NL2020521B1

NL2020521B1 - Systeem voor lichamelijke verplaatsingsactiviteit van een persoon

Info

Publication number: NL2020521B1
Application number: NL2020521A
Authority: NL
Inventors: Rudolf Swarte Ernst-Jan
Original assignee: Newmart Europe B V
Priority date: 2016-06-30
Filing date: 2018-03-02
Publication date: 2019-03-27
Also published as: WO2018004333A1; NL1042432A; US20210138288A1; EP3478372B1; US20190247684A1; NL2020521A; EP3478372A1; US10894177B2; NL1042432B1

Abstract

Systeem voor lichamelijke verplaatsingsactiviteit van een persoon, 5 omvattend een aantal hindernissen en een veiligheidsinrichting voor het breken van een val van de bewegende persoon, waarbij de veiligheidsinrichting een luchtbaan, zoals een kabel of een rail, omvat die voorzien is van een daarlangs verplaatsbare trolley, in het bijzonder daarlangs vrij verplaatsbare trolley, en een veiligheidslijn die aan het ene eind verbonden is met de trolley en aan het andere 10 eind voorzien is van een koppeling voor koppeling van de persoon aan de veiligheidslijn, waarbij de veiligheidslijn deel uitmaakt van een valbeveiliger met een van een rem voorziene veiligheidstrommel waarop de veiligheidslijn omgeslagen is, waarbij de valbeveiliger verbonden is met de trolley voor verplaatsing daardoor langs de luchtbaan, , waarbij, bij voorkeur, de trommel van 15 de valbeveiliger van het zelfopwindende type is, waarbij de hindernissen op versohillende hoogtes en/of in een richting dwars op de luchtbaan op afstand van elkaar gelegen zijn, bij voorkeur aan beide zijden van de luchtbaan .

Description

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor lichamelijke verplaatsingsactiviteit van een persoon. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op zo’n systeem omvattend een aantal hindernissen. Een dergelijk systeem kan bijvoorbeeld een klimwand of een klauterbaan of parcours omvatten, waarover de persoon zich een weg moet zien te banen.

Systemen zoals hindernisbanen met langs bovenliggende rails of kabels verrijdbare trolleys waaraan een persoon opgehangen is zijn op zich bekend, zie bijvoorbeeld EP 1.832.315. Hierin is de verticale afstand tussen de persoon en de rail constant.

Ook klimwanden zijn algemeen bekend. De klimmende persoon probeert zijn weg naar boven te vinden door gebruik te maken van op de klimwand bevestigde gekleurde steunen, waarop de hand of de voet grip kan vinden. Klauterbanen zijn doorgaans minder steil en kunnen glad zijn of voorzien zijn van steunen voor de handen en voeten. Klimwanden en klauterbanen kunnen deel uitmaken van een hindernisbaan, stormbaan of avonturenbaan, waarin opgenomen hindernissen die de persoon moet zien te nemen. Dergelijke banen zijn er in vele uitvoeringen en bieden de gebruikers vele uitdagingen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Een doel van de uitvinding is een systeem van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen dat de gebruiker een bijzondere ervaring kan geven.

Een doel van de uitvinding is een systeem van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen dat voor de gebruiker een bijzondere uitdaging kan vormen.

Een doel van de uitvinding is een nieuw systeem voor lichamelijke verplaatsingsactiviteit van een persoon, in het bijzonder een systeem van de in de aanhef genoemde soort, te verschaffen.

Vanuit een aspect voorziet de uitvinding in een systeem voor lichamelijke verplaatsingsactiviteit van een persoon, omvattend een aantal hindernissen en een veiligheidsinrichting voor het breken van een val van de bewegende persoon, waarbij de veiligheidsinrichting een luchtbaan (overhead), zoals een kabel of een rail, omvat die voorzien is van een daarlangs verplaatsbare trolley, in het bijzonder daarlangs vrij verplaatsbare trolley, en een veiligheidslijn die aan het ene eind verbonden is met de trolley en aan het andere eind voorzien is van een koppeling voor koppeling van de persoon aan de veiligheidslijn, waarbij de veiligheidslijn deel uitmaakt van een valbeveiliger met een van een rem voorziene veiligheidstrommel waarop de veiligheidslijn omgeslagen is en die bij voorkeur van het zelfopwindende type is, waarbij de valbeveiliger verbonden is met de trolley voor verplaatsing daardoor langs de luchtbaan. De persoon kan dan op beveiligde wijze van de ene hindernis naar de andere springen, waarbij die hindernissen op verschillende hoogtes en/of in een richting dwars op de luchtbaan op afstand van elkaar gelegen kunnen zijn, in een uitvoering ook aan beide zijden van de luchtbaan. Door een dergelijke valbeveiliger aan een met de persoon meebewegende, de persoon volgende trolley op te hangen wordt de persoon in staat gesteld zich tijdens de voortgang ten opzichte van de trolley op en neer te bewegen en naar links en naar rechts, alsook te draaien.

