over de volledige lengte daarvan worden verbroken.
Op deze wijze kunnen pluggen met variabele afmetingen worden toegepast in de planthouder.
Als alternatief kunnen de steunflenzen middels insneden ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn, dat wil zeggen in plaats van breekbare verbindingen waarmee de steunflenzen onderling voor gebruik zijn verbonden.
De steunflenzen zijn verbonden met de bovenrand of de gesloten wand van de planthouder. De steunflenzen kunnen verend scharnierend zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld door een filmscharnier, zodat de met de bovenrand of de gesloten wand van de planthouder verbonden steunflenzen een dragende kracht kunnen uitoefenen op de plug.
In een verder aspect, kan de door de onderrand ingesloten opening of openingen een oppervlak vormen dat ten minste 50% is van het oppervlak is gevormd door de onderrand. Dergelijke openingen kunnen een afvoerfunctie omvatten, zodat water via een afvoeropening af te voeren is bijvoorbeeld na het begieten met water. Echter, de primaire functie van de door de onderrand ingesloten opening of openingen is dat daarmee een microklimaat in het inwendige van de planthouder te verschaffen is. Hiervoor dient de planthouder met de onderrand boven of in een laag water te worden gepositioneerd, waarbij in de opkweekfase condensvorming in de planthouder gaat ontstaan, welke condensvorming een ideaal microklimaat verschaft voor het opkweken van epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën. In een relatief eenvoudig te vervaardigen variant waarmee dit gewenste microklimaat in het inwendige van de planthouder te bereiken is, definieert de onderrand van de planthouder de opening tot in het inwendige van de planthouder. In deze variant heeft de opening het maximale oppervlak.
De vormgeving van de planthouder kan bijdragen aan het verschaffen van het gewenste microklimaat, waarbij het bijvoorbeeld gunstig kan zijn dat de onderrand een groter oppervlak definieert dan de bovenrand. De gesloten wand tussen de bovenrand en de onderrand kan bijvoorbeeld de vormgeving van een afgeknotte kegel of een afgeknotte piramide hebben.
Tevens heeft de uitvinding betrekking op een samenstel voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën, waarbij het samenstel is voorzien van ten minste een in dit document beschreven planthouder of een aantal planthouders in de vorm van een tray, alsmede van een bak, waarbij de ten minste een planthouder of de tray door de bak te ondersteunen is, waarbij de bak de vullen is met water. Middels het water in de bak en de planthouder die met de onderrand boven of in het water te positioneren is, ontstaat er in de opkweekfase condensvorming in de planthouder, welke condensvorming een ideaal microklimaat verschaft voor het opkweken van epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën.
Het samenstel maakt het bijvoorbeeld verder mogelijk om de opkweekperiode die 18-30 weken kan duren, met een minder vochtige plug te beginnen, hetgeen lijkt bij te dragen aan verbeterde kweekresultaten in combinatie met het zwevend dragend ophangen in de planthouder van de plug waarbij er in elk 5 geval geen contact is tussen de plug en de onderste sectie van de planthouder.
Tenslotte heeft de uitvinding ook betrekking op een werkwijze voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën, middels een hierboven genoemde planthouder of tray.
De opkweekfase duurt minimaal 10 weken, normaliter 18-30 weken en de temperatuur in het opkweekproces is minimaal 15 graden, normaliter minimaal 18 graden.
Met behulp van de planthouder zijn relatief optimale omstandigheden te verschaffen voor het bevorderen van de groei van de jonge plant, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën.
De in dit document beschreven aspecten zullen hierna aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden in combinatie met de figuren worden uitgelegd.
De uitvinding is echter niet tot de hierna beschreven uitvoeringsvoorbeelden beperkt.
Veel meer is een aantal varianten en modificaties mogelijk, die eveneens van de gedachte van de uitvinding gebruikmaken en derhalve in het beschermingsgebied vallen.
In het bijzonder wordt de mogelijkheid genoemd om de eigenschappen/aspecten die enkel zijn genoemd in de beschrijving en/of zijn getoond in de figuren te combineren met de eigenschappen van de conclusies voor zover compatibel.
