NL2021779B1 - Dakrand met afdichtingsstrook - Google Patents

Dakrand met afdichtingsstrook Download PDF

Info

Publication number
NL2021779B1
NL2021779B1 NL2021779A NL2021779A NL2021779B1 NL 2021779 B1 NL2021779 B1 NL 2021779B1 NL 2021779 A NL2021779 A NL 2021779A NL 2021779 A NL2021779 A NL 2021779A NL 2021779 B1 NL2021779 B1 NL 2021779B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
profile
corner
plate
horizontal
trim plate
Prior art date
Application number
NL2021779A
Other languages
English (en)
Inventor
Claerhout Rik
Original Assignee
Claerhout Aluminium
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Claerhout Aluminium filed Critical Claerhout Aluminium
Application granted granted Critical
Publication of NL2021779B1 publication Critical patent/NL2021779B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04DROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
    • E04D13/00Special arrangements or devices in connection with roof coverings; Protection against birds; Roof drainage ; Sky-lights
    • E04D13/15Trimming strips; Edge strips; Fascias; Expansion joints for roofs
    • E04D13/155Trimming strips; Edge strips; Fascias; Expansion joints for roofs retaining the roof sheathing
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04DROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
    • E04D13/00Special arrangements or devices in connection with roof coverings; Protection against birds; Roof drainage ; Sky-lights
    • E04D13/15Trimming strips; Edge strips; Fascias; Expansion joints for roofs

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)

Abstract

Dakrand die een sierplaat en een onderprofiel omvat. De sierplaat is op het onderprofiel geklikt. Het onderprofiel omvat een bovenste uiteinde. Een flexibel afdichtingsstuk is aangebracht tussen het bovenste uiteinde van het onderprofiel en de sierplaat. Een gerelateerde dakdichting, werkwijze, en kit met onderdelen zijn ook voorzien.