Indien de trommel van de valbeveiliger van het -op zich bekendezelfopwindende type is zal wanneer de trekspanning op de lijn wordt vermindert de lijn onder invloed van een op de trommel werkzame veer weer vanzelf over een lengte kunnen worden ingehaald. Wanneer de persoon zich omhoog beweegt, bijvoorbeeld bij klauteren of door springen met een opwaartse component, zal de valbeveiliger ook in die hogere positie van de persoon paraat zijn voor valbeveiligen. De veiligheidslijn zal niet of nauwelijks rekbaar kunnen zijn.

Opgemerkt wordt dat valbeveiligers op zich bekend zijn. Valbeveiligers kunnen worden gebruikt bij onderhoudswerkzaamheden aan hoge installaties, zoals torens, en in de recreatieve sfeer bij klimwanden en springplateaus. Een behuizing waarin de trommel is opgenomen wordt dan aan een vaste plaats opgehangen. Bij het per ongeluk of met opzet vallen van de met de veiligheidslijn verbonden persoon zal de veiligheidslijn van de trommel afrollen, echter op een geremde wijze, waardoor de valbeweging van de betreffende persoon in snelheid en/of lengte binnen een aanvaardbare grootte blijft. Een voorbeeld van een plaatsvaste valbeveiliger, (auto) “belay”, voor klimwanden of installaties is de TruBlue® (US 2010/0308149), in het bijzonder de TrueBlue® type 2, of de Dynascape (US 2002/0179372).

De mogelijkheden bij inrichten van dit systeem met luchtbaan, trolley en valbeveiliger zijn legio. De luchtbaan kan zich over meerdere steundelen uitstrekken, de luchtbaan kan hoeken en/of bochten hebben, een horizontaal traject omvatten en/of een oplopend traject omvatten. De luchtbaan kan vooral één of meer aflopende trajecten omvatten. Het eindpunt van de luchtbaan zal in veel gevallen lager gelegen zijn dan het beginpunt. Het is ook mogelijk dat de luchtbaan een verticaal (neerwaarts) traject omvat. Beschouwd in een projectie op een horizontaal vlak kunnen de steunvlakken en/of de steundelen aan de ene en/of de ander zijde van de luchtbaan gelegen zijn, bijvoorbeeld op variërende afstanden. Het is ook mogelijk dat een (enkel) steundeel een zodanige breedte heeft dat deze zich aan weerszijden van de luchtbaan uitstrekt, zodat de steunvlakken van dat steundeel aan weerszijden van de luchtbaan gelegen zijn.

De trolley heeft zoals gewoonlijk tegen/langs de kabel, rail et cetera beweegbare schijven, wielen, rollen en dergelijke, in het bijzonder vrijlopend, voor het rollend aangrijpen van de rail, kabel et cetera. De luchtbaan zal in het algemeen een eindpunt hebben dat lager ligt dan het beginpunt. De luchtbaan kan tussen beginpunt en eindpunt gestaag aflopend zijn of voorzien zijn van horizontale en/of korte oplopende tussentrajecten.

Uit US 2013/0240298 is een werk/onderhoudsopstelling bekend, met een tussen twee muren gespannen lijn en een daarlangs verschuifbare trommel van een valbeveiliger voor de werkman die hangend aan de trommel werkzaamheden, zoals aan een gevel, kan uitvoeren.

In US 2007/0021225 is een half-pipe opstelling voor skate-boarders getoond, waarbij boven de half-pipe een baan is aangebracht waarlangs boveneind van een elastisch (bungee) koord verplaatsbaar is. Het ondereind van het een vaste lengte bezittend elastische koord is verbonden met de skateboarder die over de half-pipe rijdt.

US 2009/0023564 en WO 03/076025 tonen trainingsopstellingen voor personen, waarbij een wand voorzien is van één component van een klittenbandverbinding en een handschoen of een schoen voorzien is van de andere component van die klittenbandverbinding. De persoon kan hierdoor stabiele, statische steun vinden voor bepaalde oefeningen, in het bijzonder om de spieren te stretchen.

