NL2024398B1 - Buiskoppeling met afdichting - Google Patents

Buiskoppeling met afdichting Download PDF

Info

Publication number
NL2024398B1
NL2024398B1 NL2024398A NL2024398A NL2024398B1 NL 2024398 B1 NL2024398 B1 NL 2024398B1 NL 2024398 A NL2024398 A NL 2024398A NL 2024398 A NL2024398 A NL 2024398A NL 2024398 B1 NL2024398 B1 NL 2024398B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
ring
assembly according
grip
tube
grip ring
Prior art date
Application number
NL2024398A
Other languages
English (en)
Inventor
Zuurmond Johannes
Kooistra Barry
Berenpas Sebastiaan
Original Assignee
Dyka B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dyka B V filed Critical Dyka B V
Priority to NL2024398A priority Critical patent/NL2024398B1/nl
Priority to EP20821435.3A priority patent/EP4070005B1/en
Priority to PCT/NL2020/050763 priority patent/WO2021112681A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2024398B1 publication Critical patent/NL2024398B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L37/00Couplings of the quick-acting type
    • F16L37/08Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members
    • F16L37/084Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members combined with automatic locking
    • F16L37/092Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members combined with automatic locking by means of elements wedged between the pipe and the frusto-conical surface of the body of the connector
    • F16L37/0925Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members combined with automatic locking by means of elements wedged between the pipe and the frusto-conical surface of the body of the connector with rings which bite into the wall of the pipe
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L37/00Couplings of the quick-acting type
    • F16L37/08Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members
    • F16L37/12Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members using hooks, pawls or other movable or insertable locking members
    • F16L37/122Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members using hooks, pawls or other movable or insertable locking members using hooks tightened by a wedge section

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis, waarbij de buiskoppeling een insteekdeel omvat dat een insteekopening 5 bezit voor het in een insteekrichting insteken van de kunststof buis in de buiskoppeling, waarbij het insteekdeel een kunststof mantel omvat die is voorzien van een omlopende insteekwand waarin de buis past, waarbij de insteekwand via een eerste diametersprong overgaat in een omlopende eerste lO opneemwand met een grotere binnendiameter dan de insteekwand, waarbij het insteekdeel een gripring omvat die aangrijpt om de ingestoken buis, een knelring voor wigwerking op de gripring, een afdichting die aangrijpt op de buis, en een sluitring die aangrijpt op de mantel waarbij 15 de sluitring “verdraaibaar is ten opzichte van de mantel vanuit een vastgelegde paraatstand naar een vastgelegde vaste stand en/of naar een vastgelegde demontagestand.