Daarbij wordt verwezen naar de volgende figuren, waarin: Fig. 1 op schematische wijze een samenstel omvattende een bak met planthouders toont; Fig. 2 op schematische wijze een doorsnede toont door een samenstel omvattende een tray planthouders en een bak; Fig. 3 verschillende bovenaanzichten tonen van een aantal uitvoeringsvormen van planthouders; Fig. 4 op schematische wijze een doorsnede toont door een samenstel omvattende een tray met anders uitgevoerde planthouders dan getoond in fig. 2 en de in figuur 2 getoonde bak; Figs. 5a-c tonen verschillende aanzichten van een andere uitvoeringsvorm van een planthouder;
Fig. 8 toont een perspectivisch aanzicht van een nog andere uitvoeringsvorm van een planthouder. In de figuren worden dezelfde onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingstekens.
In de figuren 1-6 is een planthouder 1; 101; 201; 201’; 201”; 301; 401; 501 getoond voor het opkweken van jonge planten 50, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën. De planthouder 1; 101; 201; 201’; 2017; 301; 401; 501 is voorzien van een bovenste sectie B met een bovenrand 3, alsmede van een onderste sectie O met een onderrand 5 die te positioneren is op een ondersteuningsvlak, bijvoorbeeld op de bodem 71 van een bak 70 zoals getoond in figuur 1 of een richel 81 van een bak 60 zoals getoond in figuren 2 en 4. De hoogte van de planthouder is bepaald door de verticaal gemeten afstand A tussen de onderrand 5 en de bovenrand 3, waarbij de onderrand 5 ten minste een opening 9 _ insluit en de onderrand 5 en de bovenrand 3 middels een gesloten wand 11 van de planthouder met elkaar zijn verbonden. De onderste helft van de gesloten wand 11 (zie stippellijn in figuren 2, 4 en 5a,b) behoort tot de onderste sectie O en de bovenste helft van de gesloten wand 11 behoort tot de bovenste sectie B. De bovenste sectie B is ingericht om een plug 15 omvattende een jonge plant 50 te dragen op hangende wijze ten minste grotendeels in het inwendige van de planthouder tijdens het opkweekproces zodat in ten minste de onderste sectie O een kweekruimte in het inwendige van de planthouder te verschaffen is rondom de plug 15. De minimale afstand M tussen de plug 15 en de onderste sectie O van de planthouder is 10% van de hoogte A van de planthouder. In de in de figuren getoonde schematische uitvoeringsvoorbeelden is de minimale afstand M meer dan 20% van de hoogte A van de planthouder.
In de figuren 2 en 4 is een samenstel 200; 200’ voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën, getoond. Het samenstel 200; 200’ is voorzien van een tray 250; 250’ met planthouders 101; 301 die nabij de onderrand met elkaar zijn verbonden voor het vormen van de tray 250°; 250”. In figuur 1 is eveneens een samenstel 100 getoond waarin losse planthouders 1 worden gebruikt. Het samenstel 100 omvat verder een bak 70, waarbij op de bodem 71 van de bak 70 de planthouders 1 middels de onderrand 5 daarvan handmatig of machinaal te positioneren zijn, waarbij de bak 70 de vullen is met water (niet getoond in figuur 1). Het samenstel 200; 200° omvat eveneens een bak 60, waarbij op de richel 61 van de bak 60 de randen van de tray 250’; 250” met planthouders 101; 301 te positioneren is.
De bak 60 is gevuld met water 90. In de figuren 2 en 4 is de bak 60 met relatief veel water gevuld, waardoor het waterniveau in de bak 60 relatief hoog is.
De bak 60 kan echter gevuld worden met minder water 90, dat wil zeggen een minimaal laagje water in de bak 60 is reeds voldoende.
Tevens is er in de bak 60 een watervasthoudend materiaal 82 en/of bijvoorbeeld steenwol aangebracht.
De bovenste sectie B van elke planthouder 1; 101; 201; 201; 201”; 301; 401; 501 omvat naar de hartlijn H (zie fig. 2) van de planthouder wijzende steunflenzen 19; 219; 219’; 219”; 319; 419 voor het dragen van de plug 15. Enkel de planthouder 501 getoond in figuur 6 omvat geen steunflenzen.
