NL2018273B1 - Opvouwbare vormvaste houder en werkwijze voor het opvouwen van een vormvaste houder - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding betreft een opvouwbare vormvaste houder voor het houden van een levensmiddeL De zijden van de vormvaste houder volgens onderhavige uitvinding zijn zodanig geconfigureerd dat deze eenvoudig te vouwen is. De onderhavige uitvinding betreft verder een uitslag voor kennelijk gebruik in de houder volgens de onderhavige vinding alsmede een werkwijze voor het opvouwen van een opvouwbare vormvaste houder volgens de onderhavige vinding.

Description

Opvouwbare vormvaste houder en werkwijze voor het opvouwen van een vormvaste houder

De onderhavige uitvinding betreft een opvouwbare vormvaste houder voor het houden van een levensmiddel, zoals een pizzadoos, alsmede een uitslag voor kennelijk gebruik in een dergelijke houder. De onderhavige uitvinding betreft verder een werkwijze voor het opvouwen van een opvouwbare vormvaste houder volgens de onderhavige vinding.

Vormvaste houders, in het bijzonder pizzadozen, zijn veelal gemaakt uit moeilijk vouwbaar golfkarton. Vormvaste houders worden veelvuldig gebruikt voor het warm houden van reeds verwarmde levensmiddelen en/of voor het hygiënisch vervoeren van de levensmiddelen, zoals pizza’s. De constructie van een dergelijke houder is derhalve zodanig dat het onverhoopt scheuren van de houder tot een minimum wordt gereduceerd.

Nadat het levensmiddel uit de vormvaste houder is gehaald en de houder niet langer als functioneel of bruikbaar kan worden beschouwd, dient de gebruiker de houder verder te verwerken tot afval. Daar de houder veelal etensresten zal bevatten en het gebruikte materiaal van de houder, zoals golfkarton, veelal etensresten, zoals vet, zal absorberen is de houder niet geschikt om bij het oud-papierafval te deponeren. Derhalve zal de houder in een standaard prullenbak moeten worden gedeponeerd teneinde de houder via het huis-, tuin en keukenafval af te kunnen voeren.

Het deponeren van de nu gebruikelijke houders in de prullenbak van de gemiddelde consument is geen eenvoudige opgave. Immers, de afmetingen van de houder zijn zodanig dat de houder niet eenvoudig in de prullenbak kan worden gedeponeerd. Sterker nog, de vorm en stevige constructie van de in praktijk veel toegepaste houders zijn niet compatible met de vuilniszakken, waardoor ongewenste puntige vormen in de vuilniszak kunnen ontstaan, met het ongewenst scheuren van de vuilniszak tot gevolg.

Teneinde bovenstaande nadelen te voorkomen, d.w.z. het verschaffen van een houder welke op een eenvoudige manier kan worden verkleind teneinde deponering in de afvalbak mogelijk te maken, verschaft de onderhavige uitvinding hiertoe een opvouwbare vormvaste houder voor het houden van een levensmiddel, waarbij de houder een grondvlak en opstaande zijden met een bovenrand omvat en een tegenover het grondvlak gelegen bovenvlak omvat, welk bovenvlak is verbonden met de bovenrand van ten minste één van de opstaande zijden en waarbij een eerste zijde van de houder en een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde van de houder ieder zijn voorzien van een zich in de lengterichting van de betreffende zijde uitstrekkende verzwakking voor het ten minste kunnen vouwen van de betreffende zijde. De houder volgens onderhavige vinding verschilt hierin dat een eerste uiteinde van de verzwakking aansluit op een in de betreffende zijde aangebrachte scheurlijn welke scheurlijn in hoofdzaak loodrecht op de lengterichting van de betreffende zijde is aangebracht en een tweede uiteinde van de verzwakking ten minste aansluit op een denkbeeldig vierkanten vouwvlak, welk vouwvlak wordt ingesloten door de bovenrand van de betreffende zijde, een opstaande rand van de betreffende zijde en het grondvlak grenzend aan de betreffende zijde. Het vouwvlak is verder voorzien van een diagonale vouwlijn welke zich uitstrekt van een eerste hoekpunt van het vouwvlak tot een tweede hoekpunt van het vouwvlak en opgemerkt wordt dat de tweede zijde gespiegeld is ten opzichte van de eerste zijde teneinde een symmetrische verzwakking te verschaffen ter voorkoming dat in de twee zijden aangebrachte vouwlijnen elkaar tegen zullen werken.