Description

P137712NL00 Buiskoppeling met afdichting
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis. De kunststof buis is bijvoorbeeld een lagedruk waterbuis voor bijvoorbeeld de afvoer van rioolwater.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING Fen nadeel van bekende samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis kan zijn dat deze niet in het werk verlijmbaar zijn om ze waterdicht met elkaar te verbinden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de buis is vervaardigd van polyetheen (PE) of polypropyleen (PP). Ook wanneer de buis is vervaardigd van een kunststof die op zich goed verlijmbaar is, zoals polyvinylchoride (PVC), dan kan het om praktische redenen of om milieutechnische redenen niet gewenst zijn dat de delen wordt verlijmd.
Het is een doel van de huidige uitvinding om een samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis te verschaffen die in het werk milieuvriendelijk met elkaar kunnen worden verbonden.
Het is een doel van de huidige uitvinding om een samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis te verschaffen die in het werk met elkaar kunnen worden verbonden zonder materiaalkennis van de kunststof buis.
De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis, waarbij de buiskoppeling een insteekdeel omvat dat een insteekopening bezit voor het in een insteekrichting insteken van de kunststof buis in de buiskoppeling, waarbij het insteekdeel een kunststof mantel omvat die is voorzien van een omlopende insteekwand waarin de buis past, waarbij de insteekwand via een eerste diametersprong overgaat in een omlopende eerste opneemwand met een grotere binnendiameter dan de insteekwand, waarbij de eerste opneemwand een eerste sponning begrenst, waarbij het insteekdeel een gripring omvat die is opgenomen in de eerste sponning en die aangrijpt om de ingestoken buis, en een knelring die zich ten minste gedeeltelijk om de gripring uitstrekt, waarbij de knelring is voorzien van een naar de gripring gericht binnenoppervlak voor wigwerking op de gripring, waarbij de gripring in de insteekrichting verplaatsbaar is in de eerste sponning ten opzichte van de knelring tussen een eerste stand waarin de buis door de gripring heen naar de insteekwand kan worden gestoken, en een tweede stand dichter naar de insteekopening toe waarin de gripring rondom vast op de ingestoken buis aangrijpt, waarbij het binnenoppervlak van de knelring de gripring bij de verplaatsing van de eerste stand naar de tweede stand door de wigwerking in vaste aangrijping op de buis dwingt, waarbij het insteekdeel een omlopende afdichting binnen de mantel omvat die op afstand van de gripring rondom met een aandrukkracht aangrijpt op de buis, en een sluitring die aangrijpt op de mantel en die de gripring via de knelring opsluit in de eerste sponning, waarbij de sluitring verdraaibaar is ten opzichte van de mantel vanuit een vastgelegde paraatstand naar een vastgelegde vaste stand en/of naar een vastgelegde demontagestand, waarbij in de paraatstand de gripring in de tweede stand rondom vast aangrijpt op de ingestoken buis, in de vaste stand ten opzichte van de paraatstand de knelring naar de gripring is verplaatst en de wigwerking van de knelring op de gripring is vergroot en/of de aandrukkracht van de afdichting op de buis is vergroot, en in de demontagestand de sluitring buiten aangrijping is of komt met de mantel.
Het samenstel volgens de uitvinding heeft een buiskoppeling met een insteekdeel dat in de insteekrichting is voorzien van de omlopende afdichting in de opsluitwand en daarachter de gripring in de eerste sponning. Wanneer de buis met de sluitring in de paraatstand in het insteekdeel wordt gestoken, sluit de afdichting daarop direct afdichtend aan. De buis gaat vervolgens door de gripring die op zijn eerste positie staat. Door het terugtrekken van de buis wordt de gripring naar zijn tweede positie meegenomen om rondom vast op de ingestoken buis aan te grijpen. De buis zit dan vast en de delen zijn afdichtend met elkaar verbonden. Hierbij is geen lijm nodig, hetgeen praktisch en milieuvriendelijk is. Wanneer de sluitring naar de demontagestand wordt verdraaid kan de sluitring worden afgenomen om de aangrijping door de gripring op te heffen. De buiskoppeling kan dan worden hergebruikt. Wanneer de sluitring naar de vaste stand wordt verdraaid wordt de aangrijping door de knelring en/of de afdichting op de buis vergroot, waardoor een rotatie van de buis ten opzichte van de buiskoppeling kan worden gefixeerd. Hiermee kan in het werk een buizenstelsel met een vastgelegde driedimensionale configuratie worden gemaakt die bijvoorbeeld in beton wordt opgenomen.
In een uitvoeringsvorm is de gripring voorzien van een basisring en daarvan uitstekende gripvingers die rondom de basisring verdeeld zijn en die zich evenwijdig aan de insteekrichting vanaf de basisring uitstrekken. De basisring zorgt ervoor dat de gripvingers zich rondom de ingestoken buis bevinden.
In een vitvoeringsvorm bezitten de gripvingers een vrij uiteinde dat vanaf de basisring naar de insteekopening is gericht om kort op de omlopende afdichting op de buis aan te grijpen.
In een uitvoeringsvorm bezitten de gripvingers een vrij uiteinde dat is voorzien van een schuin op de insteekrichting gerichte zoekrand, zodat de ingestoken buis gecontroleerd door de gripvingers beweegt zonder daarmee te botsen.
In een uitvoeringsvorm zijn de gripvingers voorzien van één of meerdere griptanden voor aangrijping op de ingestoken buis. Dit is in het bijzonder nuttig bij een kunststof buis met een glad buitenoppervlak.
In een uitvoeringsvorm zijn de gripvingers via een filmscharnier of een plaatselijke versmalling in het materiaal verbonden met de basisring, waardoor de gripvingers individueel flexibel beweegbaar zijn ten opzichte van de basisring.
In een uitvoeringsvorm bezitten de gripring en de knelring op elkaar aangrijpende delen voor beperking van een rotatie van de gripring ten opzichte van de knelring.
Hiermee kan een rotatie van de buis ten opzichte van de buiskoppeling worden tegengegaan.
In een uitvoeringsvorm daarvan beperken de op elkaar aangrijpende delen de rotatie van de gripring ten opzichte van de knelring tot een vastgelegde slag.
