NL2022824B1 - Systeem voor transport van snijbloemen - Google Patents

Systeem voor transport van snijbloemen Download PDF

Info

Publication number
NL2022824B1
NL2022824B1 NL2022824A NL2022824A NL2022824B1 NL 2022824 B1 NL2022824 B1 NL 2022824B1 NL 2022824 A NL2022824 A NL 2022824A NL 2022824 A NL2022824 A NL 2022824A NL 2022824 B1 NL2022824 B1 NL 2022824B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rail
flower
coupling
station
trolleys
Prior art date
Application number
NL2022824A
Other languages
English (en)
Inventor
Vreugdenhil Wouter
Bukman Cornelis
Original Assignee
4More Tech Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by 4More Tech Bv filed Critical 4More Tech Bv
Priority to NL2022824A priority Critical patent/NL2022824B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2022824B1 publication Critical patent/NL2022824B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G5/00Floral handling
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/14Greenhouses
    • A01G9/143Equipment for handling produce in greenhouses
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/25Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Discharge Of Articles From Conveyors (AREA)

Abstract

Systeem voor transport van snijbloemen, omvattend: -een railstelsel dat zich uitstrekt tussen één of meer eerste locaties en één of meer tweede looaties, op afstand van de eerste locaties, -een reeks trolleys die langs de rails van het railstelsel verplaatsbaar zijn en elk voorzien zijn van tenminste één bloemhouder voor het individueel houden van een snijbloem, -waarbij het railstelsel althans twee onderling parallelle railtrajecten omvat die aansluitbaar zijn op een enkelvoudig railtraject, en een wissel voor het maken van een railverbinding tussen een gekozen railtraject van de parallelle railtrajecten en het enkelvoudig railtraject, -waarbij de trolleys voorzien zijn van een vooreind en een achtereind, waarbij het vooreind voorzien is van een eerste koppeldeel en het achtereind voorzien is van een tweede koppeldeel, met het kenmerk, dat van twee opeenvolgende trolleys respectievelijk het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel een koppeling met elkaar kunnen vormen zodat de twee opeenvolgende trolleys als een eenheid langs de rail verplaatst kunnen worden, waarbij het systeem voorzien is van koppelmiddelen voor het realiseren van de koppeling tussen de twee opeenvolgende trolleys en van ontkoppelmiddelen voor het verbreken van de koppeling tussen de twee opeenvolgende trolleys.

