NL2022482B1 - Oogstinrichting en werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit - Google Patents

Oogstinrichting en werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit Download PDF

Info

Publication number
NL2022482B1
NL2022482B1 NL2022482A NL2022482A NL2022482B1 NL 2022482 B1 NL2022482 B1 NL 2022482B1 NL 2022482 A NL2022482 A NL 2022482A NL 2022482 A NL2022482 A NL 2022482A NL 2022482 B1 NL2022482 B1 NL 2022482B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
arm
harvesting device
plant
fruit
flexible
Prior art date
Application number
NL2022482A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Lodewijk Geurts Peter
Original Assignee
Fine Field B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Fine Field B V filed Critical Fine Field B V
Priority to NL2022482A priority Critical patent/NL2022482B1/nl
Priority to EP20703845.6A priority patent/EP3917308A1/en
Priority to CA3126774A priority patent/CA3126774A1/en
Priority to PCT/NL2020/050054 priority patent/WO2020159371A1/en
Priority to CN202080026925.7A priority patent/CN113677191B/zh
Priority to US17/425,800 priority patent/US20220330482A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2022482B1 publication Critical patent/NL2022482B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D46/00Picking of fruits, vegetables, hops, or the like; Devices for shaking trees or shrubs
    • A01D46/26Devices for shaking trees or shrubs; Fruit catching devices to be used therewith
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D46/00Picking of fruits, vegetables, hops, or the like; Devices for shaking trees or shrubs
    • A01D46/22Baskets or bags attachable to the picker
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D46/00Picking of fruits, vegetables, hops, or the like; Devices for shaking trees or shrubs
    • A01D46/28Vintaging machines, i.e. grape harvesting machines

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvesting Machines For Specific Crops (AREA)

Abstract

14 Uittreksel De uitvinding heeft betrekking op een oogstinrichting voor het oogsten van aan een plant hangend fruit, omvattende een in een transportrichting verplaatsbaar frame, ten minste een 5 houder die in een insteekrichting in hoofdzaak dwars op de transportrichting ten opzichte van het frame verplaatsbaar is; en ten minste één aan de ten minste ene houder bevestigde borstel, waarbij de ten minste ene borstel een arm omvat die zich in hoofdzaak in de insteekrichting vanaf de houder uitstrekt, en een aantal borstelharen, die aan de arm zijn bevestigd en zich in hoofdzaak evenwijdig aan de transportrichting uitstrekken. De uitvinding heeft ook betrekking op een 10 werkwijze voor het oogsten van dergelijk fruit, waarbij een dergelijke oogstinrichting wordt gebruikt.