In een uitvoeringsvorm is de gripring voorzien van een basisring en daarvan uitstekende gripvingers die rondom de basisring verdeeld zijn en die zich evenwijdig aan de insteekrichting vanaf de basisring uitstrekken, waarbij de knelring is voorzien van een of meerdere van het binnenoppervlak naar binnen uitstekende nokken die tussen opeenvolgende gripvingers steken. De afstand tussen de gripvingers bepalen dan de hoek waarover nagesteld kan worden. Deze hoek kan eventueel stapsgewijs worden aangepast door de nokken tussen twee opvolgende gripvingers te draaien.
In een uitvoeringsvorm is de gripring vervaardigd van een kunststof.
In een uitvoeringsvorm is de gripring vervaardigd van een kunststof dat harder is dan het kunststof waarvan de buis is vervaardigd, zodat deze zich plaatselijk in de buis kan drukken om deze vast aan te grijpen.
5 In een uitvoeringsvorm daarvan is het kunststof gemengd met glasdelen, die voor hardheid zorgen van het materiaal.
In een alternatieve uitvoeringsvorm is de grotere hardheid van de gripring ten opzichte van de buis verkregen doordat de gripring is vervaardigd van metaal.
In een uitvoeringsvorm bezit de eerste opneemwand evenwijdig aan de insteekrichting een constante binnendiameter.
In een uitvoeringsvorm gaat de eerste opneemwand van het insteekdeel via een tweede diametersprong over in een tweede opneemwand met een grotere binnendiameter dan de eerste opneemwand, waarbij de tweede opneemwand een tweede sponning begrenst waarin de knelring is opgenomen. De tweede diametersprong begrenst de tweede sponning in de richting van de gripring, waardoor de positie van de knelring ten opzichte van de zich daarin bevindende gripring is vastgelegd.
In een uitvoeringsvorm daarvan bezit de tweede opneemwand evenwijdig aan de insteekrichting een constante binnendiameter, In een uitvoeringsvorm is het binnenoppervlak van de knelring schuin op de insteekrichting gericht, waardoor de wigwerking door middel van oppervlaktecontact met de gripring kan worden verkregen.
In een uitvoeringsvorm is de knelring vervaardigd van een kunststof.
In een uitvoeringvorm is de afdichting flexibel, zodat deze goed kan afdichten tegen de buis en de mantel. Voorts kan dan de aangrijping door de afdichting op de buis worden vergroot door deze dwars daarop te comprimeren bij het verdraaien van de sluitring naar de vaste stand indien van toepassing.
In een uitvoeringsvorm is de afdichting voorzien van een basisring die afdichtend aangrijpt op de mantel, en een van de basisring uitstekende omlopende flexibele flap voor afdichtend aangrijpen op de buis. De basisring kan de afdichting op zijn positie in de mantel houden, waarbij de flexibele flap zich naar de buis uitstrekt om daarop af te dichten.
In een vitvoeringsvorm zijn de knelring en de afdichting met elkaar verbonden of vormen ze één geheel, zodat deze elkaar juist gepositioneerd kunnen houden ten opzichte van de mantel.
In een uitvoeringsvorm daarvan vormen de knelring en de afdichting een inzetstuk dat als eenheid in de mantel is geplaatst. Deze eenheid vormt dan één inzetstuk voor de mantel.
In een uitvoeringsvorm daarvan is de eenheid vervaardigd door middel van twee-componenten spuitgieten, zodat voor de knelring en de afdichting elk de meest geschikte materialen kunnen worden toegepast.
In een uitvoeringvorm is de afdichting vervaardigd van een flexibel materiaal.
In een uitvoeringsvorm staan de afdichting, de knelring en de gripring in de insteekrichting in serie met elkaar, zodat een door de sluitring uitgeoefende drukkracht kan worden doorgeleid naar de afdichting en naar de knelring die werkt op de gripring.
de sluitring in de demontagestand tegen de insteekrichting in op een grotere afstand staat van de gripring dan in de paraatstand.
In een uitvoeringsvorm staat de sluitring in de vaste stand in de insteekrichting op een korte afstand van de gripring dan in de paraatstand.
In een uitvoeringsvorm is de sluitring in de paraatstand, in de vaste stand en in de tussengelegen standen in aangrijping met de mantel.
In een uitvoeringsvorm zijn het insteekdeel en de sluitring voorzien van rondom de mantel verdeelde bevestigingsnokken die in leidgroeven steken, waarbij de leidgroeven een aanspantraject bezitten met een tangentiéle richtingscomponent in de draairichting en een kleinere axiale richtingscomponent evenwijdig aan de insteekrichting.
De bevestigingsnokken kunnen opgesloten blijven in de leidgroeven zodat de buiskoppeling één voorgeassembleerd geheel vormen met de sluitring in de paraatstand.
In een uitvoeringsvorm is ten minste één van de leidgroeven voorzien van een eerste kliknok voor samenwerking met de bevestigingsnok, waarbij de bevestigingsnok de eerste kliknok kan passeren onder vervorming van het materiaal van de eerste kliknok en/of de bevestigingsnok, waarbij de eerste kliknok en de bevestigingsnok de vastgelegde paraatstand bepalen.
Het passeren kan duidelijk worden gevoeld, zodat het bereiken van of het vertrek uit de paraatstand goed voelbaar kan worden waargenomen en de sluitring in de paraatstand kan worden geparkeerd.
In een uitvoeringsvorm is Len minste één van de leidgroeven voorzien van een tweede kliknok voor samenwerking met de bevestigingsnok, waarbij de bevestigingsnok de tweede kliknok kan passeren door vervorming van het materiaal van de tweede kliknok en/of de bevestigingsnok, waarbij de tweede kliknok en de bevestigingsnok de vastgelegde vaste stand bepalen.
Het passeren kan duidelijk worden gevoeld, zodat het bereiken van de vaste stand goed voelbaar kan worden waargenomen en de sluitring in deze vaste stand kan worden geparkeerd.
In een uitvoeringsvorm is de sluitring voorzien van een omtrekswand die zich om de mantel uitstrekt, waarbij de omtrekswand overgaat in een naar de buis gerichte sluitwand voor het opsluiten van de gripring in de eerste sponning.
De sluitring kan dan eenvoudig aan de omtrekswand worden gehanteerd om vanuit de paraatstand naar de demontagestand of de vaste stand te worden omgezet.
In een praktische uitvoeringsvorm steken de bevestigingsnokken uit van een buitenzijde van de mantel en zijn de leidgroeven in de sluitring gelegen.
In een uitvoeringsvorm is de sluitring voorzien van langs de leidgroeven gelegen zoekvlakken die schuin op de insteekrichting staan voor ontvangst van de bevestigingsnokken, waarbij de zoekvlakken overgaan in drempels naar de leidgroeven. De zoekvlakken kunnen helpen om de bevestigingsnokken over de drempels heen in de leidgroeven te laten komen wanneer de sluitring om de mantel wordt gezet, waarbij de drempels voorkomen dat de bevestigingsnokken weer uit de leidgroeven kunnen komen, In een gecombineerde uitvoeringsvorm bezit de omtrekswand een vrije eindrand en komen de leidgroeven uit in de vrije eindrand.