Description

Nr. P633NL Systeem voor transport van snijbloemen
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor transport van snijbloemen. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een systeem voor transport van snijbloemen vanaf een plaats van aanvoer van de snijbloemen, zoals een inhangstation waar de snijbloemen in snijbloemhouders worden gehangen, naar een plaats van sorteren en samenvoegen van de snijbloemen. De uitvinding heeft voorts betrekking op een systeem voor transport en sorteren van snijbloemen. De uitvinding heeft voorts betrekking op een trolley met een bloemhouder voor een snijbloem.
Snijbloemen kunnen na geplukt te zijn in een kweekruimte in opslag worden gehouden in een gekoelde ruimte waar zij ook kunnen worden voorzien van water. Na enige verblijftijd in die ruimte worden zij ingehangen in snijploemhouders van een transporteur en door deze naar een sorteermachine gevoerd, alwaar de snijbloemen op één of meer eigenschappen worden gesorteerd en vervolgens gebundeld. Voorbeelden van sorteer- en bundelmachines zijn beschreven in NL octrooiaanvrage 92.00894, NL octrooiaanvrage 90.00371 en NL octrooiaanvrage 94.00067.
Voor het transport van de snijbloemen naar de sorteermachine wordt daarbij gebruik gemaakt van een transportsysteem, dat een reeks op vaste afstand van elkaar gelegen snijbloemhouders, die bevestigd zijn aan trolleys die met wielen in/over een geleiderail verplaatsbaar zijn en elk verbonden zijn met een omlopend aandrijfelement, zoals een koord of een ketting, zoals bijvoorbeeld beschreven in NL octrooi 1028644. Ook bestaan er tamsportsystemen waarin snijploemhouders op een kettingtransporteur zijn bevestigd, zoals in US octrooi
3.659.709.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING Een doel van de uitvinding is een transportsysteem voor snijbloemen te verschaffen, waarmee het sorteerproces van de aangevoerde snijbloemen kan worden bevorderd.
Een doel van de uitvinding is een transportsysteem voor snijbloemen te verschaffen, waarmee het aanvoerproces van de snijbloemen naar een sorteerinrichting kan worden bevorderd, in het bijzonder flexibel en/of efficiënt uitgevoerd kan worden.
Vanuit één aspect voorziet de uitvinding in een systeem voor transport van snijbloemen, omvattend: -een railstelsel dat zich uitstrekt tussen één of meer eerste locaties, bijvoorbeeld een inhangstation, en één of meer tweede locaties, zoals een sorteerinrichting, op afstand van de eerste locaties, -een reeks trolleys die langs de rails van het railstelsel verplaatsbaar zijn en elk voorzien zijn van tenminste één bloemhouder voor het individueel houden van een snijbloem, -waarbij het railstelsel althans twee onderling parallelle railtrajecten omvat die aansluitbaar zijn op een enkelvoudig railtraject, en een wissel voor het maken van een railverbinding tussen een gekozen railtraject van de parallelle railtrajecten en het enkelvoudig railtraject, -waarbij de trolleys voorzien zijn van een vooreind en een achtereind, waarbij het vooreind voorzien is van een eerste koppeldeel en het achtereind voorzien is van een tweede koppeldeel, waarbij van twee opeenvolgende trolleys respectievelijk het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel een koppeling met elkaar kunnen vormen zodat de twee opeenvolgende trolleys als een eenheid langs de rail verplaatst kunnen worden, waarbij het systeem voorzien is van middelen voor het realiseren van de koppeling tussen de twee opeenvolgende trolleys en van ontkoppelmiddelen voor het verbreken van de koppeling tussen de twee opeenvolgende trolleys.
Het systeem volgens de uitvinding biedt de gebruiker de mogelijkheid om, afhankelijk van wat op dat moment voor een efficiënt transportproces nodig of gewenst is, trolleys met elkaar te koppelen of juist weer te ontkoppelen. Anders dan in de stad van de techniek kunnen de trolleys in het ene geval een treintje vormen in een gemeenschappelijk railtraject en in het andere geval, na ontkoppeling en via de wissel, ieder een eigen gekozen railtraject volgen. Andersom is ook mogelijk, waarbij trolleys vanuit gekozen paralleltrajecten via een wissel en met koppeling op het enkelvoudige railtraject een samengestelde trein kunnen gaan vormen. Hiermee kan een verwerkingsproces, zoals een sorteerproces, verfijnd worden. Ook kan de afstemming op een aanvoer bevorderd worden, welke aanvoer in hoeveelheid en in eigenschappen van de snijbloemen aan variaties onderhevig kan zijn. Opgemerkt wordt dat met “‘parallel’niet enkel bedoeld wordt —evenwijdig--, doch in het algemeen bedoeld wordt dat ter plaatse van de wissel een enkelvoudig railtraject aansluit op meerdere railtrajecten die elk de trolleys van de wissel af voeren of elk trolleys daarnaar toe voeren.
De afstemming op aansluitende processen, zoals aanvoer en verwerking, wordt verder bevorderd indien de trolleys voorzien van slechts één bloemhouder.
In een verdere ontwikkeling van het systeem volgens de uitvinding omvatten de ontkoppelmiddelen een ontkoppelinrichting die ingericht is voor het ontkoppelen door het uitoefenen van een afschuifkracht op het eerste en/of het met dat eerste koppeldeel gekoppelde tweede koppeldeel van met elkaar gekoppelde trolleys in een richting dwars op de rail, in het bijzonder in een horizontale richting dwars op de rail. Een dergelijke uitvoering maakt het mogelijk om de koppeling en de ontkoppeling van trolleys te combineren met het ingaan of uitgaan van een gekozen railtraject, waarbij immers ook sprake zal zijn van een relatieve verplaatsing in dwarsrichting tussen opeenvolgende trolleys.
In een uitvoering hiervan maakt de wissel deel uit van de ontkoppelinrichting en is de wissel uitgerust met een aandrijver voor het in een richting dwars op de rail verplaatsen van een op het aansluitende enkelvoudige railtraject aansluitend verplaatsbaar railgedeelte tussen een stand waarin het in lijn ligt met het ene parallelle railtraject en een stand waarin het in lijn ligt met het andere parallelle railtraject. Met het omzetten van de wissel kan aldus tegelijkertijd ontkoppeling plaatsvinden.
Het door de aandrijver verplaatsbare railgedeelte kan als één geheel verplaatsbaar zijn met een eerste en een tweede aanslag voor het afsluiten van het betreffende parallelle railtraject dat uit lijn ligt met het verplaatsbare railgedeelte. Hierdoor wordt er in één en dezelfde actie tevens voor gezorgd dat het trolleys die zich bevinden in het parallelle railtraject dat “open” komt te staan niet uit dat railtraject kunnen vallen.