De steunflenzen 219; 219’; 219” zijn verbonden aan de bovenrand 3 en voor het daadwerkelijk invoeren van de plug 15 zijn de steunflenzen 219; 219’; 219” met behulp van handmatig te verbreken verbindingen met elkaar verbonden.
De steunflenzen 19; 319; 419 zijn enkel verbonden aan de bovenrand 3. De steunflenzen 19; 319 zijn middels insneden 21 (zie figuur 1, niet getoond in de figuren 2 en 4) daartussen ten opzichte van elkaar verplaatsbaar uitgevoerd.
Zoals getoond in figuur 4 worden de steunflenzen 19; 219; 219’; 219”, 319 naar binnen gescharnierd bij het invoeren van de plug 15 in de door pijl P1 (fig. 4) weergegeven richting, waarbij het uiteinde van de steunflenzen dat het verst van de bovenrand 3 is gelegen van de hartlijn H van de planthouder af wordt gescharnierd.
Zoals getoond in figuur 2 kan de positie qua hoogte van de tot in de planthouder ingevoerde plug 15 iets variëren.
Middels de steunflenzen 19; 219; 219’; 219”, 319 wordt de plug 15 zonder verdere hulpmiddelen door de planthouder gedragen.
De steunflenzen 319 omvatten elk een omgeslagen binnenrand 373, hetgeen het uit de planthouder halen van de plug na het kweekproces vergemakkelijkt, zoals is getoond in figuur 4 door de plug 15 in de door pijl P2 aangegeven richting ten opzichte van de planthouder te verplaatsen uit de planthouder.
Een dergelijke omgeslagen binnenrand 373 verkleint eveneens de kans op beschadiging aan de plant.
De planthouder 401 (fig. 5a-c) omvat slechts een enkele steunflens 419. De steunflens 419 is ringvormig om samen te werken met een hierna nog te bespreken hulpmiddel 470.
Zoals getoond in de figuren 1, 3 en 4 zijn, voor het daadwerkelijk invoeren van de plug 15 tot in de planthouder, de steunflenzen 19; 219; 219’; 219”; 319 in een vlak gelegen, waarbij het oppervlak van de steunflenzen ten minste 80% is van het zich dwars op de hartlijn van de planthouder uitstrekkende oppervlak gevormd door de gesloten wand ter hoogte van de steunflenzen is, meer in het bijzonder ten minste 90 % is.
De gesloten wand 11 van de in de figuren getoonde planthouder heeft de vorm heeft van een afgeknotte kegel, zodat zoals zichtbaar is in de figuren de onderrand een groter (doorsnede-}oppervlak definieert dan de bovenrand.
De planthouder 401; 501 getoond in de figuren 5a-6 omvat een bovenste sectie B die is ingericht om samen te werken met een hulpmiddel 470; 580 waarmee een plug 15 op te hangen is in de planthouder 401; 501 op de in dit document gespecificeerde wijze. In de planthouder 401 is de ringvormige steunflens 419 onder de bovenrand 3 in het inwendige voorzien van een omgeslagen binnenrand 473, waarbij een plug middels het hulpmiddel in de vorm van een kraag 470 aan de steunflens 419 en derhalve in de planthouder 401 op te hangen is. De omgeslagen binnenrand 473 biedt voordelen bij het uit de planthouder halen van de plug met de plant zoals hierboven is beschreven.
De kraag 470; 580 omvat een rondom de plug aan te brengen binnen- kraagrand 472; 582, alsmede een meer naar buiten ten opzichte van de hartlijn van de kraag gezien gelegen buiten-kraagrand 474; 584. De binnen-kraagrand 472; 582 kan zijn verbonden met een korf-achtige constructie (niet getoond) voor het dragen van de plug. De binnen-kraagrand 472; 582 is met de buiten-kraagrand 474; 584 verbonden is met een in hoofdzaak gesloten kraagwand 476; 586. De kraagwand 476; 586 omvat een de binnen-kraagrand 472; 582 omvattende plugverbindingssectie alsmede een de buiten-kraagrand 474; 584 omvattende draagsectie die op de steunflens 419 van de planthouder 401 of op de bovenrand 3 van de planthouder 501 te positioneren is voor het dragen van de plug 15 met behulp van de daartoe ingerichte bovenste sectie B van de planthouder 401; 501. De vormgeving van de kraag 470; 480 is aangepast om een centrerende functie voor de in te voeren plug te verzorgen ten aanzien van de hartlijn van de planthouder. Deze centrerende functie zorgt ervoor dat de hartlijn van de plug in hoofdzaak samenvalt met de hartlijn van de planthouder.