In een uitvoeringsvorm komen de leidgroeven in de draairichting op afstand van de zoekvlakken uit in de vrije eindrand.
In een uitvoeringsvorm is de sluitring vervaardigd van een kunststof.
De uitvinding verschaft vanuit een tweede aspect een werkwijze voor het assembleren van een buiskoppeling voor aansluiting op een kunststof buis, waarbij de buiskoppeling een insteekdeel omvat dat een insteekopening bezit voor het in een insteekrichting insteken van de kunststof buis in de buiskoppeling, waarbij het insteekdeel een kunststof mantel omvat die is voorzien van een omlopende insteekwand waarin de buis past, waarbij de insteekwand via een eerste diametersprong overgaat in een omlopende eerste opneemwand met een grotere binnendiameter dan de insteekwand, waarbij de eerste opneemwand een eerste sponning begrenst, waarbij het insteekdeel een gripring omvat die is opgenomen in de eerste sponning en die aangrijpt om de ingestoken buis, een knelring die zich ten minste gedeeltelijk om de gripring uitstrekt voor wigwerking op de gripring, een omlopende afdichting binnen de mantel die op afstand van de gripring rondom met een aandrukkracht aangrijpt op de buis, en een sluitring die aangrijpt op de mantel en die de gripring via de knelring opsluit in de eerste sponning, waarbij de sluitring verdraaibaar is ten opzichte van de mantel vanuit een vastgelegde paraatstand naar een vastgelegde demontagestand, waarbij in de paraatstand de gripring rondom vast aangrijpt op de ingestoken buis, en in de demontagestand de sluitring buiten aangrijping is of komt met de mantel, waarbij de sluitring is voorzien van een omtrekswand met een vrije eindrand die zich om de mantel uitstrekt en die overgaat in een naar de buis gerichte sluitwand voor het opsluiten van de gripring in de eerste sponning, waarbij het insteekdeel is voorzien van rondom de mantel verdeelde bevestigingsnokken, en de sluitring is voorzien van leidgroeven in de omtrekswand waarin de bevestigingsnokken steken, waarbij de leidgroeven een aanspantraject bezitten met een tangentiële richtingscomponent in de draairichting en een kleinere axiale richtingscomponent evenwijdig aan de insteekrichting, waarbij de sluitring is voorzien van langs de leidgroeven gelegen zoekvlakken die schuin op de insteekrichting staan voor ontvangst van de bevestigingsnokken, waarbij de zoekvlakken overgaan in drempels naar de leidgroeven, waarbij de werkwijze omvat het plaatsen van de gripring, de knelring en de afdichting in de mantel of in de sluitring, het in de insteekrichting naar elkaar bewegen van de mantel en de sluitring met de zoekvlakken uitgelijnd met de bevestigingsnokken, en het via de zoekvlakken over de drempels heen leiden van de bevestigingsnokken in de leidgroeven, waarbij de sluitring in de paraatstand komt.
In een uitvoeringsvorm daarvan komen de leidgroeven op afstand van de zoekvlakken uit in de vrije eindrand.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: Figuren 1A, 1B en 1C een isometrisch aanzicht van een koppelmof voor buizen volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, en twee deels uiteengenomen isometrische aanzichten daarvan; Figuren 2A en ZB een isometrische langsdoorsnede en een recht aanzicht op een detail daarvan van de koppelmof volgens figuren lA-1C; Figuren 3A en 3B een isometrische langsdoorsnede en een recht aanzicht op een detail daarvan van de koppelmof volgens de voorgaande figuren nadat daarin een buis is ingestoken en in een eerste koppelstand is vastgezet, Figuren 4A en 4B een isometrische langsdoorsnede en een recht aanzicht op een detail daarvan van de koppelmof volgens figuren 3A en 3B nadat daarin de buis in een tweede koppelstand is vastgezet.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN Figuren 1A, 1B en 1C tonen een isometrisch aanzicht en twee uiteengenomen aanzichten van een buiskoppeling, in dit voorbeeld een rechte koppelmof 10 voor het koppelen van twee cilindrische buizen 1 volgens een uitvoeringvorm van de uitvinding. Figuur 2A toont een langsdoorsnede van deze koppelmof 10 en figuur 2B toont details daarvan. Figuren 3A en 4A tonen langsdoorsneden van de koppelmof 10 in opeenvolgende koppelstanden, en figuren 3B en 4B tonen details daarvan.
De kunststof buizen 1 zijn lagedruk waterbuizen, bijvoorbeeld voor de afvoer van rioolwater. De buizen 1 hebben in dit voorbeeld een cirkelcilindrische omtrekswand 2 met een glad buitenoppervlak 3. De buitendiameter van de buizen 1 is typisch 32 millimeter, 40 millimeter, 50 millimeter, 75 millimeter, 90 millimeter, 110 millimeter, 125 millimeter, 160 millimeter of 200 millimeter. De buizen 1 zijn vervaardigd van een kunststof. Dit kan een kunststof zijn dat niet in het werk verlijmbaar is om de delen waterdicht te verbinden, zoals polyetheen (PE) of polypropyleen (PP), of een kunststof die op zich goed verlijmbaar is, zoals polyvinylchoride (PVC), maar waarvan het om praktische redenen of om milieutechnische redenen niet gewenst is dat het wordt verlijmd.
De koppelmof 10 is ingericht voor het aangaan van een waterdichte koppeling met de buizen 1 zonder deze daarmee te verlijmen. De koppelmof 10 omvat een mantel 11 van kunststof, in dit voorbeeld een thermoplastisch kunststof op basis van een olefine, bij voorkeur polyetheen (PE), polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA). Alternatief is de mantel 11 vervaardigd van een thermohardend kunststof of een composiet kunststof. Het kunststof kan vezelversterkt kunststof zijn.
zoals het best is weergegeven in figuur 2A is de mantel 11 symmetrisch opgebouwd, met een hartlijn S voor de omlopende delen met in dit voorbeeld een constante radius. De mantel 11 omvat twee insteekdelen 12 met insteekopeningen 13 voor het insteken van de buizen 1 in richting A evenwijdig aan de hartlijn S. De twee insteekdelen 12 eindigen met een omlopende inwendige centrale stootrand 14. In dit voorbeeld is de buiskoppeling de rechte koppelmof 10, maar er zijn ook andere configuraties mogelijk, zoals een T- buiskoppeling, Y-koppeling of bocht waarin de insteekdelen 12 een andere onderlinge oriëntatie hebben. De koppelmof 10 wordt hierna aan de hand van het insteekdeel 12 en de daarin opgenomen onderdelen aan de rechterzijde in de figuren beschreven.
