NL9200887A

NL9200887A - Strooituit.

Info

Publication number: NL9200887A
Application number: NL9200887A
Authority: NL
Original assignee: Bernardus Johannes Van Suntenm
Priority date: 1992-01-16
Filing date: 1992-05-20
Publication date: 1993-08-16
Also published as: EP0662064A1; WO1993013995A1; JPH07502717A; BR9207048A; CA2128221A1; AU3096692A; FI943204A; FI943204A0; US5494216A

Description

STROOITUIT

De uitvinding heeft betrekking op een van vouwbaar materiaal vervaardigde, op een hoeklijn van een strooituit voorziene houder, waarbij de strooituit gevormd wordt door: een eerste snijlijn, die zich in een eerste aan de hoeklijn grenzend vlak uitstrekt vanaf een eerste punt op de hoeklijn; een tweede snijlijn, die zich in een tweede aan de hoeklijn grenzende vlak uitstrekt vanaf het eerste punt op de hoeklijn? een eerste verzwakkingslijn, die zich uitstrekt in het eerste aan de hoeklijn grenzende vlak vanaf een tweede punt op de hoeklijn, en die de eerste snijlijn snijdt; en een tweede verzwakkingslijn die zich uitstrekt in het tweede aan.de hoeklijn grenzende vlak vanaf het tweede punt op de hoeklijn, en die de tweede snijlijn snijdt.

Een van een dergelijke strooituit voorziene houder is bekend in de vorm van dozen voor het verpakken van strooibaar materiaal, bijvoorbeeld hagelslag, ander korrelvormig broodbeleg, en waspoeder.

De bij de houders toegepaste strooituit sluit bij een nieuwe, afgeleverde doos goed af. Wanneer de gebruiker gebruik wil maken van de strooituit, drukt hij deze in. Bijvoorbeeld door middel van de duim of wijsvinger wordt een binnenwaarts gerichte kracht uitgeoefend op de hoeklijn tussen het eerste punt en het tweede punt, waardoor de beide tuitvlakken, ingesloten door de hoeklijn, de eerste en de tweede snijlijn en de eerste en de tweede verzwakkingslijn naar binnen toe worden gevouwen. In deze binnenste stand blijven de vlakken staan, zodat een, zij het naar binnen gevouwen, strooituit wordt verkregen. De inhoud van de houder kan dan uitgestrooid worden over de randen, die gevormd worden door de eerste en de tweede snijlijn.

Het is, wanneer een dergelijke strooituit eenmaal geopend is, niet meer mogelijk deze zonder meer te slui- 'ten. Wellicht is het mogelijk door middel van enig gepruts de beide tuitvlakken te sluiten, doch de kans, dat de tuitvlakken en/of de randen worden beschadigd is aanzienlijk. Bovendien is de handeling zo lastig uit te voeren, dat de gebruiker geneigd zal zijn de tuit open te laten.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke, van een strooituit voorziene houder, die gexnakkelijk, na te zijn geopend, weer kan worden gesloten, en die beschadiging voorkomt.

Dit doel wordt bereikt, doordat de houder voorzien is van spreidmiddelen voor het tijdelijk vergroten van de afstand tussen het eindpunt van de eerste en de tweede snijlijn.

Als gevolg van deze maatregelen krijgen beide genoemde vlakken de mogelijkheid zich door hun dode punt heen terug te bewegen naar hun oorspronkelijke positie waarin de strooituit is gesloten.

Bij voorkeur worden de spreidmiddelen gevormd door een derde verzwakkingslijn, die een derde punt op de hoeklijn verbindt met het eindpunt van de eerste snijlijn en door een vierde verzwakkingslijn die het derde punt op de hoeklijn verbindt met het het eindpunt van de tweede snijlijn.

Door de derde verzwakkingslijn, de eerste snijlijn en de hoeklijn wordt een eerste drukvlak ingesloten, terwijl door de vierde verzwakkingslijn de tweede snijlijn en de hoeklijn een tweede drukvlak wordt gevormd. Door beide drukvlakken bijvoorbeeld door middel van de duim naar binnen te drukken worden de eindpunten van de snijlijn uit elkaar bewogen, zodat beide tuitvlakken gelegenheid krijgen terug te bewegen naar hun oorspronkelijke positie.

Bij voorkeur is het derde punt aan de andere zijde van het eerste punt gelegen dan het tweede punt.

Deze maatregel heeft tot gevolg dat bij het terugbewegen van de drukvlakken de bovenrand hiervan de onderrand van de tuitvlakken meenéemt, zodat de zekerheid van de sluithandeling groot is.

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm is de grootste afstand tussen de derde verzwakkihgslij n, respectievelijk de vierde verzwakkingslijn en de hoeklijn groter dan de afstand tussen het snijpunt van de eerste snijlijn en de derde verzwakkingslijn, respectievelijk de tweede snijlijn en de vierde verzwakkingslijn.