Description

DAKRAND METAFDICHTINGSSTROOK TECHNISCH VELD
De uitvinding heeft betrekking op dakranden, dakdichtingen, gerelateerde werkwijzen, en een gerelateerde kit met onderdelen.
TECHNOLOGISCHE ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Dakranden zijn een veelvoorkomend constructie element. Ze worden onder meer gebruikt om muren te beschermen tegen regenwater. Sommige bestaande dakranden omvatten een onderprofiel en een sierplaat die op elkaar klikbaar zijn. Het onderprofiel zorgt voor bevestiging van de sierplaat aan het dak, en de sierplaat bepaalt het uitzicht van de dakrand. Zulke dakranden zijn eenvoudig te produceren en gemakkelijk te installeren. Echter, dergelijke dakranden hebben als nadeel dat ze niet noodzakelijk slagwaterdicht zijn. Ook kunnen deze dakranden slecht trillingen opvangen. Ook moet het ontwerp van de dakrand aangepast worden naargelang de dikte van de dakbedekking waarbij die wordt gebruikt. Verder kunnen kleine oneffenheden zorgen voor ongelijke klemming van de sierplaat op het onderprofiel.
SAMENVATTING
De uitvinding en geprefereerde uitvoeringsvormen ervan voorzien een dakrand die waterdicht is, die trillingen efficiënt opvangt, die geschikt is voor gebruik met een dakbedekking van verschillende diktes, en die uniforme klemming toelaat, zelfs in aanwezigheid van kleine oneffenheden.
Aldus voorzien hierin is een dakrand omvattende een sierplaat en een onderprofiel, waarbij de sierplaat op het onderprofiel geklikt is, waarbij het onderprofiel een bovenste uiteinde omvat, en waarbij een flexibel afdichtingsstuk is aangebracht tussen het bovenste uiteinde van het onderprofiel en de sierplaat.
In sommige uitvoeringsvormen omvat het flexibel afdichtingsstuk rotvrije plakband van PVC schuim.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de sierplaat aluminium.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de sierplaat de volgende onderdelen: een onderste uiteinde, een verticaal deel, een horizontaal deel, en een bovenste uiteinde; waarbij het onderste uiteinde verbonden is met het verticaal deel en een hoek maakt van 45° tot 135°, bijvoorbeeld een hoek van 80 tot 90° met het verticaal deel; waarbij het verticaal deel verbonden is met het horizontaal deel en het verticaal deel een hoek maakt van 80 tot 90° met het horizontaal deel; en waarbij het horizontaal deel verbonden is met het bovenste uiteinde van de sierplaat.
In sommige uitvoeringsvormen maakt het bovenste uiteinde van de sierplaat een hoek van 45° tot 90° met het horizontaal deel van de sierplaat.
In sommige uitvoeringsvormen heeft het verticaal deel van de sierplaat een hoogte van 30 tot 400 mm, bij voorkeur een hoogte van 60 tot 70 mm.
In sommige uitvoeringsvormen heeft het horizontaal deel van de sierplaat een lengte van 5 tot 60 mm, bijvoorbeeld van 17 tot 52 mm.
In sommige uitvoeringsvormen heeft het bovenste uiteinde van de sierplaat een lengte van 10 tot 20 mm.
In sommige uitvoeringsvormen omvat het onderprofiel een horizontaal oplegvlak, waarbij het horizontaal oplegvlak op twee plaatsen is verbonden met het bovenste uiteinde, en waarbij er zich een uitsparing bevindt tussen het horizontaal oplegvlak en het bovenste uiteinde.
In sommige uitvoeringsvormen omvat het onderprofiel verder de volgende onderdelen: een onderste uiteinde, een verticaal deel, en een verticaal steunvlak; waarbij het onderste uiteinde is verbonden met het verticaal deel; waarbij het verticaal deel is verbonden met het bovenste uiteinde en met het horizontaal oplegvlak; en waarbij het horizontaal oplegvlak is verbonden met het verticaal steunvlak.
In sommige uitvoeringsvormen is de uitsparing gevormd als een driehoek.
In sommige uitvoeringsvormen is de uitsparing gevormd als een driehoek met minstens één afgerond hoekpunt.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand verder een hoekstuk en een hoeksierplaat, waarbij het hoekstuk twee verkleinde uiteinden omvat, en waarbij de verkleinde uiteinden elk in een uitsparing van een onderprofiel geschoven zijn.
In sommige uitvoeringsvormen is er een flexibel afdichtingsstuk tussen het hoekstuk en de hoeksierplaat aangebracht.
Verder voorzien hierin is een dakdichting omvattende een dakbedekking, een dakrand zoals hierin voorzien, en optioneel omvattende een bevestigingsondergrond.
In sommige uitvoeringsvormen omvat het onderprofiel een horizontaal oplegvlak, waarbij het horizontaal oplegvlak rust op een muur of op de bevestigingsondergrond; en waarbij de dakbedekking is aangebracht bovenop het horizontaal oplegvlak en het bovenste uiteinde van het onderprofiel.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de sierplaat een horizontaal deel, en bevindt het flexibel afdichtingsstuk zich tussen de dakbedekking en het horizontaal deel van de sierplaat.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de sierplaat een bovenste uiteinde, en bevindt het flexibel afdichtingsstuk zich tussen de dakbedekking en het bovenste uiteinde van de sierplaat.
In sommige uitvoeringsvormen heeft de dakbedekking een dikte van 0.5 mm tot 4.0 mm.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakdichting verder een hoekstuk en een hoeksierplaat, waarbij het hoekstuk twee verkleinde uiteinden omvat, en waarbij de verkleinde uiteinden elk in een uitsparing van een onderprofiel geschoven zijn.
In sommige uitvoeringsvormen is een flexibel afdichtingsstuk tussen het hoekstuk en de hoeksierplaat aangebracht.
Verder voorzien hierin is een kit van onderdelen voor het vervaardigen van een dakrand zoals hierin voorzien, de dakrand omvattende een sierplaat, een onderprofiel, en een flexibel afdichtingsstuk, waarbij de sierplaat en het onderprofiel klikbaar met elkaar verbindbaar zijn, waarbij het onderprofiel een bovenste uiteinde omvat, en waarbij het flexibel afdichtingsstuk aanbrengbaar is tussen het bovenste uiteinde van het onderprofiel en de sierplaat.
Verder voorzien hierin is een werkwijze voor het aanbrengen van een dakdichting op een dak, bij voorkeur een dakdichting zoals hierin voorzien, de werkwijze omvattend de volgende stappen: - optioneel het plaatsen van een bevestigingsondergrond op een muur, de bevestigingsondergrond omvattende een rand; - het plaatsen van een onderprofiel op de rand van de bevestigingsondergrond of op een muur, het onderprofiel omvattende een onderste uiteinde, een horizontaal oplegvlak en een bovenste uiteinde; - het plaatsen van een dakbedekking bovenop de bevestigingsondergrond of bovenop de muur, bovenop het horizontaal oplegvlak, en bovenop het bovenste uiteinde van het onderprofiel; - het voorzien van een sierplaat omvattende een onderste uiteinde, een horizontaal deel en een bovenste uiteinde; - het plaatsen van een flexibel afdichtingsstuk op de sierplaat en, - het vastklikken van de sierplaat op het onderprofiel, waarbij het flexibel afdichtingsstuk tussen het bovenste uiteinde van het onderprofiel en de sierplaat wordt geplaatst.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een dakrand omvattende een sierplaat (en een onderprofiel, waarbij de sierplaat op het onderprofiel geklikt is; waarbij het onderprofiel een bovenste uiteinde omvat; en, waarbij een flexibel afdichtingsstuk is aangebracht tussen het bovenste uiteinde van het onderprofiel en de sierplaat; de dakrand verder omvattende een hoekstuk en een hoeksierplaat; waarbij het hoekstuk twee verkleinde uiteinden omvat; en, waarbij de verkleinde uiteinden elk in een uitsparing van een onderprofiel geschoven zijn.
