NL2022973B1 - Zweefattractie met besturingsmiddelen voor het besturen van de uitzwenking - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een attractie (1) voor amusementsritten, zoals een kermisattractie of een pretparkattractie, omvattende een mast (10), een basisframe (13), dat roteerbaar aan de mast is bevestigd en dat zich in radiale richting vanaf de mast uitstrekt, middelen voor het roteren van het basisframe, een aantal subframes (20), die elk een stijve verbindingsarm omvatten waaraan een gondel met een of meer passagiersstoelen is bevestigd. De subframes (20) zijn in omtreksrichting verdeeld, elk zwenkbaar aan de verbindingsarm aan het basisframe (13) opgehangen, zodanig dat de subframes met gondels zwenken bij rotatie van het basisframe onder invloed van de centrifugaalkracht. De attractie is verder voorzien van besturingsmiddelen voor het besturen van de uitzwenking van de subframes met gondels ten opzichte van het basisframe, welke besturingsmiddelen zijn ingericht voor het verplaatsen van het zwaartepunt van het subframe (20) ten opzichte van het basisframe (13).

Description

ZWEEFATTRACTIE MET BESTURINGSMIDDELEN VOOR HET BESTUREN VAN DE

UITZWENKING De onderhavige uitvinding betreft een attractie voor amusementsritten, zoals een kermisattractie of een pretparkattractie, omvattende een mast, een basisframe, dat roteerbaar aan de mast is bevestigd en dat zich in radiale richting vanaf de mast uitstrekt, middelen voor het roteren van het basisframe, een aantal subframes, die elk een stijve verbindingsarm omvatten waaraan een gondel met een of meer passagiersstoelen is bevestigd, waarin de subframes in omtreksrichting verdeeld, elk zwenkbaar aan de verbindingsarm aan het basisframe zijn opgehangen, zodanig dat de subframes met gondels zwenken bij rotatie van het basisframe onder invloed van de centrifugaalkracht, waarin de attractie verder is voorzien van besturingsmiddelen voor het besturen van de uitzwenking van de gondel ten opzichte van het basisframe.

Een dergelijke attractie is op het vakgebied bekend, bijvoorbeeld uit GB531981 en US58204869. In de bekende attracties zijn de besturingsmiddelen ingericht voor beweging van een verticaal oppervlak dat wind opvangt, bijvoorbeeld een roer. Het manipuleren van een dergelijk oppervlak wordt door de passagiers als onhandig ervaren.

De uitvinding heeft tot doel om een attractie van de bovengenoemde soort te verschaffen met alternatieve besturingsmiddelen.

De attractie volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het verplaatsen van het zwaartepunt van het subframe ten opzichte van het basisframe. Door het verplaatsen van het zwaartepunt zal de baan van het subframe om de mast veranderen onder invloed van de zwaartekracht. De attractie volgens de uitvinding heeft geen windkracht of luchtweerstand nodig om te functioneren.

De uitvinding verschaft in een eerste variant een attractie volgens de aanhef van conclusie 1, waarin elke gondel beweegbaar is bevestigd in het subframe en waarin de besturingsmiddelen zijn ingericht voor beweging van de gondel in het subframe in radiale richting ten opzichte van de mast. In een nadere uitwerking van de eerste variant is elke gondel roteerbaar bevestigd aan de verbindingsarm, waarin het zwaartepunt van de gondel excentrisch is gepositioneerd ten opzichte van de verbindingsarm en waarin de besturingsmiddelen zijn ingericht voor rotatie van de gondel ten opzichte van de verbindingsarm.