Description

OOGSTINRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET OOGSTEN VAN AAN EEN PLANT
HANGEND FRUIT De uitvinding heeft betrekking op een oogstinrichting voor het oogsten van aan een plant hangend fruit, omvattende een in een transportrichting verplaatsbaar frame, ten minste één houder die in een insteekrichting in hoofdzaak dwars op de transportrichting ten opzichte van het frame verplaatsbaar is, en ten minste één aan de ten minste ene houder bevestigde opvanger.
Een dergelijke oogstinrichting is op zichzelf bekend wit NL 2 009 207 C en omvat een portaalframe met twee in de insteekrichting van elkaar verwijderde houders met aan elk daarvan een aantal naar de andere houder gerichte borstelharen. De oogstinrichting van NL 2 009 207 C wordt in gebruik in de transportrichting over een rij planten gereden, waarna de twee houders naar elkaar toe worden geplaatst. De naar elkaar gerichte borstels vormen daardoor een opvangoppervlak voor fruit, dat van de plant af kan worden geschud. Het fruit kan ook van de plant af worden geplukt en dan direct losgelaten worden, waardoor het nog steeds in de buurt van de plant zal vallen.
Vooral wanneer de bekende oogstinrichting niet juist is uitgelijnd ten opzichte van de plant waarvan het fruit moet worden geoogst, dat wil zeggen, wanneer de plant niet exact midden tussen de houders staat, hetgeen vaak gebeurt omdat planten niet op een exact rechte lijn staan, omsluiten de naar elkaar toe gerichte borstelharen de plant niet goed. Wanneer de afstand van een houder tot een plant relatief klein is, worden de borstelharen namelijk om de plant heen afgebogen, waardoor achter de plant een gat ontstaat dat niet door de borstelharen wordt gedekt. Door dat gat kan tijdens het oogsten fruit vallen. Het gevallen fruit wordt als verloren beschouwd. Met een dergelijke oogstinrichting wordt soms tot meerdere tientallen procenten van het fruit verloren.
De uitvinding heeft als doel een verbeterde oogstinrichting te verschaffen, waarmee minder fruit wordt verloren.
Dit doel wordt bereikt met een oogstinrichting van de in de aanhef vermelde soort, waarbij de ten minste ene opvanger een arm omvat die zich in hoofdzaak in de insteekrichting vanaf de houder uitstrekt, en ten minste één flexibel opvangelement, dat aan de arm is bevestigd en zich vanaf de arm in hoofdzaak evenwijdig aan de transportrichting uitstrekt.
Doordat het opvangelement zich volgens de uitvinding evenwijdig aan de transportrichting uitstrekt, is de afstand van de plant tot de houder minder relevant. Immers kan het opvangelement op elke afstand van de houder aan de arm zijn bevestigd en zich evenwijdig aan de transportrichting uitstrekken, om de plant te kunnen omsluiten om fruit op te vangen, Daardoor vormt de oogstinrichting volgens de uitvinding een opvangoppervlak van opvangelementen dat minder grote gaten vertoont dan de bekende oogstinrichting, of zelfs geen gaten vertoont, zodat minder fruit tussen de opvangers door valt.
Een dergelijke oogstinrichting is door de arm met opvangelementen in de transportrichting bijzonder geschikt voor het oogsten van fruit dat aan struiken groeit. Struiken bestaan namelijk uit een aantal takken die zich vanuit de grond omhoog uitstrekken, in plaats van een enkele stam. Om zo veel mogelijk fruit op te vangen, moet elke tak worden omsloten door het opvangoppervlak. Dit is bijzonder goed mogelijk met de oogstinrichting volgens de uitvinding, omdat de arm tussen de takken van een struik door kan worden gestoken, waarbij de opvangelementen zich langs de takken uitstrekken.
Het flexibele opvangelement kan het voordeel bieden dat het fruit niet door het vallen beschadigd wordt, omdat de flexibiliteit van het opvangelement zorgt voor een zachte landing voor IO het fruit.
In het bijzonder wordt het ten minste ene flexibele opvangelement gevormd wordt door een flexibele strook, die bij voorkeur van eventueel synthetisch rubber is vervaardigd. De strook kan in een langsrichting van de arm zijn aangebracht en zich vanaf de arm uitstrekken. Door een flexibele strook te gebruiken kunnen planten, met name struiken, relatief goed worden omsloten zonder al te grote gaten te veroorzaken. Daardoor wordt een groter deel van het fruit opgevangen.
Alternatief wordt het ten minste ene flexibele opvangelement gevormd wordt door een aantal borstelharen, die aan de arm zijn bevestigd en zich in hoofdzaak evenwijdig aan de transportrichting uitstrekken. Het aantal borstelharen kan een plant, met name een struik, bijzonder goed omsluiten, om zo een groot gedeelte van of zelfs al het fruit op te vangen.
In het bijzonder strekt een eerste flexibel opvangelement zich vanaf de arm in hoofdzaak in de transportrichting uit en strekt een tweede flexibel opvangelement zich in hoofdzaak tegen de transportrichting in uit. Dit kan bijvoorbeeld. bereikt worden door opvangelementen in hun midden aan de arm te bevestigen, zodat de vrije einden van dat opvangelement zich in twee richtingen van de arm af uitstrekken. Alternatief kunnen voor het eerste opvangelement en het tweede opvangelement aparte opvangelementen worden gebruikt.
Door het eerste en het tweede opvangelement wordt de opvanger effectief tweezijdig. Wanneer de arm tussen takken van een struik door wordt gestoken, kunnen de opvangelementen aan beide zijden van de arm takken omsluiten en daarbij gaten in het opvangoppervlak voorkomen of verkleinen, en dus fruit opvangen. Daardoor ontstaan minder of geen gaten in het opvangoppervlak dat door de opvangers wordt gevormd. Verder kan de opvanger door de opvangelementen aan twee zijden een relatief groot oppervlak beslaan, zonder dat daarvoor in de transportrichting gezien lange opvangelementen nodig zijn. Dit biedt het voordeel dat de opvangelementen, wanneer een deel daarvan door een plant wordt afgebogen, geen of slechts een relatief klein gat achter en/of naast de plant onbedekt laten, zodat geen of minder fruit wordt verloren. Alternatief of daarbij bieden korte opvangelementen het voordeel dat om buigen door zwaartekracht te voorkomen zij minder stijf uitgevoerd hoeven te worden dan opvangelementenvan de bekende oogstinrichting, die immers langer zijn. Dergelijke minder stijve opvangelementen verkleinen de kans dat een plant door de opvangelementen wordt beschadigd tijdens het oogsten.
Het eerste flexibele opvangelement is bij voorkeur onder een niet-gestrekte hoek in een vlak dat haaks staat op een langsrichting van de arm ten opzichte van het tweede flexibele opvangelement bevestigd. Hierdoor vormen de opvangelementen, in een dwarsdoorsnede van de arm gezien, een V-vorm, waarbij de arm in de hoek van de V ligt, en het eerste respectievelijk het tweede opvangelement elk een been van de V vormt.
De opvanger vormt door zijn V-vorm een goot waarin fruit dat van de planten wordt geschud of geplukt en laten vallen in de langsrichting van de arm kan worden geleid. Bij voorkeur strekken de flexibele opvangelementen zich daartoe vanaf de arm uit in een bij normaal gebruik van de oogstinrichting naar boven toe gedefinieerde richting. Daardoor bevindt de arm zich nabij de onderzijde van de door de opvangelementen gevormde goot. Geoogst fruit zal dus in de goot naar de arm toe rollen. Omdat de opvangelementen aan de arm zijn bevestigd is de goot juist nabij de arm voldoende stevig om het geoogste fruit te geleiden, waardoor geen of weinig fruit tussen de opvangelementen door valt. Tevens wordt het fruit op deze manier weggeleid van de vrije einden van de opvangelementen, hetgeen althans voor een deel voorkomt dat fruit van de opvanger af valt.