Bij voorkeur is een flexibel afdichtingsstuk tussen het hoekstuk en de hoeksierplaat aangebracht.
Bij voorkeur voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het aanbrengen van een dakdichting op een dak, bij voorkeur een dakdichting zoals hierboven beschreven, de werkwijze omvattend de volgende stappen: - optioneel, het plaatsen van een bevestigingsondergrond op een muur, de bevestigingsondergrond omvattende een rand; - het plaatsen van een onderprofiel op de rand van de bevestigingsondergrond of op een muur, het onderprofiel omvattende een onderste uiteinde, een horizontaal oplegvlak en een bovenste uiteinde; - het plaatsen van een dakbedekking bovenop de bevestigingsondergrond of bovenop de muur, bovenop het horizontaal oplegvlak, en bovenop het bovenste uiteinde van het onderprofiel; - het voorzien van een sierplaat omvattende een onderste uiteinde, een horizontaal deel en een bovenste uiteinde; - het plaatsen van een flexibel afdichtingsstuk op de sierplaat; en, - het vastklikken van de sierplaat op het onderprofiel, waarbij het flexibel afdichtingsstuk tussen het bovenste uiteinde van het onderprofiel en de sierplaat wordt geplaatst; waarbij de werkwijze verder het vormen van hoeken in de dakrand van de dakdichting omvat, wat op zijn beurt de volgende bijkomende stappen omvat: - het voorzien van een hoeksierplaat en een hoekstuk; - het voorzien van een hoekstuk met verkleinde uiteinden; - het schuiven van de verkleinde uiteinden in uitsparingen van onderprofielen; - het aanbrengen van een afdichtingsstuk tussen het hoekstuk en een hoeksierplaat; - het plaatsen van de dakbedekking tussen het afdichtingsstuk en het hoekstuk; en, - het vastklikken van de hoeksierplaat op de onderprofielen.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN FIG. 1 toont een dakrand (100) die geïnstalleerd is op een muur (300). FIG. 2 toont een onderprofiel (120) en een hoekstuk (500).
Fig.3 toont twee aanzichten van een dakrand (100).
Doorheen de figuren wordt de volgende nummering gebruikt: 100 - dakrand; 110 — sierplaat; 111 - onderste uiteinde van sierplaat; 112 - bovenste uiteinde van sierplaat; 113 - verticaal deel van sierplaat; 114 - horizontaal deel van sierplaat; 120 - onderprofiel; 121 - onderste uiteinde van onderprofiel; 122 - bovenste uiteinde van onderprofiel; 123 - uitsparing; 124 - horizontaal oplegvlak; 125 -verticaal steunvlak; 126 - verticaal deel van onderprofiel; 130 - flexibel afdichtingsstuk; 140 - hoeksierplaat; 200 - bevestigingsondergrond; 300 - muur; 400 - dakbedekking; 500 - hoekstuk; 510 - ribben van hoekstuk; 520 - verkleind uiteinde van hoekstuk; 530 - centraal deel van hoekstuk; 600 -voegovertrek.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Zoals verder gebruikt in deze tekst omvatten de enkelvoudsvormen “een”, “de”, “het” zowel het enkelvoud als de meervoudsvorm tenzij de context duidelijk anders is.
De termen “omvatten”, “omvat” zoals verder gebruikt, zijn synoniem met “inclusief, “includeren” of “bevatten, “bevat" en zijn inclusief of open en sluiten bijkomende, niet vernoemde leden, elementen of methode stappen niet uit. De termen “omvatten”, “omvat” zijn inclusief de term “bevatten”.
De opsomming van numerische waarden aan hand van cijferbereiken omvat alle waarden en fracties in deze bereiken, zowel als de geciteerde eindpunten.
De term “ongeveer”, zoals gebruikt wanneer gerefereerd wordt naar een meetbare waarde zoals een parameter, een hoeveelheid, een tijdsduur, en zo meer, is bedoeld variaties te omsluiten van +/- 10% of minder, bij voorkeur +/-5% of minder, meer bij voorkeur +/-1% of minder, en meer nog bij voorkeur +/-0,1% of minder, van en vanaf de gespecificeerde waarde, in zo ver de variaties van toepassing zijn om te functioneren in de bekend gemaakte uitvinding. Het dient te worden verstaan dat de waarde waarnaar de term “ongeveer” refereert op zich, ook werd bekend gemaakt.
Alle documenten geciteerd in de huidige specificatie worden hierin volledig opgenomen door middel van verwijzing.
Tenzij anders gedefinieerd, hebben alle termen bekend gemaakt in de uitvinding, inclusief technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals een vakman deze gewoonlijk verstaat. Als verdere leidraad, worden definities opgenomen voor verdere toelichting van termen die in de beschrijving van de uitvinding worden gebruikt.
Voorzien hierin is een dakrand die een sierplaat en een onderprofiel omvat. De sierplaat en het onderprofiel zijn aan elkaar geklikt. De dakrand omvat een flexibel afdichtingsstuk die de klikverbinding slagwaterdicht maakt. Verder heeft het flexibel afdichtingsstuk als voordeel dat het trillingen opvangt, de klemming van de klikverbinding verbetert, en dat het één enkel dakrand ontwerp geschikt maakt voor gebruik met dakbedekkingen met verscheidene diktes. Een voorbeeld van een geschikte dakbedekking is roofing. Verder zijn hierin gerelateerde dakdichtingen, gerelateerde kits met onderdelen, en gerelateerde werkwijzen voorzien.
Alternatief of aanvullend kan de dakrand zoals hierin voorzien als volgt beschreven worden: de dakrand omvat een sierplaat en een onderprofiel. De sierplaat is op het onderprofiel geklikt. Het onderprofiel omvat een bovenste uiteinde. Een flexibel afdichtingsstuk is aangebracht tussen het bovenste uiteinde van het onderprofiel en de sierplaat enerzijds en de sierplaat anderzijds. Met andere woorden wordt het flexibel afdichtingsstuk geklemd tussen het onderprofiel en de sierplaat. Op deze manier wordt een dakrand voorzien die slagwaterdicht is, die trillingen opvangt, en die een uniforme klikverbinding tussen de sierplaat en het onderprofiel heeft.
Verscheidene materialen zijn geschikt ter vervaardiging van het flexibel afdichtingsstuk. Bij voorkeur worden rubbers en/of kunststoffen gebruikt. Deze stoffen zijn bij voorkeur vervormbaar, rotvrij, en vochtbestendig. In sommige uitvoeringsvormen omvat het flexibel afdichtingsstuk rotvrije plakband van PVC (polyvinylchloride) schuim. Dergelijke flexibele afdichtingsstukken gaan lang mee en zijn goed recycleerbaar.
Een flexibel afdichtingsstuk maakt het mogelijk om verschillende diktes van dakbedekking te gebruiken, alsook in het geval van overlappende dakbedekking een afdichting te garanderen.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de sierplaat aluminium. Dergelijke sierplaten hebben een zeer goede weerbestendigheid. Bijkomend of als alternatief omvat de sierplaat zink en/of PVC. In sommige uitvoeringsvormen is zowel de sierplaat als het onderprofiel vervaardigd uit PVC.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de sierplaat de volgende onderdelen: het onderste uiteinde (dat hierboven reeds vernoemd werd), een verticaal deel, een horizontaal deel, en een bovenste uiteinde. Het onderste uiteinde is verbonden met het verticaal deel. Ook maakt het onderste uiteinde bij voorkeur een hoek van 45° tot 135°, bijvoorbeeld een hoek van 80° tot 90°, met het verticaal deel. Zo kan het onderste uiteinde van de sierplaat efficiënt interageren met het onderste uiteinde van een onderprofiel ter vorming van een klikverbinding. Het verticaal deel van de sierplaat is verbonden met het horizontaal deel van de sierplaat en het verticaal deel maakt bij voorkeur een hoek van 80 tot 90° met het horizontaal deel. Het horizontaal deel is verder verbonden met het bovenste uiteinde van de sierplaat. Op deze manier vormen het horizontaal deel en/of het bovenste uiteinde van de sierplaat een structuur die toelaat, in samenwerking met samen met het onderste uiteinde van de sierplaat, de sierplaat vast te klikken op het onderprofiel.
