NL9201217A - Doosvormige verpakking met strooiopening. - Google Patents

Description

Doosvormige verpakking met strooiopening

De uitvinding heeft betrekking op een doosvormige verpakking met te openen en te sluiten strooiopening.

Doosvormige verpakkingen van het onderhavige type worden op grote schaal toegepast voor strooibare artikelen. Hierbij kan worden gedacht aan levensmiddelen, zoals broodbeleg, of aan waspoeder. Bij een bekende doosvormige verpakking van dit type wordt een aluminium schenklip toegepast, die een strooiopening afsluit en ten opzichte van de verpakking naar buiten kan worden verzwenkt voor het vrijgeven van de strooiopening.

De uitvinding beoogt een nieuwe doosvormige verpakking te verschaffen, waarvan het gebruik uitermate veelzijdig is.

Hiertoe bezit de doosvormige verpakking volgens de uitvinding het kenmerk, dat de strooiopening ter plaatse van een ribbe van de verpakking is gevormd en bestaat uit twee symmetrisch gevormde, zich aan weerszijden van de ribbe uitstrekkende en op elkaar aansluitende materiaaldelen, die elk aan één zijde, welke de ribbe snijdt, door een snijlijn van de verpakking zijn losgesneden en die elk ter plaatse van de resterende zijden via voorgevormde vouwlijnen met de verpakking zijn verbonden.

Voor het openen van de strooiopening ter afgifte van de inhoud van de doosvormige verpakking dient op de ribbe tussen de beide materiaaldelen een naar binnen gerichte drukkracht te worden uitgeoefend, waardoor de materiaaldelen ten opzichte van de verpakking binnenwaarts snappen en de strooiopening wordt vrijgegeven ter plaatse van de snijlijnen.

Overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van de doosvormige verpakking volgens de uitvinding geldt, dat elk mate-riaaldeel is gevormd uitgaande van de hoekpunten van een regelmatige zeshoek, waarbij de lijn tussen het eerste en het vierde hoekpunt samenvalt met de betreffende ribbe en zich tussen het eerste en het tweede (respektievelijk eerste en zesde) hoekpunt alsmede tussen het tweede en het derde (respektievelijk zesde en vijfde) hoekpunt telkens een vouwlijn uitstrekt, terwijl de snijlijn zich tussen het derde (respektievelijk vijfde) hoekpunt en de ribbe uitstrekt. Door een dergelijke constructieve vormgeving van de materiaaldelen wordt gewaarborgd, dat de strooiopening op vastomlijnde en reproduceerbare wijze wordt gevormd, waarbij de vouwlijnen een soepele beweging van de materiaaldelen veroorzaken.

Uitgaande van een op dergelijke wijze gevormde verpakking bestaan thans twee mogelijkheden. Overeenkomstig een eerste mogelijkheid geldt, dat zich tussen het tweede (respektievelijk zesde) hoekpunt en het op de ribbe gelegen denkbeeldige middelpunt van de regelmatige zeshoek eveneens een vouwlijn uitstrekt.

Door de toepassing van dergelijke vouwlijnen in de beide materiaaldelen wordt ervoor gezorgd, dat de materiaaldelen in de de strooiopening vrijgevende stand blijven staan, totdat door een geschikte manipulatie van de verpakking de strooiopening opnieuw wordt gesloten. Een dergelijke geschikte manipulatie omvat het op de buitenzijde van de verpakking uitoefenen van druk aan weerszijden van de materiaaldelen, waardoor spanningen worden opgewekt, die de materiaaldelen terug doen bewegen naar de gesloten stand van de strooiopening.

Wanneer dergelijke vouwlijnen tussen het tweede (respektievelijk zesde) hoekpunt en het genoemde denkbeeldige middelpunt niet worden toegepast zullen de materiaaldelen (na het opheffen van de druk op de ribbe) telkens automatisch terugkeren naar de de strooiopening sluitende stand. Derhalve zal in een dergelijk geval de strooiopening slechts geopend blijven, wanneer men voortdurend op de ribbe blijft drukken.