De uitvinding verschaft in een tweede variant een attractie volgens de aanhef van conclusie 1, waarin elk subframe is voorzien van een additionele massa, die verplaatsbaar op het subframe is aangebracht, en waarin de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het verplaatsen van de massa in radiale richting ten opzichte van de mast. In een nadere uitwerking van de tweede variant is de additionele massa op de gondel aangebracht. Volgens een verdere uitwerking is elke gondel vast bevestigd in het bijbehorende subframe. Beide varianten zijn een uitwerking van dezelfde uitvindingsgedachte, namelijk dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het verplaatsen van het zwaartepunt van het subframe ten opzichte van het basisframe. In andere bewoordingen wordt er in beide varianten een massa bewogen in het subframe in radiale richting ten opzichte van de mast. Deze massa is bij voorkeur gelegen aan het uiteinde van de verbindingsarm en bijvoorbeeld gevormd door ofwel de gondel zelf of door een additionele massa op de gondel. De massa heeft geen verticaal oppervlak, dat is ingericht om wind te vangen.

De attractie volgens de uitvinding heeft als voordeel dat het bereik van de uitzwenking eenvoudig vergroot kan worden door het verplaatsen van de verplaatsbare massa. Bij de stand der techniek dient om dit effect te bereiken het verticale oppervlak, zoals het roer, vergroot te worden waardoor de manipulatie ervan nog verder bemoeilijkt wordt.

Bovendien kan in de attractie volgens de uitvinding het subframe uitzwenken zonder rotatie van het basisframe ten opzichte van de mast omdat er uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de zwaartekracht om een schommelbeweging op gang te brengen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de besturingsmiddelen passagiersbesturingsmiddelen, die in de gondel zijn aangebracht en zijn ingericht voor besturing door een passagier in de gondel. De passagiers hebben hierin zelf invloed op de sensatie die zij tijdens de rit ervaren. Bij voorkeur zijn de passagiersbesturingsmiddelen bekrachtigd, bijvoorbeeld pneumatisch, hydraulisch of elektrisch bekrachtigd.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de besturingsmiddelen centrale besturingsmiddelen, die zijn ingericht voor centrale besturing door een operator buiten de attractie.

Volgens een elegante voorkeursuitvoeringsvorm is elk subframe zwenkbaar om een zwenkas aan de verbindingsarm aan het basisframe opgehangen en is elk subframe voorzien van een contragewicht, dat vast aan het tegenover de gondel gelegen uiteinde van het subframe is bevestigd boven de zwenkas. Het contragewicht beïnvloedt de uitzwenking en zorgt voor een extra sensatie tijdens de rit.

Bij een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de attractie verder een naaf, die in langsrichting en in omtreksrichting van de mast beweegbaar aan de mast is bevestigd, en middelen voor het bewegen van de naaf. Hierin kunnen de gondels langs de mast tot grote hoogte gebracht worden voorafgaand of gelijktijdig aan de rotatie, hetgeen de passagiers een andere sensatie geeft.

De uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde figuren, waarin: Figuur 1 een schematisch aanzicht toont van een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de zweefattractie volgens de uitvinding in de instappositie; Figuur 2 de zweefattractie uit figuur 1 in de bedrijfspositie toont; Figuur 3 een deel van de zweefattractie uit figuur 2 in meer detail toont; Figuur 4 een deel uit figuur 3 in meer detail toont; Figuur 5 een schematisch aanzicht toont van een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de zweefattractie volgens de uitvinding in de bedrijfspositie toont; en Figuur 6 een deel van de zweefattractie uit figuur 5 in meer detail toont.

Figuur 1 toont een attractie 1 voor amusementsritten volgens de uitvinding in een eerste voorkeursuitvoeringsvorm. Figuur 1 toont de attractie 1 in instappositie. Figuur 2 toont de attractie 1 in werking. De attractie 1 is een zweefattractie die geschikt is als mobiele attractie, bijvoorbeeld een kermisattractie, en als vaste attractie, bijvoorbeeld een pretparkattractie.

De attractie 1 omvat een in hoofdzaak verticale mast 10 en een basisframe 13, dat aan de mast 10 is bevestigd en zich in radiale richting vanaf de mast 10 uit strekt. Het basisframe 13 is roteerbaar om de mast 10 bevestigd. Een geschikte roteerbare bevestiging, zoals een naaf (niet getoond) en middelen voor het roteren van de naaf, zijn op het relevante vakgebied bekend.