Een in relatie tot de transportsnelheid van de trolleys langs de rails snelle bediening van de wissel kan gerealiseerd worden wanneer de aandrijver een cilinder omvat, in het bijzonder pneumatische cilinder.
In een verdere ontwikkeling van het systeem volgens de uitvinding zijn de koppelmiddelen magnetisch werkzaam. Daarmee kan koppeling en kan ook ontkoppeling vergemakkelijkt worden, zodat deze op snelle en eenvoudige wijze kunnen plaatsvinden. De voornoemde wissel kan hierbij ook deel uitmaken van de koppelmiddelen, om de eerste en tweede koppeldelen bij elkaar te brengen.
Het eerste koppeldeel kan hierbij een permanente magneet omvatten, bijvoorbeeld met neodymium, en het tweede koppeldeel magnetiseerbaar materiaal omvatten.
Indien althans één van de eerste en tweede koppeldelen een bolvormig contactvlak voor contact met het andere koppeldeel heeft wordt het doorlopen van gebogen railtrajecten van aan elkaar gekoppelde trolleys vergemakkelijkt Het eerste koppeldeel kan een vlak contactvlak voor contact met het tweede koppeldeel hebben.
In een uitvoering omvat de permanente magneet een potmagneet. Een dergelijke permanente magneet, geplaatst als eerste koppeldeel aan het eerste eind van de trolley, heeft een hoge magnetische veldsterkte in een railrichting en een relatief geringe magnetische veldsterkte in een richting dwars op de rail. Die eigenschap kan benut worden voor de bovengenoemde ontkoppeling.
In een uitvoering hebben de trolleys een langwerpig lichaam, dat zich parallel aan de rail kan uitstrekken, en nabij het vooreind en nabij het achtereind respectievelijk een eerste en een tweede wielstel heeft, welke om respectievelijk eerste en tweede verticale draaihartlijnen draaibaar verbonden zijn met het lichaam, waarbij het eerste en het tweede wielstel telkens een rollend aangrijppunt op de rail hebben dat respectievelijk gelegen op een grotere afstand van het vooreind dan de eerste verticale draaihartmijn en een grotere afstand van het achtereind dan de tweede verticale draaihartlijn. Hiermee wordt het gedrag in gebogen railtrajecten bevorderd, omdat de onderlinge afstand tussen wielstelsels van met elkaar gekoppelde trolleys dan groter is dan de onderlinge afstand tussen draaihartlijnen van die trolleys. Kleinere kromtestralen in het railtraject, in het horizontale vlak, zijn dan eerder realiseerbaar.
Het eerste en het tweede wielstel kunnen voorts elk een tweede rollend aangrijppunt hebben dat in lijn ligt met de betreffende verticale draaihartlijn.
Volgens een verder aspect, waarbij de trolleys een lichaam hebben, en een verbindingsdeel voor verbinding van de bloemhouder met het lichaam, is het verbindingsdeel draaibaar aangebracht op het lichaam voor verdraaiing om een verticale draaihartlijn tussen meerdere draaistanden, waarbij het systeem omvat langs het railstelsel opgestelde rotatiemiddelen voor het dwingen van het verbindingsdeel te verdraaien van de ene draaistand naar de andere draaistand, waarbij de trolley voorzien is van een veerbelaste koppeling voor het in verschillende draaistanden houden van het verbindingsdeel, in het bijzonder in een aantal 90 graden van elkaar verschillende draaistanden. Hiermee kan de bloemhouder op eenvoudige en daardoor storingarme wijze in een voor het proces gewenste stand gebracht en gehouden worden. Zo kan de stand tijdens 5 transport afwijken van die tijdens het inhangen van een snijbloem en van die tijdens het overgeven van een snijbloem aan een sorteerinrichting.
In een eenvoudige uitvoering heeft het verbindingsdeel hiertoe een schroeflijn- of helixvormig oppervlak, met een verticale helixhartlijn, waarbij de rotatiemiddelen naast het railstelsel opgestelde geleiders, in het bijzonder aan weerszijden daarvan opgestelde geleiders, omvat, welke geleiders zich in railrichting en in verticale richting uitstrekken om in aangrijping op het helixvormige oppervlak van het verbindingsdeel de verdraaiing te bewerkstelligen bij voortgaande beweging van de trolley langs de rail. De geleiders sluiten het helixvormig oppervlak daarbij tussen zich in, zodat dat oppervlak gedwongen wordt te verdraaien, waarbij het verbindingsdeel uit de veerbelaste koppeling getrokken worden en na verdraaiing weer in de veerbelaste koppeling komt.
In een verdere uitvoering omvat de bloemhouder een zich horizontaal vanaf het verbindingsdeel uitstrekkende houderarm, waarbij het helixvormig oppervlak een ondereind heeft dat op verticale afstand van, boven de houderarm gelegen is. Hierdoor kunnen de onderdelen die nodig zijn voor de verdraaiing boven het voor de snijbloem, tijdens de verplaatsing langs de rail, benodigde ruimtelijke profiel blijven.
In een uitvoering omvat de bloemhouder een zich horizontaal vanaf het verbindingsdeel uitstrekkende houderarm, die aan het vrije armeind een bloemopneemruimte vormt, waarbij het systeem omvat een langs een rail van het railstelsel opgesteld bloembeeldopnamestation, waarbij de geleiders ter plaatse van het bloembeeldopnamestation uitgevoerd zijn voor het bij voortgaande beweging van de trolley langs de rail verdraaien van het verbindingsdeel in het horizontale vlak , waarbij de houderarm verdraaid wordt in bovenstroomse richting, in het bijzonder van een in benedenstroomse richting wijzende stand naar een in bovenstroomse richting wijzende stand. Door het scannen van de bloem te laten samenvallen met genoemde verdraaiing wordt de verblijftijd van de bloem in het scanstation vergroot. Bij een scannen vanaf één zijde kunnen voorts op eenvoudige wijze beelden van de bloem van meerdere richtingen verkregen worden. Hierdoor worden het scanproces en de beoordeling van de bloem bevorderd, waardoor een betrouwbaarder sorteerproces mogelijk is.
Bovenstrooms van het bloembeeldopnamestation kunnen de geleiders uitgevoerd zijn voor het bij voortgaande beweging van de trolley langs de rail verdraaien van het verbindingsdeel in het horizontale vlak, waarbij de houderarm verdraaid wordt in benedenstroomse richting, in het bijzonder van een in bovenstroomse richting wijzende stand naar een in benedenstroomse richting wijzende stand. Een dergelijke stand is gunstig voor tijdens transport, omdat de bloem dan enigszins tegen botsingen met stationaire onderdelen of voorwerpen beschermd kan worden door het verbindingsdeel en een deel van de houderarm.
De bescherming van de bloem kan verder worden bevorderd indien de verticale draaihartlijn voor het verbindingsdeel in transportrichting gezien vóór het midden van het lichaam van de trolley gelegen is, gezien in railrichting. Dan kan de houderarm met een langere lengte in een stand waarin deze zich parallel aan de lengte van de trolley uitstrekt toch geheel binnen de lengte van de trolley blijven.