Hoewel niet getoond in de figuren kan de onderste sectie van de planthouder zijn voorzien van een tussen de onderrand zich uitstrekkende bodem met daarin ten minste een door de onderrand ingesloten opening.
Een dergelijke opening in de bodem omvat een oppervlak dat ten minste 50% is van het oppervlak gevormd door de onderrand.
In plaats van een enkele opening kan het bodemdeel eveneens verschillende openingen omvatten, waarbij het totale oppervlak van de openingen ten minste 50% is van het oppervlak gevormd door de onderrand.

Claims (17)

CONCLUSIES
1. Planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën, welke planthouder is voorzien van een bovenste sectie met een bovenrand, alsmede van een onderste sectie met een onderrand die te positioneren is op een ondersteuningsvlak zodanig dat de hoogte van de planthouder is bepaald door de afstand tussen de onderrand en de bovenrand, waarbij de onderrand ten minste een opening insluit en de onderrand en de bovenrand middels een gesloten wand van de planthouder met elkaar zijn verbonden, waarbij de onderste helft van de gesloten wand tot de onderste sectie behoort en de bovenste helft van de gesloten wand tot de bovenste sectie behoort, waarbij de bovenste sectie is ingericht om een plug omvattende een jonge plant te dragen op hangende wijze ten minste grotendeels in het inwendige van de planthouder tijdens het opkweekproces zodat in ten minste de onderste sectie een kweekruimte in het inwendige van de planthouder te verschaffen is rondom de plug en de minimale afstand tussen de plug en de onderste sectie van de planthouder 10% van de hoogte van de planthouder is.
2. Planthouder volgens conclusie 1, waarbij de minimale afstand tussen de plug en de onderste sectie van de planthouder 15% van de hoogte van de planthouder is, bij voorkeur 20%.
3. Planthouder volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bovenste sectie naar de hartlijn van de planthouder wijzende steunflenzen omvat voor het dragen van de plug.
4. Planthouder volgens conclusie 3, waarbij de steunflenzen voor gebruik met behulp van handmatig te verbreken verbindingen met elkaar zijn verbonden.
5. Planthouder volgens conclusie 3, waarbij de steunflenzen middels insneden ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn.
6. Planthouder volgens conclusie 3, 4 of 5, waarbij de steunflenzen voor gebruik in een vlak zijn gelegen, waarbij het oppervlak van de steunflenzen ten minste 80% is van het oppervlak gevormd door de gesloten wand ter hoogte van de steunflenzen, bij voorkeur ten minste 90 %.
7. Planthouder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de opening of openingen een oppervlak vormen dat ten minste 50% is van het oppervlak gevormd door de onderrand.
8. Planthouder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de onderrand de opening tot in het inwendige van de planthouder definieert.
9. Planthouder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de onderrand een groter oppervlak definieert dan de bovenrand.
10. Planthouder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de gesloten wand de vorm heeft van een afgeknotte kegel of een afgeknotte piramide.
11. Planthouder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bovenste sectie is ingericht om samen te werken met een hulpmiddel waarmee een plug middels het hulpmiddel op te hangen is in de planthouder.
12. Planthouder volgens conclusie 11, waarbij de bovenste sectie onder de bovenrand aan een binnenzijde van de wand is voorzien van een binnenrand met behulp waarvan een plug middels het hulpmiddel op te hangen is.
13. Planthouder volgens conclusie 11 of 12 met het hulpmiddel, waarbij het hulpmiddel een kraag is, welke kraag een rondom de plug aan te brengen binnen- kraagrand omvat, alsmede een meer naar buiten ten opzichte van de hartlijn van de kraag gezien gelegen buiten-kraagrand omvat.
14. Planthouder volgens conclusie 13, waarbij de binnen-kraagrand met de buiten-kraagrand verbonden is met een in hoofdzaak gesloten kraagwand.