In sommige uitvoeringsvormen maakt het bovenste uiteinde van de sierplaat een hoek van 45° tot 90° met het horizontaal deel van de sierplaat. Dit laat toe om een efficiënte klikverbinding te vormen tussen sierplaat en onderprofiel, en het verbetert de slagwaterdichtheid alsook de waterafvoer van de dakrand.
In sommige uitvoeringsvormen omvat het onderprofiel een horizontaal oplegvlak. Het horizontaal oplegvlak laat de efficiënte plaatsing toe van het onderprofiel. Bij voorkeur is het horizontaal oplegvlak op twee plaatsen verbonden met het bovenste uiteinde van het onderprofiel. Tussen het horizontaal oplegvlak en het bovenste uiteinde van het onderprofiel bevindt zich een uitsparing. Deze constructie laat de vorming van een efficiënte klikverbinding toe tussen sierplaat en onderprofiel. Ook kan een hoekstuk in de uitsparing geschoven worden zodat gemakkelijk hoeken van de dakrand gevormd kunnen worden.
In sommige uitvoeringsvormen omvat het onderprofiel verder de volgende onderdelen: een onderste uiteinde, een verticaal deel, een en een verticaal steunvlak. Het onderste uiteinde is verbonden met het verticaal deel. Het verticaal deel is verbonden met het bovenste uiteinde en met het horizontaal oplegvlak. Het horizontaal oplegvlak is verbonden met het verticaal steunvlak. Dergelijke onderprofielen kunnen efficiënt geplaatst worden.
Bij voorkeur is het onderste uiteinde van het horizontaal oplegvlak zodanig gevormd dat de sierlijst na het klipsen goed mechanisch verankerd is. Bij voorkeur wordt het onderprofiel vervaardigd door middel van extrusie.
In sommige uitvoeringsvormen heeft het verticaal deel van de sierplaat een hoogte van 30 tot 400 mm, bij voorbeeld een hoogte van 60 tot 70, of 70 tot 300 mm. De hoogte van het verticaal deel van de sierplaat is de afstand tussen het eerste uiteinde van de sierplaat en het horizontaal deel van de sierplaat.
In sommige uitvoeringsvormen heeft het horizontaal deel van de sierplaat een lengte van 5 tot 60 mm, bijvoorbeeld van 17 tot 52 mm. Bij voorkeur wordt de lengte van het horizontaal deel van de sierplaat bepaald aan de hand van de dikte van de dakbedekking, bijvoorbeeld wordt er een langer horizontaal deel van de sierplaat gebruikt bij dikkere dakbedekkingen. De lengte van het horizontaal deel van de sierplaat is de afstand tussen het verticaal deel van de sierplaat en het bovenste uiteinde van de sierplaat.
In sommige uitvoeringsvormen heeft het bovenste uiteinde van de sierplaat een lengte van 10 tot 20 mm.
In sommige uitvoeringsvormen is de uitsparing gevormd als een driehoek. Driehoekige hoekstukken hebben het voordeel dat deze slechts één monteringswijze toelaten. Dit is in tegenstelling met vierkante en ronde hoekstukken die fout kunnen gemonteerd worden.
In sommige uitvoeringsvormen is de uitsparing gevormd is als een driehoek met minstens één afgerond hoekpunt. In sommige uitvoeringsvormen is de uitsparing gevormd als een driehoek met twee afgeronde hoekpunten. In sommige uitvoeringsvormen is de uitsparing gevormd als een driehoek met drie afgeronde hoekpunten. Met andere woorden, in sommige uitvoeringsvormen heeft de dwarsdoorsnede van de uitsparing een driehoekige vorm met één, twee, of drie afgeronde hoekpunten. De afgeronde hoekpunten laten toe om de hoekstukken gemakkelijk in de onderprofielen te schuiven.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand een hoekstuk en een hoeksierplaat. Het hoekstuk omvat twee verkleinde uiteinden. De verkleinde uiteinden zijn in sommige uitvoeringsvormen lager en dunner dan het centraal deel van het hoekstuk. De verkleinde uiteinden zijn elk in een uitsparing van een onderprofiel geschoven. Op deze manier kunnen efficiënt hoeken van een dakrand gevormd worden.
Het gebruik van het hoekstuk halveert de plaatsingstijd van dit profiel ten opzichte van klassieke systemen.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand een flexibel afdichtingsstuk dat tussen het hoekstuk en de hoeksierplaat is aangebracht. Het flexibel afdichtingsstuk heeft hier een gelijkaardige werking als tussen de sierplaat en het onderprofiel: ook hier voorziet het een verbeterde sluiting, demping, en klemming.
Een flexibel afdichtingsstuk maakt het mogelijk om verschillende diktes van dakbedekking te gebruiken, alsook in het geval van overlappende dakbedekking een afdichting te garanderen.
Verder voorzien hierin is een dakdichting. De dakdichting omvat een bevestigingsondergrond, een dakbedekking, en een dakrand zoals hierin voorzien. In sommige uitvoeringsvormen is de bevestigingsondergrond een multiplex plaat.
In sommige uitvoeringsvormen rust het horizontaal oplegvlak op de bevestigingsondergrond, en is de dakbedekking aangebracht bovenop het horizontaal oplegvlak en het bovenste uiteinde van het onderprofiel. Optioneel is het oplegvlak bevestigd aan de bevestigingsondergrond. Deze bevestiging omvat bijvoorbeeld schroeven. Zo wordt de dakrand efficiënt slagwaterdicht gemaakt. Verder dient er bij deze manier van werken geen extra afdichtingsstrook gebruikt.
In sommige uitvoeringsvormen heeft de dakbedekking een dikte van 0.5 mm tot 4 mm.
In sommige uitvoeringsvormen bevindt het flexibel afdichtingsstuk zich tussen de dakbedekking en het horizontaal deel van de sierplaat.
In sommige uitvoeringsvormen bevindt het flexibel afdichtingsstuk zich tussen de dakbedekking en het bovenste uiteinde van de sierplaat.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand verder een hoekstuk en een hoeksierplaat. Het hoekstuk omvat twee verkleinde uiteinden. De verkleinde uiteinden zijn elk in een uitsparing van het onderprofiel geschoven.
In sommige uitvoeringsvormen is een flexibel afdichtingsstuk tussen het hoekstuk en de hoeksierplaat aangebracht.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand verder een voegovertrek die op twee aanliggende sierplaten is vastgeklikt. Zo kan de naad tussen de twee aanliggende sierplaten efficiënt worden bedekt, wat de waterdichtheid van de dakrand verbetert. Wanneer de dakrand een hoek omvat, dan wordt een voegovertrek vastgeklikt op de corresponderende hoeksierplaat en een aanliggende sierplaat. Zo wordt de naad tussen de hoeksierplaat en de sierplaat bedekt, wat de waterdichtheid van de dakrand verbetert.