Deze maatregelen hebben tot gevolg dat bij het indrukken van beide drukvlakken deze automatisch terugkomen naar hun uitgangspositie.

Andere aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvormen zijn uiteengezet in de bijbehorende onderconclusies.

Vervolgens zal de uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren, waarin voorstellen: fig. 1: een perspectivisch aanzicht van een houder, die voorzien is van een strooituit volgens de onderhavige uitvinding? fig. 2: een perspectivisch detailaanzicht van de in fig. 1 afgebeelde strooituit in de geopende positie? fig. 3: een met fig. 2 overeenkomend detailaanzicht tijdens het indrukken van de drukvlakken; fig. 4: een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de houder met een strooituit volgens de uitvinding? fig. 5: een perspectivisch detailaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; fig. 6: een bovenaanzicht van een plano waaruit de houder volgens fig. 1 kan worden vervaardigd? fig. 7: een detailaanzicht van een plano volgens een andere uitvoeringsvorm? en fig. 8: een detailaanzicht van een plano van weer een andere uitvoeringsvorm; en fig. 9: een detailaanzicht van een plano van een laatste uitvoeringsvorm.

In fig. 1 is een houder afgebeeld in de vorm van een doos 1. De doos 1 omvat een eerste zijwand 2 en een tweede zijwand 3, die gescheiden worden door een hoeklijn of -naad 4. Uiteraard omvat de doos verscheidene wanden, doch deze zijn voor de uitvinding niet van belang, zodat deze niet nader worden beschreven. Verder omvat de doos 1 een bovenwand 5, waarbij de grenswand tussen de bovenwand 5 en de eerste zijwand 2 gevormd wordt door een hoeklijn 6, en waarbij de bovenwand 5 gescheiden wordt van de tweede zijwand 3 door een hoeklijn 7.

In de zich vertikaal uitstrekkende hoeklijn 4 is een strooituit aangebracht, die in zijn geheel met 8 wordt aangeduid. De strooituit wordt gevormd door een eerste snijlijn 9, die zich uitstrekt vanaf een eerste punt op de hoeklijn 4 in de eerste zijwand 2, door een tweede snijlijn 10, die zich vanaf hetzelfde punt op de hoeklijn 4 uitstrekt in de tweede zijwand 3. Bij voorkeur strekken beide snijlijnen 9, 10 zich uit onder een hoek van hoofdzakelijk 90* ten opzichte van de hoeklijn 4.

De eindpunten van beide snijlijnen 9, 10 zijn door middel van een eerste perforatielijn 11, die zich in de eerste zijwand uitstrekt, verbonden met een tweede punt op de hoeklijn 6. Hierbij zij opgemerkt dat het tweede hoekpunt samenvalt met het hoekpunt Ί2 van de doos 1. vanaf het desbetreffende tweede punt strekt zich verder in de tweede zijwand 3 een tweede perforatielijn 13 uit naar het eindpunt van de tweede snijlijn 10. Door de hoeklijn 4, de eerste snijlijn 9 en de eerste perforatielijn 11 wordt een eerste tuitvlak 14 ingesloten, terwijl door de hoeklijn 4 de tweede snijlijn 10 en de tweede perforatielijn 13 een tweede tuitvlak 14 wordt ingesloten.

Vanaf een derde punt 16 op de hoeklijn 4 strekt zich een rillijn 17 uit naar het eindpunt van de eerste snijlijn 9. Vanaf hetzelfde derde punt 16 strekt zich een tweede rillijn 18 uit naar het eindpunt van de tweede snijlijn 10. De twee eerste rillijnen 17, de eerste snijlijn 9 en de hoeklijn 4 snijden een eerste drukvlak 19 in, terwijl de tweede rillijn 18, de tweede snijlijn 15 en de hoeklijn 4 een tweede drukvlak 20 insluiten.

Het is mogelijk de beide perforatielijnen uit te voeren als een andere vorm van verzwakkings1i j n, bijvoorbeeld als een rillijn. Hetzelfde geldt voor de rillijnen 17# 18; ook zij kunnen uitgevoerd worden als een ander type verzwakkingslijn, bijvoorbeeld als een perforatie-lijn.

De keuze van het type verzwakkingslijn zal mede afhangen van de eigenschappen van het materiaal# waarvan de doos 1 vervaardigd is, dus in het algemeen van de kwaliteit en de dikte van het karton# waarvan de doos 1 van vervaardigd is.

Bij voorkeur zijn de perforatielijnen echter zwakker uitgevoerd dan de rillijnen. Dit levert de beste werking op.