Wanneer meerdere armen naast elkaar zijn aangebracht, bijvoorbeeld twee of meer aan eenzelfde houder en/of bij meerdere houders naast elkaar, raakt bij voorkeur een vrij eind van het eerste flexibele opvangelement van een bepaalde arm een vrij eind van het tweede flexibele opvangelement van een naastgelegen arm althans bijna. Hierdoor ontstaat door de twee naast elkaar gelegen armen een gezamenlijk opvangoppervlak, dat geen of slechts kleine gaten onbedekt laat, Hierdoor kan een groter gedeelte van het fruit worden opgevangen.
Het is ook denkbaar naast elkaar gelegen opvangers elkaar althans voor een deel overlappen. Hierdoor ontstaan tijdens het oogsten relatief kleine gaten om planten heen, waardoor minder fruit wordt verloren.
Overigens strekken de armen zich ook vanaf de houder in de naar boven toe gedefinieerde richting uit, zodat geoogst fruit in de langsrichting van de arm naar de houders toe rolt. Daar kan het fruit worden opgevangen in daarvoor aangebrachte opvangbakken.
Wanneer de opvanger borstelharen heeft, zijn deze bij voorkeur onder een scherpe hoek met de arm verbonden, waarbij de scherpe hoek is gedefinieerd tussen de arm en de daaraan bevestigde borstelharen, aan een naar de houder gerichte zijde van de borstelharen. Met andere woorden wijzen de borstelharen enigszins terug in de richting van de houder. Hierdoor kan de arm gemakkelijk langs een plant, of tussen takken van een struik door, worden bewogen in de insteekrichting, omdat de verplaatsing van de plant ten opzichte van de houder in dat geval met de richting van de borstelharen mee plaatsvindt.
De arm is bij voorkeur flexibel. Daardoor kan de arm namelijk afbuigen wanneer zich een plant of tak op de plek van de arm bevindt. Het wordt daardoor mogelijk om de houder in de insteekrichting te verplaatsen om fruit op te vangen, zelfs wanneer de oogstinrichting zo ten opzichte van een plant is uitgelijnd dat een plant zich op de plek van een arm bevindt. Immers zal de arm dan afbuigen om ruimte te maken voor de plant of tak.
Om de gewenste flexibiliteit van de arm te verkrijgen, kan deze van een kunststof zijn vervaardigd. Dat geldt overigens ook voor de opvangelementen, e.g. de borstelharen of de strook, die doorgaans ook flexibel zijn uitgevoerd. De flexibele borstelharen zorgen voor een dempende en/of verende werking wanneer fruit op de borstels valt. De borstels voorkomen daardoor althans voor een deel dat het fruit door vallen beschadigt.
In een praktische uitvoeringsvorm van de oogstinrichting, is deze voorzien van ten minste twee in de insteekrichting van elkaar verwijderde houders, waarbij de armen van de opvangers van de twee in de insteekrichting van elkaar verwijderde houders naar elkaar toe zijn gericht. Tussen de twee in de insteekrichting van elkaar verwijderde houders ontstaat een oogstzone. Een oogstinrichting met een dergelijke oogstzone kan vervolgens over een plant heen worden gereden, die zich op dat moment in de oogstzone bevindt, waardoor zich aan twee zijden van de plant een houder bevindt. De armen van de beide houders zijn dan naar de plant toe gericht. Hierdoor is het bijzonder gemakkelijk om rondom de gehele plant een althans nagenoeg ononderbroken opvangoppervlak van opvangers te voorzien, om zo te zorgen dat weinig of geen fruit op de grond walt.
Het is bijzonder voordelig wanneer een minimale afstand in de insteekrichting tussen de ten minste twee verplaatsbare houders is gedefinieerd, waarbij elke arm ongeveer de helft van die minimale afstand in de insteekrichting overbrugt. Doordat elke arm ongeveer de helft van de minimale afstand overbrugt raken de vrije einden van de naar elkaar toe gerichte armen elkaar althans bijna. Hierdoor wordt een gecombineerd, althans nagenoeg ononderbroken opvangoppervlak gevormd door de opvangers van de tegenover elkaar gelegen armen. Dit zorgt wederom voor het beperken of voorkomen van het verlies van fruit.
Het is voordelig wanneer de armen van de opvangers van de twee in de insteekrichting van elkaar verwijderde houders in de transportrichting gezien ten opzichte van elkaar zijn versprongen, omdat de opvangers van de in de insteekrichting van elkaar verwijderde houders op die manier relatief nauw op elkaar aansluiten. Dit draagt bij aan het ononderbroken opvangoppervlak, en dus aan het verkleinen van het verlies van fruit. Het moge duidelijk zijn dat wanneer de armen op deze manier ten opzichte van elkaar zijn versprongen, de vrije einden van de armen elkaar niet zullen raken. De vrije einden van de opvangers die door die armen worden gevormd raken elkaar echter nog wel althans bijna, waardoor het opvangoppervlak nog steeds althans nagenoeg ononderbroken blijft.
De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit, omvattende de stappen van het in een transportrichting naar ten minste één plant verplaatsen van een oogstinrichting zoals hierboven omschreven, het in de insteekrichting naar de te minste ene plant verplaatsen van de ten minste ene houder, zodanig, dat het ten minste ene 5 flexibele opvangelement een opvangoppervlak althans voor een deel rondom de ten minste ene plant vormt, het schudden van de ten minste ene plant, zodat het daaraan hangend fruit op het opvangoppervlak valt, of het plukken en laten vallen van frait, en het verzamelen van het door het opvangoppervlak opgevangen fruit.
Volgens de uitvinding kan de werkwijze worden uitgevoerd met een oogstinrichting zoals die hierboven is omschreven, met willekeurig welke van de hierboven genoemde kenmerken.
De werkwijze kan daardoor de daarbij genoemde voordelen bieden.
In het bijzonder biedt de werkwijze volgens de uitvinding een efficiënte manier van oogsten, omdat geen of weinig fruit wordt verloren doordat het op de grond valt.
Wanneer de werkwijze wordt uitgevoerd met de oogstinrichting die is voorzien van ten minste twee in de insteekrichting van elkaar verwijderde houders, waarbij de armen van de opvangers van de twee in de insteekrichting van elkaar verwijderde houders naar elkaar toe zijn gericht, kunnen de ten minste twee houders vanaf tegenovergelegen zijden van de plant daar naartoe worden verplaatst.
Zo kan de plant alzijdig omsloten worden door de opvangers.
De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van figuren, waarin: figuur 1 schematisch een perspectivisch bovenaanzicht toont van een uitvoeringsvorm van de oogstinrichting volgens de uitvinding terwijl deze verplaatst wordt langs een rij planten; figuur 2 schematisch een perspectivisch aanzicht toont van de oogstinrichting van figuur 1, waarbij ter verduidelijking een aantal elementen zijn weggelaten; figuur 3 schematisch een bovenaanzicht toont van twee houders en twee borstels volgens de stand van de techniek; figuur 4 schematisch een bovenaanzicht toont van een aantal houders met daaraan bevestigde borstels volgens een uitvoeringsvorm van de oogstinrichting volgens de uitvinding; figuur 5 schematisch een perspectivisch aanzicht toont van een enkele houder met daaraan twee borstels van figuur 4; figuur 6 schematisch een bovenaanzicht toont van een houder volgens een andere uitvoeringsvorm, die een flexibele strook omvat; figuren 7a en 7b schematisch een doorsnede tonen van een aantal naast elkaar geplaatste houders die elkaar volgens een andere uitvoeringsvorm overlappen; en figuur 8 een stroomdiagram toont van een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding.