Indien de veerbelaste koppeling zich boven het lichaam bevindt en het verbindingsdeel zich onder het lichaam bevindt worden de beweegbare delen zo ver mogelijk van de bloemen gehouden.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een systeem zoals hiervoor beschreven, waarbij de eerste locatie een inhangstation is voor het in de bloemhouders inhangen van aangevoerde snijbloemen en de tweede locatie een sorteer- of verdeelstation is voor de snijbloemen , waarbij het systeem voorts omvat: -een langs een rail van het railstelsel, bovenstrooms het sorteerstation opgesteld bloembeeldopnamestation voor het in opeenvolging Scannen van een aangeboden snijbloem voor het detecteren van één of meer eigenschappen van die snijbloem, en een geheugen voor het daarin opslaan van de gedetecteerde eigenschappen in verband met de betreffende snijbloem, -waarbij het sorteerstation omvat: een aantal in het sorteerstation opgestelde selectielocaties, in het bijzonder selectiestations, die in serie zijn opgesteld voor ontvangst van de, op grond van de één of meer eigenschappen, geselecteerde snijbloemen; waarbij het systeem voorts omvat: -een besturingseenheid voor het, op basis van de in het bloembeeldopnamestation gedetecteerde één of meer eigenschappen, toewijzen van een snijbloem aan één van de selectielocaties; -door de besturingseenheid gestuurde middelen voor het overbrengen van een gedetecteerde snijbloem naar een op basis van de gedetecteerde één of meer eigenschappen toegewezen selectielocatie.
In een uitvoering omvat het sorteerstation -een in het sorteerstation opgestelde, volgens een omloopbaan omlopende sorteertransporteur met bloemhouders voor het houden van verenkelde snijbloemen; waarbij het aantal in het sorteerstation opgestelde selectielocaties, in het bijzonder selectiestations, in serie langs de omloopbaan van de sorteertransporteur zijn opgesteld voor ontvangst van de, op grond van de één of meer eigenschappen, geselecteerde snijbloemen; waarbij de selectielocaties opgesteld zijn in twee of meer deelreeksen, waarbij het sorteerstation twee of meer sorteertrajecten omvat, die elkaar in omlooprichting opvolgen en elk een deelreeks selectielocaties omvatten, alsmede een aan die deelreeks bovenstrooms gelegen eigen invoerlocatie voor opeenvolgende ontvangst van snijbloemen van de trolleys van het railstelsel van het systeem omvatten.
Hierbij kan één sorteertransporteur benut worden voor meerdere parallel uitgevoerde sorteerprocessen van dezelfde soort snijbloemen. Elke deelreeks selectielocaties kan ingericht zijn voor eenzelfde selectiepatroon. De te detecteren eigenschappen kunnen een tiental zijn, waarbij dertig verschillende sorteringen geen uitzonderlijk aantal is.
Alternatief kunnen selectielocaties in verschillende deelreeksen bestemd zijn voor snijbloemen met dezelfde eigenschappen. Voorts is het mogelijk om indien het aanbod van snijbloemen en/of storing bij één of meer selectielocaties dat wenselijk maakt de snijbloemen in een andere deelreeks selectiestations te laten verwerken. Dat kan door de snijbloemen door de sorteertransporteur te laten doorlopen naar een andere deelreeks selectiestations. Dat kan ook door al op een eerder moment een andere invoerlocatie te gebruiken. Ook kan een storing in een invoerlocatie op die manier in effect beperkt worden gehouden. De sorteertransporteur kan bovendien als buffer gebruikt worden.
In een uitvoering is de omloopbaan langwerpig, waarbij aan elke langszijde een invoerlocatie en een deelreeks selectielocaties gelegen zijn. Hierbij kan de invoerlocatie voor een deelreeks selectielocaties gelegen zijn aan de andere langszijde dan die waaraan die deelreeks selectiestations gelegen is.
De selectielocaties kunnen elk voorzien zijn van middelen voor het groeperen van in de betreffende selectielocatie ontvangen producten. De groepeermiddelen kunnen ingericht zijn voor het tot een bos samenvoegen van de snijbloemen.
In een uitvoering is het inhangstation voorzien is van een opgavestation waarin een persoon die de snijbloemen inhangt één of meer door die persoon opgemerkte eigenschappen van een in te hangen snijbloem kan opgeven, waarbij het opgavestation verbonden is met de besturingseenheid voor overdracht van de in het opgavestation opgegeven eigenschappen daaraan, waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het, op basis van de in het bloembeeldopnamestation gedetecteerde en in het opgavestation opgegeven één of meer eigenschappen, toewijzen van een snijbloem aan één van de selectielocaties.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een trolley voor het transport langs een rail, waarbij de trolley is voorzien van een snijbloem, waarbij de trolley uitgevoerd is zoals beschreven in als onderdeel van het systeem volgens de uitvinding.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: Figuur 1.een schematische weergave van een mogelijk systeem volgens de uitvinding; Figuren 2A-G een aantal aanzichten en doorsneden van een voorbeeld van een trolley volgens de uitvinding, alsmede een gebruikstoestand; Figuren 3A en 3B een illustratie van een reeks met elkaar gekoppelde trolleys van de figuren 2A-F en een detail daarvan; Figuren 4A-J een aantal afbeeldingen ter illustratie van een voorbeeld van een wissel volgens de uitvinding en de werking daarvan; en Figuren 5A-D een aantal afbeeldingen van een voorbeeld van een rotatie-inrichting met aandrijfmiddelen voor het verdraaien van een bloemhouder van een trolley volgens de uitvinding.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN Het systeem 1 in figuur 1 omvat een in richting A omlopend railstelsel 4 dat voert langs een inhangstation 2, waar de uit een koelruimte en/of voorwaterruimte in bakken aangevoerde partijen snijbloemen verenkeld ingehangen worden in bloemhouders van door het railstelsel getransporteerde trolleys 10 (figuren 2A-F). Het inhangstation 2 is voorzien van een bak 2a voor de aangevoerde snijbloemen en van een toetsenpaneel 2b waarop de inhanger bepaalde opgemerkte eigenschappen van een ingehangen snijbloem kan invoeren voor opslag van dat gegeven of die gegevens in een centrale besturingseenheid 100. Benedenstrooms van het inhangstation 2 is een beeldopnamestation of scanstation 5 opgesteld, alwaar van elke daardoorheen getransporteerde snijbloem een registratie wordt gemaakt van een aantal eigenschappen, welke geregistreerde eigenschappen worden opgeslagen in de centrale besturingseenheid 100.