Verder is het mogelijk, dat de snijlijn zich in hoofdzaak loodrecht op de ribbe uitstrekt. Bij toepassing van een dergelijke snijlijn zal het betreffende gedeelte van de materiaaldelen tijdens het openen van de strooiopening in binnenwaartse richting ten opzichte van de verpakking verplaatst worden. Evenwel behoort het ook tot de mogelijkheden, dat de snijlijn zich uitstrekt tussen het derde (respektievelijk vijfde) en het vierde hoekpunt, terwijl zich tussen het derde (respektievelijk vijfde) hoekpunt en het denkbeeldige middelpunt van de regelmatige zeshoek eveneens een vouwlijn uitstrekt. Door een aldus gevormde snijlijn en door de toepassing van een dergelijke zich tussen het derde (respektievelijk vijfde) hoekpunt en het denkbeeldige middelpunt uitstrekkende vouwlijn wordt een configuratie verkregen, waarbij tijdens het openen van de strooiopening het zich boven deze vouwlijn bevindende gedeelte van de materiaaldelen in binnenwaartse richting wordt verplaatst, echter het zich tussen deze vouwlijn en de snijlijn bevindende gedeelte gelijktijdig buitenwaarts wordt verzwenkt. Hierdoor wordt als het ware een schenktuit gevormd.

Alhoewel de snijlijn en vouwlijnen in het meest eenvoudige geval uit rechte lijnen kunnen bestaan, bestaat tevens de mogelijkheid, dat de snijlijn en/of vouwlijnen uit gebogen lijnen, bij voorkeur cirkelbogen, bestaan.

Dergelijke cirkelbogen kunnen bijvoorbeeld gedeelten zijn van de door de hoekpunten van de regelmatige zeshoek gaande cirkel.

Tevens wordt een alternatieve uitvoeringsvorm van de doosvormige verpakking volgens de uitvinding genoemd, waarbij elk materiaaldeel is gevormd uitgaande van de hoekpunten van een semi-regelmatige zeshoek, waarvan de afstand tussen het tweede en derde (respektievelijk zesde en vijfde) hoekpunt een veelvoud bedraagt van de onderlinge afstand tussen de andere hoekpunten. In een dergelijk geval bezitten de materiaaldelen derhalve een meer langgerekte vorm. Ten aanzien van de uitvoeringsvormen met automatisch of niet automatisch sluitende strooiopening, respektievelijk wel of niet naar buiten zwenkende schenktuit bestaan hierbij dezelfde mogelijkheden als bij de eerdergenoemde verpakking uitgaande van een volledig regelmatige zeshoek. Hierbij dient slechts rekening te worden gehouden met het feit, dat thans als het ware een aantal denkbeeldige middelpunten op de ribbe aanwezig zijn. Een dergelijke uitvoeringsvorm kan worden toegepast bij verpakkingen voor giftige of bijtende stoffen. Door de langgerekte materiaaldelen blijft de afstand tussen de strooiopening en de vingers van een gebruiker groot en derhalve veilig.

Zoals reeds eerder werd opgemerkt, dient bij een zich niet automatisch sluitende uitvoeringsvorm van de verpakking druk te worden uitgeoefend aan weerszijden van de materiaaldelen voor het sluiten van de strooiopening. Voor het openen van de strooiopening wordt op de ribbe gedrukt. Ter vereenvoudiging van deze handelingen wordt een uitvoeringsvorm van de verpakking voorgesteld, waarbij op de ribbe alsmede aan weerszijden van de materiaaldelen markeringspunten zijn aangebracht, die de punten aangeven waar men moet drukken.

Tevens is een uitvoeringsvorm handig, die wordt gekenmerkt door een in het inwendige daarvan in de nabijheid van de strooiopening gevormd compartiment, dat in de gesloten stand van de strooiopening in open verbinding staat met het inwendige van de verpakking en dat in de geopende stand van de strooiopening door de materiaa1delen ten opzichte van het inwendige van de verpakking is afgesloten en via de strooiopening in verbinding staat met de omgeving. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm wordt het compartiment in de gesloten stand van de strooiopening automatisch gevuld met het materiaal uit de verpakking. Nadat de strooiopening is geopend wordt deze materiaalhoeveelheid uit het compartiment via de strooiopening uit de verpakking verwijderd, zonder dat nieuw materiaal in het compartiment kan stromen. Derhalve wordt hierdoor een gedoseerde materiaalafgifte verkregen.

Constructief kan een dergelijke verpakking zodanig zijn uitgevoerd, dat het compartiment is gevormd door twee wanddelen, die op de aan de ribbe grenzende verpakkingswanden alsmede op de in hoofdzaak loodrecht hierop staande verpakkingswand aansluiten.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvoorbeelden van de verpakking zijn weergegeven.