Door met bijvoorbeeld de wijsvinger de tuitvlakken 14, 15 in te drukken wordt de situatie verkregen# die in fig. 2 is afgebeeld. Het is in deze situatie mogelijk het korrelvormige materiaal uit de verkregen opening te strooien.

Wanneer na het strooien de tuit weer moet worden gesloten# wordt wederom bijvoorbeeld door middel van de wijsvinger een kracht uitgeoefend op het eerste drukvlak en het tweede drukvlak, zoals met de pijl 21 in fig. 3 is weergegeven. Daardoor zullen de eindpunten 22# 23 van de snijlijnen uit elkaar worden bewogen, zodat beide tuitvlakken 14, 15 weer naar hun oorspronkelijke positie kunnen terugbewegen. De beweging van de tuitvlakken 14, 15 in de met de pijl 24 aangegeven richting wordt bevorderd door het feit, dat de bovenrand van beide drukvlakken 19, 20 de onderrand van beide tuitvlakken 14, 15 meeneemt. Aldus wordt het sluiten van deze strooituit bijzonder makkelijk uitgevoerd zonder gepruts en zonder kans op beschadiging van de doos. Hierbij zij opgemerkt dat de levensduur van een dergelijke sluiting uiteraard beperkt is, doch dit zal in de praktijk minder van belang zijn; de strooituit kan zodanig stevig worden uitgevoerd, dat de doos eerder leeg is dan de strooituit versleten is.

Bij de in fig. 4 afgeheelde uitvoeringsvorm van de uitvinding is een gehele strooituit 25 verplaatst naar een positie lager op de hoeklijn 4. Voor de werking van de strooituit heeft dit verder geen gevolgen, met dien verstande, dat het bij de eerstgetoonde uitvoeringsvorm gemakkelijker is de doos te ledigen, omdat in dat geval het laatste restje korrelmateriaal minder gemakkelijk langs de strooituit stroomt en in de doos achterblijft.

Verder wijkt de in fig. 4 afgeheelde uitvoeringsvorm af door het feit, dat de vorm van de rillijnen 17, 18 anders is; deze hoekig uitgevoerd in plaats van rond, zoals bij de eerste uitvoeringsvorm. De overeenkomst tussen beide uitvoeringsvormen is daarentegen gelegen in het feit, dat de grootste breedte van de drukvlakken groter is dan de afstand tussen de eindpunten van de snijlijnen. Deze maatregel bevordert het naar zijn uitgangspositie doen terugbewegen van de drukvlakken.

Fig. 5 toont een andere uitvoeringsvorm, waarbij de drukvlakken 19, 20 aan de andere zijde van de tuitvlak-ken 14, respectievelijk 15 zijn aangebracht. Voor het overige komt de werking van deze uitvoeringsvorm overeen met de werking en de constructie van de voorgaande uitvoeringsvormen.

Fig. 6 toont een plano 27, waaruit een doos volgens fig. 1 kan worden vervaardigd. Hierbij blijkt dat in één stans/snij/perforatie-handeling de doos uit een vel papier, karton of ander materiaal kan worden gesneden, waarbij tegelijkertijd de rillijnen voor het vormen van de vouwen van de hoeklijnen worden gevormd, terwijl tevens de perforatielijnen, rillijnen en snijlijnen, benodigd voor de strooituit volgens de uitvinding, zijn aangebracht.

Fig. 7 toont een detailaanzicht van een plano van een andere uitvoeringsvorm. Bij deze uitvoeringsvorm snijden de perforatielijnen de snijlijnen buiten het eindpunt van de snijlijn. Dit heeft tot gevolg, dat de breedte van de drukvlakken groter is dan de breedte van de tuitvlakken. Deze maatregel heeft tot gevolg dat bij de sluitbeweging de tuitvlakken béter meegenomen worden door de drukvlakken. Bovendien zijn bij deze uitvoeringsvorm de derde en de vierde verzwakkingslijn stapsgewijs recht uitgevoerd.

Bij zwaarder materiaal is het nuttig de hoeklijn tussen de tuitvlakken lokaal te perforeren om de indrukken van de tuit te vergemakkelijken.

Ten slotte toont fig. 8 een uitvoeringsvorm, waarbij de snijlijnen 9,10 tussen de tuitvlakken 14,15 en de drukvlakken 19,20 gebogen zijn uitgevoerd. Door de gebogen uitvoering van deze snijlijnen wordt bij de geopende strooituit de strooiopening groter. Dit heeft tot gevolg dat ook strooimateriaal met grotere afmetingen, bijvoorbeeld chocoladevlokken, gemakkelijk door de strooituit heen kunnen, en verstoppingen kunnen worden voorkomen. In plaats van het gebogen uitvoeren van de snijlijnen 9,10 is het mogelijk de snijlijnen 9,10 recht, doch niet in eikaars verlengde, maar als het ware naar beneden geknikt, te laten lopen. Ook dan wordt een grotere strooiopening verkregen. Een dergelijke uitvoeringsvorm is in fig. 9 weergegeven.