In de figuren wordt met gelijke verwijzingscijfers verwezen naar gelijke elementen. Naar soortgelijke elementen in een bepaalde uitvoeringsvorm wordt steeds verwezen met verwij zingscijfers die met honderd {100) zijn verhoogd ten opzichte van een eerdere Uitvoeringsvorm.
Figuren 1 en 2 tonen een oogstinrichting 1 die gebruikt wordt voor het oogsten van aan een plant 2 hangend fruit. In dit geval zijn planten 2 sterk versimpeld weergegeven. De planten 2 kunnen bijvoorbeeld struiken 2 zijn, die uit meerdere takken bestaan die zich vanuit de grond omhoog uitstrekken. De planten 2 staan doorgaans in een rij om het oogsten te vergemakkelijken, maar bevinden zich niet altijd exact op een rechte lijn. De afwijking van de planten 2 ten opzichte IO van een exact rechte lijn komt willekeurig tot stand tijdens het planten en/of groeien van de planten 2, en bemoeilijkt het oogsten zoals hieronder verder wordt toegelicht. Aan de planten 2 hangt fruit (niet getoond) dat loslaat van de plant 2 wanneer de plant 2 wordt geschud. Het fruit kan natuurlijk ook worden geplukt en losgelaten. Het fruit valt dan, tenzij het wordt opgevangen, op de grond. Fruit dat op de grond valt wordt als verloren beschouwd, waardoor het dus belangrijk is zo veel mogelijk fruit op te vangen om een zo groot mogelijk deel van de oogst te kunnen gebruiken.
Om fruit van dergelijke planten 2 te oogsten, is een oogstinrichting 1 voorzien die een frame 3 heeft dat in een transportrichting T verplaatsbaar is. De transportrichting T is gelijk aan de langsrichting van de rij waarin de planten 2 staan. Het frame 3 is in deze uitvoeringsvorm verrijdbaar doordat het van wielen 4 is voorzien. Om de planten 2 van twee zijden te kunnen benaderen is het frame 3 gevormd als een portaal dat over de rij planten 2 heen kan worden verplaatst. Het portaal omvat twee framehelften 14A, 14B die aan hun bovenzijde verbonden zijn door een brugstuk 15. Tijdens het oogsten wordt de oogstinrichting 1 dus over de rij planten heen verplaatst in de langsrichting van de rij planten 2, dat wil zeggen in de transportrichting T.
De getoonde oogstinrichting heeft meerdere houders 5, waaraan opvangers 6 zijn bevestigd.
In dit voorbeeld zijn de opvangers 6 borstels 6. Met verwijzing naar figuur 6 wordt hieronder uitgelegd dat de opvangers 6 in plaats van borstels met borstelharen ook een flexibele strook kunnen hebben. De houders 5 zijn in een insteekrichting S ten opzichte van het frame 3 verplaatsbaar, en de borstels 6 die aan de houders 5 zijn bevestigd dus ook. De insteekrichting S is dwars gedefinieerd op de transportrichting T, beschouwd. in het horizontale vlak. Voor elke houder 5 is de insteekrichting van de betreffende framehelft 14A, resp. 14B naar de tegenovergelegen framehelft 14B, resp. 14A gedefinieerd, en dus naar een plant 2 toe, als er tenminste een plant 2 aanwezig is onder het frame 3 bij die houder 5. De oogstinrichting 1 heeft in het getoonde voorbeeld meerdere houders 5 aan weerszijden van het frame 3, welke in de insteekrichting S van elkaar zijn verwijderd. De planten 2 verplaatsen bij gebruik ten opzichte van het frame tussen de in de insteekrichting S van elkaar verwijderde houders 5 door.
In dit geval worden de planten 2 geschud wanneer zij zich bij de houders 5 bevinden. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn arbeiders 7 getoond die de planten 2 met de hand schudden. De arbeiders 7 zouden ook fruit kunnen plukken en het daarna laten vallen. De oogstinrichting 1 heeft voor de arbeiders 7 een staoppervlak 8. Een dergelijke oogstinrichting 1 wordt ook wel ‘semi- mechanisch’ genoemd, vanwege het handmatig, in plaat van mechanisch schudden van de planten 2 door de arbeiders 7. Het is echter ook denkbaar om mechanische schudmiddelen te voorzien, zodat de arbeiders 7 niet nodig zijn.
De borstels 6 die aan de houders 5 zijn bevestigd vormen een nagenoeg gesloten opvangoppervlak, dat zich door het in de insteekrichting verplaatsen van de houders 5 rondom een IO stam van een plant 2 sluit. Dit wordt verder verduidelijkt met verwijzing naar figuren 3 en 4.
Figuur 3 toont twee houders 105 met borstels 106 zoals die uit de stand van de techniek volgens NL 2 009 207 C bekend zijn, De borstels 106 bestaan hier uit borstelharen 109 die zich vanaf de houder 105 uitstrekken. De houders 105 lopen evenwijdig aan de transportrichting T; de borstelharen 106 lopen daarom evenwijdig aan de insteekrichting S. De houders 105 zijn in figuur 3in een naar elkaar toe geschoven stand weergegeven. Om de oogstinrichting | te verplaatsen is het bekend de houders 105 van figuur 3 uit elkaar te bewegen, dat wil zeggen, tegen de insteekrichting S in, waardoor ruimte ontstaat tussen de borstels. De oogstinrichting 1 wordt dan in de transportrichting T verplaatst naar een nieuwe plant 2 waarvan het fruit moet worden geoogst, waarna de houders 105 naar elkaar toe worden geschoven, dat wil zeggen, in de insteekrichting S naar elkaar toe worden verplaatst. De borstelharen 109 strekken zich dan langs de plant 2 uit.
In een eerste deel van figuur 3, dat met A is aangeduid, bevindt zich geen plant tussen de houders 105. De borstels 106 sluiten daarom op elkaar aan en vormen een ononderbroken opvangoppervlak. In het deel dat met B is aangegeven is een stam of tak van een plant 102 getoond, die zich precies midden tassen de houders 5 bevindt. Voor de oogstinrichting 1 met borstels 106 uit de stand van de techniek is dit het ideale geval, omdat de borstelharen 109 van de borstels 106 slechts bij hun vrije einden door de plant 102 worden verbogen. Desalniettemin ontstaat er bij dergelijke borstels 106 het probleem van een gat 110 in het door de borstels 106 gevormde opvangoppervlak, welk gat 110 in deze figuur steeds omlijnd is aangegeven, aan beide zijden van de plant 102. Het opvangoppervlak dat door de borstels 106 wordt gevormd, is dus door de gaten 110 onderbroken. Fruit kan daardoor door de gaten 110 op de grond vallen, waarna het als verloren wordt beschouwd.
Een nog groter probleem treedt op bij de borstels van figuur 3, wanneer een plant niet exact in het midden van de twee houders 105 staat, zoals is weergegeven in delen C en D van de figuur. In deze figuren is zichtbaar hoe een uit het midden geplaatste stam of tak van een plant 102 de borstelharen 109 van de meest nabije houder 105 relatief dichtbij de houder 105 opzij buigt, waardoor vanuit die nabije houder beschouwd achter de plant 102 een vrij groot gat 110 ontstaat.
Omdat planten 102 niet altijd exact op een rechte lijn staan komen de situaties van figuurdelen C en D relatief vaak voor, waardoor een relatief groot deel van de oogst wordt verloren met de borstels van figuur 3. In figuur 4 zijn borstels 206 getoond die volgens de uitvinding een arm 211 omvatten, waaraan borstelharen 209 zijn bevestigd. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn meerdere houders 205 getoond, die zich in twee rijen evenwijdig aan de transportrichting T uitstrekken. De rijen houders 205 zijn in de insteekrichting S van elkaar verwijderd. De houders 205 zijn in hun insteekrichting S verplaatsbaar ten opzichte van het frame, en werken tenzij anders aangegeven hetzelfde als de houders van figuur 3. De armen 211 strekken zich in hoofdzaak uit in de insteekrichting S van hun respectieve houder 205. De armen 211 van houders 205 die in de insteekrichting S van elkaar zijn verwijderd zijn naar elkaar toe gericht, en raken elkaars vrije eind althans bijna. Daartoe overbrugt elke arm 211 ongeveer de helft van een minimale afstand tussen twee in de insteekrichting S van elkaar verwijderde houders 205.