Fig, 1 toont in perspectivisch aanzicht een eerste uitvoeringsvorm van een verpakking volgens de uitvinding met gesloten strooiopening; fig. 2 toont dezelfde verpakking met geopende strooiopening; fig. 3 toont schematisch de vorming van de strooiopening volgens fig. l en fig. 2; fig. 4 toont schematisch de vorming van een andere strooiopening; fig. 5 toont perspectivisch een doosvormige verpakking, die is voorzien van de in fig. 4 getoonde strooiopening, in gesloten stand; fig. 6 toont de in fig. 5 getoonde verpakking in geopende stand; fig. 7 toont schematisch de vorming een andere uitvoeringsvorm van de strooiopening volgens de uitvinding, die tevens is voorzien van markeringspunten; fig. 8 toont op schematische wijze de vorming van een verdere uitvoeringsvorm van de strooiopening volgens de uitvinding; fig. 9 toont schematisch de vorming van nog een andere uitvoeringsvorm van de strooiopening volgens de uitvinding; fig. 10 toont perspectivisch een gedeelte van een doosvormige verpakking volgens de uitvinding, die is voorzien van een doseervoorziening, in de gesloten stand, en fig. 11 toont de in fig. 10 getoonde verpakking in de geopende stand.

In fig. 1 en fig. 2 is een doosvormige verpakking getoond, in een ribbe 1 waarvan een te openen en te sluiten strooiopening 2 is gevormd. In fig. 1 is zichtbaar, dat de strooiopening gesloten is, terwijl in fig. 2 zichtbaar is dat de strooiopening geopend is.

Aan de hand van fig. 3 wordt thans toegelicht, op welke wijze de strooiopening is gevormd. In fig. 3 zijn beide zijwanden 3 en 4 van de verpakking uit de fig. 1 en 2 in een plat vlak gelegd. In dit platte vlak strekt zich de betreffende ribbe 1 uit. Tevens zijn zes opeenvolgende hoekpunten 5-10 van een regelmatige zeshoek ingetekend. Het eerste hoekpunt 5 en het vierde hoekpunt 8 bevinden zich op de ribbe 1. Tussen het eerste hoekpunt 5 en het tweede hoekpunt 6 respektievelijk het eerste hoekpunt 5 en het zesde hoekpunt 10 bevinden zich vouwlijnen 11 en 12. Deze vouwlijnen zijn voorgevormd in het materiaal (bijvoorbeeld karton), waaruit de verpakking bestaat. Tevens zijn vouwlijnen aanwezig tussen het tweede hoekpunt 6 en het derde hoekpunt 7 respektievelijk het zesde hoekpunt 10 en het vijfde hoekpunt 9. Deze vouwlijnen zijn aangeduid met 13 en 14. Tenslotte strekken zich tussen het tweede hoekpunt 6 en het denkbeeldige middelpunt 15 van de zeshoek alsmede tussen het zesde hoekpunt 10 en dit middelpunt vouwlijnen 16 en 17 uit. Tevens is zichtbaar, dat tussen het derde hoekpunt 7 en de ribbe 1 alsmede tussen het vijfde hoekpunt 9 en deze ribbe 1 snijlijnen 18 en 19 zijn gevormd, alwaar het materiaal van de verpakking geheel is doorgesneden.

Door het in het voorgaande beschreven patroon van vouwlijnen en snijlijnen worden twee materiaaldelen 20 en 21 gevormd, die respektievelijk worden begrensd door de vouwlijnen 11 en 13, snijlijn 18 en de ribbe 1 alsmede de vouwlijnen 12 en 14, snijlijn 19 en de ribbe 1. In de gesloten stand van de strooiopening bevinden deze materiaaldelen zich in het vlak van de respektievelijke zijwanden 3 en 4 van de verpakking. Wanneer de strooiopening wordt geopend wordt een binnenwaartse druk op de ribbe 1 uitgeoefend (bijvoorbeeld ter plaatse van een op de ribbe aangebracht markeringspunt 30), waarbij de materiaaldelen ten opzichte van de zijwanden 3, 4 naar binnen bewegen, en overeenkomstig fig. 2 een opening 22 wordt gevormd. Via deze opening kan in de verpakking aanwezig materiaal, zoals broodbeleg, waspoeder of dergelijke, worden afgegeven.

De vouwlijnen 16 en 17 dragen bij aan het ontstaan van een krachtenpatroon in het materiaal van de verpakking, waardoor de materiaaldelen 20 en 21, na ten opzichte van de zijwanden 3 en 4 naar binnen te zijn gedrukt, in deze binnenwaartse stand blijven staan. Voor het sluiten van de opening 22 dient aan weerszijden van de materiaaldelen 20 en 21 (bijvoorbeeld ter plaatse van markeringspunten 31 en 32) op de verpakking te worden gedrukt. Mochten deze vouwlijnen 16 en 17 niet worden toegepast, dan zullen de materiaaldelen 20 en 21 na het opheffen van de druk op de ribbe 1 automatisch naar hun oorspronkelijke stand (in het vlak van de respektievelijke zijwanden 3 en 4) terugkeren, zonder dat op de verpakking moet worden gedrukt.