De attractie 1 omvat verder een aantal subframes 20, die in omtreksrichting verdeeld zwenkbaar aan het basisframe 13 zijn opgehangen. Elk subframe 20 omvat een stijve verbindingsarm 21 waaraan een gondel 22 met een of meer passagiersstoelen 23 is bevestigd. Bij rotatie van het basisframe 13 zwenken de subframes 20 met gondels 22 onder invloed van de centrifugaalkracht. De verbindingsarmen 21 hebben bij voorkeur een lichte constructie. Dit kan worden bereikt door de verbindingsarmen hol uit te voeren, bijvoorbeeld buisvormig of kokervormig.

Volgens de uitvindingsgedachte kan elke gondel 22 een individueel pad gaan volgen tijdens het zweven. Dit is getoond in figuur 2, waarin de gondels verschillende posities innemen ten opzichte van het basisframe 13.

Figuur 3 toont in meer detail een deel van de attractie 1 in werking met één subframe 20. Figuur 4 toont één gondel van de attractie 1 in rust.

In de eerste voorkeursuitvoeringsvom is elke gondel 22 roteerbaar bevestigd in het bijbehorende subframe 20 en is elke gondel 22 voorzien van besturingsmiddelen die zijn ingericht voor het laten roteren van de gondel ten opzichte van het subframe. Bij voorkeur is elke gondel 22 roteerbaar bevestigd om de verbindingsarm 21, is het zwaartepunt van de gondel excentrisch gelegen ten opzichte van de verbindingsarm 21 en zijn de besturingsmiddelen 24 ingericht voor het roteren van de gondel om de verbindingsarm 21. Figuur 5 toont een schematisch aanzicht van een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de zweefattractie volgens de uitvinding in de bedrijfspositie en figuur 6 toont een deel van de zweefattractie uit figuur 5 in meer detail.

De tweede voorkeursuitvoeringsvorm onderscheidt zich van de eerste voorkeursuitvoeringsvorm met betrekking tot het subframe 20’. In het subframe 20’ is de gondel 22’ vast bevestigd aan de verbindingsarm 21. Elk subframe 20’ is daarnaast voorzien van een additionele massa 28, die verplaatsbaar op het subframe 20’ is aangebracht. De massa 28 is optioneel beweegbaar aangebracht op de gondel 22’, bijvoorbeeld in het onderstel van de gondel 22’, en dan bij voorkeur aan het oog onttrokken. De beweging van de massa 28 kan een rotatiebeweging, bijvoorbeeld om de verbindingsarm 21, of een translatiebeweging, althans ten dele in radiale richting, zijn. Optioneel zijn de besturingsmiddelen 24’ ingericht voor het bewegen van de massa 28 ten opzichte van het subframe 20’ In de eerste en de tweede voorkeursuitvoeringsvorm zijn de besturingsmiddelen 24, 24’ in of nabij de gondel 22, 22’ aangebracht en zijn de besturingsmiddelen bedienbaar door de passagier. De besturingsmiddelen 24, 24’ zijn ook wel aangeduid als passagiersbesturingsmiddelen. Optioneel zijn de passagiersbesturingsmiddelen bekrachtigd, bijvoorbeeld pneumatisch, hydraulisch of elektrisch bekrachtigd. Optioneel omvatten de besturingsmiddelen centrale besturingsmiddelen, die zijn ingericht voor centrale besturing door een operator buiten de attractie. De centrale besturingsmiddelen (niet getoond) zijn in de eerste voorkeursuitvoeringsvorm ingericht voor het roteren van de gondel 22 om de verbindingsarm 21 en zijn in de tweede voorkeursuitvoeringsvorm ingericht voor het bewegen van de massa 28 in de gondel 22’. Deze centrale besturingsmiddelen kunnen in aanvulling op de passagiersbesturingsmiddelen zijn aangebracht of als alternatief daarvoor. Optioneel is elk subframe 20, 20’ voorzien van een contragewicht 29, dat vast aan het tegenover de gondel 22, 22’ gelegen uiteinde van de verbindingsarm 21 van het subframe 20 is bevestigd boven het scharnierpunt van het subframe. Dit scharnierpunt is gevormd door een zwenkas 14 waaromheen het subframe zwenkbaar middels de verbindingsarm aan het basisframe is opgehangen. De attractie 1 is optioneel voorzien van een podium 100, waarop de mast 10 zich uitstrekt. In de instappositie zijn de stoelen 23 vanaf het podium 100 toegankelijk voor de passagiers.