Verder voorzien hierin is een kit van onderdelen voor het vervaardigen van een dakrand zoals hierin voorzien. De dakrand omvat een sierplaat, een onderprofiel, en een flexibel afdichtingsstuk. De sierplaat en het onderprofiel zijn klikbaar met elkaar verbindbaar. Het onderprofiel omvat een bovenste uiteinde en het flexibel afdichtingsstuk is aanbrengbaar tussen het bovenste uiteinde van het onderprofiel en de sierplaat. Optioneel omvat de kit instructies voor het aanbrengen van een dakdichting volgens een werkwijze zoals hierin voorzien.
Verder voorzien hierin is een werkwijze voor het aanbrengen van een dakdichting op een dak. Bij voorkeur is de dakdichting een dakdichting zoals hierin voorzien. De werkwijze omvat optioneel de stap van het plaatsen van een bevestigingsondergrond op een muur. Zowel de muur als de bevestigingsondergrond omvatten een rand. Op de rand van de bevestigingsondergrond of op de rand van de muur wordt een onderprofiel geplaatst. Het onderprofiel omvat een onderste uiteinde, een horizontaal oplegvlak, en een bovenste uiteinde. Bovenop de bevestigingsondergrond, bovenop het horizontaal oplegvlak, en bovenop het bovenste uiteinde van het onderprofiel wordt de dakbedekking geplaatst. Verder wordt een sierplaat voorzien. Een flexibel afdichtingsstuk wordt op de onderkant van de sierplaat voorzien, zodat na montering, het flexibel afdichtingsstuk boven het bovenste uiteinde van het onderprofiel terechtkomt. De sierplaat omvat een onderste uiteinde, een horizontaal deel, en een bovenste uiteinde. De sierplaat wordt vervolgens vastgeklikt op het onderprofiel. Het flexibel afdichtingsstuk bevindt zich nu tussen het bovenste uiteinde van het onderprofiel en de sierplaat. Zo kunnen de onderhavige dakdichtingen uiterst efficiënt worden aangebracht.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de werkwijze het vormen van hoeken in de dakrand van de dakdichting. In deze uitvoeringsvormen wordt verder een hoeksierplaat en een hoekstuk zoals hierboven beschreven voorzien. De hoeken van de dakrand worden gevormd door het schuiven van de verkleinde uiteinden van het hoekstuk in een uitsparing van een onderprofiel, en door het vastklikken van de hoeksierplaat op deze onderprofielen. Tussen het hoekstuk en de hoeksierplaat wordt een flexibel afdichtingsstuk aangebracht. Tussen het afdichtingsstuk en het hoekstuk wordt de dakbedekking geplaatst. Zo kan een hoek van een dakrand efficiënt worden aangebracht.
Volgende genummerde beweringen vormen eveneens deel van de uitvinding, alsook combinaties met uitvoeringsvormen hierboven beschreven: 1. Een dakrand (100) omvattende een sierplaat (110) en een onderprofiel (120), waarbij de sierplaat (110) op het onderprofiel (120) geklikt is; waarbij het onderprofiel (120) een bovenste uiteinde (122) omvat; en, waarbij een flexibel afdichtingsstuk (130) is aangebracht tussen het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120) en de sierplaat (110). 2. De dakrand (100) volgens bewering 1 waarbij het flexibel afdichtingsstuk (130) rotvrije plakband van PVC schuim omvat. 3. De dakrand (100) volgens bewering 1 of 2 waarbij de sierplaat aluminium omvat. 4. De dakrand (100) volgens eender welke der beweringen 1 tot 3 waarbij de sierplaat de volgende onderdelen omvat: een onderste uiteinde (111), een verticaal deel (113), een horizontaal deel (114), en een bovenste uiteinde (112); waarbij het onderste uiteinde (111) verbonden is met het verticaal deel (113) en een hoek maakt van 45° tot 135°, bijvoorbeeld een hoek van 80 tot 90° met het verticaal deel (113); waarbij het verticaal deel (113) verbonden is met het horizontaal deel (114) en het verticaal deel (113) een hoek maakt van 80 tot 90° met het horizontaal deel (114); en, waarbij het horizontaal deel (114) verbonden is met het bovenste uiteinde (112) van de sierplaat (110). 5. De dakrand (100) volgens bewering 4 waarbij het bovenste uiteinde (112) van de sierplaat (110) een hoek maakt van 45° tot 90° met het horizontaal deel (114) van de sierplaat. 6. De dakrand (100) volgens eender welke der beweringen 4 of 5 waarbij het verticaal deel (113) van de sierplaat (110) een hoogte heeft van 30 tot 400 mm, bij voorkeur een hoogte van 60 tot 70 mm. 7. De dakrand (100) volgens eender welke der beweringen 4 tot 6 waarbij het horizontaal deel (114) van de sierplaat (110) een lengte heeft van 5 tot 60 mm, bijvoorbeeld van 17 tot 52 mm. 8. De dakrand volgens eender welke der beweringen 4 tot 7 waarbij het bovenste uiteinde (112) van de sierplaat (110) een lengte heeft van 10 tot 20 mm. 9. De dakrand (100) volgens eender welke der beweringen 1 tot 8 waarbij het onderprofiel (120) een horizontaal oplegvlak (124) omvat; waarbij het horizontaal oplegvlak (124) op twee plaatsen is verbonden met het bovenste uiteinde (122); en, waarbij er zich een uitsparing (123) bevindt tussen het horizontaal oplegvlak (124) en het bovenste uiteinde (122). 10. De dakrand (100) volgens bewering 9 waarbij het onderprofiel (120) verder de volgende onderdelen omvat: een onderste uiteinde (121), een verticaal deel (126), en een verticaal steunvlak (125); waarbij het onderste uiteinde (121) is verbonden met het verticaal deel (126); waarbij het verticaal deel (126) is verbonden met het bovenste uiteinde (122) en met het horizontaal oplegvlak (124); en, waarbij het horizontaal oplegvlak (124) is verbonden met het verticaal steunvlak (125). 11. De dakrand volgens eender welke der beweringen 9 of 10 waarbij de uitsparing (123) gevormd is als een driehoek. 12. De dakrand volgens eender welke der beweringen 9 tot 11 waarbij de uitsparing (123) gevormd is als een driehoek met minstens één afgerond hoekpunt. 13. De dakrand volgens eender welke der beweringen 1 tot 12 omvattende een hoekstuk (500) en een hoeksierplaat (140); waarbij het hoekstuk (500) twee verkleinde uiteinden (520) omvat; en, waarbij de verkleinde uiteinden (520) elk in een uitsparing (123) van een onderprofiel (120) geschoven zijn. 14. De dakrand volgens bewering 13 waarbij een flexibel afdichtingsstuk (130) tussen het hoekstuk (500) en de hoeksierplaat (140) is aangebracht. 15. Een dakdichting omvattende een dakbedekking (400), een dakrand (100) volgens eender welke der beweringen 1 tot 14, en optioneel een bevestigingsondergrond (200). 16. De dakdichting volgens bewering 15 waarbij het onderprofiel (120) een horizontaal oplegvlak (124) omvat; waarbij het horizontaal oplegvlak (124) rust op een muur (300) of op de bevestigingsondergrond (200); en, waarbij de dakbedekking (400) is aangebracht bovenop het horizontaal oplegvlak (124) en het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120). 17. De dakdichting volgens bewering 16 waarbij de sierplaat een horizontaal deel (114) omvat; en, waarbij het flexibel afdichtingsstuk (130) zich tussen de dakbedekking (400) en het horizontaal deel (114) van de sierplaat (110) bevindt. 18. De dakdichting volgens bewering 16 waarbij de sierplaat een bovenste uiteinde (112) omvat; en, waarbij het flexibel afdichtingsstuk (130) zich tussen de dakbedekking (400) en het bovenste uiteinde (112) van de sierplaat (110) bevindt. 