In fig. 4 is een andere uitvoeringsvorm van de strooi-opening getoond, die behoort bij de in fig. 5 en 6 getoonde verpakking. Overeenkomstig het in fig. 3 getoonde zijn ook thans vouwlijnen 11-14 en 16, 17 aanwezig. Thans zijn echter tevens zich tussen het derde hoekpunt 7 en het denkbeeldige middelpunt 15 alsmede het vijfde hoekpunt 9 en dit denkbeeldige middelpunt 15 uitstrekkende vouwlijnen 23 en 24 aanwezig. Verder blijkt, dat de snijlijnen zich thans uitstrekken tussen het derde hoekpunt 7 en het vierde hoekpunt 8 respektievelijk het vijfde hoekpunt 9 en het vierde hoekpunt 8. Deze snijlijnen zijn aangeduid met de verwij-zingscijfers 25 en 26. De materiaaldelen 20 en 21 verschillen derhalve qua vorm van de materiaaldelen volgens fig. 3.

Wanneer de overeenkomstig fig. 4 getoonde strooiopening moet worden geopend, wordt opnieuw een binnenwaartse druk op de ribbe 1 uitgeoefend. Hierbij worden de gedeelten van de materiaaldelen, die worden begrensd door de vouwlijnen 11, 13, 23 en de ribbe 1 respektievelijk de vouwlijnen 12, 14, 24 en de ribbe 1 binnenwaarts verplaatst, terwijl echter de materiaalgedeelten die worden begrensd door de vouwlijn 23, de snijlijn 25 en de ribbe 1 respektievelijk de vouwlijn 24, de snijlijn 26 en de ribbe 1 bui tenwaarts verzwenken. Uitgaande van de in fig. 5 getoonde gesloten stand van de aldus gevormde strooiopening wordt, overeenkomstig fig. 6, als het ware een schenktuit gevormd, die een opening 27 begrenst. Voor het sluiten van de opening 27 kan opnieuw te werk worden gegaan als beschreven met betrekking tot de uitvoeringsvorm uit de fig. 1-3.

In fig. 7 is opnieuw op schematische wijze, waarbij de twee zijwanden 3 en 4 van de verpakking in hetzelfde vlak zijn getoond, de opbouw van een op andere wijze uitgevoerde strooiopening getoond. Deze strooiopening komt in hoofdzaak overeen met de in fig. 3 getoonde strooiopening, echter thans zijn de vouwlijnen 13 en 14 vervangen door vouwlijnen 28 en 29 met dubbele lengte. Tevens zijn in fig. 7 thans de markeringspunten 30-32 zichtbaar die reeds in fig. 1 op de verpakking zijn weergegeven. Voor het openen van de strooiopening dient op de ribbe 1 te worden gedrukt, hetgeen is gemarkeerd door markeringspunt 30. Voor het sluiten van de strooiopening moet zijdelings van de materiaaldelen 20 en 21 op de verpakking worden gedrukt, hetgeen is aangeduid door de markeringspunten 31 en 32. Vanzelfsprekend zijn de markeringspunten 31 en 32 niet nodig, indien een uitvoeringsvorm is gekozen, waarbij de vouwlijnen 16 en 17 niet aanwezig zijn, en waarbij derhalve de materiaaldelen automatisch naar een gesloten stand terugbewegen, wanneer de op de ribbe 1 (ter plekke van het markeringspunt 30) uitgeoefende kracht wordt weggenomen.

In fig. 8 is een uitvoeringsvorm van de strooiopening op overeenkomstige schematische wijze weergegeven, die evenals de in fig. 7 getoonde strooiopening is voorzien van langere vouwlijnen 28 en 29. Voor het overige komt deze strooiopening overeen met de in fig. 4 getoonde strooiopening, met dienverstande, dat thans als het ware twee denkbeeldige middelpunten 33 en 34 aanwezig zijn.

Fig. 9 toont een uitvoeringsvorm van de strooiopening, die in hoofdlijnen overeenkomt met de in fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm, waarbij echter een aantal vouwlijnen 11' en 12' alsmede de snijlijnen 18' en 19' een gebogen vorm bezitten. In het bijzonder kunnen deze gebogen snijlijnen 18' en 19' respektievelijk gebogen vouwlijnen 11' en 12' cirkelboogvormig zijn. Deze cirkelbogen kunnen hierbij gedeelten zijn van de de regelmatige zeshoek omschrijvende cirkel, zoals bij de vouwlijnen 11' en 12'.