Zoals het beste is weergegeven in figuren ZA en 3B omvat de mantel 11 een cilindrische insteekwand 15 met een glad binnenoppervlak 16 waarin de ingestoken buis 1 past. De binnendiameter Dl daarvan correspondeert met de buitendiameter van de ingestoken buis 1 waarbij een kleine positieve tolerantie is toegepast zodat de buis 1 na het insteken in richting A heen en weer kan worden geschoven. De insteekwand 15 gaat via een eerste diametersprong 17 over in een cilindrische eerste opneemwand 18 met een grotere binnendiameter D2 en met een glad binnenoppervlak 19. Deze vormt een omlopende eerste inwendige sponning 20 waarin een gripring 30 is opgenomen. De eerste opneemwand 18 gaat via een tweede diametersprong 21 over in een cilindrische tweede opneemwand 22 met een grotere binnendiameter D3 en met een glad derde binnenoppervlak 23. Deze vormt een omlopende tweede inwendige sponning 24 waarin een ringvormig inzetstuk 25 ís opgenomen, Het inzetstuk 25 omvat een knelring 40 die overgaat in een afdichting 50.
De mantel 11 bevat meerdere omlopende ribben 28 die uitsteken vanaf de buitenzijde van de insteekswand 15 voor het stevig vasthouden van de mantel 11. De mantel 11 is aan de buitenzijde van de tweede opneemwand 22 voorzien van meerdere uitstekende bevestigingsnokken 27 die gelijkmatig over de omtrek zijn verdeeld. De bevestigingsnokken 27 hebben een cilindrische vorm en zijn aan de naar de insteekopening 13 gerichte zijde voorzien van een schuin eerste zoekvlak 29. Over de tweede opneemwand 22 is een sluitring of bajonetring 60 geplaatst die aangrijpt op de bevestigingsnokken 27 en die het inzetstuk 25 opsluit.
zoals getoond in figuren 1B en 2B is de gripring 30 voorzien van een rondom gesloten basisring 31 met een cilindrisch buitenoppervlak 32 dat onder een kleine positieve tolerantie aanligt tegen het binnenoppervlak 19 van de eerste opneemwand 18, zodat deze ten opzichte daarvan heen en weer kan schuiven in richting B evenwijdig aan de insteekrichting A. De gripring 30 is voorzien van rondom verdeelde langwerpige gripvingers 34 die via filmscharnieren of een plaatselijke versmalling 38 in het materiaal flexibel zijn verbonden met de basisring 31 en die zich daar in axiale richting vanaf uitstrekken. De gripvingers 34 zijn aan het vrije uiteinde aan de naar de buis 1 gerichte zijde voorzien van een schuin op de hartlijn S gerichte zoekrand 35 zodat deze zich om de ingestoken buis 1 geleiden, en meerdere griptanden 36 die dan aangrijpen op het buitenoppervlak 3 van de ingestoken buis 1. Zoals weergegeven in figuur 2B zijn de gripvingers 34 voorzien van een glad buitenoppervlak 37 dat aanligt tegen de knelring 40 en dat onder een hoek van 1-15 graden staat ten opzichte van het buitenoppervlak 32 en ten opzichte van de hartlijn S. In dit voorbeeld is deze hoek 10 graden.
De gripring 30 is vervaardigd van een kunststof dat harder is dan het kunststof waarvan de buizen 1 zijn vervaardigd, zodat de griptanden 36 bij het uitoefenen van een radiale drukkracht in de buizen 1 een plaatselijke indrukking veroorzaken waarmee de gripring 30 vastgrijpt op de buizen 1. De gripring 30 is in dit voorbeeld vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyoximethyleen (POM), polysulfon (PSU) of polyfenylsulfon (PPSU) of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA). Alternatief is de gripring 30 vervaardigd van een thermohardend kunststof of een composiet kunststof. Het kunststof kan vezelversterkt kunststof zijn. Teneinde de hardheid te verhogen kan in het kunststof glas in de vorm van glasdeeltjes gemengd zijn. Alternatief is de gripring 30 vervaardigd van een metaal.
Zoals getoond in figuren 1B en 2B heeft de knelring 40 een cilindrisch buitenoppervlak 41 dat aanligt tegen het binnenoppervlak 23 van de tweede opneemwand 22, en een kegelvormig toelopend binnenoppervlak 42 dat onder een hoek van 1-15 graden staat ten opzichte van het buitenoppervlak 41 en de hartlijn S. In dit voorbeeld is deze hoek 10 graden. De knelring 40 is aan de binnenzijde voorzien van meerdere nokken 44 die van het binnenoppervlak
42 uitsteken, De nokken 44 steken tussen de griptanden 36 zodat de gripring 30 ten opzichte van de knelring 40 kan roteren over een slag die beperkt is door de tussenruimte tussen de opeenvolgende gripvingers 34. Deze slagbeperking kan worden overwonnen door een verhoogd draaimoment uit te oefenen, hetgeen goed waarneembaar is aan de daarbij met de hand vastgehouden buis 1. De knelring 40 is vervaardigd van kunststof, in dit voorbeeld een thermoplastisch kunststof op basis van een olefine, bij voorkeur polyetheen (PE), polypropyleen (PP)of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA). Alternatief is de mantel 11 vervaardigd van een thermohardend kunststof of een composiet kunststof.
Het kunststof kan vezelversterkt kunststof zijn.
De knelring 40 en de gripring 30 vormen samen de vergrendeling voor de ingestoken buis 1. Zoals getoond in figuren 1B en 2B is de afdichting 50 van het inzetstuk 25 voorzien van een basisring 51 met een kopvlak 52. De afdichting 50 is voorzien van omlopende uitwendige ribben 53 die uitsteken van de basisring 51 en die afdichtend aanliggen tegen het derde binnenvlak 23. De basisring 51 gaat naar de hartlijn S over in een toelopende, omlopende afdichtingsflap 55. De afdichtingsflap 55 is voorzien van een schuin op de hartlijn S naar binnen gericht zoekvlak 57, en onder de afdichtingsflap 55 bevindt zich een ringruimte 58 waardoor de afdichtingsflap 55 in de richting van de tweede opneemwand 22 kan buigen.
Door het zoekvlak 57 en de ringruimte 58 kan de buis 1 worden ingestoken zonder dat aan de buis 1 een eindafschuining hoeft te wordt aangebracht en zonder noodzaak tot het aanbrengen van een glijmiddel.
Wanneer de buis 1 is ingestoken grijpt de afdichtingsflap 58 afdichtend aan op de buis 1. De afdichting 55 is vervaardigd van een flexibel kunststof, in dit voorbeeld een thermoplastisch elastomeer
(TPE) of technisch rubber, bij voorkeur een vernet thermoplastisch elastomeer op basis van een olefine (TPV), bij voorkeur Ethyleen Propyleen Dieen Monomeer (EPDM) eventueel gemengd met polypropyleen (PP). Alternatief is de afdichting 55 vervaardigd van SBR, NBR, siliconen of PUR. Het inzetstuk 25 kan worden vervaardigd door middel van tweecomponenten (2K) spuitgieten uit de verschillende materialen voor de knelring 40 en de afdichting 50 Zoals weergegeven in figuren 1B, 1C en 2B omvat de bajonetring 60 een cilindrische omtrekswand 61 met een vrije eindrand 69. De omtrekswand 61 gaat tegenover de eindrand 69 over in een naar binnen en dwars daarop gerichte drukflens 62 die tegen het kopvlak 52 van de afdichting 50 is gelegen. De omtrekswand 61 is aan de buitenzijde voorzien van een gripverhogend profiel 63 om de bajonetring 60 goed met de hand of met gereedschap aan te draaien in tangentiele richting C om de hartlijn S. De bajonetring 60 is vervaardigd van kunststof, in dit voorbeeld een thermoplastisch kunststof op basis van een olefine, bij voorkeur polyetheen (PE), polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA). Alternatief is de mantel 11 vervaardigd van een thermohardend kunststof of een composiet kunststof. Het kunststof kan vezelversterkt kunststof zijn.