De borstelharen 209 zijn aan de arm 211 bevestigd en strekken zich in hoofdzaak evenwijdig aan de transportrichting T uit. Hierdoor ontstaat geen of een minder groot gat in het door de borstels 206 gevormde opvangoppervlak, zelfs niet wanneer een plant 202 niet midden tussen de houders 205 staat, Uit figuur 4 blijkt verder dat de borstelharen 209 zich in twee richtingen vanaf de arm 211 uitstrekken, namelijk in de transportrichting en daar tegenin. Elke borstel 206 is daardoor tweezijdig. De vrije einden van borstelharen 209 van naast elkaar gelegen armen raken elkaar althans bijna, waardoor een althans nagenoeg ononderbroken opvangoppervlak van borstels 206 ontstaat. Het is natuurlijk ook denkbaar de borstels 206 éénzijdig uit te voeren, en de vrije einden van borstelharen 209 van een bepaalde arm 211 althans bijna een naastgelegen arm 211 te laten raken om een althans nagenoeg gestoten opvangoppervlak te vormen.
In figuur 4 is verder een hoek B gedefinieerd tussen de borstelharen 209 en de arm 211 waaraan zij zijn bevestigd, aan de naar de houder gerichte zijde van de borstelharen 209. Zoals in de figuur te zien is de hoek P scherp, dat wil zeggen groter dan 0° maar kleiner dan 90°. Daardoor wijzen de borstelharen 209 enigszins terug naar de houder 205 aan de arm 211 waarvan zij zijn bevestigd. Op deze wijze wordt een borstel 206, wanneer die in de insteekrichting naar een plant 202 wordt verplaatst, met de borstelharen 209 mee verplaatst, zodat de borstelharen niet achter obstakels blijven hangen en er geen grote gaten ontstaan. Doordat de armen 211 van de borstels 206 van tegenover elkaar gelegen houders 205 ten opzichte van elkaar in de transportrichting T zijn versprongen, komen de tegenover elkaar gelegen borstels 206 van die houders 205 aan hun vrije eind in vorm in hoofdzaak overeen. Dit draagt bij aan het vormen van het althans nagenoeg ononderbroken opvangoppervlak.
De armen 211 zijn flexibel uitgevoerd, zodat zij licht kunnen buigen wanneer een plant 202 zich bevindt op de plek van een arm 211. Dit is in figuur 4 weergegeven met gebogen armen 211°.
In dit geval zijn de armen 211 daarom van een kunststof vervaardigd. De borstelharen 209 zijn in dit geval ook van kunststof vervaardigd.
In figuur 5 is een enkele houder 205 uit figuur 4 in perspectivisch aanzicht weergegeven. Aan de houder 205 zijn twee borstels 206 bevestigd, hoewel ieder ander aantal borstels 206 per houder ook denkbaar zou zijn. In deze figuur is zichtbaar dat een eerste deel van de borstelharen 209 onder een niet-gestrekte hoek a in een vlak dat haaks staat op een langsrichting van de arm 211 ten opzichte van het tweede deel van de borstelharen 209 is bevestigd. Hierdoor vormen de borstelharen 209 de benen van een V-vorm, in een dwarsdoorsnede haaks op de langsrichting van de arm 211 gezien, waarbij de arm 211 in de hoek van de V-vorm ligt. Hierdoor vormt elke borstel 206 een goot waardoorheen opgevangen fruit kan rollen. De houder 206 wordt zo gemonteerd dat bij normaal gebruik de borstelharen 209 zich vanaf de arm 211 naar boven toe uitstrekken, waardoor geoogst fruit door de zwaartekracht naar de arm 211 van elke borstel toe rolt. Daardoor wordt voorkomen dat fruit tassen twee naast elkaar gelegen borstels 206 door valt.
De houders 205 omvatten verder opvangbakken 212. De borstels 206 zijn in het verlengde van de opvangbakken 212 aangebracht, en eindigen in de opvangbakken 212. Fruit kan daardoor vanaf de borstel 206 van een bepaalde houder 205 in de opvangbak 212 daarvan rollen. Vanuit de opvangbak 212 wordt het fruit doorgaans gelost in een verzamelkist 13 (zie figuur 1). De oogstinrichting 1 volgens de uitvinding biedt opslagruimte voor meerdere verzamelkisten 13, die al dan niet met fruit gevuld kunnen worden gestapeld en bewaard totdat zij van de oogstinrichting 1 af worden genomen.
In figuur 6 is een enkele houder 305 getoond volgens een andere uitvoeringsvorm. Deze houder 305 heeft dezelfde kenmerken als hierboven omschreven en kan dus op dezelfde manier worden toegepast. De houder 305 van figuur 6 verschilt echter van de hierboven omschreven houders in dat deze houder 305 geen borstelharen heeft, maar een flexibele strook 316 die de borstelharen vervangt. De houder 305 heeft in dit geval één arm 311, maar kan er ook meerdere hebben. Aan weerszijden van de arm is een flexibele strook 316 aangebracht, die in de langsrichting van de arm 311 langs de arm 311 liggen. De flexibele stroken 316 strekken zich vanaf de arm 311 in een richting in hoofdzaak dwars op de arm 311 uit, dat wil zeggen van de arm 311 af, zodat zij zich bij gebruik in de hierboven omschreven oogstinrichting vanaf de arm 311 in en tegen de transportrichting T in uitstrekken.
In figuren 7A en 7B is sterk versimpeld weergegeven hoe naast elkaar gelegen houders 405, 505, elkaar althans voor een deel kunnen overlappen. In figuur 7A zijn m hoofdzaak identieke houders 405 getoond, met borstelharen 409 die zoals hierboven omschreven een goot definiëren. Vanzelfsprekend zouden ook hier de borstelharen 409 vervangen kunnen worden door een flexibele strook. De houders 409 zijn in de hoogterichting ten opzichte van elkaar versprongen, zodat de vrije einden van naar elkaar gerichte borstelharen 409 juist boven elkaar liggen. Daardoorontstaat een relatief klein gebied waarin de borstelharen 409 elkaar overlappen. In figuur 7B zijn ook identieke houders 505 weergegeven, die echter op gelijke hoogte zijn aangebracht. De borstelharen aan één zijde (zie 509°) van de armen zijn steeds langer dan die (zie 509) van de andere zijde, zodat de borstelharen 509’ van de ene zijde boven de borstelharen 509 aan een andere zijde van een naastgelegen arm eindigen, en deze althans voor een deel overlappen. Ook hier kunnen de borstelharen 509, 509’ vervangen worden door flexibele stroken.
In figuur 8 is door middel van een stroomdiagram een uitvoeringsvorm van de werkwijze 99 volgens de uitvinding weergegeven. De werkwijze 99 omvat, na aanvang, een eerste stap S1 van het in een transportrichting naar ten minste één plant verplaatsen van een oogstinrichting volgens de uitvinding. Daarna volgt een tweede stap S2 van het in de insteekrichting naar de te minste ene plant verplaatsen van de ten minste ene houder, zodanig, dat de borstelharen een opvangoppervlak althans voor een deel rondom de ten minste ene plant vormen. De eerste stap S1 en tweede stap S2 kunnen tegelijkertijd worden uitgevoerd. Na de tweede stap S2 volgt een derde stap S4 van het schudden van de ten minste ene plant, zodat het daaraan hangend fruit op het opvangoppervlak valt, of het plukken en laten vallen van fruit. Zoals hierboven uitgelegd kan dat zowel mechanisch als met de hand gebeuren. Voor het afronden van de werkwijze volgt nog cen laatste, vierde stap S4 van het verzamelen van het door het opvangoppervlak opgevangen fruit. Dit kan bijvoorbeeld door de houders van opvangbakken te voorzien zoals hierboven is uitgelegd, en het fruit vervolgens in verzamelkisten te storten.
De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven omschreven of de in de figuren getoonde uitvoeringsvormen, maar strekt zich tevens uit tot hetgeen in de conclusies, die nu volgen, is gedefinieerd.