Het railsysteem voert via een selectie- of rangeerstation 6a naar een sorteerinrichting 3 die een eindloze, in richting B omlopende transporteur 7 omvat met een reeks bloemhouders die elk één snijbloem kunnen houden. Ter plaatse van invoerstations 9a en 9b worden de snijbloemen overgegeven van de bloemhouders van de trolleys 10 aan de bloemhouders van de sorteertransporteur
7.
De sorteertransporteur 7 loopt ononderbroken door, langs twee deelreeksen 8a en 8b van selectiestations alwaar de snijbloemen vanuit de bloemhouders worden afgegeven, afhankelijk van waar dat volgens de in het scanstation 5 opgenomen eigenschappen en in het inhangstation 2 ingevoerde eigenschappen gewenst is,.
In het retourtraject van sorteerinrichting 3 naar inhangstations 2 is in het railstelsel 4 een samenvoegstation 6b opgenomen, waar de trolleys die afkomen van deelreeksen 8a en van deelreeksen 8b weer op één rail gebracht worden.
Voor de afstemming van de werking van de diverse componenten en besturing van het systeem is voornoemde centrale, programmeerbare besturingseenheid 100 opgesteld.
De in de figuren 2A-F afgebeelde trolley 10 omvat een lichaam 11 in de vorm van een rechthoekige buis. Op de bovenzijde van de buis 11 zijn twee wielstellen 14a,14b bevestigd, draaibaar om verticale hartlijnen V1 en V2. De wielstellen 144, 14b omvatten elk twee paar rollen 19aa,19ab, 19ba,19bb. Het paar rollen 19ab en het paar rollen 19bb liggen op een grotere afstand van de respectieve buiseinden van de hartlijnen V1 en V2 en liggen ook verder weg van de verticale hartlijnen V1 en V2 dan het paar rollen 194aa en het paar rollen 19ba, die in dit voorbeeld in lijn liggen met de verticale hartlijnen V1 en V2. Anders gezegd ligt het midden tussen de paren rollen 19aa-19ab op grotere afstand van het buiseind aldaar dan V1 en geldt hetzelfde voor het andere wielstel en het andere buiseind., zie ook figuren 2B en 2D. De rollen 19aa en 19ba liggen op enige afstand van de buiseinden.
In figuur 2G is geïllustreerd dat door de besproken ligging van de hartlijnen V1 en V2 van de wielstellen 14a en 14b de loop van met elkaar gekoppelde trolleylichamen 11,11 door een gebogen railtraject bevorderd wordt.
Op het wielstel 14a is een transponderplaatje of tag 16 bevestigd, met een ID-code die uniek is voor de betreffende trolley 10.
Aan de langseinden van de buis 11 zijn koppeldelen 15a,15b bevestigd., zie ook figuren 2E en 2F. Het eerste koppeldeel 154 is uitgevoerd als een zogenoemde potmagneet, bijvoorbeeld omvattend zeldzame aarde, zoals Neodymium, met een plat contactvlak 20a en een de magneet omgevende kraag 20b van magnetiseerbaar materiaal. De potmagneet omvat een steel 21a, die door veer 22 in de aangegeven richtingen verend bevestigd is in de buis 11. Het tweede koppeldeel 15b is van een magnetiseerbaar materiaal, heeft een bol contactvlak 20c en is met steel 21b vast bevestigd in de buis 11.
Door de koppeldelen 15a en 15b kunnen de trolleys 10 met elkaar gekoppeld worden tot een trein, zie figuur 3A. Door het bolle contactvlak 20c kunnen gekoppelde trolleys een bochttraject makkelijk volgen. Dit wordt verder bevorderd door de verende verbinding van het eerste koppeldeel 15a met de buis
11. Door de magneetkoppeling blijven de trolleys met elkaar gekoppeld wanneer op één van de trolleys een aandrijfkracht wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld op de zijkanten van de buis 11, zoals nog besproken wordt in verband met figuur 4B. De magneetkoppeling is in hoofdzaak axiaal gericht (richting C, figuur 3B), dus in transportrichting. De magneetkoppeling kan daardoor relatief gemakkelijk verbroken worden door een dwarskracht uit te oefenen op het eerste koppeldeel of op het tweede koppeldeel (richtingen D, D1 en D2, figuur 3B). Hierop wordt verder ingegaan bij de bespreking van de figuren 4C-J.
Terugkerend naar de figuren 2A-C, een verder aspect van de trolley 10 vormt de bloemhouder 13 met bloemopneemruimte 13a, die bevestigd is aan het ondereind van een verbindingsdeel 12. Het verbindingsdeel 12 omvat een verticale staaf 12a, die door een lichaam 12b reikt , door de buis 11 heen tot boven de buis 11. Op het boven de buis 11 reikende gedeelte van de staaf 12a is een schijf 17 bevestigd, welke schijf 17 in de rand op vier op 90 graden van elkaar gelegen plaatsen voorzien is van koppelgaten 17a. Boven op de buis 11 is een door een veer naar de schijf 17 toe gespannen koppelkogel 18 aangebracht, welke door de veerspanning in een koppelgat 17a kan snappen om de stand van de schijf 17 en daarmee de rotatievast daarmee verbonden staaf 12a en daarmee de stand van de bloemhouder 13 vast te houden.
Het lichaam 12b heeft een helixvormig oppervlak, dat dient om aangegrepen te worden door externe rotatiemiddelen met het oog op verdraaiing van de staaf 12 en daarmee de bloemhouder 13. Dit komt aan de orde bij de bespreking van figuren 5A-D.
In figuur 4A is een wisselgebied getoond, waar twee parallelle railtrajecten 4b en 4c aansluiten op een enkelvoudig railtraject 4a. In het railtraject 4b is een aandrijving 30 opgesteld, evenals in railtraject 4a.
De aandrijving 30, die ook nader te zien in figuur 4B, omvat een montageplaat 35 en een elektromotor 31, welke een aandrijfwiel 32 aandrijft. Het aandrijfwiel 32 is opgesteld om de zijkant van een buis 11 van een trolley 10 aandrijvend aan te grijpen. Voor de tegendruk is aan de andere zijde aan vrijlopende wiel 33 opgesteld, dat in aangrijping met de andere zijde van de buis 11 wordt getrokken door een veer 34, in het voorbeeld een gasveer.
Aandrijvingen 30 zijn op meerdere plaatsen langs het railstelsel 4 opgesteld, al waar dat gewenst is. De tussenafstand kan bijvoorbeeld ongeveer tien trolleylengtes zijn.
De wissel 40, zie ook figuren 4C en 4D, omvat een montageplaat 45 en daarop bevestigde koppelstukken 41a41b en 41c, voor koppeling met respectievelijk railtrajecten 4a,4b en 4c. Een verplaatsbaar railgedeelte 41 is ter plaatse van 46 aan het ene eind draaibaar bevestigd aan de montageplaat 45 en is aan het andere eind bevestigd aan een stang van een pneumatische cilinder
43. Een dergelijke cilinder maakt zeer snelle verplaatsingen van railgedeelte 41 in de richtingen E1,E2 met een kleine schakeltijd, bijvoorbeeld < 0,1 sec, mogelijk.
Een dubbele aanslag 42b,c is eveneens verbonden met de stand van de cilinder 43, en wordt als één geheel met het eind van railgedeelte 41 heen en weer verplaatst.