19. De dakdichting volgens eender welke der beweringen 15 tot 18 waarbij de dakbedekking (400) een dikte heeft van 0.5mm tot 4.0 mm. 20. De dakdichting volgens eender welke der beweringen 15 tot 19 verder omvattende een hoekstuk (500) en een hoeksierplaat (140); waarbij het hoekstuk (500) twee verkleinde uiteinden (520) omvat; en, waarbij de verkleinde uiteinden (520) elk in een uitsparing (123) van een onderprofiel (120) geschoven zijn. 21. De dakdichting volgens bewering 20 waarbij een flexibel afdichtingsstuk (130) tussen het hoekstuk (500) en de hoeksierplaat (140) is aangebracht. 22. Een kit van onderdelen voor het vervaardigen van een dakrand volgens eender welke der beweringen 1 tot 14 omvattende een sierplaat (110), een onderprofiel (120), en een flexibel afdichtingsstuk (130); waarbij de sierplaat (110) en het onderprofiel (120) klikbaar met elkaar verbindbaar zijn; waarbij het onderprofiel (120) een bovenste uiteinde (122) omvat; en, waarbij het flexibel afdichtingsstuk (130) aanbrengbaar is tussen het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120) en de sierplaat (110). 23. Een werkwijze voor het aanbrengen van een dakdichting op een dak, bij voorkeur een dakdichting volgens eender welke der beweringen 15 tot 21, de werkwijze omvattend de volgende stappen: - optioneel, het plaatsen van een bevestigingsondergrond (200) op een muur (300), de bevestigingsondergrond omvattende een rand; - het plaatsen van een onderprofiel (120) op de rand van de bevestigingsondergrond (200) of op een muur (300), het onderprofiel omvattende een onderste uiteinde (121), een horizontaal oplegvlak (124) en een bovenste uiteinde (122); - het plaatsen van een dakbedekking (400) bovenop de bevestigingsondergrond (200) of bovenop de muur, bovenop het horizontaal oplegvlak (124), en bovenop het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120); - het voorzien van een sierplaat (110) omvattende een onderste uiteinde (111), een horizontaal deel (114) en een bovenste uiteinde (112); - het plaatsen van een flexibel afdichtingsstuk (130) op de sierplaat (110); en, - het vastklikken van de sierplaat (110) op het onderprofiel (120), waarbij het flexibel afdichtingsstuk (130) tussen het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120) en de sierplaat wordt geplaatst.
VOORBEELDEN
Voorbeeld 1
Bij wijze van eerste voorbeeld wordt verwezen naar Fig. 1. Fig. 1 toont een dwarsdoorsnede van een dakrand (100) volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. De dakrand (100) is gemonteerd op een multiplex plaat (200) die op haar beurt op een muur (300) is geplaatst.
De dakrand (100) omvat een sierplaat (110) en een onderprofiel (120). De sierplaat (110) omvat een onderste uiteinde (111), een verticaal deel (113), een horizontaal deel (114), en een bovenste uiteinde (112) die opeenvolgend met elkaar verbonden zijn. Het onderste uiteinde (111) is verbonden met het verticaal deel (113) en het onderste uiteinde maakt een hoek van ongeveer 80 tot 90° met het verticaal deel (113). Het verticaal deel (113) is verder verbonden met het horizontaal deel (114) en het verticaal deel (113) maakt een hoek van ongeveer 80 tot 90° met het horizontaal deel (114). Het horizontaal deel (114) is verbonden met het bovenste uiteinde (112) van de sierplaat (110) van de dakrand (100).
Het onderprofiel (120) omvat een onderste uiteinde (121), een verticaal deel (126), een bovenste uiteinde (122), een uitsparing (123), een horizontaal oplegvlak (124), en een verticaal steunvlak (125). Het onderste uiteinde (121) is verbonden met het verticaal deel (126). Het verticaal deel (126) is verbonden met het bovenste uiteinde (122) en het horizontaal oplegvlak (124). Het bovenste uiteinde is op twee plaatsen verbonden met het horizontaal oplegvlak (124). Het horizontaal oplegvlak (124) is verbonden met het verticaal steunvlak (125). Tussen het horizontaal oplegvlak (124) en het bovenste uiteinde (122) bevindt zich een uitsparing (123). In de uitsparing (123) kan een hoekstuk worden geplaatst.
Het onderprofiel (120) van de dakrand (100) is geplaatst tussen een multiplex plaat (200) en een dakbedekking (400). Een voorbeeld van een geschikte dakbedekking is roofing. Het uiteinde van de dakbedekking (400) bevindt zich in een ruimte die gecreëerd wordt tussen de sierplaat (110) en het onderprofiel (120). In het bijzonder is de sierplaat (110) vastgeklikt op het onderprofiel (120). In het bijzonder wordt de klikverbinding gevormd door mechanische interactie tussen het onderste uiteinde (111) van de sierplaat en het onderste uiteinde (121) van het onderprofiel enerzijds, en door mechanische interactie tussen het horizontaal deel (114) / bovenste uiteinde (112) van de sierplaat (110) en het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120).
Tussen de sierplaat (110) en het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel bevindt zich de dakbedekking (400) en een flexibel afdichtingsstuk (130). Het flexibel afdichtingsstuk (130) verbetert de waterdichtheid van de dakrand (100), laat toe om eenzelfde sierplaat (110) en onderprofiel (120) te gebruiken onafhankelijk van de dikte van de dakbedekking (400), vangt trillingen op, en verbetert de sterkte van de klikverbinding tussen de sierplaat (110) en het onderprofiel (120).
Voorbeeld 2
Bij wijze van verder voorbeeld verwijzen we naar Fig. 2 en Fig. 3.
Fig. 2 toont een onderaanzicht van een onderprofiel (120). Een hoekstuk (500) is geschoven in de uitsparing (123) van het onderprofiel (120). Het hoekstuk (500) omvat ribben (510) die het hoekstuk extra weerstand tegen doorbuiging geven. Het hoekstuk (500) omvat verder verkleinde uiteinden (520). De verkleinde uiteinden (520) zijn enkele mm lager en dunner dan het centraal deel (530) van het hoekstuk (500). De verkleinde uiteinden (520) passen in de uitsparing (123) van het onderprofiel (120). Het verschil in hoogte en breedte tussen het centrale deel (530) en de verkleinde uiteinden (520) laat toe om een discontinuïteit aan de overgang tussen hoekstuk (530) en onderprofiel (120) te vermijden. Op deze manier kan een sierplaat optimaal worden ondersteund over de gehele lengte van de dakrand waarin de sierplaat wordt gebruikt.
Fig. 3 omvat twee panelen. In paneel A wordt een onderaanzicht van een dakrand (100) getoond. In paneel B wordt een bovenaanzicht van de dakrand (100) getoond. De dakrand (100) omvat een sierplaat (110) en een hoeksierplaat (140). De sierplaat (110) is op een onderprofiel (120) geklikt. De hoeksierplaat (140) omvat twee uiteinden die elk op een ander onderprofiel (120) zijn geklikt. Een hoekstuk (500) verbindt de twee onderprofielen (120) met elkaar ter vorming van een hoek.
Een voegovertrek (600) is voorzien ter verbetering van de waterdichtheid van de positie waar een hoeksierplaat (140) en een sierplaat (110) elkaar raken.
De dakrand volgens het onderhavig voorbeeld omvat een flexibel afdichtingsstuk tussen de sierplaat (110) en het onderprofiel (120). Waar de hoeksierplaat (140) gepositioneerd is boven het hoekstuk (500), is een flexibel afdichtingsstuk gepositioneerd tussen het hoekstuk (500) en de hoeksierplaat (140). Waar de hoeksierplaat (140) gepositioneerd is boven een onderprofiel (120), is een flexibel afdichtingsstuk gepositioneerd tussen de hoeksierplaat (140) en het onderprofiel (120). Het flexibel afdichtingsstuk is niet getoond in figuren 2 en 3.