Claims (17)

  1. Conclusies I. Oogstinrichting voor het oogsten van aan een plant hangend fruit, omvattende: - een in een transportrichting verplaatsbaar frame; - ten minste één houder die in een insteekrichting in hoofdzaak dwars op de transportrichting ten opzichte van het frame verplaatsbaar is; en - ten minste één aan de ten minste ene houder bevestigde opvanger, met het kenmerk, dat de ten minste ene opvanger omvat: - een arm die zich in hoofdzaak in de insteekrichting vanaf de houder uitstrekt; en - ten minste één flexibel opvangelement, dat aan de arm is bevestigd en zich vanaf de arm in hoofdzaak evenwijdig aan de transportrichting uitstrekt.
  2. 2. Oogstinrichting volgens conclusie 1, waarbij het ten nunste ene flexibele opvangelement gevormd wordt door een flexibele strook, die bij voorkeur van eventueel synthetisch rubber is vervaardigd.
  3. 3. Oogstinrichting volgens conclusie 1, waarbij het ten minste ene flexibele opvangelement gevormd wordt door een aantal borstelharen, die aan de arm zijn bevestigd en zich in hoofdzaak evenwijdig aan de transportrichting uitstrekken.
  4. 4. Oogstinrichting volgens één der conclusies 1 - 3, waarbij een eerste flexibel opvangelement zich vanaf de arm in hoofdzaak in de transportrichting uitstrekt en een tweede flexibel opvangelement zich in hoofdzaak tegen de transportrichting in uitstrekt.
  5. 5. Oogstinrichting volgens conclusie 4, waarbij het eerste flexibele opvangelement onder een niet-gestrekte hoek in een vlak dat haaks staat op een langsrichting van de arm ten opzichte van het tweede flexibele opvangelement is bevestigd.
  6. 6. Oogstinrichting volgens conclusie 5, waarbij het ten minste ene opvangelement zich vanaf de arm uitstrekt in een bij normaal gebruik van de oogstinrichting naar boven toe gedefinieerde richting.
  7. 7. Oogstinrichting volgens één der conclusies 4 — 6, waarbij een vrij eind van het eerste flexibele opvangelement van een bepaalde arm een vrij eind van het tweede flexibele opvangelement van een naastgelegen arm althans bijna raken.
  8. 8. Oogstinrichting volgens één der conclusies 1 — 6, waarbij naast elkaar gelegen opvangers elkaar althans voor een deel overlappen.
  9. 9. Oogstinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de arm zich vanaf de houder uitstrekt in een bij normaal gebruik van de oogstinrichting naar boven toe gedefinieerde richting.
  10. IO. Oogstinrichting volgens althans conclusie 3, waarbij de borstelharen onder een scherpe hoek met de arm zijn verbonden, waarbij de scherpe hoek is gedefinieerd tussen de arm en de daaraan bevestigde borstelharen, aan een naar de houder gerichte zijde van de borstelharen.
  11. 11. Oogstinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de arm flexibel is,
  12. 12. Oogstinrichting volgens conclusie 8 en/of 3, waarbij de arm en/of het opvangelement, zoals de borstelharen of de strook, van een kunststof zijn vervaardigd.
  13. 13. Oogstinrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van ten minste twee in de insteekrichting van elkaar verwijderde houders, waarbij de armen van de opvangers van de twee in de insteekrichting van elkaar verwijderde houders naar elkaar toe zijn gericht.
  14. 14, Oogstinrichting volgens conclusie 13, waarbij een minimale afstand in de insteekrichting tussen de ten minste twee verplaatsbare houders is gedefinieerd, waarbij elke arm ongeveer de helft van die minimale afstand in de insteekrichting overbrugt.
  15. 15. Oogstinrichting volgens conclusie 13 of 14, waarbij de armen van de opvangers van de twee inde insteekrichting van elkaar verwijderde houders in de transportrichting gezien ten opzichte van elkaar zijn versprongen.
  16. 16. Werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit, omvattende de stappen van: - het in een transportrichting naar ten minste één plant verplaatsen van een oogstinrichting volgens één der voorgaande conclusies; - het in de insteekrichting naar de te minste ene plant verplaatsen van de ten minste ene houder, zodanig, dat de het ten minste ene flexibele opvangelement een opvangoppervlak althans voor een deel rondom de ten minste ene plant vormt; - het schudden van de ten minste ene plant, zodat het daaraan hangend fruit op het opvangoppervlak valt, of het plukken en laten vallen van fruit; en - het verzamelen van het door het opvangoppervlak opgevangen fruit.
  17. 17. Werkwijze volgens conclusie 16, onder gebruikmaking van een oogstinrichting volgens conclusie 13, waarbij de ten minste twee houders vanaf tegenovergelegen zijden van de plant daar naartoe worden verplaatst.
NL2022482A 2019-01-30 2019-01-30 Oogstinrichting en werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit NL2022482B1 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2022482A NL2022482B1 (nl) 2019-01-30 2019-01-30 Oogstinrichting en werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit
EP20703845.6A EP3917308A1 (en) 2019-01-30 2020-01-30 Harvesting device and method for harvesting fruit hanging from a plant
CA3126774A CA3126774A1 (en) 2019-01-30 2020-01-30 Harvesting device and method for harvesting fruit hanging from a plant
PCT/NL2020/050054 WO2020159371A1 (en) 2019-01-30 2020-01-30 Harvesting device and method for harvesting fruit hanging from a plant
CN202080026925.7A CN113677191B (zh) 2019-01-30 2020-01-30 用于收获悬挂在植物上的果实的收获装置和方法
US17/425,800 US20220330482A1 (en) 2019-01-30 2020-01-30 Harvesting device and method for harvesting fruit hanging from a plant