De omtrekswand 61 van de bajonetring 60 is aan de binnenzijde voor elke bevestigingsnok 27 voorzien van een leidgroef 65 waarin de bevestigingsnok 27 onder een positieve tolerantie is opgenomen. De leidgroef 65 omvat in serie een uitlooptraject 66, een aanspantraject 67 en een bevestigingstraject 68. Het aanspantraject 67 heeft een tangentiële richtingscomponent en een kleinere axiale richtingscomponent en heeft een constante spoed. Het uitlooptraject 66 buigt met een grotere spoed af en eindigt in de eindrand 69. Het aanspantraject 67 vormt een langwerpige kamer waarin voor de overgang naar het uitlooptraject 66 een groep eerste kliknokken 70 steken, en in de overgang naar het bevestigingstraject 68 een tweede kliknok 71 steekt. De bevestigingsnok 27 kan de kliknokken 70, 71 door de flexibiliteit van het materiaal passeren wanneer de bajonetring 60 in de draairichting C met verhoogd moment wordt aangedraaid. De omtrekswand 61 is in de eindrand 69 voor elke op te nemen bevestigingsnok 27 voorzien van een schuin op de hartlijn S gericht tweede zoekvlak 72 dat samenwerkt met het eerste zoekvlak 29 van de op te nemen bevestigingsnok 27. Het tweede zoekvlak 72 staat in de richting van de hartlijn S recht voor de groepen eerste kliknokken 70. Het tweede zoekvlak 72 eindigt in een drempel 73 naar het aanspantraject 67. De koppelmof 10 kan worden geassembleerd door het opeenvolgend inzetten van de gripring 30 en het inzetstuk 25 in respectievelijk de eerste inwendige sponning 20 en de tweede inwendige sponning 24 te zetten. Alternatief worden de gripring 30 en het inzetstuk 25 op elkaar in de bajonetring 60 gelegd. Daarna kan de bajonetring 60 aan de mantel 11 worden vastgezet door de eerste zoekvlakken 29 en de tweede zoekvlakken 72 op elkaar te zetten en de bajonetring 60 evenwijdig aan de hartlijn S aan te drukken. De bevestigingsnokken 27 springen dan door de flexibiliteit van het materiaal van de bajonetring 60 en de mantel 11 in de leidgroeven 65. De bevestigingsnokken 27 zijn opgesloten tussen de groepen eerste kliknokken 70. In deze door de eerste kliknokken 70 vastgelegde paraatstand van de bajonetring 60 is de gripring 30 in de richting van de hartlijn S spelingsvrij opgesloten tegen de eerste diametersprong 17, en houdt de bajonetring 60 het inzetstuk 25 daar in serie spelingsvrij tegenaan, waarbij het inzetstuk 25 nog op afstand van de tweede diametersprong 21 staat. De bajonetring 60 bevindt zich standaard of van Fabriek af in de paraatstand.
Bij het aansluiten van de buis 1 op de koppelmof 10 met de bajonetring 60 in zijn paraatstand wordt deze in richting A via de insteekopening 13 ingestoken, waarbij de afdichting 50 afdichtend aangrijpt op het gladde buitenoppervlak 3 van de buis 1. De buis 1 wordt zo diep mogelijk ingestoken, bij voorkeur totdat deze tegen de stootrand 14 aankomt.
De buis 1 is daarbij door de gripring
30 heen geschoven, waarbij de gripvingers 34 buitenlangs schuiven en de gripring 30 in zijn eerste stand tegen de eerste diametersprong 17 houden.
Vervolgens wordt de buis 1 in tegengestelde richting teruggetrokken, waardoor de gripvingers 34 in richting B met de buis 1 mee over het kegelvormig toelopende binnenoppervlak 42 schuiven en de griptanden 36 plaatselijk in de omtrekswand 2 prikken doordat ze harder zijn dan de buis 1, totdat deze wigwerking geen verdere teruggaande beweging van de buis 1 meer toelaat.
In de paraatstand van de bajonetring 60 is het nog wel mogelijk om de buis 1 om hartlijn S te roteren ten opzichte van de koppelmof 10 doordat de gripring 30 nog kan draaien ten opzichte van de knelring 40 of doordat de knelring 40 nog met de gripring 30 kan meedraaien in de inwendige sponningen 20, 24. Hierbij blijven de griptanden
36 in de buis 1 staan en roteert de gripring 30 in zijn geheel mee met de buis 1. Deze rotatie kan worden gefixeerd door de bajonetring 60 in richting C te verdraaien, waardoor de bevestigingsnokken 27 uit de groepen eerste kliknokken 70 komen en via de aanspantrajecten 67 en de tweede kliknokken
71 in de bevestigingstrajecten 68 komen.
Dit is de door de tweede kliknokken 71 vastgelegde vaste stand van de bajonetring 60. Bij de overgang van de paraatstand naar de vaste stand drukt de bajonetring 60 de knelkring 40 dieper onder de gripvingers 34 tot tegen de tweede diametersprong
21 aan.
Door de toegenomen frictie kan waardoor de gripring
30 en daarmee de buis 1 praktisch niet meer om zijn hartlijn roteren ten opzichte van de mantel 11. Bij de overgang van de paraatstand naar de vaste stand wordt de afdichting 50 axiaal tussen de bajonetring 60 en de knelring 40 gecomprimeerd.
Door het comprimeren wordt de afdichting 50 radiaal steviger tegen de buis 1 geperst, waardoor de buis 1 niet meer kan roteren ten opzichte van de mantel 11. De mate waarin knelkring 40 dieper onder de gripvingers 34 komt of de afdichting 50 wordt gecomprimeerd zijn afhankelijk van de dimensionering van de werkzame onderdelen van de in serie in contact staande inzetstuk 25 en gripring 30. De xkoppelmof 10 kan eventueel weer worden afgekoppeld van de buis 1 door de bajonetring 60 in richting C los te draaien, waardoor de bevestigingsnokken 27 weer langs de groepen eerste kliknokken 70 gaan om de leidgroeven 65 via de uitlooptrajecten 66 verlaten. De bajonetring 60 staat in zijn vastgelegde demontagestand wanneer de bevestigingsnokken 27 aan de eindrand 69 staan zodat de bajonetring 60 kan worden afgenomen van de mantel 11. Door de buis 1 daarna evenwijdig aan de insteekrichting A heen en weer te bewegen drukt de gripring 30 het inzetstuk 25 terug. Hierdoor wordt de wigwerking van de knelring 40 opgeheven en komen de gripvingers 34 los van de buis 1. De buis 1 kan dan worden uitgenomen en de koppelmof 1 kan weer worden klaargezet voor het aansluiten van de buis 1 door de bajonetring 60 in de paraatstand te monteren.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (39)