In de figuren 4E, 4F en 4G is de toestand weergegeven waarin het railgedeelte 41 via de koppelstukken 41c en 41a de railtrajecten 4c en 4a met elkaar verbindt, zodat de trein trolleys 10 de richtingen A1-A kan volgen. Het railgedeelte naar het koppelstuk 41b en daarmee het railtraject 4b is afgesloten door aanslag 42b.
Wanneer het gewenst is de aanvoer van trolleys 10 vanaf railtraject 4c te stoppen en/of een aanvoer van trolleys vanuit railtraject 4b mogelijk te maken, dan wordt de wissel 40 bediend. Het moment waarop is afgestemd op de met een positiedetector (niet weergegeven) opgemerkte aanwezigheid van de aankomende trolley 10b. De cilinder 43 kan daardoor op het juiste moment, wanneer de koppeling 15a,15b ter plaatse van de overgang bij het verplaatsbare eind van railgedeelte 41 is aangekomen, worden geactiveerd. Door het door de cilinder 43 in zeer korte tijd in richting E2 dwingen van het eind van het railgedeelte 41 wordt een dwarskracht D2 (figuur 3B) uitgeoefend op de koppeling 15a,15b en wordt deze in zeer korte tijd verbroken. De voorlopende trolley 10a wordt daarbij niet of nauwelijks gehinderd in zijn verdere transport in richting A, nu als laatste trolley van een trein. De afstand tussen de achterste rollen van de voorlopende trolley die in de rail 4 steun vinden en de plaats van koppeling 15a,15b geeft ook enige extra tijd voor de wisselbeweging.
De nalopende trolley 10b wordt in dit proces tegelijkertijd tegengehouden verder te gaan door de aanslag 42c. Nu is de toestand van figuren 4H, 4l en 4J bereikt.
Wanneer in die toestand een trein trolleys in de richting A bijna is gepasseerd, kan op het moment dat het achterste stel rollen 19aa net op het eind van railgedeelte 41 is gekomen, de wissel 40 en de cilinder 43 weer geactiveerd worden, zodat het railgedeelte 41 in de richting E1 wordt getrokken en het railgedeelte naar het koppelstuk e 41c weer in lijn komt met het railgedeelte 41.
De permanente magneet 15a van trolley 10b kan weer koppelen met koppeldeel 15b van de laatste trolley 10d van de trein, zodat de trolley 10b (en de daarmee gekoppelde trolleyreeks op railtraject 4c met de trein wordt meetrokken.
Een vergelijkbare opstelling kan worden benut bij het afsplitsen van trolleys van een trein.
In figuren 5A-D is getoond het proces van het verdraaien van de bloemhouder 13. Een aandrijving 30 is daarbij aangevuld met een vaste rotatie- inrichting 50, met een stel vaste geleiders 51a,51b die voorzien zijn van naar elkaar toe gekeerde geleideranden 52a,52b. Deze randen 52a,52b zijn opgesteld in afstemming op de hoogte van het helixvormige lichaam 12b. In dit voorbeeld zijn de geleiders 51a,51b gevormd om een verdraaiing van het lichaam 12b en daarmee van bloemenhouder 13 over 90 graden te bewerkstelligen., van de inkomende stand in figuur 5B, via een oplopend traject van de randen 52a,52b in figuur 5C, naar de kwartslag gedraaide stand van figuur 5D. De door de randen 52a,52b op de helix 12b uitgeoefende kracht is groot genoeg om de koppelkogel 118 uit het betreffende koppelgat 17a te halen. Na verdraaiing snapt de kogel 18 weer in het volgende koppelgat 17a en is de stand van de houder 13 weer gezekerd. | In de toestand van figuur 5A5B is de bloemhouder gericht in bovenstroomse richting en ligt de bloem in de schaduw van de staaf 12. Zoals te zien in figuur 2B blijft de bloem dan binnen de verticale lijnen die door de uiteinden van de buis 11 getrokken kunnen worden.
In bedrijf worden snijbloemen aangevoerd naar inhangstations 2, waar een persoon de snijbloemen één voor één inhangt in een individuele bloemhouder 13 aan een individuele trolley 10, waarbij de bloemhouder de stand van figuur 5D zal hebben. De persoon kan op zicht bepaalde eigenschappen invoeren op een toetsenpaneel 2b en daarmee invoert in de besturingseenheid 100, waarbij die gegevens gekoppeld zullen zijn met de betreffende trolley 10.
Meerdere aldus beladen trolleys kunnen in de wacht gezet worden, waarbij ook weer met geleider 50 de bloemhouder 13 weer in de stand overeenkomstig figuur 5A,B gedraaid wordt door een geleider 50. Via een wissel 40 en door aandrijving 30 wordt de trein trolleys op een juist moment op de hoofdbaan van railstelsel 4 gezet. Daarbij kan eventueel koppeling met andere trolleys of een andere trein plaatsvinden.
De trein trolleys, op verschillende plaatsen aangedreven door aandrijvingen 30, komt aan bij scanstation 5, waarbij door een geleider 50 aldaar de bloemhouder 13 over 180 graden wordt gedraaid, zodat de bloem nu vooraan gehouden is.
Bij het doorlopen van het scanstation 5 wordt met een daarin gelegen geleider 50 de bloemhouder 13 weer over 180 graden terug gedraaid, zodat de te scannen bloem een lagere snelheid heeft in richting A, mogelijk zelfs wordt stilgehouden tijdens voortgaande eenparige beweging van de trolley, waardoor het scanproces bevorderd wordt. De bloemhouders bevinden zich nu weer vanzelf in de veilige transportstand.
In het scanstation 5 kunnen een tiental eigenschappen, afhankelijk van wat gewenst is, opgemerkt worden. In de besturingseenheid is ingevoerd/geprogrammeerd op welke criteria de bloemen geselecteerd moeten worden. Van elke trolley/bloem kan daarin bepaald worden in welk deeltraject 8a.8b en/of selectiestation de betreffende bloem verwerkt moet gaan worden.
Op basis daarvan wordt in rangeerstation 6a, waarin één of meer wissels 40 zijn opgenomen, een trolley 10 naar invoerstation 9a of 9b gestuurd. Aldaar worden met geleiders 50 de bloemhouders 13 in een voor overname van de bloemen geschikte oriëntatie gebracht, waarna de bloemen overgenomen kunnen worden door de bloemhouders van de sorteertransporteur 7.
Door de transporteur 7 worden de bloemen naar het voor de betreffende bloem bepaalde selectiestation in deeltraject 8a of 8b gebracht, en aldaar door overzetters uit de bloemhouder en in het selectiestation gezet.
De lege bloemhouders 13 worden langs railstelsel 4 teruggevoerd, en via van wissels 40 voorzien rangeerstation 6b weer gecombineerd en naar het inhangstation gevoerd.
De uitvinding{en) is/zijn geenszins beperkt tot de in de tekeningen en beschrijving getoonde en beschreven uitvoeringen. De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeurs- uitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties duidelijk zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding. Variaties zijn mogelijk van de in de tekeningen getoonde en in de beschrijving beschreven onderdelen. Zij kunnen apart worden toegepast in andere uitvoeringen van de uitvinding(en). Onderdelen van verschillende gegeven voorbeelden kunnen met elkaar gecombineerd worden.