Claims (15)

1. Een dakrand (100) omvattende een sierplaat (110) en een onderprofiel (120), waarbij de sierplaat (110) op het onderprofiel (120) geklikt is; waarbij het onderprofiel (120) een bovenste uiteinde (122) omvat; en, waarbij een flexibel afdichtingsstuk (130) is aangebracht tussen het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120) en de sierplaat (110); de dakrand verder omvattende een hoekstuk (500) en een hoeksierplaat (140); waarbij het hoekstuk (500) twee verkleinde uiteinden (520) omvat; en, waarbij de verkleinde uiteinden (520) elk in een uitsparing (123) van een onderprofiel (120) geschoven zijn.
2. De dakrand volgens conclusie 1 waarbij een flexibel afdichtingsstuk (130) tussen het hoekstuk (500) en de hoeksierplaat (140) is aangebracht.
3. De dakrand (100) volgens conclusie 1 of 2 waarbij het flexibel afdichtingsstuk (130) rotvrije plakband van PVC schuim omvat en/of waarbij de sierplaat aluminium omvat.
4. De dakrand (100) volgens eender welke der conclusies 1 tot 3 waarbij de sierplaat de volgende onderdelen omvat: een onderste uiteinde (111), een verticaal deel (113), een horizontaal deel (114), en een bovenste uiteinde (112); waarbij het onderste uiteinde (111) verbonden is met het verticaal deel (113) en een hoek maakt van 45° tot 135°, bijvoorbeeld een hoek van 80 tot 90° met het verticaal deel (113); waarbij het verticaal deel (113) verbonden is met het horizontaal deel (114) en het verticaal deel (113) een hoek maakt van 80 tot 90° met het horizontaal deel (114); en, waarbij het horizontaal deel (114) verbonden is met het bovenste uiteinde (112) van de sierplaat (110).
5. De dakrand (100) volgens conclusie 4 waarbij het bovenste uiteinde (112) van de sierplaat (110) een hoek maakt van 45° tot 90° met het horizontaal deel (114) van de sierplaat.
6. De dakrand (100) volgens eender welke der conclusies 4 of 5 waarbij het verticaal deel (113) van de sierplaat (110) een hoogte heeft van 30 tot 400 mm, bij voorkeur een hoogte van 60 tot 70 mm en/of waarbij het horizontaal deel (114) van de sierplaat (110) een lengte heeft van 5 tot 60 mm, bijvoorbeeld van 17 tot 52 mm en/of waarbij het bovenste uiteinde (112) van de sierplaat (110) een lengte heeft van 10 tot 20 mm.
7. De dakrand (100) volgens eender welke der conclusies 1 tot 6 waarbij het onderprofiel (120) een horizontaal oplegvlak (124) omvat; waarbij het horizontaal oplegvlak (124) op twee plaatsen is verbonden met het bovenste uiteinde (122); en, waarbij er zich een uitsparing (123) bevindt tussen het horizontaal oplegvlak (124) en het bovenste uiteinde (122); optioneel waarbij het onderprofiel (120) verder de volgende onderdelen omvat: een onderste uiteinde (121), een verticaal deel (126), en een verticaal steunvlak (125); waarbij het onderste uiteinde (121) is verbonden met het verticaal deel (126); waarbij het verticaal deel (126) is verbonden met het bovenste uiteinde (122) en met het horizontaal oplegvlak (124); en, waarbij het horizontaal oplegvlak (124) is verbonden met het verticaal steunvlak (125).
8. De dakrand volgens conclusie 7 waarbij de uitsparing (123) gevormd is als een driehoek, optioneel waarbij de uitsparing (123) gevormd is als een driehoek met minstens één afgerond hoekpunt.
9. Een dakdichting omvattende een dakbedekking (400), een dakrand (100) volgens eender welke der conclusies 1 tot 8, en optioneel een bevestigingsondergrond (200).
10. De dakdichting volgens conclusie 9 waarbij het onderprofiel (120) een horizontaal oplegvlak (124) omvat; waarbij het horizontaal oplegvlak (124) rust op een muur (300) of op de bevestigingsondergrond (200); en, waarbij de dakbedekking (400) is aangebracht bovenop het horizontaal oplegvlak (124) en het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120).
11. De dakdichting volgens eender welke der conclusies 9 of 10 waarbij de sierplaat een horizontaal deel (114) omvat; en, waarbij het flexibel afdichtingsstuk (130) zich tussen de dakbedekking (400) en het horizontaal deel (114) van de sierplaat (110) bevindt; of, waarbij de sierplaat een bovenste uiteinde (112) omvat; en, waarbij het flexibel afdichtingsstuk (130) zich tussen de dakbedekking (400) en het bovenste uiteinde (112) van de sierplaat (110) bevindt.
12. De dakdichting volgens eender welke der conclusies 9 tot 11 waarbij de dakbedekking (400) een dikte heeft van 0.5mm tot 4.0 mm.
13. De dakdichting volgens eender welke der conclusies 9 tot 11 verder omvattende een hoekstuk (500) en een hoeksierplaat (140); waarbij het hoekstuk (500) twee verkleinde uiteinden (520) omvat; en, waarbij de verkleinde uiteinden (520) elk in een uitsparing (123) van een onderprofiel (120) geschoven zijn; optioneel waarbij een flexibel afdichtingsstuk (130) tussen het hoekstuk (500) en de hoeksierplaat (140) is aangebracht.
14. Een kit van onderdelen voor het vervaardigen van een dakrand volgens eender welke der conclusies 1 tot 8 omvattende een sierplaat (110), een onderprofiel (120), en een flexibel afdichtingsstuk (130); waarbij de sierplaat (110) en het onderprofiel (120) klikbaar met elkaar verbindbaar zijn; waarbij het onderprofiel (120) een bovenste uiteinde (122) omvat; en, waarbij het flexibel afdichtingsstuk (130) aanbrengbaar is tussen het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120) en de sierplaat (110).
15. Een werkwijze voor het aanbrengen van een dakdichting op een dak, bij voorkeur een dakdichting volgens eender welke der conclusies 9 tot 13, de werkwijze omvattend de volgende stappen: - optioneel, het plaatsen van een bevestigingsondergrond (200) op een muur (300), de bevestigingsondergrond omvattende een rand; - het plaatsen van een onderprofiel (120) op de rand van de bevestigingsondergrond (200) of op een muur (300), het onderprofiel omvattende een onderste uiteinde (121), een horizontaal oplegvlak (124) en een bovenste uiteinde (122); - het plaatsen van een dakbedekking (400) bovenop de bevestigingsondergrond (200) of bovenop de muur, bovenop het horizontaal oplegvlak (124), en bovenop het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120); - het voorzien van een sierplaat (110) omvattende een onderste uiteinde (111), een horizontaal deel (114) en een bovenste uiteinde (112); - het plaatsen van een flexibel afdichtingsstuk (130) op de sierplaat (110); en, - het vastklikken van de sierplaat (110) op het onderprofiel (120), waarbij het flexibel afdichtingsstuk (130) tussen het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120) en de sierplaat wordt geplaatst; waarbij de werkwijze verder het vormen van hoeken in de dakrand van de dakdichting omvat, wat op zijn beurt de volgende bijkomende stappen omvat: - het voorzien van een hoeksierplaat (140) en een hoekstuk (500); - het voorzien van een hoekstuk (500) met verkleinde uiteinden (520); - het schuiven van de verkleinde uiteinden (520) in uitsparingen (123) van onderprofielen (120); - het aanbrengen van een afdichtingsstuk (130) tussen het hoekstuk (500) en een hoeksierplaat (140); - het plaatsen van de dakbedekking (400) tussen het afdichtingsstuk (130) en het hoekstuk (500); en, - het vastklikken van de hoeksierplaat (140) op de onderprofielen (120)
NL2021779A 2017-10-09 2018-10-08 Dakrand met afdichtingsstrook NL2021779B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/5717A BE1025627B1 (nl) 2017-10-09 2017-10-09 Dakrand met afdichtingsstrook