In fig. 10 is dat gedeelte van een verpakking weergegeven, alwaar een strooiopening is aangebracht. In het inwendige van de verpakking sluiten op de beide zijwanden 3 en 4 alsmede op de bodem 35 twee wanddelen 36 en 37 aan. In fig. 10 is de strooiopening gesloten, en staat het compartiment, dat wordt begrensd door de wanddelen 36, 37, de zijwanden 3, 4 alsmede de bodem 35 aan zijn bovenzijde in open verbinding met het inwendige van de verpakking, zodat in de verpakking aanwezig materiaal in dit compartiment kan stromen. Wanneer vervolgens overeenkomstig fig. 11 de strooiopening wordt geopend, bewegen de materiaaldelen 20 en 21 binnenwaarts en sluiten deze aan op de vrije bovenranden van de wanddelen 36 en 37. Hierdoor wordt het genoemde compartiment aan de bovenzijde gesloten, zodat niet langer materiaal uit de rest van de verpakking in dit compartiment kan stromen. Het inwendige van dit compartiment staat thans echter via de thans geopende strooiopening in verbinding met de omgeving, zodat de inhoud van het compartiment naar buiten kan stromen. Door het opnieuw sluiten van de strooiopening kan het compartiment opnieuw worden gevuld. Een herhaling van deze handelingen levert een gedoseerde afgifte van materiaal uit de verpakking op.

De uitvinding is niet beperkt tot in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijze kunnen worden gevarieerd.

Claims (10)

1. Doosvormige verpakking met te openen en te sluiten strooiopening, net bet kenmerk, dat de strooiopening ter plaatse van een ribbe van de verpakking is gevormd en bestaat uit twee symmetrisch gevormde, zich aan weerszijden van de ribbe uitstrekkende en op elkaar aansluitende materiaaldelen, die elk aan één zijde, welke de ribbe snijdt, door een snijlijn van de verpakking zijn losgesneden en die elk ter plaatse van de resterende zijden via voorgevormde vouwlijnen met de verpakking zijn verbonden.

2. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk materiaaldeel is gevormd uitgaande van de hoekpunten van een regelmatige zeshoek, waarbij de lijn tussen het eerste en het vierde hoekpunt samenvalt met de betreffende ribbe en zich tussen het eerste en het tweede (respektievelijk eerste en zesde) hoekpunt alsmede tussen het tweede en het derde (respektievelijk zesde en vijfde) hoekpunt telkens een vouwlijn uitstrekt, terwijl de snijlijn zich tussen het derde (respektievelijk vijfde) hoekpunt en de ribbe uitstrekt.

3. Verpakking volgens conclusie 2, met bet kenmerk, dat zich tussen het tweede (respektievelijk zesde) hoekpunt en het op de ribbe gelegen denkbeeldige middelpunt van de regelmatige zeshoek eveneens een vouwlijn uitstrekt.

4. Verpakking volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de snijlijn zich in hoofdzaak loodrecht op de ribbe uitstrekt .

5. Verpakking volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de snijlijn zich uitstrekt tussen het derde (respektievelijk vijfde) en het vierde hoekpunt, terwijl zich tussen het derde (respektievelijk vijfde) hoekpunt en het denkbeeldige middelpunt van de regelmatige zeshoek eveneens een vouwlijn uitstrekt.

6. Verpakking volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de snijlijn en/of vouwlijnen uit gebogen lijnen, bij voorkeur cirkelbogen, bestaan.

7. Verpakking volgens een der conclusies 2-6, met het kenmerk, dat elk materiaaldeel is gevormd uitgaande van de hoekpunten van een semi-regelmatige zeshoek, waarvan de afstand tussen het tweede en derde (respektievelijk zesde en vijfde) hoekpunt een veelvoud bedraagt van de onderlinge afstand tussen de andere hoekpunten.

8. Verpakking volgens een der conclusies 2-7, met het kenmerk, dat op de ribbe alsmede aan weerszijden van de materiaal-delen markeringspunten zijn aangebracht.

9. Verpakking volgens een der conclusies 1-8, gekenmerkt door een in het inwendige daarvan in de nabijheid van de strooiopening gevormd compartiment, dat in de gesloten stand van de strooiopening in open verbinding staat met het inwendige van de verpakking en dat in de geopende stand van de strooiopening door de materiaaldelen ten opzichte van het inwendige van de verpakking is afgesloten en via de strooiopening in verbinding staat met de omgeving.

10. Verpakking volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het compartiment is gevormd door twee wanddelen, die op de aan de ribbe grenzende verpakkingswanden alsmede op de in hoofdzaak loodrecht hierop staande verpakkingswand aansluiten.