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2022482A NL2022482B1 (nl) 2019-01-30 2019-01-30 Oogstinrichting en werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2022482B1 true NL2022482B1 (nl) 2020-08-18

Family

ID=65496959

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2022482A NL2022482B1 (nl) 2019-01-30 2019-01-30 Oogstinrichting en werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit

Country Status (6)

Country Link
US (1) US20220330482A1 (nl)
EP (1) EP3917308A1 (nl)
CN (1) CN113677191B (nl)
CA (1) CA3126774A1 (nl)
NL (1) NL2022482B1 (nl)
WO (1) WO2020159371A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2604387A (en) 2021-03-04 2022-09-07 Berry Gardens Growers Ltd Fruit tool collector and harvester

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2658381A1 (fr) * 1990-02-21 1991-08-23 Fouquet Jean Dispositif adaptable sur les machines automotrices ou tractees pour la recolte de raisins ou de fruits divers des plantations en ligne.
GB2281493A (en) * 1993-09-06 1995-03-08 Jorma Turunen Fruit picking device.
NL2009207C2 (nl) 2012-07-19 2013-05-01 Driessen Blueberries B V Inrichting geschikt voor het oogsten van aan een plant hangend fruit alsmede een werkwijze voor het oogsten van het oogsten van aan een plant hangend fruit.