In een verdere ontwikkeling van het systeem volgens de uitvinding, waarbij de hindernissen elk een plaatsvast steundeel omvatten, omvat het systeem tenminste één door de bewegende persoon te dragen contactdeel, waarbij het steundeel en het contactdeel respectievelijk tenminste één steunvlak en tenminste één contactvlak omvatten, waarbij het steunvlak en het contactvlak de respectieve componenten van een uit haken en lussen gevormde klittenbandverbinding vormen, waarbij de haken haakstelen en haakopeningen hebben, waarbij de haakopeningen op het betreffende steunvlak of contactvlak althans nagenoeg alle aan dezelfde zijde van de betreffende haakstelen gelegen zijn, beschouwd in een eerste richting parallel aan het betreffende steunvlak of contactvlak, waarbij de luchtbaan zich over het tenminste ene steundeel uitstrekt, bij voorkeur over meerder steundelen.

Anders dan bij gebruikelijke klittenbandverbindingen zijn de haken, die naar één zijde van de haaksteel openen, hierbij niet lukraak gericht. De onderlinge grip tussen de haken en de lussen heeft hierdoor een effectieve, voorkeursrichting, afhankelijk van of de haken zijn gelegen op het contactvlak of op het steunvlak in de eerste richting of in een daaraan tegengestelde richting. In die richting kan de houdkracht relatief groot zijn. In de daaraan tegengestelde richting kan de verbinding makkelijk gelost worden. De betreffende persoon kan hierdoor steeds een zeker steunpunt verkrijgen en zich toch weer makkelijk voortbewegen. De persoon kan zich op een bijzondere wijze over het tenminste ene steunvlak verplaatsen, door op de ene plaats de verbinding tussen haken en lussen vrij te maken en op een volgende plaats, op afstand daarvan, weer te realiseren.

Mocht de persoon, uitgedaagd door de bijzondere mogelijkheden die het hiervoor beschreven systeem volgens de uitvinding hem biedt, met contactvlakken en steunvlakken die met elkaar een klittenbandverbinding vormen, zijn evenwicht verliezen dan wordt beveiliging tegen vallen verschaft. Dat kan zowel bij het missen van een beoogd steunvlak als wanneer de persoon na het realiseren van een klittenbandverbinding zijn evenwicht verliest. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer die verbinding wordt gemaakt met een contactvlak op een schoen en een vrij ver opzij gelegen hellend steunvlak. Indien er op een lager niveau dan het gemiste steunvlak of het steunvlak dat men na verlies van evenwicht heeft moeten lossen een ander steundeel of steunvlak is dan kan dat worden aangegrepen, waarna de tocht kan worden voortgezet.

Het systeem volgens de uitvinding kan in een parcours zodanig uitgebreid opgezet zijn, dat de gebruiker keuze heeft in de te volgen koers en bijvoorbeeld op een steundeel van het ene steunvlak naar het andere kan (op)lopen of springen, en/of van het ene steundeel naar het andere steundeel kan springen, in een twee- of driedimensionale tocht over het parcours.

Opgemerkt wordt dat klittenbandverbindingen met gelijkgerichte of ook wel uni-directionele haken op zich bekend zijn, zoals het Velcro® “Quiet Closure Hook and Loop”, waarvan het doel is een beperking van het geluid bij het losmaken van de klittenbandverbinding in een kledingsluiting. Ook kan verwezen worden naar US 2010/0239805, waarin met de uni-directionaliteit van de haken de reiniging van een sluiting in een omhulling voor katoenbalen bevorderd wordt.

In een uitvoering waarin het richtingseffect bevorderd is zijn de haken op het betreffende steunvlak of contactvlak althans nagenoeg gelijk gericht , beschouwd in de eerste richting.

Indien er sprake is van één steunvlak kan dat een relatief groot oppervlak hebben, bijvoorbeeld een gehele helling. Het is ook mogelijk dat er meerdere steunvlakken zijn, op elkaar aansluitend maar bijvoorbeeld onder een verschillende hellinghoek staand of plat en gebogen (convex of concaaf), of op afstand van elkaar gelegen. De gebruiker kan bijvoorbeeld van het ene steunvlak naar het andere steunvlak springen.

Althans één steundeel kan voorzien zijn van meerdere steunvlakken, bijvoorbeeld in het geval het steundeel een helling is en op verspreid gelegen plekken steunvlakken zijn voorzien. De steunvlakken kunnen in X-, Y-, en/of Z-richting op afstand van elkaar gelegen zijn. In een langer, meer veelzijdig systeem is een aantal van één of meer steunvlakken voorziene steundelen aanwezig, die op afstand van elkaar gelegen zijn. De gebruiker kan bijvoorbeeld van het ene steundeel naar een steunvlak op een volgend steundeel springen. De steundelen kunnen achter elkaar gelegen zijn, in een X-richting, naast elkaar gelegen zijn, in een loodrecht op de X-richting staande Y-richting, dan wel in X- en Y-richting op afstand van elkaar gelegen zijn, of combinaties daarvan. Het teken van de Y-richting kan bijvoorbeeld de ene keer positief zijn en de volgende keer negatief, en dan weer positief, et cetera, zodat een soort van zigzagbaan gerealiseerd kan zijn. Vele variaties zijn mogelijk, ook in Z-richting.