Gebleken is dat bovenstaande constructie resulteert in een eenvoudig op te vouwen houder. Door het verschaffen van een verzwakking in beide zijden van de houder, is het voor de gebruiker eenvoudiger om, na indrukking van beide betreffende zijden, het grondvlak, de bodem, en het bovenvlak, veelal de deksel, naar elkaar toe te bewegen. De resulterende plattere constructie van de houder kan vervolgens verder gevouwen worden teneinde de houder te verkleinen.

Niet alleen resulteert bovenstaande constructie in een eenvoudig op te vouwen houder, eventueel achtergebleven etensresten in de houder krijgen tijdens het vouwproces niet de mogelijkheid om de houder te verlaten. Het grondvlak, de opstaande zijden en het bovenvlak blijven tijdens het vouwproces intact waardoor het vasthouden van etensresten door de houder wordt gegarandeerd.

De verzwakking in beide zijden van de houder kan op diverse manieren worden aangebracht. Het geniet echter de voorkeur dat de verzwakking een perforatielijn of rillijn omvat. Bij verdere voorkeur omvat de verzwakking een perforatielijn waarbij de perforatie 6 millimeter om 6 millimeter bedraagt. Gebleken is dat bij een dergelijke perforatielijn het vormvaste materiaal eenvoudiger vouwt of buigt zonder dat hierbij scheuring van het materiaal ontstaat.

De scheurlijn omvat bij voorkeur een perforatielijn of rillijn. Bij verdere voorkeur omvat de scheurlijn een perforatielijn waarbij de perforatie 2 millimeter om 2 millimeter bedraagt. Gebleken is dat bij een dergelijke perforatielijn het vormvaste materiaal eenvoudiger scheurt.

Evenzo omvat de diagonale vouwlijn een perforatielijn of rillijn. De diagonale vouwlijn mag, anders dan de naam doet vermoeden tevens scheuren gedurende het vouwproces. Met het scheuren van de diagonale vouwlijn kan nog steeds worden gegarandeerd dat etensresten worden vastgehouden door de houder gedurende het vouwproces. Derhalve kan er gekozen worden voor een perforatielijn waarbij de perforatie 2-6 millimeter om 2-6 millimeter bedraagt.

In een uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding sluit het tweede uiteinde van de verzwakking aan op de in het vouwvlak aangebrachte diagonale vouwlijn. Hierbij doorsnijdt de verzwakking een (denkbeeldige) zijde van het denkbeeldige vierkant om aan te sluiten op de in het vouwvlak aangebrachte diagonale vouwlijn.

Echter, bij meer voorkeur is het vouwvlak voorzien van een scheurlijn aangebracht tussen het tweede uiteinde van de verzwakking en een ten opzichte van het tweede uiteinde van de verzwakking meest nabijgelegen uiteinde van de diagonale vouwlijn. Een dergelijke constructie blijkt te resulteren in een meer robuuste manier van vouwen van de houder. Bij voorkeur wordt het tweede uiteinde van de verzwakking zodanig gepositioneerd dat de in het vouwvlak aangebrachte scheurlijn in hoofdzaak loodrecht op de lengterichting van de betreffende zijde kan worden aangebracht. Tevens is gebleken dat in plaats van een dergelijke scheurlijn het vouwvlak is voorzien van een inkeping aangebracht in de bovenrand van de opstaande zijde van de houder op de positie van het ten opzichte van het tweede uiteinde van de verzwakking meest nabijgelegen uiteinde van de diagonale vouwlijn. Een dergelijke inkeping sluit bij voorkeur aan op het tweede uiteinde van de verzwakking. Derhalve wordt een constructie verkregen waarbij het niet langer noodzakelijk is een deel van de (denkbeeldige) zijde van het vouwvlak te scheuren alvorens de zijde voorzien van de verzwakking in te kunnen drukken.