De onderhavige uitvinding is vanzelfsprekend niet beperkt tot de getoonde en beschreven voorkeursuitvoeringsvormen. In een variant kan het basisframe 13 bijvoorbeeld bevestigd zijn op een naaf, die ook in langsrichting van de mast 10 beweegbaar aan de mast is bevestigd en is voorzien van middelen voor het bewegen van de naaf in langsrichting van de mast 10.

5 De onderhavige uitvinding omvat derhalve elke voorkeursuitvoeringsvorm die valt binnen de beschermingsomvang van de bijgevoegde conclusies, bezien in het licht van de bijgevoegde figuren.

Claims (11)

CONCLUSIES

1. Attractie voor amusementsritten, zoals een kermisattractie of een pretparkattractie, omvattende een mast, een basisframe, dat roteerbaar aan de mast is bevestigd en dat zich in radiale richting vanaf de mast uitstrekt, middelen voor het roteren van het basisframe, een aantal subframes, die elk een stijve verbindingsarm omvatten waaraan een gondel met een of meer passagiersstoelen is bevestigd, waarin de subframes in omtreksrichting verdeeld, elk zwenkbaar aan de verbindingsarm aan het basisframe zijn opgehangen, zodanig dat de subframes met gondels zwenken bij rotatie van het basisframe onder invloed van de centrifugaalkracht, waarin de attractie verder is voorzien van besturingsmiddelen voor het besturen van de uitzwenking van de subframes met gondels ten opzichte van het basisframe, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het verplaatsen van het zwaartepunt van het subframe ten opzichte van het basisframe.

2. Attractie volgens conclusie 1, waarin elke gondel beweegbaar is bevestigd in het bijbehorende subframe en waarin de besturingsmiddelen zijn ingericht voor beweging van de gondel in het subframe in radiale richting ten opzichte van de mast.

3. Attractie volgens conclusie 2, waarin elke gondel roteerbaar is bevestigd aan de bijbehorende verbindingsarm, waarin het zwaartepunt van de gondel excentrisch is gepositioneerd ten opzichte van de verbindingsarm en waarin de besturingsmiddelen zijn ingericht voor rotatie van de gondel ten opzichte van de verbindingsarm.

4. Attractie volgens conclusie 1, waarin elk subframe is voorzien van een additionele massa, die verplaatsbaar op het subframe is aangebracht, en waarin de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het verplaatsen van de massa in radiale richting ten opzichte van de mast.

5. Attractie volgens conclusie 4, waarin de additionele massa op de gondel is aangebracht.

6. Attractie volgens conclusie 4 of 5 waarin elke gondel vast is bevestigd in het bijbehorende subframe.

7. Attractie volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de besturingsmiddelen passagiersbesturingsmiddelen omvatten, die nabij de gondel zijn aangebracht en zijn ingericht voor besturing door een passagier in de gondel.

8. Attractie volgens conclusie 7, waarin de passagiersbesturingsmiddelen bekrachtigd zijn, bijvoorbeeld pneumatisch, hydraulisch of elektrisch bekrachtigd zijn.

9. Attractie volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de besturingsmiddelen centrale besturingsmiddelen omvatten, die zijn ingericht voor centrale besturing door een operator buiten de attractie.

10. Attractie volgens één van de voorgaande conclusies, waarin elk subframe zwenkbaar om een zwenkas aan de verbindingsarm aan het basisframe is opgehangen en waarin elk subframe is voorzien van een contragewicht, dat vast aan het tegenover de gondel gelegen uiteinde van het subframe is bevestigd boven de zwenkas.

11. Attractie volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de attractie verder een naaf omvat, die in langsrichting en in omtreksrichting van de mast beweegbaar aan de mast is bevestigd, en middelen voor het bewegen van de naaf.