De één of meer contactvlakken kunnen voorzien zijn op één of meer voorwerpen die door handen en/of vingers of door voeten te houden zijn, in het bijzonder voorzien zijn van middelen voor bevestiging van die voorwerpen op handen of voeten, in het bijzonder in de vorm van kledingstukken voor handen of voeten.

Het kledingstuk kan een handkledingstuk zijn, in het bijzonder een al dan niet van vingers voorziene handschoen zijn, Het in en uit aangrijping met elkaar brengen van de haken en lussen wordt vergemakkelijkt indien het contactvlak voorzien is aan de palmzijde van de handschoen en/of aan de palmzijde van de vingers, in het bijzonder de distale kootjes. De handschoen kan voorzien zijn van vingers of uitgevoerd zijn als een soort van wielerhandschoen, zonder vingers.

Het kledingstuk kan ook bestemd zijn voor de onderarm, en is dan bij voorkeur aan de palmzijde van de onderarm voorzien van het contactvlak. Dit kledingstuk kan één geheel vormen met het handkledingstuk.

Het kledingstuk kan een voetkledingstuk zijn, waarbij het contactvlak bij voorkeur is voorzien aan de zoolzijde, bij voorkeur onder de voorvoet, bij voorkeur onder de bal en onder de tenen. Dit biedt de persoon een bijzonder effect, omdat hij dan een zeker steunpunt kan vinden door zoolcontact en niet noodzakelijkerwijs een schoen op een uitsteeksel zoals een klimgreep,hoeft te plaatsen.

Het contactvlak kan op de zool van een schoen zelf gevormd zijn. Alternatief kan het contactvlak gevormd zijn op een hoes of kap of plaatje voor een schoen, zoals bijvoorbeeld een overschoen of opzetkap of opzetplaatje die te plaatsen is over de schoenpunt. Deze hoes of kap of plaatje zal dan met bevestigingsmiddelen voldoende veilig en betrouwbaar op de schoen bevestigd zijn.

Voor een optimaal effect voor de gebruiker kan aldus een paar handschoenen en een paar schoenen of overschoenen voorzien zijn, elk voorzien van voornoemde contactvlakken.

In een eerste verdere ontwikkeling vormt het contactvlak de hakencomponent van de klittenbandverbinding en vormt het steunvlak de lussencomponent van de klittenbandverbinding. Het contactvlak of de contactvlakken zijn lichaamsgebonden, bevinden zich zoals gezegd op de persoon, en door de uitvoering van de haken daarop kan de persoon een grote mate van vrijheid hebben in de keuze van de oriëntatie van de verbinding met een van de lussen voorzien steunvlak.

In het geval van een contactvlak op een handschoen of iets dergelijks kan de eerste richting in proximale richting gericht zijn, dat wil zeggen naar de elleboog toe. Hangen en kruipen wordt hierdoor vergemakkelijkt.

In het geval van een contactvlak op de zool van een schoen of op de zoolzijde van een overschoen of schoenkap kan de eerste richting voor-achter zijn. Hierdoor wordt een loopbeweging vergemakkelijkt.

In een tweede, andere ontwikkeling volgens de uitvinding vormt het steunvlak de hakencomponent van de klittenbandverbinding en vormt het contactvlak de lussencomponent van de klittenbandverbinding. Ook in dit geval kunnen de contactvlakken op kledingstukken voorzien zijn, op handschoenen en schoenen, zoals hiervoor besproken, echter dan met de lussen. De haakvelden kunnen nu plaatsvast, stationair zijn ten opzichte van de bewegende persoon. Indien het steunvlak in de eerste richting hellend is kunnen de haakopeningen aan de hogere zijde van de betreffende haakstelen gelegen zijn.

In deze ontwikkeling kan variatie worden aangebracht in de griprichting, met tenminste twee steunvlakken die voor wat betreft de oriëntatie van de haakopeningen van de haken daarvan onderling verschillen.