CONCLUSIES
1. Samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis, waarbij de buiskoppeling een insteekdeel omvat dat een insteekopening bezit voor het in een insteekrichting insteken van de kunststof buis in de buiskoppeling, waarbij het insteekdeel een kunststof mantel omvat die is voorzien van een omlopende insteekwand waarin de buis past, waarbij de insteekwand via een eerste diametersprong overgaat in een omlopende eerste opneemwand met een grotere binnendiameter dan de insteekwand, waarbij de eerste opneemwand een eerste sponning begrenst, waarbij het insteekdeel een gripring omvat die is opgenomen in de eerste sponning en die aangrijpt om de ingestoken buis, en een knelring die zich ten minste gedeeltelijk om de gripring uitstrekt, waarbij de knelring 1s voorzien van een naar de gripring gericht binnenoppervlak voor wigwerking op de gripring, waarbij de gripring in de insteekrichting verplaatsbaar is in de eerste sponning ten opzichte van de knelring tussen een eerste stand waarin de buis door de gripring heen naar de insteekwand kan worden gestoken, en een tweede stand dichter naar de insteekopening toe waarin de gripring rondom vast op de ingestoken buis aangrijpt, waarbij het binnenoppervlak van de knelring de gripring bij de verplaatsing van de eerste stand naar de tweede stand door de wigwerking in vaste aangrijping op de buis dwingt, waarbij het insteekdeel een omlopende afdichting binnen de mantel omvat die op afstand van de gripring rondom met een aandrukkracht aangrijpt op de buis, en een sluitring die aangrijpt op de mantel en die de gripring via de knelring opsluit in de eerste sponning, waarbij de sluitring verdraaibaar is ten opzichte van de mantel vanuit een vastgelegde paraatstand naar een vastgelegde vaste stand en/of naar een vastgelegde demontagestand, waarbij in de paraatstand de gripring in de tweede stand rondom vast aangrijpt op de ingestoken buis, in de vaste stand ten opzichte van de paraatstand de knelring naar de gripring is verplaatst en de wigwerking van de knelring op de gripring is vergroot en/of de aandrukkracht van de afdichting op de buis is vergroot, en in de demontagestand de sluitring buiten aangrijping is of komt met de mantel.
2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de gripring is voorzien van een basisring en daarvan uitstekende gripvingers die rondom de basisring verdeeld zijn en die zich evenwijdig aan de insteekrichting vanat de basisring uitstrekken.
3. Samenstel volgens conclusie 2, waarbij de gripvingers een vrij uiteinde bezitten dat vanaf de basisring naar de insteekopening ís gericht.
4. Samenstel volgens conclusie 2 of 3, waarbij de gripvingers een vrij uiteinde bezitten dat is voorzien van een schuin op de insteekrichting gerichte zoekrand.
5. Samenstel volgens een der conclusies 2-4, waarbij de gripvingers zijn voorzien van één of meerdere griptanden voor aangrijping op de ingestoken buis.
6. Samenstel volgens een der conclusies 2-5, waarbij de gripvingers via een filmscharnier of een plaatselijke versmalling in het materiaal zijn verbonden met de basisring.
7. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de gripring en de knelring op elkaar aangrijpende delen bezitten voor beperking van een rotatie van de gripring ten opzichte van de knelring.
8. Samenstel volgens conclusie 7, waarbij de op elkaar aangrijpende delen de rotatie van de gripring ten opzichte van de knelring beperken tot een vastgelegde slag.
9. Samenstel volgens conclusie 7 of 8, waarbij de gripring is voorzien van een basisring en daarvan uitstekende gripvingers die rondom de basisring verdeeld zijn en die zich evenwijdig aan de insteekrichting vanaf de basisring uitstrekken, waarbij de knelring is voorzien van een of meerdere van het binnenoppervLlak naar binnen uitstekende nokken die tussen opeenvolgende gripvingers steken.
10. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de gripring is vervaardigd van een kunststof.
11. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de gripring is vervaardigd van een kunststof dat harder is dan het kunststof waarvan de buis is vervaardigd.
12. Samenstel volgens conclusie 11, waarbij het kunststof is gemengd met glasdelen.
13. Samenstel volgens een der conclusies 1-10, waarbij de gripring is vervaardigd van metaal.
14. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste opneemwand evenwijdig aan de insteekrichting een constante binnendiameter bezit.
15. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste opneemwand van het insteekdeel via een tweede diametersprong overgaat in een tweede opneemwand met een grotere binnendiameter dan de eerste opneemwand, waarbij de tweede opneemwand een tweede sponning begrenst waarin de knelring is opgenomen.
16. Samenstel volgens conclusie 15, waarbij de tweede opneemwand evenwijdig aan de insteekrichting een constante binnendiameter bezit.
17. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het binnenoppervlak van de knelring schuin op de insteekrichting is gericht.
18. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de knelring is vervaardigd van een kunststof.
19. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afdichting flexibel is.
20. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afdichting is voorzien van een basisring die afdichtend aangrijpt op de mantel, en een van de basisring uitstekende omlopende {flexibele flap voor afdichtend aangrijpen op de buis.
21. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de knelring en de afdichting met elkaar zijn verbonden of één geheel vormen.
22. Samenstel volgens conclusie 21, waarbij de knelring en de afdichting een inzetstuk vormen dat als eenheid in de mantel is geplaatst.
23. Samenstel volgens conclusie 22, waarbij de eenheid is vervaardigd door middel van twee-componenten spuitgieten.
24. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afdichting is vervaardigd van een flexibel materiaal.
25. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afdichting, de knelring en de gripring in de insteekrichting in serie met elkaar staan.
26. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sluitring in de demontagestand tegen de insteekrichting in op een grotere afstand staat van de gripring dan in de paraatstand.
27. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sluitring in de vaste stand in de insteekrichting op een korte afstand staat van de gripring dan in de paraatstand.
28. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sluitring in de paraatstand, in de vaste stand en in de tussengelegen standen in aangrijping is met de mantel.
29. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het insteekdeel en de sluitring zijn voorzien van rondom de mantel verdeelde bevestigingsnokken die in leidgroeven steken, waarbij de leidgroeven een aanspantraject bezitten met een tangentiële richtingscomponent in de draairichting en een kleinere axiale richtingscomponent evenwijdig aan de insteekrichting.
30. Samenstel volgens conclusie 28 of 29, waarbij ten minste één van de leidgroeven is voorzien van een eerste kliknok voor samenwerking met de bevestigingsnok, waarbij de bevestigingsnok de eerste kliknok kan passeren onder vervorming van het materiaal van de eerste kliknok en/of de bevestigingsnok, waarbij de eerste kliknok en de bevestigingsnok de vastgelegde paraatstand bepalen.
31. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van de leidgroeven is voorzien van een tweede kliknok voor samenwerking met de bevestigingsnok, waarbij de bevestigingsnok de tweede kliknok kan passeren door vervorming van het materiaal van de tweede kliknok en/of de bevestigingsnok, waarbij de tweede kliknok en de bevestigingsnok de vastgelegde vaste stand bepalen.
32. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sluitring is voorzien van een omtrekswand die zich om de mantel uitstrekt, waarbij de omtrekswand overgaat in een naar de buis gerichte sluitwand voor het opsluiten van de gripring in de eerste sponning.
33. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bevestigingsnokken uitsteken van een buitenzijde van de mantel en de leidgroeven in de sluitring gelegen zijn.
34. Samenstel volgens conclusies 32 en 33, waarbij de sluitring is voorzien van langs de leidgroeven gelegen zoekvlakken die schuin op de insteekrichting staan voor ontvangst van de bevestigingsnokken, waarbij de zoekvlakken overgaan in drempels naar de leidgroeven.
35. Samenstel volgens conclusie 32 in combinatie met conclusie 33 of 34, waarbij de omtrekswand een vrije eindrand bezit en de leidgroeven uitkomen in de vrije eindrand.
36. Samenstel volgens conclusies 34 en 35, waarbij de leidgroeven in de draairichting op afstand van de zoekvlakken uitkomen in de vrije eindrand.
37. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sluitring is vervaardigd van een kunststof.
38. Werkwijze voor het assembleren van een buiskoppeling voor aansluiting op een kunststof buis, waarbij de buiskoppeling een insteekdeel omvat dat een insteekopening bezit voor het in een insteekrichting insteken van de kunststof buis in de buiskoppeling, waarbij het insteekdeel een kunststof mantel omvat die is voorzien van een omlopende insteekwand waarin de buis past, waarbij de insteekwand via een eerste diametersprong overgaat in een omlopende eerste opneemwand met een grotere binnendiameter dan de insteekwand, waarbij de eerste opneemwand een eerste sponning begrenst, waarbij het insteekdeel een gripring omvat die is opgenomen in de eerste sponning en die aangrijpt om de ingestoken buis, een knelring die zich ten minste gedeeltelijk om de gripring uitstrekt voor wigwerking op de gripring, een omlopende afdichting binnen de mantel die op afstand van de gripring rondom met een aandrukkracht aangrijpt op de buis, en een sluitring die aangrijpt op de mantel en die de gripring via de knelring opsluit in de eerste sponning, waarbij de sluitring verdraaibaar is ten opzichte van de mantel vanuit een vastgelegde paraatstand naar een vastgelegde demontagestand, waarbij in de paraatstand de gripring rondom vast aangrijpt op de ingestoken buis, en in de demontagestand de sluitring buiten aangrijping is of komt met de mantel, waarbij de sluitring is voorzien van een omtrekswand met een vrije eindrand die zich om de mantel uitstrekt en die overgaat in een naar de buis gerichte sluitwand voor het opsluiten van de gripring in de eerste sponning, waarbij het insteekdeel is voorzien van rondom de mantel verdeelde bevestigingsnokken, en de sluitring is voorzien van leidgroeven in de omtrekswand waarin de bevestigingsnokken steken, waarbij de leidgroeven een aanspantraject bezitten met een tangentiéle richtingscomponent in de draairichting en een kleinere axiale richtingscomponent evenwijdig aan de insteekrichting, waarbij de sluitring is voorzien van langs de leidgroeven gelegen zoekvlakken die schuin op de insteekrichting staan voor ontvangst van de bevestigingsnokken, waarbij de zoekvlakken overgaan in drempels naar de leidgroeven, waarbij de werkwijze omvat het plaatsen van de gripring, de knelring en de afdichting in de mantel of in de sluitring, het in de insteekrichting naar elkaar bewegen van de mantel en de sluitring met de zoekvlakken uitgelijnd met de bevestigingsnokken, en het via de zoekvlakken over de drempels heen leiden van de bevestigingsnokken in de leidgroeven, waarbij de sluitring in de paraatstand komt.
39. Werkwijze volgens conclusie 38, waarbij de leidgroeven op afstand van de zoekvlakken uitkomen in de vrije eindrand. -O0-0-0-0-0-0-0-0- FG/HZ
NL2024398A 2019-12-06 2019-12-06 Buiskoppeling met afdichting NL2024398B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2024398A NL2024398B1 (nl) 2019-12-06 2019-12-06 Buiskoppeling met afdichting
EP20821435.3A EP4070005B1 (en) 2019-12-06 2020-12-07 Assembly and method for assembling a pipe with a pipe coupling
PCT/NL2020/050763 WO2021112681A1 (en) 2019-12-06 2020-12-07 Pipe with pipe coupling