Claims (34)

CONCLUSIES
1. Systeem voor transport van snijbloemen, omvattend: -een railstelsel dat zich uitstrekt tussen één of meer eerste locaties en één of meer tweede locaties, op afstand van de eerste locaties, -een reeks trolleys die langs de rails van het railstelsel verplaatsbaar zijn en elk voorzien zijn van tenminste één bloemhouder voor het individueel houden van een snijbloem, met het kenmerk, -dat het railstelsel althans twee onderling parallelle railtrajecten omvat die aansluitbaar zijn op een enkelvoudig railtraject, en een wissel voor het maken van een railverbinding tussen een gekozen railtraject van de parallelle railtrajecten en het enkelvoudig railtraject, -waarbij de trolleys voorzien zijn van een vooreind en een achtereind, waarbij het vooreind voorzien is van een eerste koppeldeel en het achtereind voorzien is van een tweede koppeldeel, waarbij van twee opeenvolgende trolleys respectievelijk het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel een koppeling met elkaar kunnen vormen zodat de twee opeenvolgende trolleys als een eenheid langs de rail verplaatst kunnen worden, waarbij het systeem voorzien is van koppelmiddelen voor het realiseren van de koppeling tussen de twee opeenvolgende trolleys en van ontkoppelmiddelen voor het verbreken van de koppeling tussen de twee opeenvolgende trolleys.
2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de trolleys voorzien van slechts één bloemhouder.
3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de ontkoppelmiddelen een ontkoppelinrichting omvatten die ingericht is voor het ontkoppelen door het uitoefenen van een afschuifkracht op het eerste en/of het met dat eerste koppeldeel gekoppelde tweede koppeldeel van met elkaar gekoppelde trolleys in een richting dwars op de rail, in het bijzonder in een horizontale richting dwars op de rail.
4. Systeem volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de wissel deel uitmaakt van de ontkoppelinrichting en de wissel uitgerust is met een aandrijver voor het in een richting dwars op de rail verplaatsen van een op het aansluitende enkelvoudige railtraject aansluitend verplaatsbaar railgedeelte tussen een stand waarin het in lijn ligt met het ene parallelle railtraject en een stand waarin het in lijn ligt met het andere parallelle railtraject.
5. Systeem volgens conclusie 4, waarbij het door de aandrijver verplaatsbare railgedeelte als één geheel verplaatsbaar is met een eerste en een tweede aanslag voor het afsluiten van het betreffende parallelle railtraject dat uit lijn ligt met het verplaatsbare railgedeelte.
6. Systeem volgens conclusie 4 of 5, waarbij de aandrijver een cilinder omvat, in het bijzonder pneumatische cilinder.
7. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de koppelmiddelen magnetisch werkzaam zijn.
8. Systeem volgens conclusie 7, waarbij het eerste koppeldeel een permanente magneet omvat en het tweede koppeldeel magnetiseerbaar materiaal omvat.
9. Systeem volgens conclusie 8, waarbij althans één van de eerste en tweede koppeldelen een bolvormig contactvlak voor contact met het andere koppeldeel heeft.
10. Systeem volgens conclusie 9, waarbij het eerste koppeldeel een vlak contactvlak voor contact met het tweede koppeldeel heeft.
11. Systeem volgens conclusie 8, 9 of 10, waarbij de permanente magneet een potmagneet omvat.
12 Systeem volgens één der conclusies 8-11, waarbij het eerste koppeldeel neodymium bevat.
13. Systeem volgens één der voorgaande conclusie, waarbij voornoemde wissel tevens deel uitmaakt van de koppelmiddelen, om de eerste en tweede koppeldelen bij elkaar te brengen.
14. Systeem volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de trolleys een langwerpig lichaam hebben, dat zich parallel aan de rail kan uitstrekken, en nabij het vooreind en nabij het achtereind respectievelijk een eerste en een tweede wielstel, welke om respectievelijk eerste en tweede verticale draaihartlijnen draaibaar verbonden zijn met het lichaam, waarbij het eerste en het tweede wielstel telkens een rollend aangrijppunt op de rail hebben dat respectievelijk gelegen is op een grotere afstand van het vooreind dan de eerste verticale draaihartlijn en een grotere afstand van het achtereind dan de tweede verticale draaihartlijn.
15. Systeem volgens conclusie 14, waarbij het eerste en het tweede wielstel elk een tweede rollend aangrijppunt hebben dat in lijn ligt met de betreffende verticale draaihartlijn.
16. Systeem volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de trolleys een lichaam hebben, en een verbindingsdeel voor verbinding van de bloemhouder met het lichaam, waarbij het verbindingsdeel draaibaar aangebracht is op het lichaam voor verdraaiing om een verticale draaihartlijn tussen meerdere draaistanden, waarbij het systeem omvat langs het railstelsel opgestelde rotatiemiddelen voor het dwingen van het verbindingsdeel te verdraaien van de ene draaistand naar de andere draaistand, waarbij de trolley voorzien is van een veerbelaste koppeling voor het in verschillende draaistanden houden van het verbindingsdeel, in het bijzonder in een aantal 90 graden van elkaar verschillende draaistanden.
17. Systeem volgens conclusie 16, waarbij het verbindingsdeel een schroef- of helixvormig oppervlak heeft, met een verticale helixhartlijn, en waarbij de rotatiemiddelen naast het railstelsel opgestelde geleiders, in het bijzonder aan weerszijden daarvan opgestelde geleiders, omvat, welke geleiders zich in railrichting en in verticale richting uitstrekken om in aangrijping op het helixvormige oppervlak van het verbindingsdeel de verdraaiing te bewerkstelligen bij voortgaande beweging van de trolley langs de rail.
18. Systeem volgens conclusie 17, waarbij de bloemhouder een zich horizontaal vanaf het verbindingsdeel uitstrekkende houderarm omvat, waarbij het helixvormig oppervlak een ondereind heeft dat op verticale afstand van, boven de houderarm gelegen is.
19. Systeem volgens conclusie 18, 17 of 18, waarbij de bloemhouder een zich horizontaal vanaf het verbindingsdeel uitstrekkende houderarm omvat, die aan het vrije armeind een bloemopneemruimte vormt, waarbij het systeem omvat een langs een rail van het railstelsel opgesteld bloembeeldopnamestation, waarbij de geleiders ter plaatse van het bloembeeldopnamestation uitgevoerd zijn voor het bij voortgaande beweging van de trolley langs de rail verdraaien van het verbindingsdeel in het horizontale vlak, waarbij de houderarm verdraaid wordt in bovenstroomse richting, in het bijzonder van een in benedenstroomse richting wijzende stand naar een in bovenstroomse richting wijzende stand.
20. Systeem volgens conclusie 16, 17, 18 of 19, waarbij de geleiders bovenstrooms van het bloembeeldopnamestation uitgevoerd zijn voor het bij voortgaande beweging van de trolley langs de rail verdraaien van het verbindingsdeel in het horizontale vlak , waarbij de houderarm verdraaid wordt in benedenstroomse richting, in het bijzonder van een in bovenstroomse richting wijzende stand naar een in benedenstroomse richting wijzende stand.
21. Systeem volgens één der conclusies 16-20, waarbij de verticale draaihartlijn voor het verbindingsdeel in transportrichting gezien vóór het midden van het lichaam van de trolley gelegen is, gezien in railrichting.
22. Systeem volgens één der conclusies 16-21, waarbij de koppelmiddelen zich boven het lichaam bevinden en het verbindingsdeel zich onder het lichaam bevindt.
23. Systeem volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de trolleys elk langwerpige, zich in railrichting uitstrekkende lichamen hebben, waarbij langs de rails van het railstelsel paren van aan weerszijden van de rail opgestelde wielen zijn opgesteld voor aangrijping van de beide zijden van de staaf, waarbij één van de wielen een aandrijfwiel is en het andere een vrijlopend wiel.
24 Systeem volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de eerste locatie een inhangstation is voor het in de bloemhouders inhangen van aangevoerde snijbloemen en de tweede locatie een sorteer- of verdeelstation is voor de snijbloemen, waarbij het systeem voorts omvat: -een langs een rail van het railstelsel, bovenstrooms het sorteerstation opgesteld bloembeeldopnamestation voor het in opeenvolging scannen van een aangeboden snijbloem voor het detecteren van één of meer eigenschappen van die snijbloem, en een geheugen voor het daarin opslaan van de gedetecteerde eigenschappen in verband met de betreffende snijbloem, -waarbij het sorteerstation omvat: een aantal in het sorteerstation opgestelde selectielocaties, in het bijzonder selectiestations, die in serie zijn opgesteld voor ontvangst van de, op grond van de éen of meer eigenschappen, geselecteerde snijbloemen; waarbij het systeem voorts omvat: een besturingseenheid voor het, op basis van de in het bloembeeldopnamestation gedetecteerde één of meer eigenschappen, toewijzen van een snijbloem aan één van de selectielocaties; -door de besturingseenheid gestuurde middelen voor het overbrengen van een gedetecteerde snijbloem naar een op basis van de gedetecteerde één of meer eigenschappen toegewezen selectielocatie.
25. Systeem volgens conclusie 24, waarbij het sorteerstation omvat: -een in het sorteerstation opgestelde, volgens een omloopbaan omlopende sorteertransporteur met bloemhouders voor het houden van verenkelde snijbloemen;
waarbij de in het sorteerstation opgestelde selectielocaties, in het bijzonder selectiestations, in serie langs de omloopbaan van de sorteertransporteur zijn opgesteld voor ontvangst van de, op grond van de één of meer eigenschappen, geselecteerde snijbloemen; waarbij de selectielocaties opgesteld zijn in twee of meer deelreeksen, waarbij het sorteerstation twee of meer sorteertrajecten omvat, die elkaar in omlooprichting opvolgen en elk een deelreeks selectielocaties omvatten, alsmede een aan die deelreeks bovenstrooms gelegen eigen invoerlocatie voor opeenvolgende ontvangst van snijbloemen van de trolleys van het railstelsel van het systeem omvatten.
26. Systeem volgens conclusie 25, waarbij de omloopbaan langwerpig is, waarbij aan elke langszijde een invoerlocatie en een deelreeks selectielocaties gelegen zijn.
27. Systeem volgens conclusie 26, waarbij de invoerlocatie voor een deelreeks selectielocaties gelegen is aan de andere langszijde dan die waaraan die deelreeks selectiestations gelegen is.
28. Systeem volgens één der conclusies 24-27, waarbij de selectielocaties elk voorzien zijn van middelen voor het groeperen van in de betreffende selectielocatie ontvangen producten.
29. Systeemvolgens conclusie 28, waarbij de groepeermiddelen ingericht zijn voor het tot een bos samenvoegen van de snijbloemen.
30. Systeem volgens één der conclusies 24-29, waarbij het inhangstation voorzien is van een opgavestation waarin een persoon die de snijbloemen inhangt één of meer door die persoon opgemerkte eigenschappen vaneen in te hangen snijbloem kan opgeven, waarbij het opgavestation verbonden is met de besturingseenheid voor overdracht van de in het opgavestation opgegeven eigenschappen daaraan, waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het, op basis van de in het bloembeeldopnamestation gedetecteerde en in het opgavestation opgegeven één of meer eigenschappen, toewijzen van een snijbloem aan één van de selectielocaties.
31. Trolley voor het transport langs een rail, waarbij de trolley is voorzien van een snijbloem, waarbij de trolley uitgevoerd is zoals beschreven in als onderdeel van het systeem volgens één of meer van de voorgaande conclusies.
32. Systeem voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
33. Trolley voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
34 Werkwijze omvattend een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende stappen.
-0-0-0-0-0-0-0-0-
NL2022824A 2019-03-27 2019-03-27 Systeem voor transport van snijbloemen NL2022824B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2022824A NL2022824B1 (nl) 2019-03-27 2019-03-27 Systeem voor transport van snijbloemen