In een verdere ontwikkeling zijn de lusopeningen van de lussen op het betreffende contactvlak of steunvlak althans nagenoeg gelijkgericht.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een gebouw met een systeem volgens de uitvinding.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1A een voorbeeld van een systeem volgens de uitvinding, met in figuur 1B een detail;

Figuren 2A-C twee zijden van een handschoen voor gebruik in een systeem volgens de uitvinding en een detail daarvan;

Figuren 3A-C twee zijden van een schoen voor gebruik in een systeem volgens de uitvinding en een detail daarvan;

Figuur 4 een schematische weergave van de ineengrijping van de klittenbandcomponenten van een systeem volgens de uitvinding;

Figuren 4A-D enkele voorbeelden van steunen voor een systeem volgens de uitvinding en een detail van figuur 4A of 4B;

Figuur 5 een ander voorbeeld van een systeem volgens de uitvinding; en

Figuren 6A-C enkele voorbeelden van systemen volgens de uitvinding, beschouwd in projectie op een horizontaal vlak.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Het eerste voorbeeld van een systeem volgens de uitvinding is met

I weergegeven in figuur 1A. Op een bodem 100, welke indoor of outdoor kan zijn, zijn een aantal hindernissen 2 opgesteld, als een parcours, welke hindernissen elk steundelen 3 omvatten. De steundelen 3 zijn voorzien van steunvlakken 4, welke voorzien zijn van de luscomponenten van een klittenbandverbinding. De steundelen 3 kunnen hellend zijn, verticaal, horizontaal, concaaf, convex, et cetera.

Op schematische wijze is afgebeeld een bovenlopende baan of luchtbaan 5, in dit voorbeeld gevormd door een rail 5. Getoond is dat de rail 5 bochttrajecten kan hebben.

Op de rail 5 is vrij verrijdbaar, in richting A (hier in hoofdzaak een Xrichting), een trolley 6 aangebracht. De trolley 6, zeer schematisch afgebeeld in figuur 1B, heeft rollers 8 voor het rijden over de rails 5, en een gestel 7 met aan weerszijden van de rollers 8 afhangende platen (één is weergegeven), waaraan via een sluiting 9 een valbeveiliger 10 is opgehangen. De valbeveiliger 10 is hier een auto belay van het merk TrueBlue®, in het bijzonder type 2, en omvat een trommel waarop een veiligheidskoord 11 is gewikkeld. De trommel is voorzien van een rem zodanig dat de persoon P die door middel van bijvoorbeeld een veiligheidsharnas aan het uiteinde van het koord 11 is bevestigd, op geremde wijze onder invloed van zijn gewicht het koord kan doen afwikkelen. Bij een teruggaande beweging van de persoon P naar de trommel toe zal deze het koord

II weer inhalen onder de werking van een veer in de valbeveiliger 10.

De rail 5 en de hindernissen 2 zijn zodanig ten opzichte van elkaar geplaatst dat de persoon P door het vieren van de kabel 11 althans nagenoeg alle steunvlakken binnen raakbereik heeft. De vierlengte van de kabel 11, welke uit veiligheidsoverwegingen kleiner zal zijn dan de verticale afstand van trommel 10 tot de bodem 100, speelt hierbij mee. De rail 5 loopt boven over de hindernissen 2, waarbij in projectie op een horizontaal vlak de ene hindernis met steundeel aan de linkerzijde van de geprojecteerde rail gelegen is en de andere hindernis met steundeel aan de rechterzijde daarvan. Een hindernis met steundeel kan ook recht onder de rail gelegen zijn.

De persoon P draagt een paar handschoenen 12 en een paar schoenen 13, welke zijn contactdelen vormen en daarop zijn voorzien van contactvlakken, te bespreken aan de hand van de figuren 2 en 3.

In de figuren 2A-C is een voorbeeld van een geschikte handschoen 12 getoond, met in figuur 2A de palmzijde en in figuur 2B de rugzijde. De handschoen 12 is aan de palmzijde voorzien van contactvlakken 14, en wel van contactvlakken 14a op de vingers, contactvlakken 14b op de handpalm en van contactvlakken 14c ter plaatse van de onderarm, nabij de pols. De handschoen is met behulp van een gebruikelijke klittenbandsluiting op de betreffende hand van persoon P bevestigd. In het detail van figuur 2C is te zien dat de contactvlakken 14 de haakcomponent van een klittenbandverbinding vormen. De haken 16 zijn bevestigd op bandmateriaal 15 en hebben een haaksteel 16a en een haakopening 16b. De haakopeningen 16b zijn telkens aan slechts één zijde, en telkens dezelfde zijde van de haakstelen 16a gelegen, beschouwd in een eerste richting B. De haken 16 kunnen gelijkgericht zijn binnen een contactvlak 14a, 14b, 14c. De eerste richting B is gericht in ledemaatrichting naar de romp van de persoon P toe, dus in proximale richting.