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2021779B1 true NL2021779B1 (nl) 2019-04-17

Family

ID=60164536

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2021779A NL2021779B1 (nl) 2017-10-09 2018-10-08 Dakrand met afdichtingsstrook

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3467229B1 (nl)
BE (1) BE1025627B1 (nl)
NL (1) NL2021779B1 (nl)
PL (1) PL3467229T3 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1027749B1 (nl) * 2019-11-14 2021-06-14 Claerhout Aluminium Nv Dakrand
BE1029546B1 (nl) * 2021-07-02 2023-01-30 Claerhout Aluminium Dakrand met verlichtingselement
BE1029349B1 (nl) 2021-10-27 2022-11-28 Claerhout Aluminium Dakrand met verend tussenprofiel

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1534777B1 (de) * 1963-09-14 1970-07-16 Wieland Werke Ag Einsteckverbindung fuer Profilteile einer Wand-,Saeulen-,Ortgang- oder Fensterverkleidung
DE1709034C3 (de) * 1965-11-08 1974-01-17 Gebrueder Uhl Kg, 7981 Vogt Ortgangverkleidung für mit einer biegsamen Dachhaut eingedeckte Flachdächer
DE2006443B2 (de) * 1970-02-12 1973-08-16 Schoop, Traugott, Baden Aargau (Schweiz) Randeinfassung fuer flachdaecher
US3735540A (en) * 1970-12-10 1973-05-29 K Thaler Building fascia
DE2230552C3 (de) * 1972-06-22 1979-02-15 Mauersberger, Karl-Heinz, 4600 Dortmund Ortgangverkleidung für Flachdächer
DE2256098A1 (de) * 1972-11-16 1974-05-30 Uhl Kg Geb Einstellbare dachrandverkleidung
DE2352948A1 (de) * 1973-10-23 1975-05-07 Guenther Conrady Flachdachkantenabschlusselement
US4403458A (en) * 1981-07-31 1983-09-13 Mm Systems Corporation Conjoint facia
US7735267B1 (en) * 2007-08-01 2010-06-15 Ayers Jr W Howard Structural vented roof deck enclosure system
BE1022259B1 (nl) * 2014-06-02 2016-03-07 Roos, Stefan Dakrandprofiel

Also Published As

Publication number Publication date
EP3467229B1 (en) 2020-04-29
BE1025627A1 (nl) 2019-05-03
EP3467229A1 (en) 2019-04-10
BE1025627B1 (nl) 2019-05-09
PL3467229T3 (pl) 2020-11-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2021779B1 (nl) Dakrand met afdichtingsstrook
US10648184B2 (en) Stop bead for panel-based siding, and related methods and systems
US11091921B2 (en) Stop bead for panel-based siding, and related methods and systems
US7222462B2 (en) Sill pan system
US20040010998A1 (en) Building panel, assembly and method
US4642955A (en) Molded window assembly and transom support therefor
JP6006357B2 (ja) 止水部材及び外壁構造
WO2002027109A1 (en) Building panel, assembly and method
AU2001287356A1 (en) Building panel, assembly and method
AU2003204739B2 (en) Building panel, assembly and method
US20140338276A1 (en) Fastening a Ceiling Trim
EP3779094A2 (en) A skylight window
US8511012B2 (en) Frame construction for a fenestration
EP3677734A2 (en) Terrace skylight
US9745790B2 (en) Prefabricated flashing product
EP3822424B1 (en) Roof edge
EP3690162A2 (en) Eave
US4892322A (en) Louver gasket
EP4174247A1 (en) Roof edge with spring-loaded intermediate profile
JP5133480B2 (ja) 改装サッシ
JP7482374B2 (ja) 見切り化粧材
KR200241259Y1 (ko) 칸막이설치용 찬넬
GB2191529A (en) Window frame
JP2017193920A (ja) 水切り構造、建物及び水切り材
JP2024076408A (ja) 換気部材及び換気構造体