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2022824A NL2022824B1 (nl) 2019-03-27 2019-03-27 Systeem voor transport van snijbloemen

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2022824B1 true NL2022824B1 (nl) 2020-10-02

Family

ID=67106092

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2022824A NL2022824B1 (nl) 2019-03-27 2019-03-27 Systeem voor transport van snijbloemen

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2022824B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5014864A (en) * 1988-04-18 1991-05-14 Veit Transpo Gmbh Conveyor system
NL1028749C2 (nl) * 2004-04-13 2005-10-20 Food Processing Systems Rozenverwerking.
NL1028644C2 (nl) * 2005-03-29 2006-10-02 Wilgengroep B V Systeem en werkwijze voor toepassing in bijvoorbeeld een kas of warenhuis, alsmede transportinrichting.
NL2005746C2 (nl) * 2010-11-24 2012-05-29 Arvid Dunnewolt Inrichting voor het transporteren en/of sorteren van bloemen.
WO2013029192A1 (de) * 2011-08-30 2013-03-07 Ferag Ag Verfahren, anlage und fördereinheit zum bereitstellen von gruppen von produkten
US10136587B1 (en) * 2017-10-12 2018-11-27 Gary Lind Johnson Agricultural apparatus and method

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5014864A (en) * 1988-04-18 1991-05-14 Veit Transpo Gmbh Conveyor system
NL1028749C2 (nl) * 2004-04-13 2005-10-20 Food Processing Systems Rozenverwerking.
NL1028644C2 (nl) * 2005-03-29 2006-10-02 Wilgengroep B V Systeem en werkwijze voor toepassing in bijvoorbeeld een kas of warenhuis, alsmede transportinrichting.
NL2005746C2 (nl) * 2010-11-24 2012-05-29 Arvid Dunnewolt Inrichting voor het transporteren en/of sorteren van bloemen.
WO2013029192A1 (de) * 2011-08-30 2013-03-07 Ferag Ag Verfahren, anlage und fördereinheit zum bereitstellen von gruppen von produkten
US10136587B1 (en) * 2017-10-12 2018-11-27 Gary Lind Johnson Agricultural apparatus and method

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN114684524B (zh) 用于在用于处理物体的包括移动矩阵载体系统的系统和方法中使用的维护系统
US20150104286A1 (en) Picking station and method for picking articles
NL1041165B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het beheren van de opslag van artikelen.
CN115339805A (zh) 包括自动处理的用于处理物体的系统和方法
CN107640566A (zh) 物品重新排列装置及具备该装置的物品保管设备
CN112041248B (zh) 用于定位物体的机器和方法
FI109588B (fi) Tavarayksiköiden käsittelyjärjestely ja menetelmä tavarayksiköiden käsittelemiseksi
JP2021532036A (ja) 商品のピッキングおよび搬送装置、商品のピッキングシステム、並びに、商品のピッキング方法
CN109272653B (zh) 智能机械手及其双向行走机构、全自动智能售货装置
US9846566B1 (en) Presorter holding system and method for automated prescription fulfillment
MX2013015186A (es) Clasificadora robotica y metodo.
CN115210152A (zh) 用于使用输送带外卖系统提供订单履行的系统和方法
NL2022824B1 (nl) Systeem voor transport van snijbloemen
CN110525853A (zh) 拣选系统
NL1028749C2 (nl) Rozenverwerking.
JPH10236642A (ja) 農産物を載せた受皿の搬送合流装置
EP2164781A1 (en) Warehouse system
JP7247435B2 (ja) 物流システム
US5088589A (en) Conveyor system, conveyor or buffer and distribution system, and process for transforming a goods flow
CN112478342B (zh) 输送装置
CA3191190A1 (en) Machine for positioning objects
JP7247436B2 (ja) 物流システム
US20230219770A1 (en) Device, method and system for commissioning goods
US11987447B2 (en) Article delivery system and method that includes an overhead rail network
US11897701B2 (en) Automated packing system