Family Cites Families (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3439482A (en) * 1968-02-29 1969-04-22 Chisholm Ryder Co Inc Grape harvesting machine
US3521438A (en) * 1968-03-01 1970-07-21 Joseph J Adrian Strawberry harvester
US3538694A (en) * 1969-07-01 1970-11-10 Chisholm Ryder Co Inc Fruit collector apparatus for harvesters
US3601965A (en) * 1969-10-06 1971-08-31 Up Right Inc Harvesting machine with flexible closure
US3690054A (en) * 1970-08-11 1972-09-12 Angelo N De Carlo Catcher frame for harvester
US3815343A (en) * 1971-09-07 1974-06-11 Darf Corp Method for harvesting grapes
US3772866A (en) * 1971-09-07 1973-11-20 Darf Corp Apparatus for harvesting grapes
US3822537A (en) * 1971-09-07 1974-07-09 Darf Corp Apparatus for harvesting grapes
FR2351581A1 (fr) * 1976-05-19 1977-12-16 Howard Machinery Ltd Plancher inferieur d'une machine de cueillette de baies ou fruits portes par des arbustes
US4150526A (en) * 1977-11-04 1979-04-24 Chisholm-Ryder Company, Inc. Collector leaf construction for harvesting machine
US5109657A (en) * 1991-05-10 1992-05-05 Devries Jeffrey S Receiving system for a berry harvester
US5181373A (en) * 1992-02-07 1993-01-26 Littau Eugene G Harvester with moving guide
US5495708A (en) * 1994-08-31 1996-03-05 Fmc Corporation Canopy harvester with force balanced drive
US6865872B2 (en) * 2002-05-16 2005-03-15 Ag-Right Enterprises Over-the-row single sided harvester
US8117814B2 (en) * 2010-01-11 2012-02-21 Rupinder Singh Sidhu Crop catching apparatus and crop harvesting machine employing the same
FR2968164B1 (fr) * 2010-12-07 2013-11-08 Pellenc Sa Ecaille a rebord d'arret pour plancher de collecte de tete de recolte de petits fruits et tete de recolte en faisant application.
US9750188B2 (en) * 2015-08-11 2017-09-05 The United States Of America, As Represented By The Secretary Of Agriculture Berry catcher system
CN206533750U (zh) * 2017-01-14 2017-10-03 西北农林科技大学 一种振动采果收集装置
RS60564B1 (sr) * 2017-07-03 2020-08-31 Kokanovic Momcilo Pneumatski jastuci za meki prihvat ubranog voća kod mehanizovanog berača voća
FR3076433B1 (fr) * 2018-01-11 2020-06-26 Pellenc Collecteur de fruits comportant des ecailles a debattement limite et ecaille destinee a un tel collecteur
CN108522019A (zh) * 2018-05-24 2018-09-14 常州嘉耘机械有限公司 灌木类果实收获机
NL2022481B1 (nl) * 2019-01-30 2020-08-18 Fine Field B V Oogstinrichting en werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit
GB2604387A (en) * 2021-03-04 2022-09-07 Berry Gardens Growers Ltd Fruit tool collector and harvester

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2658381A1 (fr) * 1990-02-21 1991-08-23 Fouquet Jean Dispositif adaptable sur les machines automotrices ou tractees pour la recolte de raisins ou de fruits divers des plantations en ligne.
GB2281493A (en) * 1993-09-06 1995-03-08 Jorma Turunen Fruit picking device.
NL2009207C2 (nl) 2012-07-19 2013-05-01 Driessen Blueberries B V Inrichting geschikt voor het oogsten van aan een plant hangend fruit alsmede een werkwijze voor het oogsten van het oogsten van aan een plant hangend fruit.
WO2014012788A1 (en) * 2012-07-19 2014-01-23 Driessen Blueberries B.V. Device suitable for harvesting fruit hanging from a plant as well as a method for harvesting fruit hanging from a plant

Also Published As

Publication number Publication date
CN113677191A (zh) 2021-11-19
CA3126774A1 (en) 2020-08-06
WO2020159371A1 (en) 2020-08-06
US20220330482A1 (en) 2022-10-20
CN113677191B (zh) 2024-04-09
EP3917308A1 (en) 2021-12-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2022481B1 (nl) Oogstinrichting en werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit
DK3081071T3 (en) System for harvesting mushrooms
CA2717245C (en) Mechanized harvester
US11044850B2 (en) Fruit collector featuring scales with limited displacement and scale intended for such a collector
US9668416B2 (en) Scale with a stop rim for a collecting table of a harvester head for harvesting small fruits, and harvester head using same
NL2022482B1 (nl) Oogstinrichting en werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit
NL2009207C2 (nl) Inrichting geschikt voor het oogsten van aan een plant hangend fruit alsmede een werkwijze voor het oogsten van het oogsten van aan een plant hangend fruit.
NL1041543B1 (nl) Inrichting voor het rooien van bos-en haagplanten.
US3455453A (en) Tomato harvester separator
NL1036829C2 (nl) Inrichting voor het verzamelen van vruchten tijdens het oogsten ervan.
NL1002155C2 (nl) Inrichting voor het ondersteunen van meerdere achter elkaar opgestelde planten.
NL8000659A (nl) Inrichting voor het in een keer plaatsen van een groep perspotten in een plantenkwekersbak of dergelijke.
RU2692904C1 (ru) Способ механизированной уборки плодов преимущественно рядовой посадки
EP3785519B1 (en) Conveying system for a fruit harvester
NL2031821B1 (nl) Teelthouder met lichtwering en werkwijze voor het met een teelthouder met lichtwering telen van teelgoed
NL1042300B1 (nl) Aardbeienopkweektray
SU1170989A1 (ru) Подборщик плодов
LV15639B (lv) Ogu novākšanas ierīce
NL1042359B1 (nl) Steuninrichting voor een plant
RU1813350C (ru) Устройство дл ручного сбора год
SU1147270A1 (ru) Устройство дл ручного сбора год
BE1021748B1 (nl) Verbeterde rooimachine
NL8004321A (nl) Bietenrooimachine.