In de figuren 3A-C is een voorbeeld van een geschikte schoen 13 met een zool 18 getoond. De schoen 13 kan op zich een gewone schoen zijn, maar is hier aangevuld met een opzetkap 19 die met een neus 20 over de schoenneus is geplaatst en met behulp van banden 22 stevig aan de schoen 13 bevestigd is. De opzetkap 19 omvat een zoolplaat 21, die het gedeelte van de zool 18 ter plaatse van de bal en de tenen bedekt. De zoolplaat 21 vormt een contactdeel met een contactvlak 14d dat, zie figuur 3C, de haakcomponent van een klittenbandverbinding vormt. Ook hier zijn de haken zodanig gericht, dat de haakopeningen 16b alle aan dezelfde zijde van de haakstelen 16a gelegen zijn, beschouwd in eerste richting B, waarbij de haakopeningen bij voorkeur over het vlak 14d gelijkgericht zijn. De richting B is van de voorkant voet naar de achterkant. Alternatief kan gebruik worden gemaakt van een schoen waarin het contactvlak met haakcomponent al een geïntegreerd deel uitmaakt van de zool.

In de figuren 4A en 4B zijn twee hindernissen 2 afgebeeld, met steunvlakken 4 gevormd door de luscomponent van een klittenbandverbinding, afgestemd op de haakcomponent van de contactvlakken 14a-d. De luscomponent is in detail afgebeeld in figuur 4D, met basis 30 en opstaande lussen 31. In een uitvoering zijn de opstaande lussen met hun lusopeningen lukraak georiënteerd. In een andere uitvoering zijn zij althans nagenoeg gelijkgericht, in een uitvoering met de openingen gericht met een richtingscomponent parallel aan de helling van het betreffende steunvlak. Zoals te zien in de figuren 1A, 4A en 4B zijn de mogelijkheden van ligging van de steunvlakken groot.

Tijdens gebruik van het systeem 1 door de persoon P zal deze vanaf de bodem 100 starten, en bijvoorbeeld oplopen tegen het concave steundeel 3. Hierbij komen eerst alleen de contactvlakken 14d van de schoenen 13 in aanraking met de steunvlakken 4, waarbij steeds een goede grip wordt verschaft tussen de haken 16 en de lussen 31 (zie ook richting C1, figuur 4), welke grip door beweging van de schoenen in de oplopende richting van het steundeel 3 makkelijk gelost kan worden (zie ook richting C2, figuur 4). De verplaatsing van de persoon P wordt daardoor niet in ongewenste mate vertraagd, terwijl een aanzienlijk mate van zekerheid tegen terug bewegen van de schoenen langs de steunvlakken wordt verschaft.

Tijdens het oplopen tegen steundeel 3 loopt de valbeveiliger 10 mee langs de rails 5, waarbij de trommel het koord 11 inneemt, zodat dit steeds voldoende strak blijft staan.

Wanneer de persoon P dichter bij de top van de hindernis 2 komt zal hij meer grip weten te verkrijgen met de handschoenen 12, die met de contactvlakken 14a-c een klittenbandverbinding kunnen vormen met de lussen 31 op de steunvlakken 4, op vergelijkbare wijze als de schoen-contactvlakken 14d. De persoon P kan dus zich als het ware met handen en voeten voortbewegen over de hindernis 2. Eenmaal boven aangekomen kan hij naar een volgende hindernis springen of naar de bodem 100, waarbij het koord 11 zonodig meegevierd wordt. Door deze mogelijkheden van oplopen/klimmen en springen ondergaat de persoon P een sensatie van een soort van Spiderman. De valbeveiliger en de gerichte klittenbandverbindingen zorgen er hierbij voor dat de persoon P het parcours veilig kan doorlopen. De persoon P kan omhoog klauteren, naar voren springen, naar rechts springen, naar links springen, en zo een 3D baan afleggen.

In figuur 4C is een alternatief getoond, waarin de hindernis 2 voorzien is van steunvlakken 14e en 14f met haakcomponenten, waarbij de haakopeningen binnen steunvlak 14e gelijkgericht zijn in de eerste richtingen B1 en de haakopeningen in de steunvlakken 14f gelijkgericht zijn in de eerste richtingen B2. De luscomponent zal in dit geval voorzien zijn op de contactvlakken op de schoenen en de handschoenen van de persoon P.

In figuur 5 is een ander voorbeeld van een systeem 101 volgens de uitvinding afgebeeld. In het systeem 101 kunnen meerdere personen P tegelijk actief zijn. Het systeem 101 omvat een centraal lichaam 102, waarop een omlopende reeks steundelen 103 aangebracht zijn, met verschillende opstellingen van steunvlakken 104. Bovenaan het lichaam 102 is een reeks vaste en stijve, radiale uithouders 140 aangebracht, elk voorzien van een rail 105, waarlangs in de richtingen A een niet weergegeven trolley vrij verplaatsbaar is, tussen aanslagen. Aan die trolley is telkens een valbeveiliger 110 bevestigd, voor persoon P. Bij het door de persoon P oplopen van de steundelen 103 loopt de betreffende valbeveiliger 110 aan de trolley mee over de rails 105.