15. Tray omvattende verschillende planthouders volgens een der voorgaande conclusies 1-14, bij voorkeur zijn de planthouders nabij de onderrand met elkaar verbonden voor het vormen van de tray.
16. Samenstel voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën, waarbij het samenstel is voorzien van ten minste een planthouder of een tray volgens een der voorgaande conclusies 1-15 alsmede van een bak, waarbij de ten minste een planthouder of de tray door de bak te ondersteunen is, waarbij de bak de vullen is met water.
17. Werkwijze voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën, middels een planthouder volgens een der voorgaande conclusies 1-14, tray volgens conclusie 15 of samenstel volgens conclusie 16.
NL2027177A 2020-12-21 2020-12-21 Planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën NL2027177B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2027177A NL2027177B1 (nl) 2020-12-21 2020-12-21 Planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2027177A NL2027177B1 (nl) 2020-12-21 2020-12-21 Planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2027177B1 true NL2027177B1 (nl) 2022-07-15

Family

ID=74183497

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2027177A NL2027177B1 (nl) 2020-12-21 2020-12-21 Planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2027177B1 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR20090011730U (ko) * 2009-10-30 2009-11-18 홍단 식재 부자재를 사용하지 않는 착생란용 화분
NL2003810C2 (nl) 2009-11-16 2011-05-17 Idea Packaging B V Werkwijze en substraat voor het telen van een plant.
US20170202160A1 (en) * 2016-01-19 2017-07-20 Reinhold H. Holtkamp, JR. Wick watering pot cover system
WO2018062987A1 (en) * 2016-09-28 2018-04-05 A. Van Der Stoel Holding B.V. Method and system for cultivating plant material
EP3372069A1 (en) * 2017-03-08 2018-09-12 Houdstermaatschappij Modiform B.V. Plant tray and method of using the plant tray

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR20090011730U (ko) * 2009-10-30 2009-11-18 홍단 식재 부자재를 사용하지 않는 착생란용 화분
NL2003810C2 (nl) 2009-11-16 2011-05-17 Idea Packaging B V Werkwijze en substraat voor het telen van een plant.
US20170202160A1 (en) * 2016-01-19 2017-07-20 Reinhold H. Holtkamp, JR. Wick watering pot cover system
WO2018062987A1 (en) * 2016-09-28 2018-04-05 A. Van Der Stoel Holding B.V. Method and system for cultivating plant material
EP3372069A1 (en) * 2017-03-08 2018-09-12 Houdstermaatschappij Modiform B.V. Plant tray and method of using the plant tray

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2803261B1 (en) Plant propagation container, a tray and a greenhouse for the container, and a method for propagating growth of seedlings
NL2003810C2 (nl) Werkwijze en substraat voor het telen van een plant.
NL2027177B1 (nl) Planthouder voor het opkweken van jonge planten, in het bijzonder epifytische planten zoals bijvoorbeeld epifytische orchideeën
WO2015194929A1 (en) Plant cultivating container
CA2252267A1 (en) Container for growing and transplanting flowers and plants
NO773587L (no) Vekstbrett for planter.
EP3148320B1 (en) Systems for cultivating plants with aerial roots
US2670571A (en) Flower growing container
NL2017543B1 (nl) Werkwijze en systeem voor het kweken van plantmateriaal
US6038813A (en) Method and apparatus for controlling root growth
US2242149A (en) Plant container and seedbed formed therefrom
CN203912645U (zh) 一种茶树穗条扦插装置
US4570575A (en) Combined bird feed container and bird feeder
NL2029234B1 (en) A plant pot
US20220210983A1 (en) A vase for plants or shrubs
KR20100042615A (ko) 육묘용 용기
NL2032384B1 (nl) Groeiplug alsmede werkwijze voor het kweken van een gewas uit een pit
CN206341641U (zh) 一种促直生根容器
CN213095708U (zh) 一种茉莉花病虫害治理装置
US20240099201A1 (en) Biodegradable Plant Container with Tear Strips
KR101293652B1 (ko) 부상방지부를 구비한 육묘포트
KR102217999B1 (ko) 낚시 카고
WO2017124137A1 (en) Insert and container for transplanting plants
NL2019388B1 (nl) Bescherminrichting
ES1074130U (es) Maceta para plantas.