Zoals reeds hierboven aangegeven is de houder bij voorkeur vervaardigd uit golfkarton, zoals de F-flute en G-flute aangeboden door Smurfit Kappa. Bij verder voorkeur betreft de houder een pizzadoos.

Teneinde de samengedrukte houder, d.w.z. na indrukking van beide zijden en het naar elkaar toe bewegen van het grond- en bovenvlak, eenvoudiger verder te kunnen verkleinen zijn het grondvlak en/of het bovenvlak parallel aan de lengterichting van de eerste zijde voorzien van één of meerdere verzwakkingen. Dergelijke verzwakkingen omvatten bij voorkeur een perforatielijn of rillijn. Daar scheuring van de verzwakkingen gedurende het vouwen niet wenselijk is zal, indien gebruik wordt gemaakt van een perforatielijn, een perforatie van 6 millimeter om 6 millimeter de voorkeur genieten.

In een uitvoeringsvorm is het bovenvlak voorzien van ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijden met een onderrand. Een dergelijke constructie van het bovenvlak, zoals de deksel, wordt heden ten dage veelvuldig toegepast om een stevige constructie te bewerkstelligen waarbij het bovenvlak nauwsluitend aansluit op de opstaande zijden van het grondvlak. De bovenrand van de opstaande zijden van het grondvlak omsluiten hierbij veelal het bovenvlak, waarbij de onderrand van de ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijden veelal op het grondvlak afsteunen.

In een uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn de ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijden welke in gesloten toestand van de houder een overlap hebben met de eerste en/of tweede zijde voorzien van overeenkomstige verzwakkingen zoals reeds hierboven beschreven voor de eerste en/of tweede zijde. Hierbij zijn zowel de eerste als tweede zijde indrukbaar zonder dat hierbij de constructie van het bovenvlak met ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijden het indrukken van de eerste en tweede zijden tegenwerkt.

In een andere uitvoeringsvorm volgens de onderhavige vinding zijn de ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijden welke in gesloten toestand van de houder een overlap hebben met de eerste en/of tweede zijde voorzien van een denkbeeldig vierkanten vouwvlak, welk vouwvlak wordt ingesloten door het bovenvlak, een opstaande rand van de ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijde en de onderrand van de betreffende zijde. Hierbij is het vouwvlak voorzien van een diagonale vouwlijn welke zich uitstrekt van een eerste hoekpunt van het vouwvlak tot een tweede hoekpunt van het vouwvlak; en is het vouwvlak zodanig gepositioneerd dat deze nabij de in de eerste en/of tweede zijde aangebrachte scheurlijn is gelegen. Bij voorkeur omvat de diagonale vouwlijn aangebracht in een ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijde een perforatielijn of rillijn. Scheuring van deze diagonale vouwlijn is toegestaan zonder dat hierbij de functionaliteit van het vasthouden van eventueel achtergebleven etensresten door de houder verloren gaan. Derhalve mag, indien er gekozen wordt voor een perforatielijn, de perforatie 2-6 millimeter om 2-6 millimeter bedragen.

In een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de houder een grondvlak voorzien van een vasthoudstrip voor het vasthouden van de houder in opgevouwen toestand. Een dergelijke vasthoudstrip kan bijvoorbeeld zijn voorzien van kleefmiddelen, zoals een lijmlaag of klittenband. In geval de vasthoudstrip van klittenband is voorzien, dient het grondvlak tevens te zijn uitgerust met een met klittenband samenwerkende sectie. Een dergelijke sectie kan tevens bestaan uit klittenband. In een eenvoudigere uitvoeringsvorm van de houder volgens de onderhavige uitvinding, omvat het grondvlak van de houder een opening voor opname van de vasthoudstrip. Deze opening is bij voorkeur dusdanig gesitueerd dat in opgevouwen toestand van de houder, de vasthoudstrip eenvoudig deel om de houder kan worden gevouwen en door de opening in het grondvlak kan worden opgenomen.