De steunvlakken kunnen zwart zijn. Zij kunnen ook gekleurd zijn, fel gekleurd zijn, bijvoorbeeld in zogenoemde neon kleuren. In combinatie met een UV-A lichtbron (blacklight) is dan een bijzonder kleureffect bereikbaar.

In de figuren 6A-C zijn enkele voorbeelden van opstellingen van van steunvlakken 4 voorziene steundelen 3 weergegeven. Alleen in figuur 6A zijn de steunvlakken 4 afgebeeld, begrepen zal worden dat deze ook in de figuren 6B en 6C aanwezig zullen zijn. De hellingsrichting van de steundelen 3 is aangegeven. In figuur 6A is geen luchtbaan aanwezig, en kan de persoon van het ene steundeel naar het andere steundeel hoppen, in willekeurige volgorde. In figuur 6B is er wel een luchtbaan 5, waarlangs de persoon in richting A, met behulp van een trolley, met valbeveiliger, zoals hiervoor besproken, kan voortbewegen, als springend van het ene steundeel naar het andere steundeel, links van de luchtbaan, rechts van de luchtbaan, onder de luchtbaan. Een vergelijkbare opstelling is te zien in figuur 6C, met een bochtig traject van de luchtbaan 5. De steundelen kunnen ook reiken tot verschillende hoogtes, in Z-richting, en beginnen op verschillende hoogtes.

De uitvinding(en is/zijn geenszins beperkt tot de in de tekeningen en beschrijving getoonde en beschreven uitvoeringen. De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties duidelijk zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding. Variaties zijn mogelijk van de in de tekeningen getoonde en in de beschrijving beschreven onderdelen. Zij kunnen apart worden toegepast in andere uitvoeringen van de uitvinding(en). Onderdelen van verschillende gegeven voorbeelden kunnen met elkaar gecombineerd worden.