Bij de in fig. 8 en 9 weergegeven uitvoeringsvormen zijn de rillijnen 17,18 zodanig gebogen uitgevoerd, dat zij beide deel uitmaken van een cirkel. Dit leidt tot een eenvoudiger gevormd stansmes.

Tevens strekken bij beide getoonde uitvoeringsvormen de snijlijnen 9,10 zich uit tot voorbij het snijpunt met de lijnen 11,13 om ook in deze situatie bij het sluiten van de tuit het beter meenemen van de lippen 14,15 door de drukvlakken 19,20 te verkrijgen.

Het zal tévens duidelijk zijn dat de strooituit volgens de uitvinding geen extra materiaalverbruik vergt. Aldus kan de strooituit volgens de uitvinding eveneens tegen een zeer lage kostprijs worden vervaardigd.

Claims

1. Van vouwbaar materiaal vervaardigde, op een hoeklijn van een strooituit voorziene houder, waarbij de strooituit gevormd wordt door: - een eerste snijlijn, die zich in een aan de hoeklijn grenzend vlak uitstrekt vanaf een eerste punt op de hoeklijn; - een tweede snijlijn, die zich in het andere aan de hoeklijn grenzende vlak uitstrekt vanaf het eerste punt op de hoeklijn? - een eerste verzwakkingslijn, die zich uitstrekt in het eerste aan de hoeklijn grenzende vlak vanaf een tweede punt op de hoeklijn, en die de eerste snijlijn snijdt; en - een tweede verzwakkingslijn die zich uitstrekt in het tweede aan de hoeklijn grenzende vlak vanaf het tweede punt op de hoeklijn , en die de tweede snijlijn snijdt, gekenmerkt door spreidmiddelen voor het tijdelijk vergroten van de afstand tussen het eindpunt van de eerste en de tweede snijlijn.

2. Houder volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de spreidmiddelen gevormd worden door; - een derde verzwakkingslijn, die een derde punt op de hoeklijn verbindt met het eindpunt van de eerste snijlijn? - een vierde verzwakkingslijn die het derde punt op de hoeklijn verbindt met het het eindpunt van de tweede snijlijn.

3. Houder volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de grootste afstand tussen de derde verzwakkingslijn, respectievelijk de vierde verzwakingslijn en de hoeklijn groter is dan de afstand tussen het snijpunt van de eerste snijlijn en de eerste verzwakkingslijn, respectievelijk de tweede snijlijn en de tweede verzwakkingslijn.

4. Houder volgens conclusie 3 net net kenmerk, dat het derde punt aan de andere zijde van het eerste punt gelegen is dan het tweede punt.

5. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies net het kenmerk, dat de snijlijnen en de verzwak-kingslijnen symmetrisch zijn ten opzichte van de hoeklijn.

6. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de eerste en de tweede snijlijnen zich beide hoofdzakelijk loodrecht op de hoeklijn uitstrekken.

7. Houder volgens een van de conclusies 1-5 met het kenmerk, dat de snijpunten van de snijlijnen met de hoeknaad op een grotere afstand van de bovenrand van de houder ligt dan de snijpunten van de rillijnen met de snijlijnen.

8. Houder volgens conclusie 7 met het kenmerk, dat beide snijlijnen gebogen zijn en beide de hoeknaad onder een hoofdzakelijk rechte hoek snijden.

9. Houder volgens conclusie 7 met het kenmerk, dat de snijlijnen recht zijn.

10. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de eerste en de tweede verzwakkingslijn sterker verzwakt zijn dan de derde en de vierde verzwakkingslijn.

11. Houder volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat de eerste en de tweede verzwakkingslijnen door een perforatie worden gevormd, en dat de derde en de vierde verzwakkingslijnen door een ril worden gevormd.

12. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de eerste en de tweede verzwak-. kingslijn de snijlijnen buiten hun eindpunt snijden.

13. Houder volgens een van de conclusies 1-12 met het kenmerk, dat de derde en de vierde verzwakkingslijn gebogen zijn.

14. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de derde en de vierde verzwak- kingslijn in de planovorm beide deel uitmaken van dezelfde cirkel

15. Houder volgens een van de conclusies 1-12 met het kenmerk, dat de derde en de vierde snijlijn geknikt zijn.

16. Houder volgens een van de conclusies 4-15 met het kenmerk, dat het tweede punt samenvalt met een hoekpunt van de houder.

17. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat het eerste vlak en het tweede vlak een hoek van hoofdzakelijk 90* insluiten.

18. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de hoeklijn tussen het eerste punt en het tweede punt geperforeerd is.

19. Plano voor een houder volgens een van de voorafgaande conclusies.