De uitvinding betreft tevens een uitslag, ofwel plano, voor kennelijk gebruik in de houder volgens onderhavige uitvinding.

De uitvinding betreft verder een werkwijze voor het opvouwen van een opvouwbare vormvaste houder volgens de onderhavige uitvinding, omvattende de stappen: a) het verschaffen van de houder volgens onderhavige uitvinding; b) het uitoefen van een ten opzichte van de houder naar binnen gerichte externe kracht op de van verzwakkingen voorziene eerste en tweede zijde van de houder; c) het uitoefenen van een ten opzichte van de houder naar binnen gerichte externe kracht op het bovenvlak en/of grondvlak teneinde beide vlakken naar elkaar toe te bewegen; en d) optioneel, het over een richting parallel aan de lengterichting van de eerste zijde van de houder vouwen van het bovenvlak en grondvlak.

Bij voorkeur wordt stap d) één of meerdere malen wordt herhaald teneinde de houder verder te verkleinen en verdere verwerking van de houder, zoals het deponeren van de houder in een afvalbak, te vereenvoudigen.

De extern uitgeoefende kracht gedurende stap b) is bij voorkeur zodanig gekozen dat deze ten minste resulteert in het scheuren van de in de eerste en tweede zijde aangebracht scheurlijn. Indien scheuring van de scheurlijn ontstaat zal de kracht voldoende zijn om reeds indrukking van de in de eerste en tweede zijde aangebrachte verzwakking te bewerkstelligen. Immers, scheuring van de scheurlijn is reeds een gevolg van de indrukking van beide zijden.

Echter, hoewel het uitoefenen van een kracht gedurende stap b) reeds voldoende is bij inscheuring van de scheurlijn, mag de kracht tevens zodanig zijn gekozen dat de in het vouwvlak aangebrachte diagonale vouwlijn, en optioneel de in het vouwvlak aangebrachte scheurlijn, scheurt.

Hierna wordt de uitvinding nader beschreven aan de hand van de bijgevoegde figuren waarin:

Figuur 1A-1C een drietal uitslagen van een houder volgens onderhavige uitvinding weergeeft;

Figuur 2 een perspectivische weergave van de houder volgens onderhavige uitvinding weergeeft; en

Figuur 3A-3C de werking van het opvouwen van de houder volgens onderhavige uitvinding weergeeft.

Figuur 1A geeft een uitslag van een houder 1 volgens de onderhavige uitvinding weer. De houder 1, zoals een pizzadoos, wordt gevormd door een grondvlak 2, opstaande zijden 3, 4, 5, 6. Tevens omvat de houder 1 een bovenvlak 7 welke is verbonden met opstaande zijde 4. Het bovenvlak 7 omvat verder een drietal ten opzichte van het bovenvlak 7 uitkragende zijden 8, 9,10. De zijden 6, 7 die de zijkant van de houder 1 vormen zijn elk voorzien van een verzwakking 11,12 die in de lengterichting van de betreffende zijde 6, 7 is aangebracht. Een eerste uiteinde 13, 14 sluit aan op een loodrecht op de lengterichting van de zijde 6, 7 aangebrachte scheurlijn 15,16. De tweede uiteinde 17,18 van de verzwakking 11, 12 sluit aan op een diagonale vouwlijn 19, 20 die is aangebracht in een denkbeeldig vouwvlak 21,22. Het grondvlak en het bovenvlak zijn tevens voorzien van meerdere parallelle verzwakkingen 23.