Claims

CONCLUSIES

1. Systeem voor lichamelijke verplaatsingsactiviteit van een persoon, omvattend een aantal hindernissen en een veiligheidsinrichting voor het breken van een val van de bewegende persoon, waarbij de veiligheidsinrichting een luchtbaan, zoals een kabel of een rail, omvat die voorzien is van een daarlangs verplaatsbare trolley, in het bijzonder daarlangs vrij verplaatsbare trolley, en een veiligheidslijn die aan het ene eind verbonden is met de trolley en aan het andere eind voorzien is van een koppeling voor koppeling van de persoon aan de veiligheidslijn, waarbij de veiligheidslijn deel uitmaakt van een valbeveiliger met een van een rem voorziene veiligheidstrommel waarop de veiligheidslijn omgeslagen is, waarbij de valbeveiliger verbonden is met de trolley voor verplaatsing daardoor langs de luchtbaan, , waarbij, bij voorkeur, de trommel van de valbeveiliger van het zelfopwindende type is, waarbij de hindernissen op verschillende hoogtes en/of in een richting dwars op de luchtbaan op afstand van elkaar gelegen zijn, bij voorkeur aan beide zijden van de luchtbaan .
2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de luchtbaan hoeken en/of bochten heeft.
3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de luchtbaan een horizontaal traject en/of een aflopend traject omvat.
4. Systeem volgens één der conclusies 1 -3, waarbij de luchtbaan een kort oplopend tussen- of eindtraject omvat.
5. Systeem volgens één der conclusies 1 -4, waarbij de luchtbaan een beginpunt en een eindpunt heeft, waarbij het eindpunt lager ligt dat het beginpunt.
6. Systeem volgens één der conclusies 1-5, waarbij de hindernissen elk een plaatsvast steundeel omvatten, waarbij het systeem omvat tenminste één door de bewegende persoon te dragen contactdeel, waarbij het steundeel en het contactdeel respectievelijk tenminste één steunvlak en tenminste één contactvlak omvatten, waarbij het steunvlak en het contactvlak de respectieve componenten van een uit haken en lussen gevormde klittenbandverbinding vormen, waarbij de haken haakstelen en haakopeningen hebben, waarbij de haakopeningen op het betreffende steunvlak of contactvlak althans nagenoeg alle aan dezelfde zijde van de betreffende haakstelen gelegen zijn, beschouwd in een eerste richting parallel aan het betreffende steunvlak of contactvlak, waarbij de luchtbaan zich over het tenminste ene steundeel uitstrekt, waarbij, bij voorkeur, de luchtbaan zich over meerdere steundelen uitstrekt.
7. Systeem volgens conclusie 6, omvattend een aantal steunvlakken.
8. Systeem volgens conclusie 7, waarbij de steunvlakken op elkaar aansluiten.
9. Systeem volgens conclusie 7, waarbij de steunvlakken op afstand van elkaar gelegen zijn.
10 Systeem volgens conclusie 8 of 9, waarbij althans twee steunvlakken verschillen in ruimtelijke oriëntatie.
11. Systeem volgens één der conclusies 7-10, waarbij althans één steundeel voorzien is van meerdere steunvlakken.
12. Systeem volgens één der conclusies 6-11, waarbij de op afstand van elkaar gelegen steundelen achter elkaar gelegen zijn, naast elkaar gelegen zijn of achter en naast elkaar gelegen zijn.
13. Systeem volgens één der conclusies 6-12, waarbij de luchtbaan zich over meerdere steundelen uitstrekt.
14. Systeem volgens één deer conclusies 6-13, waarbij beschouwd in een projectie op een horizontaal vlak de steunvlakken en/of de steundelen aan de ene zijde en/of aan de andere zijde van de luchtbaan gelegen zijn, bijvoorbeeld op variërende afstanden.
15. Systeem volgens één der conclusies 6-14, waarbij een steundeel een zodanige breedte heeft dat deze zich aan weerszijden van de luchtbaan uitstrekt, zodat de steunvlakken van dat steundeel aan weerszijden van de luchtbaan gelegen zijn.
16. Systeem volgens één der conclusies 6-15, waarbij het contactvlak de hakencomponent van de klittenbandverbinding vormt en het steunvlak de lussencomponent van de klittenbandverbinding vormt
17. Systeem volgens één der conclusies 6-16, waarbij de haken op het betreffende steunvlak of contactvlak althans nagenoeg gelijk gericht zijn, beschouwd in de eerste richting.
18. Systeem volgens conclusie 17, waarbij de lussen op het betreffende contactvlak of steunvlak althans nagenoeg gelijkgericht zijn.
19. Systeem volgens conclusie 17 of 18, waarbij de één of meer contactvlakken voorzien zijn op voorwerpen die door handen en/of vingers of door voeten te houden zijn, in het bijzonder voorzien zijn van middelen voor bevestiging van die voorwerpen op handen of voeten, in het bijzonder in de vorm van één of meer kledingstukken voor handen of voeten.
20. Systeem volgens conclusie 19, waarbij het kledingstuk een handkledingsstuk is, in het bijzonder een al dan niet van vingers voorziene handschoen is, waarbij het contactvlak bij voorkeur voorzien is aan de palmzijde van de handschoen en/of in het geval van een handschoen met vingers, op de palmzijde van de vingers, waarbij, bij voorkeur, de eerste richting in proximale richting gericht is.
21. Systeem volgens conclusie 19, waarbij het kledingstuk een voetkledingstuk is, waarbij, bij voorkeur, het contactvlak voorzien is aan de zoolzijde van het voetkledingstuk, bij voorkeur onder de voorvoet, waarbij, bij voorkeur, de eerste richting voor-achter is.
22. Systeem volgens conclusie 21, waarbij het contactvlak gevormd is op de zool van een schoen.
23. Systeem volgens conclusie 21, waarbij het contactvlak gevormd is op een hoes, zoals bijvoorbeeld een overschoen, opzetkap of zoolopzetplaatje voor een schoen.
24. Systeem volgens één der conclusies 19-23, omvattend voor de persoon een paar handschoenen en een paar schoenen, opzetkappen, zoolopzetplaatjes of overschoenen, elk voorzien van voornoemde contactvlakken.
25. Systeem volgens conclusie 18 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij de lussen met de lusopeningen gericht zijn volgens een tweede richting, waarbij het steunvlak de luscomponent van de klittenbandverbinding vormt, waarbij het steunvlak in de tweede richting hellend is.
26. Systeem volgens één der conclusies 6-15, waarbij het steunvlak de hakencomponent van de klittenbandverbinding vormt en het contactvlak de lussencomponent van de klittenbandverbinding vormt.
27. Systeem volgens conclusie 26, waarbij het steunvlak in de eerste richting hellend is en de haakopeningen aan de hogere zijde van de betreffende haakstelen gelegen zijn.
28. Systeem volgens één der conclusies 7-11, wanneer afhankelijk van conclusie 26, met tenminste twee steunvlakken die voor wat betreft de oriëntatie van de haakopeningen van de haken daarvan onderling verschillen.
29. Gebouw voorzien van een systeem volgens één der voorgaande conclusies.
30. Systeem voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

-o-o-o-o-o-o-o-o-

2/7

OJ

14α

3/7

4/7

5Π u-

140

104

717