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2024398A NL2024398B1 (nl) 2019-12-06 2019-12-06 Buiskoppeling met afdichting

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2024398B1 true NL2024398B1 (nl) 2021-08-31

Family

ID=69804945

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2024398A NL2024398B1 (nl) 2019-12-06 2019-12-06 Buiskoppeling met afdichting

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP4070005B1 (nl)
NL (1) NL2024398B1 (nl)
WO (1) WO2021112681A1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2413750A1 (de) * 1973-04-24 1974-11-21 Legris France Sa Anschluss fuer druckmittelleitungen
AU2004214589A1 (en) * 2000-03-15 2004-10-21 Eaton Aeroquip Inc. Quick Connect Hose End Couplings
EP2131089A1 (en) * 2008-05-28 2009-12-09 John Guest International Limited Improvements in or relating to tube couplings
EP2923132A1 (fr) * 2012-11-22 2015-09-30 Saint-Gobain PAM Ensemble d'étanchéité pour jonction tubulaire et jonction tubulaire correspondante

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2413750A1 (de) * 1973-04-24 1974-11-21 Legris France Sa Anschluss fuer druckmittelleitungen
AU2004214589A1 (en) * 2000-03-15 2004-10-21 Eaton Aeroquip Inc. Quick Connect Hose End Couplings
EP2131089A1 (en) * 2008-05-28 2009-12-09 John Guest International Limited Improvements in or relating to tube couplings
EP2923132A1 (fr) * 2012-11-22 2015-09-30 Saint-Gobain PAM Ensemble d'étanchéité pour jonction tubulaire et jonction tubulaire correspondante

Also Published As

Publication number Publication date
EP4070005B1 (en) 2024-01-31
WO2021112681A1 (en) 2021-06-10
EP4070005A1 (en) 2022-10-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7134204B2 (en) Integral restraint system and method of manufacture for plastic pipe
JP3170762U (ja) 継手
KR100886263B1 (ko) 튜브 결합구 또는 그에 관한 향상
NL194172C (nl) Samenstel voor een leiding en een vloeistofdichte aansluiting.
EP3011213B1 (en) Method for installing a gasket
US6896299B1 (en) Resin pipe joint
US20170343142A1 (en) Pipe connecting device using rotary wedge
US20070160441A1 (en) Fastener for application to a threaded stud
US8702130B1 (en) Fitting with improved tube clamping capability
EA010517B1 (ru) Трубная муфта
KR20080049812A (ko) 원형의, 특히 관형 목적물의 말단용 연결 피스
CA2720485A1 (en) Mechanical pipe fitting device assembly
NL2024398B1 (nl) Buiskoppeling met afdichting
US6371530B1 (en) Tube joint
US7488006B2 (en) Coupling assembly
HU222777B1 (hu) Csőcsatlakozó
WO2022018412A2 (en) A plumbing connector
US20080061554A1 (en) Connector Part
WO2007015085A2 (en) A sealing device
US5613714A (en) Separation-preventive pipe joint
CN1014264B (zh) 可拆式管棒联接器
EP2463487A1 (en) Oil plug and oil plug receiver
JP2021050748A (ja) 管継手および管の取り外し方法
SE518266C2 (sv) Sätt att avtäta en spalt mellan en ringformig vägg och ett rörändparti
KR20020044731A (ko) 관이음쇠