Figuur 1B toont een overeenkomstige houder 30. Voor verdere informatie met betrekking tot de in figuur 1B opgenomen referentienummers wordt verwezen naar bovenstaande uitleg voor figuur 1A. De uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 1B verschilt hierin dat het tweede uiteinde 17,18 van de verzwakking 11,12 niet aansluit op de in het denkbeeldige vierkanten vouwvlak 21, 22 aangebrachte diagonale vouwlijn 19, 20. Een aanvullende scheurlijn 24, 25 is aangebracht op een van de denkbeeldige zijden van het vouwvlak 21, 22. De scheurlijn 24, 25 verbindt het tweede uiteinde 17, 18 met de diagonale vouwlijn 19, 20. Om verdere vouwing van de houder 30 te vereenvoudigen zijn de uitkragende zijden 8,10 tevens voorzien van een diagonale vouwlijn 26, 27.

Figuur 1C toont een verdere houder 40 overeenkomstig de houder 1 van figuur 1C alsmede de houder 30 van figuur 1B. Houder 40 van figuur 1C wijkt hierin af dat deze is voorzien van een tweetal inkepingen 41,42 ter vervanging van de aanvullende scheurlijnen 24, 25 zoals afgebeeld in figuur 1B. Daarnaast omvat houder 40 een vasthoudstrip 44 welke de houder 40 in opgevouwen toestand kan vasthouden door strip 44 in opening 43 te schuiven.

Figuur 2 toont een perspectivische weergave van de houder 30 volgens onderhavige uitvinding. Hierin is het bovenvlak 7 zichtbaar alsmede opstaande voorzijde 3 en opstaande zijkantzijde 5. Verzwakking 12 is tevens zichtbaar waarvan het tweede uiteinde 18 is verbonden met een scheurlijn 25 welke vervolgens met een van de hoekpunten van denkbeeldig vierkanten vouwvlak 22 is verbonden. Scheurlijn 25 is zodanig gepositioneerd dat deze een hoekpunt van vouwvlak 22 verbindt welke tevens het uiteinde van diagonale vouwlijn 20 omvat.

Figuur 3A-C geeft een werkwijze weer voor het opvouwen van de houder 30 volgens onderhavige uitvinding. In figuur 3A is de voorzijde 3 zichtbaar alsmede het bovenvlak 7 en zijkant 6. In zijkantzijde 6 is de verzwakking 11 afgebeeld met een eerste uiteinde 13 en een tweede uiteinde 17. De tweede uiteinde 17 staat in verbinding met de diagonale vouwlijn 19, waar de eerste uiteinde 13 reeds is gesepareerd van scheurlijn 15. Nadat beide zijkantzijden 5, 6 zijn ingedrukt middels een externe kracht 26. Kan de houder 30 worden platgedrukt door deze in de richting van pijlen 27 te bewegen. De verkregen platgedrukte houder 30 kan vervolgens worden gevouwen over verzwakkingen 23 (figuur 3B-C) teneinde een compacte houder 30 te verkrijgen welke geschikt is voor verdere verwerking zoals het deponeren van de houder 30 in de afvalbak (niet afgebeeld).

Claims (23)

1. Opvouwbare vormvaste houder voor het houden van een levensmiddel, de houder omvattende: een grondvlak en opstaande zijden met een bovenrand; en een tegenover het grondvlak gelegen bovenvlak, welk bovenvlak is verbonden met de bovenrand van ten minste één van de opstaande zijden, waarbij een eerste zijde van de houder en een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde van de houder ieder zijn voorzien van een zich in de lengterichting van de betreffende zijde uitstrekkende verzwakking voor het ten minste kunnen vouwen van de betreffende zijde, met het kenmerk dat: een eerste uiteinde van de verzwakking aansluit op een in de betreffende zijde aangebrachte scheurlijn welke scheurlijn in hoofdzaak loodrecht op de lengterichting van de betreffende zijde is aangebracht; en een tweede uiteinde van de verzwakking ten minste aansluit op een denkbeeldig vierkanten vouwvlak, welk vouwvlak wordt ingesloten door de bovenrand van de betreffende zijde, een opstaande rand van de betreffende zijde en het grondvlak grenzend aan de betreffende zijde, waarbij: het vouwvlak is voorzien van een diagonale vouwlijn welke zich uitstrekt van een eerste hoekpunt van het vouwvlak tot een tegenover het eerste hoekpunt gelegen tweede hoekpunt van het vouwvlak; en de tweede zijde gespiegeld is ten opzichte van de eerste zijde.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de verzwakking een perforatielijn of rillijn omvat.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de scheurlijn een perforatielijn of rillijn omvat.

4. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de diagonale vouwlijn een perforatielijn of rillijn omvat.

5. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het tweede uiteinde van de verzwakking aansluit op de in het vouwvlak aangebrachte diagonale vouwlijn.

6. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het vouwvlak is voorzien van een scheurlijn of inkeping aangebracht tussen het tweede uiteinde van de verzwakking en een ten opzichte van het tweede uiteinde van de verzwakking meest nabijgelegen uiteinde van de diagonale vouwlijn.

7. Houder volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de in het vouwvlak aangebrachte scheurlijn in hoofdzaak loodrecht op de lengterichting van de betreffende zijde is aangebracht.

8. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de houder is vervaardigd uit golfkarton.

9. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de houder een pizzadoos betreft.

10. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het grondvlak en/of het bovenvlak parallel aan de lengterichting van de eerste zijde zijn voorzien van één of meerdere verzwakkingen.

11. Houder volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de één of meerdere verzwakkingen een perforatielijn of rillijn omvatten.

12. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het bovenvlak tevens is voorzien van ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijden met een onderrand.

13. Houder volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijden welke in gesloten toestand van de houder een overlap hebben met de eerste en/of tweede zijde zijn voorzien van overeenkomstige verzwakkingen volgens één van de conclusies 1 -7.

14. Houder volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijden welke in gesloten toestand van de houder een overlap hebben met de eerste en/of tweede zijde zijn voorzien van een denkbeeldig vierkanten vouwvlak, welk vouwvlak wordt ingesloten door het bovenvlak, een opstaande rand van de ten opzichte van het bovenvlak uitkragende zijde en de onderrand van de betreffende zijde, waarbij: het vouwvlak is voorzien van een diagonale vouwlijn welke zich uitstrekt van een eerste hoekpunt van het vouwvlak tot een tweede hoekpunt van het vouwvlak; en het vouwvlak is gepositioneerd nabij de in de eerste en/of tweede zijde aangebrachte scheurlijn.

15. Houder volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de diagonale vouwlijn een perforatielijn of rillijn omvat.

16. Houder volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het grondvlak van de houder is voorzien van een vasthoudstrip voor het vasthouden van de houder in opgevouwen toestand.

17. Houder volgens conclusie 14, met het kenmerk dat het grondvlak tevens is voorzien van een opening ingericht voor het ontvangen van de vasthoudstrip van de houder in opgevouwen toestand.

18. Uitslag voor kennelijk gebruik in de houder volgens één van de voorgaande conclusies.

19. Werkwijze voor het opvouwen van een opvouwbare vormvaste houder volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende de stappen: a) het verschaffen van de houder volgens één van de voorgaande conclusies; b) het uitoefen van een ten opzichte van de houder naar binnen gerichte externe kracht op de van verzwakkingen voorziene eerste en tweede zijde van de houder; c) het uitoefenen van een ten opzichte van de houder naar binnen gerichte externe kracht op het bovenvlak en/of grondvlak teneinde beide vlakken naar elkaar toe te bewegen; en d) optioneel, het over een richting parallel aan de lengterichting van de eerste zijde van de houder vouwen van het bovenvlak en grondvlak.

20. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk dat stap d) één of meerdere malen wordt herhaald.

21. Werkwijze volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk dat de externe kracht in stap b) zodanig is gekozen dat deze ten minste resulteert in het scheuren van de in de eerste en tweede zijde aangebracht scheurlijn.

22. Werkwijze volgens één van de conclusies 19-21, met het kenmerk dat de externe kracht in stap b) zodanig is gekozen dat de in het vouwvlak aangebrachte scheurlijn scheurt.

23. Werkwijze volgens één van de conclusies 19-22, met het kenmerk dat de externe kracht in stap b) zodanig is gekozen dat de in het vouwvlak aangebrachte diagonale vouwlijn scheurt.